Beoordelingscriteria verslag Kunstvakken1

Transcriptie

1 Beoordelingscriteria verslag Kunstvakken1 Planning van de activiteiten: Datum: Activiteit: inleveren voor: Opdracht 1 Voorstelling aula Stantepede 7 februari 2019 Herkansen 14 februari 2019 Opdracht 2 Projectdagen 20 t/m 28 mei 10 juni 2019 Herkansen 17 juni 2019 Algemeen: A) De leerling maakt na elke activiteit een verslag aan de hand van een format. Geen kopieer en plakwerk maar eigen woorden en eigen interpretaties. B) De verslagen moeten binnen 2 weken via ELO worden ingeleverd. De coördinator Kunstvakken beoordeelt het verslag met een O, V of G. Bij onvoldoende wordt het verslag via de mail teruggestuurd met opmerkingen over gewenste aanpassingen. De leerling heeft dan een week de tijd om het verslag aan te passen en in te leveren. C) Als het verslag voldoende is beoordeeld doet de leerling een kopie van het verslag in het Portfolio. D) Bij missen van de activiteit zal, in overleg met de coördinator een vervangende opdracht bepaald worden, waarvan een verslag binnen een week wordt ingeleverd. E) Alle activiteiten dienen minimaal met een V afgesloten te worden in het 3 de leerjaar. Er volgt een G als 80% van het opdracht met een G is beoordeeld. Beoordeling De beoordeling kan alleen afgerond worden als aan de volgende eisen is voldaan: 1. Het verslag van de activiteit moet voldoende inhoud hebben. 2. Het verslag bevat een voorkant, een inhoudsopgave, een voorwoord, een verslag van de activiteit, een eigen mening en een conclusie. Hier kan je het bijgevoegde format voor gebruiken. Dit aangevuld met foto s en plaatjes van de activiteit. Wellicht is er een folder te vinden.

2 Proces 1. VOORBEREIDING: De leerling bereidt zich voor. De mentor informeert en ondersteunt de leerling bijvoorbeeld in het mentor uur of KWT uur. De leerling verzamelt informatie. 2. Activiteit: De leerling doet actief mee en heeft een geïnteresseerde houding. De leerling maakt zo nodig aantekeningen. De leerling verzamelt materiaal indien mogelijk en maakt bijvoorbeeld foto s. (let op de privacywet)! 3. Verslag: De leerling maakt een uitgebreid verslag van de activiteit. Het geheel ziet er verzorgd uit en is voorzien van passende illustraties. De leerling maakt het verslag aan de hand van een format. De leerling laat zien dat hij gevonden tekst kan omzetten in een zelfgeschreven tekst. 4. Beoordeling: Het verslag moet binnen 2 weken na de activiteit zijn ingeleverd. De coördinator zorgt voor de beoordeling die binnen 3 weken in magister genoteerd zal worden. Bij een onvoldoende beoordeling volgt een terugkoppeling met gewenste aanpassingen. De leerling heeft dan 1 week de tijd om dit in orde te maken. In de opdrachten moeten de onderstaande examendoelen verwerkt zijn: 1. De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van kunst en cultuur in de maatschappij. 2. De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren, samenwerken en informatie verwerven en verwerken. 3. De kandidaat heeft actief deelgenomen aan tenminste 4 culturele activiteiten en kan een eigen keuze maken uit het culturele aanbod. De culturele activiteiten zijn daarbij gespreid over verschillende kunstdisciplines. 4. De kandidaat kan met betrekking tot de culturele activiteiten: - een kunstdossier samenstellen waarbij hij verslag doet van het voorbereiden en ondernemen van culturele activiteiten; - aan de hand daarvan reflecteren op zijn ervaringen, interpretaties en waarderingen. Format verslag: Hieronder het format wat elke leerling moet gebruiken om een goed verslag te maken. Format verslag KUNSTVAKKEN 1 Naam Leerling(e) Beoordelaar: Coördinator Kunstvakken 1 Klas:. Datum van inleveren:.

3 Opdrachten Omcirkel wat van toepassing is Opdracht 1: Stantepede Opdracht 2: Verslag Projectdagen INHOUDSOPGAVE VOORWOORD VERSLAG van de activiteit (film, toneel, boekbespreking, uitvoering zelf, beschrijving eigen loopbaan met verwijzingen naar porfolio en LOB) VERWIJZING NAAR bijgevoegde: plaatjes, foto s, kaartjes, e.d. EIGEN MENING CONCLUSIE Om je opgang te helpen; Hieronder enkele voorbeelden:

4 Hoe maak je een concertbespreking? Je hebt een concert gezien en gehoord. Nu ga je een stuk schrijven waarin je het concert bespreekt. In de inleiding vertel je zo goed mogelijk de feiten rond het concert. Wie speelden er, waar speelden ze, wie had het georganiseerd, enzovoorts. Geef de belangrijkste dingen aan. Dit stuk hoeft niet langer te zijn dan een regel of zeven. In het middenstuk moeten de volgende onderdelen zitten. Je mag wél zelf bepalen in welke volgorde je die onderdelen behandelt. Dit zijn ze: Wat vond je van de soort muziek die er gespeeld werd? Weet je wat van die muziek? Ken je groepen of artiesten die net zo n soort muziek maken? Is wat je gehoord hebt origineel, of zitten in de muziek dingen die je ook al eens bij andere groepen of artiesten gehoord hebt? Hoe vond je de mensen uit de muziekgroep spelen? Beheersten ze hun instrumenten goed? Waren er mensen bij die opvielen door wat ze speelden en/of zongen? Hoe deden de mensen het die een meer dienende rol in de groep hadden? Hoe was de geluidsversterking van de groep? Was er iets met het licht op het podium gedaan? Presenteerde de groep zich leuk, of stonden ze maar een beetje te staan op het podium? Kun je een vergelijking maken met andere concerten die je gezien en gehoord hebt? Ben je al eens vaker naar concerten geweest? Hoe vond je die? Als je dit concert vergelijkt met andere concerten die je gezien hebt, hoe vond je dit dan? In het slot van je stuk vertel je in een paar regels wat je van het concert vindt, en leg je zo goed mogelijk uit waarom je dat vindt. Leuk, want mooi is niet genoeg! Zorg ervoor dat het een leuk stuk wordt. Veel succes! Hoe maak je een boekbespreking? Je hebt een boek gelezen. Nu ga je een stuk schrijven waarin je het boek bespreekt. Dit stuk moet ongeveer 600 woorden tellen. Je begint je inleiding natuurlijk met te vermelden wélk boek je gelezen hebt, en door wie het geschreven is. Als je over de schrijver van het boek nog iets extra wilt vertellen, kun je dat ook in de inleiding doen. In je verslag moeten daarna de volgende onderdelen zitten. Je mag wél zelf bepalen in welke volgorde je die onderdelen behandelt. Dit zijn ze: 1. Je vertelt in een paar regels wat je van het boek vindt, en je legt zo goed mogelijk uit waarom je dat vindt. Leuk, want grappig is niet genoeg. Deze beoordelingswoorden moet je altijd uitleggen, liefst door het geven van voorbeelden uit het boek. 2. Maak een korte samenvatting van het verhaal. De belangrijkste gebeurtenissen van het verhaal moeten hier uiteraard wel inzitten! Dit hoeft niet langer te zijn dan vijftien regels.

5 3. Vertel iets over de volgende onderwerpen: a. Beschrijf het karakter van de hoofdpersoon en tenminste drie bijfiguren. Waren deze figuren aardig/slecht/dapper enz.? Geef bij deze karakters tenminste één voorbeeld uit het boek waarom je ze zo vindt. b. Als je het verhaal spannend vond, hoe maakt de schrijver het volgens jou spannend? Houdt hij dingen voor je verborgen? Waarom wil je zo graag weten hoe het verder gaat? Gebeuren er enge of spannende dingen? c. Vertel iets over de opbouw van het verhaal: Komen er steeds meer problemen bij en gaat het verhaal naar een dieptepunt? Of gaat het steeds beter en gaat het naar een hoogtepunt? Leg dit uit, bijv. in een grafiekje. Hoe loopt het boek af, goed of slecht? Waarom vind je dat? d. Vertel iets over de tijd: In welke tijd speelt het boek? Waaraan kon je zien in welke tijd het boek speelt? Hoeveel tijd verloopt er tijdens het verhaal? Hoe weet je dat? Slaat het verhaal stukken tijd over? Hoe weet je dat? Hoe is de volgorde van het verhaal? Volgen de gebeurtenissen elkaar logisch op, of springt het verhaal soms heen en weer in de tijd? e. Heeft het verhaal een boodschap? Probeert de schrijver je iets duidelijk te maken, bijvoorbeeld over hoe hij vindt dat mensen zouden moeten leven of met elkaar omgaan? f. Op welke plaats(en) speelt het verhaal? Wat draagt dat bij aan de sfeer van het verhaal? Worden die plaatsen expres gebruikt om het verhaal duidelijker te maken? g. Vertel iets over wat voor soort verhaal het is: Is het een avonturenverhaal, een verhaal dat in de geschiedenis speelt, een liefdesverhaal, of is het een heel ander soort verhaal? Waardoor denk je dat het zo n verhaal is? Is het een verhaal dat écht gebeurd had kunnen zijn (realistisch), of is het een fantasieverhaal? Waarom? Succes met je boekverslag! Hoe maak je een filmbespreking? Je hebt een film gezien. Nu ga je een stuk schrijven waarin je de film bespreekt. Dit stuk moet ongeveer 600 woorden tellen. Je schrijft in de inleiding natuurlijk eerst op welke film je hebt gezien, wie de regisseur was, welke acteurs er in spelen en wat je eventueel verder nog belangrijk vindt. In je stuk moeten verder de volgende onderdelen zitten. Je mag wél zelf bepalen in welke volgorde je die onderdelen behandelt. 1) Je vertelt in een paar regels wat je van de film vindt, en je legt zo goed mogelijk uit waarom je dat vindt. Leuk, want grappig is niet genoeg. Deze beoordelingswoorden moet je altijd uitleggen, liefst door het geven van voorbeelden uit de film. 2) Maak een korte samenvatting van het verhaal. De belangrijkste gebeurtenissen van het verhaal moeten hier uiteraard wel inzitten! Dit hoeft niet langer te zijn dan vijftien regels. 3) Vertel iets over het volgende:

6 a) Beschrijf het karakter van de hoofdpersoon, en tenminste drie bijfiguren. Waren deze figuren aardig/slecht/dapper enz.? Geef bij deze karakters tenminste één voorbeeld uit de film waarom je ze zo vindt. b) Als je het verhaal spannend vond, hoe maakten de filmmakers het volgens jou spannend? Kom je alles te weten in het verhaal, of vertelt het verhaal expres dingen niet? c) Vertel iets over de opbouw van het verhaal: Komen er steeds meer problemen bij en gaat het verhaal naar een dieptepunt? Of gaat het steeds beter en gaat het naar een hoogtepunt? Leg dit uit, bijv. in een grafiekje. Hoe loopt de film af, goed of slecht? Waarom vind je dat? d) Vertel iets over de tijd: In welke tijd speelt de film? Waaraan kon je zien in welke tijd de film speelt? Hoeveel tijd verloopt er tijdens het verhaal? Hoe weet je dat? Slaat het verhaal stukken tijd over? Hoe is de volgorde van het verhaal? Volgen de gebeurtenissen elkaar logisch op, of springt het verhaal soms heen en weer in de tijd? e) Heeft het verhaal een boodschap? Probeert de bedenker van het verhaal je iets duidelijk te maken, bijvoorbeeld over hoe hij vindt dat mensen zouden moeten leven of met elkaar omgaan? f) Op welke plaats(en) speelt het verhaal? Wat draagt dat bij aan de sfeer van het verhaal? Worden die plaatsen expres gebruikt om het verhaal duidelijker te maken? g) Wat voor soort verhaal is het? Is het een avonturenverhaal, een verhaal dat in de geschiedenis speelt, een liefdesverhaal, of is het een heel ander soort verhaal? Waardoor denk je dat het zo n verhaal is? Hoe maak je een gedichtbespreking? Je hebt een gedicht gelezen. Nu ga je een stukje schrijven waarin je het gedicht bespreekt. Je begint je inleiding natuurlijk met te vermelden wélk gedicht je gelezen hebt, en door wie het geschreven is. De volgende vragen kunnen je helpen om te bedenken, wat je verder in dat stuk allemaal wil gaan vertellen. Let op: je stuk moet niet alleen bestaan uit de antwoorden op deze vragen! Probeer er een lopend verhaal van te maken. 1. Waar gaat dit gedicht over? Is het iets dat je bekend voorkomt? Leg eens uit. 2. Heeft de dichter een bedoeling met dit gedicht? Als je dat vindt, welke bedoeling heeft hij dan? Waarom denk je dat? 3. Wat vind je van de zinnen in dit gedicht? Wat is er anders aan de zinnen dan bijv. de zinnen in een verhaal? 4. Wat vind je van het taalgebruik? Is dat plechtig, of is het zo n beetje dezelfde taal die je met je vrienden of vriendinnen praat? Zitten er moeilijke woorden in het gedicht? Weet je wat die woorden betekenen?

7 5. Rijmt dit gedicht? Kun je uitleggen hóe het gedicht rijmt? Weet je hoe zo n rijmschema heet? 6. Wat voor vorm heeft dit gedicht? Hoeveel strofen heeft het? Ziet het eruit als een liedje, of als een limerick, of als een andere versvorm? Zitten er herhalingen in? 7. Is het een grappig gedicht? Zo ja, wat is de grap dan? 8. Wat voor gevoelens komen er uit het gedicht naar voren? Zijn die gevoelens bijv. vrolijk, verdrietig, boos of iets anders? Zitten er gevoelens in die met elkaar in tegenspraak zijn? 9. Herken je die gevoelens? Heb je zelf ooit in een situatie gezeten waarbij je dezelfde gevoelens had? Vertel daar eens wat over. 10. Wat vond je van dit gedicht? Leg zo goed mogelijk uit waarom je dat vindt. Veel succes met je gedichtverslag!