WABO Dienstverlening fase /2018 READER WERKEN AAN BEROEPSOPDRACHTEN

Transcriptie

1 READER WERKEN AAN BEROEPSOPDRACHTEN Schooljaar

2 Inhoud Inleiding... 3 Uitleg over de opdrachten (met voorbeelden uit digibib)... 4 DV-B1-K1-W1 Bereidt werkzaamheden voor en stemt af... 8 Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Oriënteren... 9 Plannen... 9 Uitvoeren Controleren en Evalueren Reflecteren Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W2 Maakt ruimtes gebruiksklaar Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W3 Treedt op als aanspreekpunt Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W4 voert eenvoudige administratieve werkzaamheden uit Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W5 Assisteert bij voorraadbeheer Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W6 Draagt bij aan een veilige situatie Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. DV-B1-K1-W7 Voert eenvoudige onderhouds- en herstelwerkzaamheden uit Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. DV-B1-K1-W8 voert werkzaamheden uit gericht op voeding Opdracht c: Bijlage: feedbackformulier DV-B1-K1-W9 Evalueert de werkzaamheden

3 Opdracht c:... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage: feedbackformulier Literatuurlijst

4 Inleiding Tijdens de lessen WABO en op stage werken studenten aan beroepsopdrachten. Deze opdrachten worden op school besproken en voorbereid, en op stage uitgevoerd en beoordeeld. De studenten houden de volgorde aan zoals op school in de les besproken. Om aan deze opdrachten te werken gebruiken de studenten digibib. Hiervoor is een licentie nodig. We hebben een licentie aangeschaft voor gebruik van de digitale databank Zorg en Welzijn van het Consortium. Deze licentie is uitsluitend bedoeld voor docenten en begeleiders in de praktijk (beroepspraktijkvorming) en niet voor studenten. Zij gebruiken een aparte licentie. Hieronder de inloggegevens die de stagebegeleiders kunnen gebruiken voor de digitale databank. Website: en voer de activatiecode in: 9G3RK De opdrachten uit digibib zijn in deze reader weergegeven. De studenten werken op school aan de voorbereiding van de beroepsopdracht. Op stage voeren zij de opdracht uit, waarna de stagebegeleider hen beoordeelt met het bijbehorende feedbackformulier. De student levert na het uitwerken elke opdracht in bij de docent. De opdracht is uitgewerkt volgens het format van de opdrachten: - Zij maken per opdracht stap 1 tot en met 4 - Zij voegen de bewijsstukken (bijv. werkplanning, aantekeningen) toe die bij de opdracht gevraagd worden - Zij voegen een kopie of scan toe van het op stage ingevulde feedbackformulier Let op: bij het invullen van het feedbackformulier is het belangrijk dat de stagebegeleider per kolom een paraaf zet (geen kruisjes), die duidelijk binnen de lijntjes is gezet. Ook wordt er feedback gegeven en tot slot voor akkoord ondertekend. Het inleveren gebeurt volgens onderstaand schema: Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren inwerkopdracht BPV Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 1 Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 2 Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 3 Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 4 Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 5 Week: Uitvoeren (BPV) en inleveren oefenopdracht 6 Week: Uitvoeren(BPV) en inleveren oefenopdracht 7 3

5 Uitleg over de opdrachten (met voorbeelden uit digibib) Elke beroepsopdracht begint met een korte inleiding, waarin de opdracht wordt uitgelegd. Hier staat belangrijke informatie voor de studenten, zodat zij weten hoe de opdracht eruit ziet en wat ze moeten doen (foto 1). n.b.: In deze reader worden bij de inleiding de te behalen leerdoelen (kennis en vaardigheden) ** benoemd. In digibib staan deze achter het feedbackformulier. Vervolgens doorloopt de student de stappen links in digibib. Door deze stappen te doorlopen wordt de opdracht afgerond. Foto 1: inleiding van de opdracht Na het doorlezen van de opdracht (zie boven) gaat de student naar de stap oriënteren (foto 2). Om deze stap af te ronden moeten vragen worden beantwoord. Door deze vragen te beantwoorden verdiept de student zich in de te nemen acties ter afronding van de beroepsopdracht. Per stap wordt in de kolom rechts aangegeven welke bewijsstukken de student moet opleveren bij deze stap. Foto 2: deelstap oriënteren 4

6 Bij de volgende stap plannen (foto 3) maken de studenten een werkplanning voor het uitvoeren van de gehele beroepsopdracht. Dus niet alleen voor de daadwerkelijke uitvoering op stage, maar ook plannen zij het voorbereiden en uitwerken van de opdracht in. Hierdoor leert de student om zijn werk planmatig aan te pakken. De uitgewerkte werkplanning is altijd een bewijsstuk wat ingeleverd moet worden. Het format voor de werkplanning vindt de student op digibib. Foto 3: deelstap plannen Bij de stap uitvoeren (foto 4) gaat de student tijdens de uitvoering aantekeningen maken. Ook dit is weer een bewijsstuk wat ingeleverd moet worden. Foto 4: deelstap uitvoeren 5

7 Bij de stap controleren (foto 5) gaat de student het uitgevoerde werk controleren door wederom de vragen te beantwoorden. Is alles gedaan? Foto 5: deelstap controleren Bij de stap reflecteren (foto 6) kijkt de student terug op de opdracht en reflecteert hierop. Hierbij is een kritische houding van belang; Wat kan een volgende keer beter en hoe?, Of: Hoe kan ik juist hetzelfde doen voor een goed resultaat? Foto 6: deelstap reflecteren 6

8 Bij punt 3 is het feedbackformulier (foto 7) te vinden wat de stagebegeleider invult ter beoordeling. Let op: bij het invullen van het feedbackformulier is het belangrijk dat de stagebegeleider per kolom een paraaf zet (geen kruisjes), die duidelijk binnen de lijntjes is gezet. Ook dient de feedback ingevuld te worden en tot slot wordt er voor akkoord ondertekend. Foto 7: feedbackformulier 7

9 DV-B1-K1-W1 Bereidt werkzaamheden voor en stemt af Leerdoelen DV-B-K1-W1 Bereidt werkzaamheden voor en stemt af Kennis heeft basiskennis van gebruik en toepassing van social media en internet heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft basiskennis van hygiëne/haccp heeft kennis over het opstellen van een werkplanning heeft kennis van materialen en middelen Vaardigheden kan basiskennis van voeding en levensmiddelenbeheer toepassen kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan veelvoorkomende softwareprogramma's toepassen ten behoeve van registratie van gegevens kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties aantekeningen maken In je werk heb je overleg. In het overleg worden afspraken gemaakt wie wat doet. Ook jouw werkopdrachten worden dan afgesproken. Je gaat in deze opdracht een overleg bijwonen. Je gaat ook oefenen om werkplanningen te maken. Opdracht A: Het voorbereiden van werkzaamheden door het opstellen van een werkplanning Kies een of meerdere situaties en maak daarvoor een werkplanning. Maak gebruik van het schema dat jouw opleiding daarvoor aanlevert of maak gebruik van de instructies van je BPV-adres. Maak gebruik van de 5 W s en eventueel de H bij het opstellen van je werkplanning. Vraag je begeleider of een collega om feedback op de door jou gestelde planning. Opdracht B: Het afstemmen met collega s de wensen en verwachtingen van klanten worden overlegd met je leidinggevende. Vraag of je een werkoverleg bij mag wonen waarin deze mensen worden besproken. Observeer tijdens het overleg hoe er gecommuniceerd wordt. Kijk wie er aantekening maakt en wat er opgeschreven wordt. Bespreek je observaties met je begeleider. Resultaat Opdracht A: je hebt geoefend met het opstellen van een werkplanning. Opdracht B: je hebt geoefend in het afstemmen met collega s. 8

10 Bewijzen ingevulde feedbacklijst werkplanningen De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? 9

11 Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 10

12 Bijlage: feedbackformulier 11

13 12

14 DV-B1-K1-W2 Maakt ruimtes gebruiksklaar Leerdoelen DV-B-K1-W2 Maakt ruimtes gebruiksklaar Kennis heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft kennis over het opstellen van een werkplanning heeft kennis van materialen en middelen Vaardigheden kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties aantekeningen maken kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden inrichten en gebruiksklaar maken van ruimten het opstellen van een werkplanning het opruimen en schoonmaken van ruimten Inleiding Het klaarzetten en inrichten van ruimtes behoort tot de taken van een dienstverlener. In overleg met je collega s of je leidinggevende los je eenvoudige praktische problemen bij het klaarzetten op. Als het gevraagd wordt, breng je de ruimte na afloop weer op orde. In deze oefenopdracht leer je: ruimtes klaar maken voor gebruik ruimtes opruimen voor gebruik ruimtes controleren. Opdracht Je richt alleen, of samen met klanten of met collega s, de werk-, activiteiten- en/of verblijfsruimte in. Dit kan binnen of buiten zijn. De ruimte kan ingericht worden wanneer deze opgeruimd en schoon is. Wanneer dit niet zo is, ga je dat eerst doen. Je verzamelt de benodigde materialen en middelen voor de inrichting en/of aankleding van de ruimte en zet deze klaar voor gebruik. Je zet meubilair, materialen en/of middelen in de gewenste opstelling waardoor je zorgt voor een gezellige aankleding van de ruimte en een gastvrije sfeer.het op de juiste manier klaarzetten van ruimtes heeft twee voordelen: Mensen beleven plezier aan een gezellige en efficiënt ingerichte ruimte. Een overzichtelijk ingerichte ruimte levert geen hindernissen op en voorkomt gevaarlijke situaties. Opdracht A. Kies een soort ruimte die je gebruiksklaar wilt maken Denk bijvoorbeeld aan: Een kantoorruimte op school of in een instelling Een ruimte waar kinderen kunnen overblijven 13

15 Een ruimte waar ouderen kunnen samenkomen Een activiteiten- of knutsellokaal Een ruimte voor een kinderfeestje Een vergaderruimte Een ruimte waar een maaltijd plaatsvindt Het opruimen van een keuken Houd rekening met het soort ruimte, het soort bezoekers, het budget, het doel waarvoor de ruimte gebruiksklaar moet worden gezet en met eventueel andere aandachtspunten. Maak een moodboard om aan te geven welke sfeer de ruimte krijgt die jij gaat inrichten. Maak een plattegrond van de ruimte. Houd rekening met de plaats van de deuren, de ramen, de stopcontacten enzovoort. Zet op papier welke materialen en middelen je nodig hebt voor het inrichten van de ruimte. Opdracht B. Bespreek je plan met je begeleider Vraag feedback op de criteria uit de feedbacklijst. Opdracht C. Maak een werkplanning voor het gebruiksklaar maken van jouw ruimte Het maken van een werkplanning wordt ook geoefend bij werkproces B1-K1-W1. Opdracht D. Oefen in het gebruiksklaar maken van een ruimte Werk volgens aanwijzingen van je begeleider of het werkplan. Controleer of de klaar te zetten ruimte schoon en opgeruimd is. Ruim eerst op en maak schoon wanneer dit niet het geval is. Verzamel de benodigde materialen en middelen om de ruimte klaar te maken voor gebruik. Zet meubilair, materialen en/of middelen in de gewenste opstelling. Zorg voor een gastvrije sfeer. Houd rekening met eventuele voorschriften van je organisatie. Vraag hulp bij praktische problemen. Opdracht E. Breng de ruimte na afloop weer op orde Vraag tijdens de oefenfase om feedback. Gebruik hiervoor de criteria uit de feedbacklijst. Resultaat: Opdracht A: je hebt geoefend in nadenken over de inrichting van verschillende ruimtes. Opdracht B: je hebt geoefend in overleggen met je begeleider. Opdracht C: je hebt geoefend in het maken van een werkplanning. Opdracht D: je hebt geoefend in het gebruiksklaar maken van verschillende ruimtes. Opdracht E: je hebt geoefend a) Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? b) Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? c) Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? d) Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? e) Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. 14

16 De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. 15

17 Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 16

18 Bijlage: feedbackformulier 17

19 18

20 DV-B1-K1-W3 Treedt op als aanspreekpunt Leerdoelen DV-B-K1-W3 Treedt op als aanspreekpunt Vaardigheden kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan omgaan met grensoverschrijdend gedrag kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan veelvoorkomende softwareprogramma's toepassen ten behoeve van registratie van gegevens kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties kan gesprekstechnieken gebruiken Kan servicegericht werken Inleiding: De werkzaamheden van een medewerker dienstverlening zijn ondersteunend van aard en kunnen heel verschillend zijn. Je werkt in bedrijven die diensten verlenen aan individuele of aan groepen cliënten. Een dienstverlener krijgt werkopdrachten en instructies van zijn leidinggevende. Een dienstverlener werkt in bedrijven die diensten verlenen aan individuele of aan groepen klanten. Hij krijgt gepland en ongepland te maken met klanten die vragen stellen of wensen uiten. Je begroet de klant en staat hem te woord. Je vraagt naar de wensen van de klant en informeert de klant. Wanneer er onduidelijkheden zijn, breng je de klant in contact met een andere collega. Je registreert eventuele gegevens volgens voorschrift. Je kunt een gesprek afronden en daarbij de tevredenheid van de klant checken. In deze oefenopdracht leer je: klanten begroeten klanten informatie geven gegevens registreren gesprek afronden doorverwijzen naar een collega omgaan met verschillende soorten mensen. Je gaat oefenen met: Opdracht A. Begroeten van klanten Begroet de klant. 19

21 Stel jezelf voor wanneer je de klant voor het eerst ontmoet. Vraag naar de wensen van de klant. Opdracht B. Informeren van klanten Beantwoord de vraag van de klant. Breng, wanneer je het antwoord niet weet, de klant in contact met een collega. Opdracht C. Aanpassen aan omstandigheden Omgaan met onvoorziene omstandigheden. Opdracht D. Afronden en tevredenheid controleren Klantvriendelijk werken. Opdracht E. Registreren van gegevens Registreer de gegevens van de klant in het systeem zoals in de organisatie gebruikelijk is. Vraag tijdens de oefenfase om feedback. Gebruik hiervoor de criteria uit de feedbacklijst. Resultaat: De klant is gastvrij ontvangen en juist geïnformeerd. Eventuele gegevens zijn op de juiste manier geregistreerd. Bewijsstuk: Ingevulde feedbacklijst De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. 20

22 De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. 21

23 Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 22

24 Bijlage: feedbackformulier 23

25 24

26 DV-B1-K1-W4 voert eenvoudige administratieve werkzaamheden uit Leerdoelen DV-B-K1-W4 Voert eenvoudige administratieve werkzaamheden uit Kennis heeft basiskennis van gebruik en toepassing van social media en internet heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft basiskennis van het systeem van voorraadbeheer heeft basiskennis van hygiëne/haccp Vaardigheden kan een werkplan gebruiken kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan veelvoorkomende softwareprogramma's toepassen om gegevens te registreren kan handleidingen en etiketten lezen kan (eventueel) systemen van voorraadbeheer gebruiken Inleiding Administratieve werkzaamheden kosten soms erg veel tijd. Jij, als dienstverlener, kunt daarin je collega s of begeleider ondersteunen. Men mag van jou verwachten dat je in ieder geval weet hoe je moet kopiëren, printen en scannen. In deze oefenopdracht leer je: gegevens (digitaal) verwerken en opzoeken printen, scannen en kopiëren. Je gaat oefenen met: Opdracht A. Een aantal verschillende administratieve werkzaamheden die in de organisatie voorkomen Denk bij het uitvoeren van deze oefenopdracht bijvoorbeeld aan het volgende: (Les)materiaal scannen, kopiëren en/of printen. Kleurplaten kopiëren op het juiste formaat (verkleinen/ vergroten). In het overdrachtsschrift aan ouders schrijven. Aangeven in het voorraadbeheersysteem dat je iets uit het magazijn hebt gehaald. Temperatuur van de koelkast controleren en op de lijst invullen (HACCP). Schoonmaakwerkzaamheden registreren. Rapporteren welke zorg je hebt gegeven. Registreren hoeveel tijd je bij een klant bent geweest. Formulier invullen om een bepaalde handeling/activiteit af te tekenen. Overleg met je collega of begeleider welke administratieve werkzaamheden voorkomen in jouw organisatie. Laat je begeleider aangeven welke administratieve werkzaamheden bij jouw takenpakket horen. Kijk goed welke apparatuur wordt gebruikt bij de werkzaamheden. Overleg hoeveel tijd er is voor een bepaalde administratieve handeling. Vraag tijdens de oefenfase om feedback. Gebruik hiervoor de criteria uit de feedbacklijst. 25

27 Resultaat De administratieve werkzaamheden zijn volgens afspraak en/of procedure uitgevoerd. Bewijsstuk Ingevulde feedbacklijst De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? 26

28 Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 27

29 Bijlage: feedbackformulier 28

30 29

31 DV-B1-K1-W5 Assisteert bij voorraadbeheer Leerdoelen DV-B-K1-W5 Assisteert bij voorraadbeheer Kennis heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft basiskennis van het systeem van voorraadbeheer heeft basiskennis van hygiëne/haccp heeft kennis van veiligheid en arbo- regelgeving Vaardigheden kan basiskennis van voeding en levensmiddelenbeheer toepassen kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan rapporteren in registratieprogramma's kan hygiënisch, ergonomisch en kostenbewust werken kan kwaliteit leveren Inleiding In de verschillende bedrijven of organisaties waar de dienstverlener werkt zijn ook verschillende (materiële) voorraden aanwezig. Voorraadbeheer is een onderdeel van magazijnbeheer. De opslag van goederen in magazijnen krijgt niet altijd de aandacht die het verdient. Goed magazijnbeheer vormt de basis voor een efficiënte goederenstroom. Dit vraagt ervaring in de praktijk, maar ook theoretische kennis. In deze opdracht assisteer je bij het op peil houden van de voorraad in jouw organisatie. Denk aan: Toilet- of verzorgingsartikelen Incontinentiemateriaal Wasgoed Keukenvoorraad Materiaal voor activiteiten (papier, kleurpotloden, lijm enzovoort) Vervangingsmaterialen (lampen, reclamematerialen enzovoort). In deze oefenopdracht leer je: Het controleren van producten en goederen op aanwezigheid, aantal en houdbaarheid. Het in ontvangst nemen van bestellingen en controleren op juistheid en kwaliteit. Het plaatsen van de goederen/producten in de daarvoor bestemde ruimte(s)/voorraadkast. Het registreren en/of rapporteren van de gegevens over de voorraad. Lees onderstaande opdrachten, resultaat en bewijsstukken goed door. Opdracht A. Oefen het inventariseren van de voorraad Je werkzaamheden zijn: Het controleren van producten en goederen op aanwezigheid, aantal en houdbaarheid. Zoek uit: Welke goederen gecontroleerd moeten worden. 30

32 Waar deze goederen zich bevinden. Of er hulpmiddelen nodig zijn voor het uitvoeren van deze werkzaamheden. Aan wie je vragen kunt stellen. Opdracht: Informeer bij je begeleider naar de gewenste voorraad. Tel de voorraad. Controleer de producten op eventuele houdbaarheid. Bespreek wat je moet doen wanneer de voorraad tekorten vertoont. Bespreek wat je doet met producten waarvan de houdbaarheid beperkt of verstreken is. Opdracht B. Het in ontvangst nemen van bestellingen en controleren op juistheid en kwaliteit Zoek uit: Welke bestelling in ontvangst genomen moet worden. Waar de bestelling in ontvangst genomen moet worden. Hoe je de bestelling in ontvangst moet nemen. Moet je ergens voor tekenen? Wat je met de in ontvangst genomen goederen moet doen. Moet je ze tijdelijk ergens opslaan om ze later te controleren etc? Aan wie je vragen kunt stellen. Opdracht: Neem een bestelling in ontvangst. Controleer of de juiste producten gekocht of geleverd zijn. Controleer de houdbaarheidsdatum. Controleer de producten op gebreken. Opdracht C. Het plaatsen van de goederen/producten in de daarvoor bestemde ruimte(s)/voorraadkast Zoek uit: Waar de ruimte zich bevindt waar je de goederen op moet slaan. Hoe je de goederen op moet slaan. Voorbeelden: opslaan in afgesloten bakken, het sealen van de goederen, in een donkere en koele ruimte etc. Of je hulpmiddelen nodig hebt voor het vervoeren van de goederen/producten. Aan wie je vragen kunt stellen. Opdracht: Ruim een partij aangewezen goederen/producten op in de daarvoor bestemde ruimte/voorraadkast. Zorg dat de voorraad overzichtelijk is aangevuld. Werk hygiënisch, kosten- en milieubewust en ergonomisch. Houd rekening met Arbo- en eventueel andere wetgeving. Opdracht D. Het registreren en/of rapporteren van de gegevens over de voorraad Zoek uit: Waar je de gegevens over de voorraad moet registreren. Welke systemen er zijn voor voorraadbeheer. Hoe je de gegevens moet registreren. Aan wie je vragen kunt stellen. Opdracht: Registreer de gegevens over de voorraad. Resultaat Je hebt de voorraad weer op orde gebracht. Bewijsstuk: Ingevulde feedbacklijst 31

33 De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. 32

34 Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 33

35 Bijlage: feedbackformulier 34

36 35

37 DV-B1-K1-W6 Draagt bij aan een veilige situatie Leerdoelen DV-B-K1-W6 Draagt bij aan een veilige situatie Kennis heeft basiskennis van gebruik en toepassing van social media en internet heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft basiskennis van hygiëne/haccp Vaardigheden kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan eenvoudige (huishoudelijke) apparaten onderhouden en eenvoudige reparaties aan apparatuur en/of gebouwen uitvoeren kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan omgaan met grensoverschrijdend gedrag kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties werkt volgens de hygiëneregels kan handelen volgens de richtlijnen met betrekking tot: ongewenst gedrag, milieu, kwaliteitszorg en ergonomisch werken Inleiding In de verschillende organisaties waar de dienstverlener werkt kan er sprake zijn van onveilige situaties. Dit kan zowel lichamelijke als geestelijke onveiligheid betreffen, maar kan ook te maken hebben met kapot of ondeugdelijk materiaal. In alle gevallen hoort het tot jouw taak om, in samenwerking met je collega s, ervoor te zorgen dat de onveilige situatie wordt gestopt of wordt voorkomen. In deze opdracht laat je zien dat je kunt handelen in geval van een onveilige situatie waar anderen bij zijn betrokken en dat je weet hoe je jouw grenzen kunt bewaken. In deze fase van de opleiding ligt de aandacht vooral op het voorkómen van onveilige situaties. In deze oefenopdracht leer je: Bij te dragen aan de veiligheid binnen het bedrijf of de organisatie door een inventarisatielijst te maken met hulpmiddelen die nodig zijn. Hoe te handelen in een onveilige situatie Onveilige situaties te signaleren Maatregelen te nemen om onveilige situaties te voorkomen. 36

38 Lees onderstaande opdracht, resultaat en bewijsstukken goed door. Opdracht A. Schrijf een verslag over onveilige situaties op het werk 1. Maak een inventarisatielijst van de hulpmiddelen die nodig zijn voor het bijdragen aan deze veiligheid, waarom ze nodig zijn, wie ze controleert en hoe je ze moet toepassen indien nodig. Zoek uit: Waar op jouw BPV-plek zich de verbandtrommel bevindt. Wie op jouw BPV-plek controleert of de inhoud compleet is, wie dit bijhoudt en hoe vaak er gecontroleerd wordt. Waar op jouw BPV-plek de brandblussers en/of blusdekens zich bevinden. Welke overige hulpmiddelen er zijn op jouw BPV-plek die bijdragen aan de veiligheid en hoe je ze moet gebruiken indien nodig. Waar zich de nooduitgangen bevinden op jouw BPV-plek 2. Wat moet je doen in een onveilige situatie? Kies een onveilige situatie uit onderstaande mogelijkheden die op jouw BPV-plek kunnen voorkomen: Brand Wateroverlast Vermissing cliënt Agressie Niet volgens richtlijnen handelen van een gast Rondslingerende middelen en/of materialen Zoek uit: Welk protocol gevolgd wordt tijdens deze onveilige situatie op jouw BPV-plek. Welke stappen je moet volgen wanneer de situatie zich voordoet op het werk. Wat jij moet doen om mee te helpen om de situatie op te lossen. Op welke manier je aandacht en begrip moet tonen voor je klanten en/of collega s die betrokken zijn bij de situatie. Wat jouw verantwoordelijkheden zijn tijdens de situatie. Op welke manier jouw BPV-instelling zorg draagt voor de veiligheid van werknemers en klanten. Verwerk de gegevens in je verslag. 37

39 Opdracht B. Oefen in het bijdragen aan een veilige situatie Je werkzaamheden zijn: Het controleren van de veiligheid van faciliteiten en/of materialen en middelen. Denk hierbij aan het controleren van de EHBO-koffer of het controleren van de noodverlichting boven de nooduitgangen. Het signaleren van bijzonderheden en risico s voor de veiligheid van klanten en collega s. Denk hierbij aan het signaleren dat de vloer glad is door water, of dat er een onveilige situatie is ontstaan omdat er iets kapot gevallen is. Het ondernemen van actie of het inschakelen van hulp in onveilige situaties. Denk hierbij aan het plaatsen van een waarschuwingsbord wanneer je de vloer gedweild hebt of aan het opruimen van scharen bij een knutselactiviteit. Denk hierbij aan het inschakelen van hulp wanneer een kind zich verslikt, of wanneer een bewoner verdwaalt is binnen de instelling. Of het bellen van de technische dienst wanneer iets los is komen te hangen. Het rapporteren van een gebeurtenis. Bespreek dagelijks met je begeleider wat er gebeurd is en hoe je dit hebt aangepakt. Resultaat Je hebt op passende wijze bijgedragen aan de veiligheid. Bewijsstukken Oefenopdracht A: Verslag Oefenopdracht B: Feedbacklijst De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren. Door de vijf stappen te volgen werk je volgens een methode. Elke oefenopdracht is opgebouwd volgens de methodiek van de Wegwijzer. Wanneer je toelichting wilt hebben op de stappen kun je de onderstaande aandachtspunten gebruiken. Ga na welke vragen en/of opmerkingen bij jou passen. 38

40 De Wegwijzer is een hulpmiddel om een oefenopdracht uit te voeren en bestaat uit vijf stappen. Oriënteren Waar gaat de oefenopdracht over? Wat zijn de afspraken die hierover gemaakt zijn op school en in de praktijk? Waar voer je de oefenopdracht uit? Wat wordt er van je gevraagd in de oefenopdracht? Welke bewijsstukken moet je opleveren en aan welke criteria moeten die voldoen? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de beroepsprestatie uit te voeren? Wanneer je persoonlijke leerdoelen hebt hoe neem je die mee in het oefenen van de opdracht? Plannen Bij de oefenopdracht is al zoveel mogelijk een planning gegeven, die je nog wel verder moet invullen. Er is ook een blanco planningsformulier, daarop is nog niets ingevuld en maak je gebruik van de 5 W s en 1 H. Schrijf een planning voor de oefenopdracht. (Dit kan ook betrekking hebben op je persoonlijke leerdoelen.) Je verwerkt de vijf W s en 1 H in je plan. Wie? Wat? Waar? Wanneer? Welke? Hoe? Je maakt dus een plan: wie doet wat, waar, wanneer en hoe met welke hulpmiddelen en begeleiding? Je vraagt een GO aan je wabo-docent en begeleider. Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de oefenopdracht volgens plan. Controleer regelmatig of je nog volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. 39

41 Controleren en Evalueren Maak gebruik van de checklist in de oefenopdrachten. Deze zijn altijd gericht op de volgende punten: Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleiders en medestudenten/collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Evalueer samen met je begeleider de oefenopdracht, eventueel in combinatie met taal, rekenen of loopbaan en burgerschap. Je evalueert met behulp van de criteria, zoals die gegeven zijn in de feedbacklijst. Zorg ervoor dat je duidelijk hebt waarom je een duimpje omhoog, opzij of omlaag hebt gekregen. Reflecteren In de reflectie denk je na over hoe je de oefenopdracht hebt uitgevoerd. Je denkt na over onderdelen van de opdracht die voor jou belangrijk zijn. Bij de reflectie gaat het niet om goed of fout. Maak bij de reflectie gebruik van de feedback die je hebt gekregen. Ben je tevreden over hoe je aan deze opdracht hebt gewerkt? Wat wel? Wat niet? Wat heb je door het werken aan de oefenopdracht geleerd? Hoe zou je deze opdracht de volgende keer doen? Hoe zou je deze opdracht in een andere situatie uitvoeren? Ben je toe aan een nieuwe opdracht? Of is het goed dat je dezelfde opdracht nog een keer doet? 40

42 Bijlage: feedbackformulier 41

43 42

44 DV-B1-K1-W7 Voert eenvoudige onderhouds- en herstelwerkzaamheden uit Leerdoelen DV-B-K1-W7 Voert eenvoudige onderhouds- en herstelwerkzaamheden uit Kennis heeft basiskennis van gebruik en toepassing van social media en internet heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft kennis van reparatie en onderhoud heeft kennis van materialen en middelen die je nodig hebt bij het onderhoud en herstel van materialen en apparaten heeft kennis over de kosten van materialen en middelen heeft kennis over de arbo-weet Vaardigheden kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan werken volgens een werkplan kan eenvoudige (huishoudelijke) apparaten onderhouden en eenvoudige reparaties aan apparatuur en/of gebouwen uitvoeren kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan evaluatievaardigheden toepassen kan feedbackvaardigheden toepassen kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan omgaan met grensoverschrijdend gedrag kan sociale vaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties kan ergonomisch werken kan internet gebruiken kan communiceren werkt veilig, hygiënisch en milieubewust Inleiding De werkzaamheden van een medewerker dienstverlening zijn divers. Het assisteren bij activiteiten die met onderhoud en herstel te maken hebben, is een onderdeel van je werkzaamheden als dienstverlener. In deze oefenopdracht leer je: Het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden Het rapporteren van je werkzaamheden. Lees onderstaande opdracht, resultaat en bewijsstukken goed door. 43

45 Opdracht A. Oefen het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn: onderhoud aan apparatuur, materialen en middelen stofzuigerzak verwisselen koffiezetapparaat ontkalken schoenen poetsen pluizenfilter legen kopieerpapier bijvullen ballen oppompen gras maaien schoonmaken van sport- of recreatiematerialen. Zoek uit: Welk apparaat, middel of materiaal onderhoud nodig heeft. Waar de gebruiksaanwijzingen zijn van dit apparaat, middel of materiaal. Welke hulpmiddelen je nodig hebt om dit onderhoud te verrichten. Welke vaardigheden je nodig hebt om dit onderhoud te verrichten. Hoe het onderhoud uitgevoerd moet worden. Hoe je je uitgevoerde werkzaamheden moet rapporteren. Wie je om hulp kan vragen. Opdracht: Voer onderhoudswerkzaamheden uit. Controleer na het uitvoeren van je werkzaamheden of datgene wat je hebt onderhouden naar behoren werkt. Informeer bij grote storingen je leidinggevende. Vertel je begeleider wat je gedaan hebt en hoe je de werkzaamheden hebt uitgevoerd. Opdracht B. Oriënteer je op het rapporteren van je werkzaamheden Observeer hoe de werkzaamheden gerapporteerd worden. Zoek uit: Worden de werkzaamheden mondeling of schriftelijk gerapporteerd? Wat wordt er gezegd/opgeschreven? Op welk moment wordt er gerapporteerd (direct of bijvoorbeeld aan het einde van een werkdag)? Welke hulpmiddelen gebruik je om te rapporteren? Wordt er een speciaal programma voor gebruikt? Benoem in een gesprek met je begeleider welke gegevens gerapporteerd worden. 44

46 Opdracht C. Oefen het uitvoeren van herstelwerkzaamheden Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn: knopen aanzetten eenvoudige storingen oplossen. Zoek uit: Welk apparaat, middel of materiaal herstel nodig heeft. Waar de gebruiksaanwijzingen zijn van dit apparaat, middel of materiaal. Welke hulpmiddelen je nodig hebt om dit herstel te verrichten. Welke vaardigheden je nodig hebt om dit herstel te verrichten. Hoe het onderhoud uitgevoerd moet worden. Hoe je je uitgevoerde werkzaamheden moet rapporteren. Welke hulp je kunt inschakelen wanneer de storing of het mankement te groot is om zelf te herstellen. Wie je om hulp kan vragen. Hoe de werkzaamheden gerapporteerd worden. Wat wordt er gezegd/opgeschreven? Op welk moment wordt er gerapporteerd (direct of bijvoorbeeld aan het einde van een werkdag)? Opdracht: Voer herstelwerkzaamheden uit. Controleer na het uitvoeren van je werkzaamheden of datgene wat je hebt onderhouden naar behoren werkt. Informeer bij grote storingen je leidinggevende. Rapporteer je werkzaamheden. Resultaat De onderhouds- en herstelwerkzaamheden zijn juist uitgevoerd en gerapporteerd. Bewijsstuk: Ingevulde feedbacklijst 45

47 Bijlage: feedbackformulier 46

48 47

49 DV-B1-K1-W8 voert werkzaamheden uit gericht op voeding Leerdoelen: DV-B-K1-W8 Voert werkzaamheden uit gericht op voeding Kennis heeft basiskennis van gebruik en toepassing van social media en internet heeft basiskennis van gebruik, eigenschappen en onderhoud van benodigde (hulp)middelen, materialen en apparatuur heeft basiskennis van het systeem van voorraadbeheer heeft basiskennis van hygiëne/haccp heeft basiskennis over distributiesystemen heeft basiskennis over hospitality Vaardigheden kan basiskennis van voeding en levensmiddelenbeheer toepassen kan communiceren kan een werkplan gebruiken kan eenvoudige (huishoudelijke) apparaten onderhouden en eenvoudige reparaties aan apparatuur en/of gebouwen uitvoeren kan eenvoudige handleidingen en etiketten lezen en interpreteren kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan handelen volgens geldende richtlijnen m.b.t.: ongewenst gedrag, hygiëne, veiligheid, Arbo, milieu, kwaliteitszorg, ergonomisch en kostenbewust werken kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan sociale vaardigheden toepassen kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties Inleiding Het assisteren bij activiteiten die met eten en drinken te maken hebben is een onderdeel van je werkzaamheden als dienstverlener. In de verschillende bedrijven en organisaties kunnen dat diverse taken zijn. In deze oefenopdracht leer je; het bereiden van eenvoudige gerechten en/of dranken het opnemen en verwerken van een bestelling. Lees onderstaande opdrachten, resultaat en bewijsstukken goed door. Oefen het uitvoeren van werkzaamheden gericht op voeding. Je werkzaamheden zijn: Gerechten bereiden zoals tosti s, broodjes, een broodmaaltijd en een soep. Dranken bereiden, koffie zetten, fruithapje klaarmaken. Bestelling opnemen en verwerken zoals een sportdrank verkopen of een broodje maken. Opdracht A. Het bereiden van eenvoudige gerechten en/of dranken Zoek uit: Welke gerechten en/of dranken je mag bereiden. Welke voedingsmiddelen daarvoor verwerkt en/of bewerkt moeten worden. 48

50 Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn: het wassen van sla, het schillen of snijden van aardappelen en groentes, het kloppen van slagroom, het maken van een soep, het snijden van fruit etc. Zoek uit: Hoe deze voedingsmiddelen verwerkt of bewerkt worden, of er volgens een protocol gewerkt wordt. Waar je de protocollen voor het verwerken en bewerken van voedingsmiddelen kunt vinden. Welke middelen en materialen er nodig zijn tijdens de verwerking. Waar bevinden zich deze middelen en materialen? Welke hygiëne-eisen er zijn voor het verwerken en bewerken van deze voedingsmiddelen. Welke hygiëne-eisen er zijn voor het bereiden van maaltijden in de keuken. Opdracht: Bereid eenvoudige gerechten en dranken. Bijvoorbeeld: koffie zetten voor collega s een broodje gezond maken in de sportkantine. Werk volgens het protocol voor het bereiden van de dranken en/of gerechten. Werk hygiënisch en veilig. Maak daarna de werkplek schoon en ruim de materialen op. Vraag of je nog iets anders kunt doen. Opdracht B. Oefen in het opnemen en verwerken van een bestelling Zoek uit: Hoe je servicegericht moet werken op jouw BPV-plek, zowel naar klanten als naar collega s. Hoe je een bestelling op moet nemen. Hoe je een bestelling door moet geven aan de keuken indien nodig. Welke producten, materialen en middelen je nodig hebt om de opdracht of bestelling uit te voeren. Hoe je rekening moet houden met de HACCP en overige voorschriften van de organisatie. Hoe je op professionele wijze met klanten en collega s communiceert. Wie je om hulp kan vragen. Opdracht: Neem een bestelling op en verwerk de bestelling. Vraag naar de wensen van de bestelling. Controleer of je product overeenkomt met de bestelling. Serveer de bestelling en vraag of alles naar wens is. Resultaat De werkzaamheden met betrekking tot voeding zijn volgens planning en instructie uitgevoerd. Bewijsstuk Ingevulde feedbacklijst 49

51 Bijlage: feedbackformulier 50

52 51

53 DV-B1-K1-W9 Evalueert de werkzaamheden Leerdoelen DV-B-K1-W9 Evalueert de werkzaamheden Vaardigheden kan communiceren met klanten en betrokkenen op basis van in de context en beroepspraktijk geldende gebruiken kan een werkplan gebruiken kan evaluatievaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan feedbackvaardigheden toepassen in relatie tot zijn werkzaamheden kan leerstrategieën toepassen om zijn deskundigheid te vergroten kan luisteren, vragen stellen en doorvragen om informatie te achterhalen kan omgaan met grensoverschrijdend gedrag kan sociale vaardigheden toepassen kan voor zichzelf opkomen in werkrelaties kan gesprekstechnieken toepassen kan planmatig werken kan feedback ontvangen kan reflectievaardigheden toepassen Inleiding De werkzaamheden van een medewerker dienstverlening zijn ondersteunend van aard en kunnen heel verschillend zijn. Je werkt in bedrijven die diensten verlenen aan individuele of aan groepen cliënten. In de verschillende settingen kunnen dat diverse taken zijn. Alle werkzaamheden die jij als dienstverlener uitvoert, kun je evalueren. Deze opdracht is dan ook goed te combineren met een van de andere oefenopdrachten uit deze fase. In deze opdracht oefen je dat: je feedback kunt vragen aan klanten en collega s. je deze feedback kunt bespreken. je je handelen kunt uitleggen je kunt vertellen wat je nog wil leren Opdracht A. Verzamel gegevens over jouw functioneren Dit doe je door klanten en/of collega s feedback te vragen op: 1. de door jou uitgevoerde werkzaamheden 2. jouw servicegerichtheid 3. jouw klantvriendelijk werken 4. jouw manier van communiceren 5. jouw bereidheid om te leren. Opdracht: Ga naar je collega s en naar een aantal klanten en stel vragen over de onderwerpen die hierboven genoemd zijn. Tip: maak aantekeningen van elk feedbackgesprek. Opdracht B. Gesprek met begeleider 1.Bespreek de ontvangen feedback met je begeleider 2. Bespreek daarna een situatie met je begeleider waarin je je handelen in een situatie verantwoordt. Kies samen met je begeleider een situatie waarin jij assisterende werkzaamheden hebt uitgevoerd. 52

54 Leg je begeleider uit welke keuzes er mogelijk waren in deze situatie (bijvoorbeeld wel of niet extra instructie geven, wel of niet iets extra s doen, wel of niet hulp collega inschakelen). Leg uit welke keuze jij hebt gemaakt en waarom jij dacht dat dit een juiste keuze was. Hiermee verantwoord je je handelen. 3. Bespreek wat je nog zou willen en kunnen leren om een betere dienstverlener te worden. Resultaat: Je hebt de werkzaamheden samen met je begeleider geëvalueerd. Zo nodig zijn er actiepunten geformuleerd. Bewijsstuk Ingevulde feedbacklijst 53

55 Bijlage: feedbackformulier 54