Spelregels voor 4 personen KAART EN SPELAVOND Initiatie Manillen. Jenthe Soenens. Club 250 Ouderraad Sint-Lodewijkscollege Spoorwegstraat 1

Transcriptie

1 Spelregels voor 4 personen KAART EN SPELAVOND 2016 Initiatie Manillen Jenthe Soenens 1

2 Te gebruiken kaarten De vier soorten: Harten, Ruiten (koeken), Schoppen (pikkens), Klaveren Figuur Term Dialect Schoppens Klaveren Harten Ruiten Pikkens Kloavers Èrtens Koekens Van elke soort: de tien (de manille), de aas, de heer, de dame, de boer, de negen, de acht en de zeven (dus vier maal acht kaarten = 32 kaarten) Aantal spelers Kan variëren (2, 3, 4 of 6) maar bij ons meestal 4 spelers in 2 kampen: dikwijls genoteerd als W en Z ( Wij en 'Zij'). Je medespeler is je partner en zit schuin tegenover jou. De waarde van de kaarten De tien (de manille): 5 punten De aas: 4 punten De heer: 3 punten De dame: 2 punten De boer (zot): 1 punten De andere kaarten: 0 punten maar de 9 gaat boven de 8; de 8 boven de 7. Er zijn dus in totaal 60 punten in het spel. Je speelt met je partner die schuin tegenover je zit. Je scoort als je samen meer dan 30 punten behaalt. Genoteerde punten: het behaalde aantal min 30, bv. je ploeg haalt 34 punten ==> = 4 punten om te noteren

3 Als de eindstand is, dan tellen de punten voor de volgende ronde dubbel. Het kan niet hoger dan vierdubbel worden. Wie het eerst 101 punten haalt, wint. Bij valsspelen gaan er 30 punten naar de tegenpartij. Bv. Kopen als je eigenlijk nog kan volgen. Verdeling van de kaarten Om te bepalen wie eerst mag delen, wordt door één speler van het team een kaart genomen uit de stapel. De speler met de hoogste waarde mag beginnen delen. De volgende delingen gaan verder in wijzerzin. Iemand begint te delen. Hij schudt de kaarten. Degene die rechts van hem zit neemt af. Dit betekent dat hij/zij een deel van het stapeltje ervan af neemt (minimum 3 kaarten). De deler legt het overblijvende stapeltje dan op het pas afgenomen stapeltje. Dit wordt gedaan om vals spelen te vermijden: als de tegenpartij vermoedt dat de deler vals speelde, kan ze 3 kaarten afnemen, waardoor de kaarten dan goed zitten voor hen. Hij kan ook kloppen op het stapeltje. Dit betekent: "Ik wil niet afpakken, de kaarten liggen goed." De deling begint in wijzerzin bij de kaarter links van de deler in drie ronden: eerst drie, dan twee en tenslotte weer drie kaarten. De partner van de deler moet wachten om zijn/haar te bekijken tot de deler 'troef' heeft gemaakt (zie lager). De andere spelers mogen meteen beginnen met hun kaarten te ordenen. Als iedereen klaar is, mag de tegenspeler links van de deler 'uitkomen' (de eerste kaart van de eerste slag op tafel leggen). 'Troef' Bij het begin van het spel maakt de deler troef! Dit is het soort kaarten waarmee gekocht kan worden. Hij kiest gewoonlijk die soort waarvan hij de beste kaarten heeft. Er zijn 8 troefkaarten in elk spel, bij kaarters die het spel al beheersen, wordt de troef geteld. Zo weet je hoeveel troeven er al gespeeld zijn. Je moet 'volgen' In principe moet je altijd volgen, als je kaarten van dezelfde soort hebt als waarmee is uitgekomen, dan moet je die smijten.

4 Als je een hogere kaart hebt van dezelfde soort, moet je 'bovengaan' (een hogere kaart leggen dan de kaart van de 'vijand'). Dat geldt niet als je partner aan slag is (de voorlopig hoogste kaart gelegd heeft). Als je niet kunt volgen Je hebt troef: o Als de slag aan de vijand ligt moet je kopen (de slag naar jou toetrekken door een troefkaart te gooien). o Als de slag aan je maat ligt, hoef je niet te kopen. o Je moet 'boven kopen' als je niet kunt volgen maar wel een hogere troefkaart hebt dan de vijand voor je. Je hebt geen troef: o Als je denkt dat de slag aan je partner blijft of dat hij hem zal behalen, dan kun je vetten' (je gooit een kaart van een andere soort met een hoge waarde), maar soms kan het beter zijn die te houden om later zelf een slag te halen. o Als je denkt dat de slag naar de anderen gaat, gooi je er een klein kaartje (van een andere soort) er bovenop. Ook genaamd een verliesblad zoals bv 7,8 en 9 De volgende ronde mag de persoon uitkomen, die de winnende kaart gespeeld. Zo wordt het spel doorgespeeld tot alle kaarten gespeeld zijn. 'Mull', 'Blinde Mull' Als de deler mooie kaarten heeft van verschillende soorten (bv. 3 tienen en enkele azen), kan hij ervoor kiezen om 'met de mull te gaan'. Dit is zonder troef. Hij of zij zegt dan mull!. De punten tellen dubbel. Blinde mull of zonder troef: voor de deler zijn kaarten ziet, kan hij een blinde mull maken. Dat betekent dat er mull wordt afgesproken (geen troef), maar dat de punten vierdubbel tellen. 'Meegaan' Wanneer een tegenspeler denkt sterkere kaarten te hebben dan de deler, dan zegt hij of zij: Ik ga mee! Ook in dit geval tellen de punten dubbel. Als de deler de uitdaging aanneemt en terug meegaat, worden de punten verviervoudigd. Bv als je veel troef hebt, of als je meerder tienen hebt,

5 Wist-je-datjes Bepaalde regels zijn streekgebonden. Als je kunt moet je altijd vetten. Een renong, is een soort die men niet heeft. Wanneer je een soort niet hebt en je hoeft niet te kopen dan kan je een renong maken door een soort te gooien waarvan je maar één kaart hebt. Je kan dan wanneer deze soort gekaart wordt, die soort kopen omdat je een renong gemaakt hebt. De geite, is van elke soort 2 kaarten hebben.