RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES. Over het verzoek tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect van de Unie van Designers van België (UDB).

Transcriptie

1 RVV 383 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over het verzoek tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect van de Unie van Designers van België (UDB). Brussel, 2 juli

2 De Raad voor het Verbruik die op 14 mei 2007 door de Unie van Designers van België om advies gevraagd werd over het verzoek tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect, heeft huidig advies op 2 juli 2007 goedgekeurd, middels een schriftelijke procedure. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht dit advies over te maken aan de Minister van Economie, aan de Minister van Consumentenzaken en aan de Minister van Middenstand. ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op de adviesaanvraag over het verzoek tot bescherming van de titel van interieurarchitect van de Unie van Designers van België (UDB) van 14 mei 2007; Gelet op de wet van 24 september 2006 betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en het voeren van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de Commissie Handelspraktijken op 25 mei 2007 van de volgende deskundigen: de dames van den Broeck (OIVO) en Depreeuw (Unizo); Gelet op de uitwerking van het ontwerpadvies door de dames van den Broeck (OIVO) en Depreeuw (Unizo); Gezien de dringendheid; Gelet op de schriftelijke procedure, zoals voorzien in artikel 7 bis van het Huishoudelijk reglement, voor de definitieve goedkeuring door de Raad; BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT 2

3 Inleiding De Raad werd per brief dd. 28 december 2006 door de Unie der Designers in België ( UDB), de belanghebbende beroepsorganisatie, gevraagd om advies te geven over een verzoekschrift tot reglementering van de beroepstitel van interieurarchitect. De Raad verklaarde dit verzoekschrift onontvankelijk wegens het ontbreken van de steun van een interprofessionele federatie die representatief is voor de zelfstandige en andere vrije beroepen. Bijgevolg werd de aanvraag door de Raad terug overgemaakt aan de bevoegde Minister van Middenstand. Op 11 april 2007 diende UDB voor de tweede maal de aanvraag tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect in bij de bevoegde Minister van Middenstand. De Raad heeft kennis genomen van het verzoekschrift van UDB in toepassing van de kaderwet van 24/09/06 tot bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect. Op 7 mei, ontving de Voorzitter van de Raad voor het Verbruik een nota van de directeur-generaal van het Directiecomité - Algemene Directie KMO_Beleid. De directeur maakt daarin gewag van de delegatie van bevoegdheid die de Minister van Middenstand hem heeft verleend met het oog op de overdracht van dit verzoekschrift van de UDB en "het Centrum der Vrije en Intellectuele Beroepen vzw" aan de Raad voor het Verbruik. Hij preciseert ook in deze nota dat de statuten van deze beroepsverenigingen voldoen aan de criteria van artikel 4 1 van de kaderwet van 24/09/2006. Op 14 mei 2007 ontving de voorzitter van de Raad voor het Verbruik en alle leden van de Raad een brief door UDB waarbij de belanghebbende beroepsorganisatie de inhoudelijke vergelijking maakt met een verzoekschrift dat door een andere beroepsorganisatie eerder bij de bevoegde Minister werd ingediend en door de Raad werd geadviseerd. A. Algemene opmerkingen over de procedure van de kaderwet van 24 september 2006 De Raad verwijst hiervoor integraal naar de opmerkingen van algemene aard die zij formuleerde in het advies RVV 377 dd. 29 maart 2007 over het verzoekschrift met het oog op het bekomen van de bescherming van de beroepstitel van interieurarchitect. B. Opmerkingen over de tekst van het verzoekschrift De Raad meent ten eerste dat een schrijven aan elk individueel lid van de Raad door een belanghebbende beroepsorganisatie niet tot de normale adviesprocedure hoort en wenst de verzoekende organisatie hier op attent te maken. Ten tweede vindt de Raad het ongepast dat een verzoekende partij in haar schrijven aan de Raad een inhoudelijke vergelijking maakt met een ander en reeds geadviseerd verzoekschrift en daarbij ook suggereert dat de andere beroepsorganisatie door de mazen van het net glipte. 3

4 De Raad meent dat het in dit geval niet zijn taak is, als adviesorgaan, bestaande meningsverschillen tussen beroepsorganisaties te beslechten. De Raad acht het aangewezen elke aanvraag tot bescherming van een beroepstitel objectief en onafhankelijk van andere verzoekschriften te benaderen. De Raad merkt op dat de belanghebbende beroepsorganisatie een aanvraag tot bescherming van de titel van interieurarchitect indient maar de benaming van de beroepsorganisatie eerder aanduidt dat het vooral gaat om leden met het beroep van designer. De opsomming van de beroepen die de erkende beroepsvereniging ressorteert, namelijk grafisch designers, industriële designers en interieurdesigners doet de Raad vermoeden dat het aantal leden dat het hoogopgeleide beroep van interieurarchitect uitoefent eerder klein is. De Raad vraagt zich af waarom de beroepsorganisatie dan niet oppert voor de bescherming van de titel van designer. De Raad wil immers vermijden dat een beroepsorganisatie, door het ontbreken van diplomavereisten of via het opnemen van slechts een minimale periode van beroepservaring 1, het principe van de titelbescherming uitholt en daardoor de gelegenheid biedt aan beroepsbeoefenaars die niet de vereiste kwalificatie hebben, zich (onterecht) op te waarderen tot interieurarchitect, en zo oneerlijke concurrentie te begaan ten aanzien van andere beroepsbeoefenaars. Ook de consument moet hiertegen worden beschermd. De Raad verwijst in dit kader ook naar de oriëntatienota middenstand balans en perspectieven van Minister Sabine Laruelle dd. 6 februari De Minister stelt in die nota letterlijk het volgende inzake de wet van 24 september 2006 betreffende de bescherming van een bepaalde beroepstitel: Er zou vb. moeten vermeden worden dat een decorator (zonder ad hoc diploma) zich uitgeeft voor een interieurarchitect (voorzien van een dergelijk diploma). De Raad betreurt het dat de kaderwet van 24 september 2006 onduidelijk blijft inzake de overgangsbepalingen. Artikel 18 1 lid 2 van de kaderwet bepaalt dat bij gebrek aan het in het eerste lid bedoelde diploma de koning bepaalt of en aan welke voorwaarden de personen die het in het verzoekschrift bedoelde intellectueel beroep gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periode uitoefenen, de beschermde titel mogen voeren, rekening houdend met onder meer de verworven beroepservaring. De Raad stelt vast dat artikel 18 1 lid 2 ruimte voor interpretatie laat. Een belanghebbende beroepsorganisatie kan ervoor opteren de overgangsbepalingen te baseren enkel en alleen op grond van een behaald diploma. Maar de Raad vraagt zich af wanneer beroepservaring dan wel kan mee in rekening gebracht worden. Kan dit enkel indien er geen enkele opleiding wordt georganiseerd of geldt dit ook voor een beroepsbeoefenaar die nooit een diploma heeft behaald of willen behalen, ondanks het bestaan van een opleiding die leidt tot het beroep in kwestie? De Raad vraagt de bevoegde Minister van Middenstand de betreffende bepaling ter verduidelijken. 1 De UDB stelt een ervaringsduur van 2 jaar voor. De Raad is van oordeel dat die termijn te kort is. 4

5 De Raad betreurt eveneens dat de motivering die door de verzoekende partij wordt gegeven voor de bescherming van de beroepstitel zeer summier is. Nochtans is een grondige motivering essentieel voor de Raad om haar advies te kunnen uitbrengen. Bovendien refereert de Raad ook naar de recente herziening van de NACEBEL nomenclatuur In de nieuwe nomenclatuur krijgen de interieurarchitecten een nieuwe codering toegewezen. De interieurarchitecten worden gegroepeerd onder de categorie van de architecten en ingenieurs. De designers brengt men in diezelfde NACEnomenclatuur onder de codering van de overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten. De herziene nomenclatuur bevestigt het onderscheid tussen de professionele activiteiten van enerzijds interieurarchitect en anderzijds designer. De Raad hecht bij de beoordeling van verzoekschriften strekkende tot het voeren van een beroepstitel onder meer veel belang aan de bijscholing en de permanente vorming van de leden van de beroepsorganisatie. De Raad verwijst dienaangaande naar haar advies nr. 336 van 2 juni 2005 en advies 352 van 18 mei In het onderhavige geval, betreurt de Raad dat dit door de UDB doorgegeven verzoekschrift geenszins gewag van een permanente vorming maakt; dat geeft te denken dat de leden van de UDB er de noodzaak noch zelfs het nut van inzien. De Raad vraagt tenslotte dat zij inzage krijgt in de bijlagen van het verzoekschrift. Overeenkomstig artikel 2 van het KB van 10 november 2006 ter uitvoering van de kaderwet voegen de beroepsfederatie en de nationale interprofessionele federatie elk een afschrift van de in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte bekrachtigingsakte der statuten. De Raad stelt vast dat de FOD van de bevoegde Minister van Middenstand de bewuste documenten niet aan het aan de Raad overgemaakte dossier heeft toegevoegd. Nochtans kan de Raad pas ten volle adviseren indien het dossier van een verzoekende beroepsorganisatie alle mogelijke informatieve gegevens worden overgemaakt. C. Eindadvies De Raad heeft bezwaren ten gronde ten aanzien van het voorliggende verzoekschrift. Daarom verleent de Raad een negatief advies aan het verzoekschrift. 5