Internationale Handel. HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema

Transcriptie

1 Internationale Handel HOVO 2016 College 3 Dr. Hein Roelfsema

2 Het fenomeen van Hyper Globalisering Subramanian, A., & Kessler, M. (2013). The hyperglobalization of trade and its future.

3

4

5 ..vooral in opkomende markten.. (McKinsey Global Institute)

6

7 In het Westen gaan globalisering en technologische ontwikkeling samen in het process van job polarisation...

8 Vier centrale onderdelen van handelstheorie. 1. Comparatieve voordelen op basis van technologie (Ricardiaanse analyse) en op basis van verschillen in verschillende beschikbaarheid van productiemiddelen (Neo-Klassieke analyse). Deze theorieën verklaren handel tussen landen en regio s. 2. Handelsliberalisatie en verschuivingen binnen bedrijfstakken. De opkomst van handel in dienstverlening en fenomenen als outsourcing. 3. Handelspolitieke instrumenten en hun uitwerking op economische activiteit, inclusief regionale handelsverdragen. 4. Politieke benaderingen van handelsvraagstukken.

9 David Ricardo en Adam Smith: het belang van comparatieve voordelen Landen verschillen in technology, de mogelijkheid productiefactoren om te zetten in productie. Deze verschillen verklaren specialisatie en handel. Handel op basis van comparatieve voordelen verruimt de productiemogelijkheden en daarmee welvaart. Welvaartswinst ontstaat doordat landen meer gaan doen waarin ze goed zijn en minder in waar ze slecht zijn. Voorbeelden van comparatieve voordelen zijn Australia in wijn de VS in sociale media. Comparatief wil zeggen relatief : landen (ook China) specialiseren zich in producten en diensten waar hun voordeel relatief het grootste is. Vaak leidt specialisatie tot verdere specialisatie door innovatie, waardoor nog grotere comparatieve voordelen ontstaan. Een belangrijke recente terugkeer naar comparatieve voordelen is de aandacht voor het belang van institutionele kwaliteit als concurrentievoordeel.

10 Neoklassieke handelstheorie: beschikbaarheid van productiefactoren verklaart handelsstromen. 1. Twee observaties zijn belangrijk: a. Technologie is overdraagbaar en kan niet zo belangrijk zijn in het verklaren van handelsstromen. b. Er is geen sprake van volledige specialisatie, dus comparatieve voordelen nemen af in de tijd. 2. Neo-klassieke handelstheorie: de beschikbaarheid van productiemiddelen zelf is van belang voor de verklaring van handelsstromen. Voorbeelden zijn veel arbeidspotentieel in China en veel menselijk kapitaal in de VS. 3. Internationale handel doet de vraag op de arbeidsmarkt naar de overvloedige factor toenemen en de vraag naar de schaarse factor afnemen. Internationaal groeien hierdoor de prijzen van productiefactoren naar elkaar toe, wat het factorprijs-gelijkheidseffect wordt genoemd. 4. Het Stolper-Samuelson theorema stelt dat de overvloedige factor wint van vrijhandel en de schaarse factor verliest. In Westerse landen is dit vaak ongeschoolde arbeid.

11 Industrie-effecten van handel Schaalvoordelen zijn in toenemende mate belangrijk voor concurrentiekracht. Daardoor nemen grote ondernemingen de wereldhandel over. Grootte hangt af van de thuismarkt: veel economen zien dit als een belangrijke oorzaak van de Griekse crisis. Binnen bedrijfstakken speelt schaalgrootte en concurrentiekracht een rol: kleine ondernemingen leggen het door globalisering af tegen grote. Echter, alles heeft het effect van survival of the fittest wat met veel concurrentie winst voor consumenten oplevert.

12 Handelsprotectie. 1. Protectie is welvaartsverlagend omdat het handel op basis van comparatieve voordelen verstoort. 2. Daarom is de Wereld-Handels-Organisatie WTO gestoeld op het Most Favored Nation (MFN) principle: ieder lid krijgt dezelfde voordelen. 3. Regionale integratie is een uitzondering en leidt dan ook tot (kostbare) handelsverschuiving. 4. Er worden veel redenen gegeven voor protectie: a. Het infant industry argument. b. Langzame aanpassingen op de arbeidsmarkt. c. Nationale soevereiniteit. 5. Maar er zijn ook politieke verklaringen zoals de median voter theory en theory of collective action.

13 De Wereldhandelsorganisatie WTO 1. Het Most Favored Nation Principle (MFN): Iedereen krijgt de preferente van de meest bevoordeelde partij 2. National Treatment: Na de grens zijn de goederen gelijk. 3. Regulering concurrentievervalsing (dumping). 4. Dispute settlement system Uitdagingen voor het handelssysteem 1. Steeds meer handel in diensten vereist actieve regulering. Is dit een rationaliteit voor TTIP? 2. Is Apple evil? Hoe gaan we om met handel in intellectueel eigendom?

14 Apple makes use of subcontracting in manufacturing. Much of profits reflect the fruits from costly R&D in the past. Special attention for distribution and retail. A key question in this case is the organisation of sales: Are international sales done by incorporated foreign branches or are they exports? Apple s structure means that it makes a large profit on sales to compensate for high costs in development. Apple stores its profits offshore (not Ireland). A typical reason is high taxes in the US, this case thus feeds into a long overdue debate of tax reform in the US. The EU is now tapping into US profits and taxes. Does it have the moral and legal right to do so?

15