Q&A Regiobijeenkomsten Schakelen van school naar werk

Transcriptie

1 Q&A Regiobijeenkomsten Schakelen van school naar werk In het voorjaar van 2017 zijn er zeven regionale bijeenkomsten georganiseerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in samenwerking met de Sectorraad Praktijkonderwijs en het Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs. Deze bijeenkomsten zijn specifiek voor het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Deelnemers zijn bijgepraat over de laatste wijzigingen in de Participatiewet, beschut werk en de wetgeving voor de Banenafspraak. Over mogelijkheden en kansen voor samenwerking tussen school, gemeente en UWV. Over praktische instrumenten als de Implementatiescan en over voorbeelden uit de praktijk als de Zeeuwse Stichting Maatwerk. Ook een vragenvuur vanuit de zaal aan een panel van deskundigen is onderdeel van de bijeenkomst. Al deze vragen en antwoorden worden in dit document gedeeld. Vragen en antwoorden regiobijeenkomst Rotterdam, 22 maart 2017 Banenafspraak Een oud leerling praktijkonderwijs haalt een niveau 2 diploma op het MBO. Blijft deze leerling behoren tot de doelgroep Banenafspraak? Deze oud leerling blijft in het Doelgroepregister opgenomen (mits hij zich schriftelijk aanmeldt bij UWV via een Aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen; hij wordt dan zonder beoordeling ingeschreven) totdat uit salarisgegevens blijkt dat deze oud leerling minimaal het WML verdient. Vanaf het moment dat dat het geval is, blijft de oud leerling tot het eind van het lopend jaar plus nog 2 jaar daarna ingeschreven in het Doelgroepregister en wordt daar dan automatisch uitgeschreven. UWV Banenafspraak Hoe en waar vind ik werkgevers? Werkgevers hoeven geen extra banen boven op hun formatie te creëren in het kader van de Banenafspraak. Er is sprake van extra banen in de betekenis van extra plaatsingen van mensen uit de doelgroep (Doelgroepregister). Het doel is om meer mensen uit de doelgroep te plaatsen op de beschikbare banen van een bedrijf of organisatie. Werkgevers kunnen ook voor extra banen zorgen door mensen uit de doelgroep te plaatsen op plekken die openvallen door natuurlijk verloop. Ook is het mogelijk om taken en activiteiten op een andere manier te organiseren binnen de organisatie; door functies aan te passen aan de mogelijkheden van werknemers uit de doelgroep (jobcarving) of Banenafspraak bestaande taken in een bedrijf of organisatie die misschien meerdere personen nu uitvoeren, in één functie onder te brengen die iemand uit de doelgroep kan uitvoeren (functiecreatie). Vanuit dit uitgangspunt kunnen werkgevers met vacatures via de meer reguliere kanalen gevonden worden. Bijvoorbeeld via: - Het Werkgeversservicepunt - Het Werkplein - Uitzendbureaus - Brancheorganisaties - Ondernemersverenigingen - Netwerk Kennisdocument Wet Banenafspraak en Quotumheffing versie februari 2016 Te vinden via

2 No-risk polis en indicatie Doelgroepenregister Vroeger vroeg ik de no-risk polis aan bij het UWV voor de leerling praktijkonderwijs die regulier aan het werk kon zonder loonkostensubsidie. Wat doe ik nu? Vraag ik nu de indicatie Doelgroepenregister aan voor deze leerling? Ook al maakt hij geen gebruik van loonkostensubsidie? Leerlingen uit het praktijkonderwijs worden - indien zij zich schriftelijk bij UWV hebben aangemeld via de Aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen - zonder beoordeling opgenomen in het Doelgroepregister. Op grond daarvan valt deze leerling onder de dekking van de no-riskpolis. Mocht de leerling (werknemer) ziek worden, kan de werkgever de werknemer ziekmelden bij UWV en wordt de werkgever gecompenseerd voor de kosten van loondoorbetaling. Als blijkt dat de leerling praktijkonderwijs in staat is het WML te verdienen en er dus geen gebruik gemaakt wordt van loonkostensubsidie, valt hij na twee jaar niet meer onder de Banenafspraak en zal hij na twee jaar uitgeschreven worden uit het Doelgroepregister. Daarmee vervalt dan ook het recht op een no-riskpolis. Loonkostensubsidie/CAO loon Ons schoolbestuur wil graag oud leerlingen in dienst nemen. Vanuit de CAO moeten zij minimaal 1.537,- bruto betalen. Geldt hier nog een speciale regeling? Voorwaarde voor de inzet van loonkostensubsidie is dat er sprake moet zijn van iemand uit de doelgroep Participatiewet met arbeidsmogelijkheden die per uur niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Loonkostensubsidie wordt verstrekt over het wettelijk minimum loon (WML). De hoogte van loonkostensubsidie is wettelijk bepaald op het verschil tussen het WML en de vastgestelde loonwaarde met als maximum 70% van het WML (behalve bij forfaitaire loonkostensubsidie, zie ook hierna: dan wordt maximaal het eerste halfjaar van een dienstverband een loonkostensubsidie van 50% WML betaald). Het CAO deel boven het WML is voor rekening van de werkgever. Er zijn geen speciale regelingen. Aanvraag arbeidsvermogen Hoe kun je bij deze aanvraag aangeven dat je graag een belastbaarheidstest krijgt? Op het formulier is geen mogelijkheid om een belastbaarheidstest aan te vragen. Echter, de beoordeling van het arbeidsvermogen door het UWV gebeurt op basis van de systematiek SMBA (Sociaal-Medische Beoordeling Arbeidsvermogen). De beoordeling van de fysieke mogelijkheden/belastbaarheid maakt daarvan een belangrijk onderdeel uit. Forfaitaire loonkostensubsidie Zijn er ervaringen met het inzetten van de forfaitaire loonkostensubsidie? De forfaitaire loonkostensubsidie is met ingang van 1 januari 2017 wettelijk mogelijk geworden met terugwerkende kracht tot 4 juli De forfaitaire loonkostensubsidie is dus pas recent landelijk ingevoerd. Op dit moment is er geen landelijk beeld over de ervaringen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het om een mogelijkheid gaat om deze vorm van loonkostensubsidie in te zetten. Vereist is dat vooraf overleg plaatsvindt met de werkgever. Doel van forfaitaire loonkostensubsidie is om een vlotte plaatsing van een

3 kandidaat bij een werkgever mogelijk te maken. Forfaitaire loonkostensubsidie houdt in dat gedurende maximaal het eerste halfjaar van een dienstverband een loonkostensubsidie van 50% WML wordt toegekend. Binnen dat halfjaar moet de loonwaardebepaling plaatsvinden.? Drie jaar subsidie en dan? De vraag is niet helemaal duidelijk. Vermoedelijk betreft de vraag de huidige premiekorting (vanaf 2018 gaat dit Loonkostenvoordeel heten). Dit is inderdaad gemaximeerd op 3 jaar aangezien het bedoeld is als aanmoediging om mensen met een arbeidshandicap in dienst te nemen. Het gaat dus om een extra instrument om werkgevers over de streep te trekken om mensen uit de doelgroep in dienst te nemen. Na een periode van 3 jaar is de verwachting dat eventuele belemmeringen voor een werkgever in voldoende mate zijn weggenomen en geen aanvullende financiële voorzieningen meer nodig zijn. Jobcoaching Scholen kennen hun leerlingen zeer goed. Is jobcoaching (lifecoaching) niet veel effectiever als school dit uitvoert? Op zich is het mogelijk dat de jobcoach die vanuit de scholen is ingezet ook na de schoolperiode wordt ingezet. Dit moet op gemeentelijk niveau geregeld worden, aangezien jobcoaching een instrument in het kader van de Participatiewet is dat bij gemeentelijke verordening vastgesteld is. Afstemming en overleg met de gemeente over de mogelijkheden is hier het advies. Wat is de termijn waarbinnen de gemeente een beschutte werkplek moet bieden? Moet/kan dit direct aansluitend na schoolperiode? Er is in de Participatiewet geen termijn genoemd waarbinnen dit moet gebeuren. Maar op het moment dat door het UWV het advies is afgegeven, dient de gemeente een voorziening aan te bieden als het aantal verplichte plaatsen Beschut Werk voor die gemeente in een jaar nog niet is ingevuld. Daarom zal het UWV ook de gemeente inlichten als zij van een cliënt een aanvraag Advies heeft ontvangen, zodat de gemeente voorbereid is op de mogelijkheid dat een beschut werkplek moet worden aangeboden. Het is ook zaak om de uitstroom uit het onderwijs en de aanvraag Advies in tijd goed op elkaar af te stemmen. Kennisdocument versie februari 2017 Nascholing In hoeverre ondersteunt de gemeente scholing om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen (bijvoorbeeld MBO/ROC of andere trajecten)? Dat ligt aan wat de gemeente heeft vastgelegd in haar gemeentelijke verordening. Veel gemeenten hebben scholingstrajecten opgenomen in hun instrumentarium onder de Participatiewet.

4 Gemeente Er wordt veel over de jongere gesproken. Welke instrumenten en/of middelen heeft de gemeente om met school, ouders én de jongere in contact te komen? Dat is lastig om in algemene zin te beantwoorden, juist omdat gemeenten hierin volledig vrij zijn om dit te organiseren. We zien in toenemende mate dat scholen in de uitstroomfase casusoverleg organiseren met de gemeente. Gemeenten zouden dit overleg aan kunnen grijpen voor een eerste kennismaking met leerlingen door scholen te vragen dit overleg in aanwezigheid van de leerling te laten plaatsvinden. Na de schoolperiode ligt de verantwoordelijkheid voor leerlingen die uitstromen onder de Participatiewet bij de gemeente. Gemeenten geven hieraan op verschillende manieren vorm. Via een jongerenloket, een participatiecoach, of anderszins. Gesprekken met de (oud) leerling en zijn ouders zijn van belang om passende ondersteuning te kunnen bieden. Gemeenten kunnen informatie van de scholen hierbij betrekken en daarover ook afspraken met scholen maken. Leerplicht Een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs is niet meer leerplichtig vanaf 16 jaar. Regelingen als Wajong gelden vanaf 18 jaar. Welke instrumenten zet de gemeente in zodat deze jongeren niet thuis komen te zitten? Leerlingen in het profiel Vervolgonderwijs zijn wel leerplichtig en kwalificatieplichtig. Leerlingen in de andere twee profielen (arbeid en dagbesteding) niet. Overigens hebben leerlingen in het vso het recht tot hun 20 e naar school te gaan. Op grond van de Participatiewet bestaat recht op een uitkering als men tenminste 18 jaar is en aan bepaalde voorwaarden voldoet (bijv. zelf niet in het levensonderhoud kunnen voorzien). De gemeente is verplicht om uitkeringsgerechtigden en niet uitkeringsgerechtigden die als werkzoekende zijn ingeschreven te ondersteunen naar werk, ongeacht de leeftijd. Er zijn geen algemene regels over hoe gemeenten omgaan met jonge Nuggers (niet uitkeringsgerechtigden). Ondanks het feit dat zij niet uitkeringsgerechtigd zijn, kan de gemeente wel het instrumentarium van de Participatiewet voor hen inzetten. Hier is dus sprake van gemeentelijk beleid. Dagbesteding/WMO Bij nog geen arbeidsvermogen is dagbesteding mogelijk vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Wat is dan het inkomen (de uitkering) van de jongere? Dagbesteding vanuit de WMO2015 heeft in beginsel geen relatie met de uitkering van een jongere. Het uitkeringsregime en de hoogte van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsvermogen van de jongere en de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving die van toepassing is op inkomensvoorziening. Als geconstateerd is dat er langdurig en duurzaam geen arbeidsvermogen is, ontstaat voor de jongere recht op een uitkering in het kader van de Wajong2015. Een Wajong-uitkering bedraagt in beginsel 75% van het Wettelijk Minimum Loon. Als er geconstateerd wordt dat er sprake is van (enig) arbeidsvermogen of nog geen arbeidsvermogen maar dat dit wel ontwikkelbaar is, valt een jongere onder de Participatiewet. Als er geen sprake is van inkomen uit arbeid, financieel vermogen of een andere vorm van uitkering, bestaat er in beginsel aanspraak op bijstand. Vanaf 21 jaar bedraagt de hoogte van een bijstandsuitkering 70% van het WML (voor een alleenstaande/geen kostendeler). Voor

5 2017 is dat 982,79. Van 18 tot 21 jaar is sprake van de jongerennorm (omdat ouders geacht worden tot het 21 e jaar financieel mede verantwoordelijk te zijn voor hun kind). De hoogte hiervan is voor 2017 vastgesteld op 242,60 (voor een alleenstaande). Op een bijstandsuitkering vanaf het 21 e jaar is de kostendelersnorm van toepassing. Dit houdt in, dat volwassenen die met meer personen hun huishouden delen een lagere uitkering ontvangen. De reden hiervoor is, dat met meer personen in een huishouden de huishoudkosten gedeeld kunnen worden. Als een jongere bijvoorbeeld inwoont bij zijn of haarouders (dus in totaal 3 personen ouder dan 21 jaar) ontvangt hij aan bijstand 43,33% van het WML. Telt een baan van een beschutte werkplek bij een reguliere werkgever voor deze werkgever ook mee voor het quotum? Nee. Beschutte werkplekken tellen niet mee voor de Banenafspraak; het zijn twee elkaar uitsluitende groepen. Als mensen in het doelgroepregister banenafspraak zijn opgenomen en later wordt een positief advies beschut werk door UWV voor hen afgegeven, dan worden zij onmiddellijk uit het doelgroepregister verwijderd. Mensen met een Advies zitten dus niet in het Doelgroepregister. Het Doelgroepregister wordt gehanteerd om inzicht te verschaffen in het aantal gerealiseerde banen voor de Banenafspraak (en het quotum). Aangezien mensen met een advies Beschut Werk hierin niet opgenomen zijn, kunnen zij dus ook niet meetellen, ook niet als de beschut werkplek gerealiseerd is bij een reguliere werkgever. Kennisdocument versie februari 2017 In Rotterdam zijn er 107 nieuwe beschutte werkplekken in 2016 bij gekomen. Voor wie zijn die plekken? Voor nieuwe mensen met indicatie beschut werk? Of voor mensen die na inkrimpen van de Sociale Werkvoorziening in Rotterdam op een werkplek wachten? Tot de doelgroep beschut werk behoren mensen met arbeidsvermogen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, ook niet met extra begeleiding en ondersteuning. Zij hebben uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV. (Dit laat onverlet dat er wel reguliere werkgevers zijn die mensen in beschut werk aannemen). Dit onderscheidt de doelgroep van de doelgroep voor de Banenafspraak. Om voor in het kader van de Participatiewet in aanmerking te komen moet betrokkene beschikken over een advies van UWV. Gemeenten zijn vanaf januari 2017 verplicht om beschut werkplekken beschikbaar te stellen. Gemeenten mogen geen uitsluitende criteria toepassen zolang het aantal plekken waartoe zij verplicht zijn nog niet is bereikt. Kennisdocument versie februari 2017

6 Hoe snel moet de gemeente actie ondernemen na toekenning van beschut werk? Of mag het bijvoorbeeld ook nog een jaar duren (na school) voordat de plek in beeld is? Er is in de Participatiewet geen termijn genoemd waarbinnen een plek moet worden geboden nadat een advies is afgegeven. Maar op het moment dat door het UWV het advies is afgegeven, dient de gemeente een voorziening aan te bieden - als het aantal verplichte plaatsen voor die gemeente in een jaar nog niet is ingevuld. Daarom zal het UWV ook de gemeente inlichten als zij van een cliënt een aanvraag Advies heeft ontvangen, zodat de gemeente voorbereid is op de mogelijkheid dat een beschut werkplek moet worden aangeboden. Het is ook zaak om de uitstroom uit het onderwijs en de aanvraag Advies in tijd goed op elkaar af te stemmen. Het is aan gemeenten om meer beschut werkplekken in een jaar aan te bieden dan waartoe zij verplicht zijn. Dit regelen gemeenten in hun verordening. Als gemeenten hier niet toe besluiten en het aantal waartoe zij verplicht zijn is al bereikt, dan moeten gemeenten betrokkenen met een positief advies een alternatieve voorziening bieden tot er weer beschut werkplekken beschikbaar zijn. Kennisdocument versie februari 2017 Is een vervoersregeling mogelijk? Ja, dat is op grond van de Participatiewet mogelijk maar is gemeentelijk beleid. Loonwaarde toets Wat kan een school doen om leerlingen (en hun omgeving) voor te bereiden op een loonwaarde toets door het UWV? De vraag is even wat hier bedoeld wordt. Gaat het om loonwaardemeting of beoordeling arbeidsvermogen? In het geval van de beoordeling arbeidsvermogen gaat het om een integrale beoordeling door UWV op grond van een dossier, eventueel aangevuld met een gesprek met de arbeidsdeskundige en/of de verzekeringsarts. Het is gewenst dat de jongere informatie uit de schoolperiode opstuurt (bijv. stageverslagen), de school kan daarbij helpen. Op de gesprekken kan iemand zich voorbereiden door goed na te denken over de eigen mogelijkheden, reeds uitgevoerde activiteiten of werkzaamheden en door eventuele vragen vooraf te bedenken. De aanvrager mag altijd iemand meenemen. In geval van loonwaardemeting gaat het om een onderzoek op de werkplek waarbij de loonwaarde van werknemers met een arbeidsbeperking ten opzichte van werknemers zonder beperking wordt gemeten en vastgesteld. Dit wordt dus op de werkplek tijdens de reguliere werkzaamheden vastgesteld. Medewerkers hoeven hier niet specifiek op voorbereid te worden; zij voeren immers hun dagelijkse werkzaamheden op de voor hen normale wijze uit. Casus Casus: Een 18 jarige leerling van het voortgezet speciaal onderwijs kan maar 20 uur per week werken, woont zelfstandig maar verdient niet genoeg om zichzelf te onderhouden. Klopt het dat ouders totdat de jongere 21 jaar wordt, moeten bijdragen? Basis uitgangspunten:

7 - Ouders zijn tot het 21 e levensjaar van hun kind financieel verantwoordelijk voor zijn of haar levensonderhoud voorzover deze kosten de algemene bijstandsnorm (jongerennorm) overstijgen. - Als inkomen uit werk lager is dan de algemene bijstandsnorm voor een jongere en er geen vermogen of andere uitkering is, bestaat er in beginsel recht op aanvullende algemene bijstand Met betrekking tot de casus zijn de volgende zaken van belang: - De algemene bijstandsnorm voor de jongere in kwestie is 242,60 (jongerennorm voor een alleenstaande) - Het inkomen uit werk is vermoedelijk hoger - Ouders zijn financieel verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud die boven de algemene bijstandsnorm (jongerennorm) uitgaan - Indien de jongere in dit soort situaties géén financieel beroep op zijn ouders kan doen, bestaat er voor deze jongere in beginsel aanspraak op een aanvulling met individuele bijzondere bijstand. Op grond van de gegeven informatie zouden ouders financieel moeten bijdragen als het inkomen uit werk van de jongere onvoldoende wordt geacht om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Wat kun je doen richting de gemeente om Beschut werk gerealiseerd te krijgen? Moet je dan naar de rechter? Met ingang van 2017 zijn gemeenten wettelijk verplicht om aan te bieden. De verplichting geldt het aantal plaatsen dat bij ministeriële regeling is vastgesteld voor de betreffende gemeente. Zolang dit aantal plaatsen nog niet vervuld is, is de gemeente verplicht aan te bieden voor iemand met een Advies. Als de gemeente dit nalaat kan betrokkene een bezwaar- en beroepsprocedure starten. Gemeenten kunnen er zelf toe besluiten (in haar Verordening) om meer Beschut Werkplekken aan te bieden dan waartoe zij verplicht zijn. Als het aantal beschut werkplekken waartoe de gemeente verplicht is, is gerealiseerd en de gemeente heeft niet in zijn Verordening geregeld dat zij meer beschut werkplekken beschikbaar stelt, dan moet de gemeente een alternatieve voorziening aanbieden tot dat er weer plekken beschikbaar zijn. Kennisdocument versie februari 2017 Wat zijn de criteria voor een beschutte werkplek? Voor een school zou het prettig zijn een leerling eventueel ook via stages een bepaalde richting in te laten slaan. UWV adviseert op basis van landelijke criteria - die zijn vastgelegd in het Besluit Advisering - of een persoon tot de doelgroep beschut werk behoort. UWV verricht onderzoek naar de vraag of de persoon met arbeidsvermogen bij het verrichten van werkzaamheden is aangewezen op: - Een of meer technische of organisatorische aanpassingen die niet binnen redelijke grenzen door een werkgever kunnen worden gerealiseerd; - Permanent toezicht of intensieve begeleiding die niet binnen redelijke grenzen door

8 een werkgever kan worden aangeboden (Artikel 3 Besluit advisering beschut werk). Als aan tenminste één van bovenstaande criteria is voldaan, geeft UWV een positief advies beschut werk aan het college en informeert de betrokkene gelijktijdig als betrokkene zelf om een advies beschut werk bij UWV heeft gevraagd. UWV beoordeelt bovengenoemde vragen op basis van de methode SMBA (Sociaal Medisch Beoordelen van Arbeidsvermogen). Met toepassing van deze methode is UWV in staat om de vereiste aanpassingen in de werkplek respectievelijk de begeleidingsbehoefte van de betreffende persoon inzichtelijk te maken. Het kan gaan om een breed scala aan aanpassingen. Bijvoorbeeld fysieke aanpassingen aan de werkplek of de werkomgeving, een uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur. Bij de begeleidingsbehoefte kijkt UWV of een persoon is aangewezen op permanent toezicht of intensieve begeleiding. Permanent toezicht betreft een begeleider die altijd aanwezig is op de werkvloer en kennis heeft van de specifieke problematiek van de betreffende persoon. Onder intensieve begeleiding wordt begeleiding verstaan waarbij de betreffende persoon elk dagdeel begeleiding nodig heeft die een substantiële onderbreking van het werkproces tot gevolg heeft. De afweging of de benodigde aanpassingen en/of benodigde begeleiding binnen redelijke grenzen door een werkgever kan worden aangeboden, is afhankelijk van de situatie waarin de persoon zich bevindt. Dat heeft te maken met de beperkingen die de persoon heeft, het werk dat hij gaat doen en de omgeving waarin hij dat werk gaat doen. Kennisdocument versie februari 2017 Dagbesteding De gemeente Rotterdam stelt dat er in de Participatiewet geen Dagbesteding meer mogelijk is. Alleen vanuit de Wet Langdurige Zorg. Hoe verhoudt zich dat tot het verhaal tijdens de regiobijeenkomst op 22 maart in Rotterdam? Dagbesteding maakt in principe geen deel uit van het instrumentarium van de Participatiewet. Dagbesteding wordt verstrekt vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ), vanuit de Jeugdwet 2015 of vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO 2015). Voor die laatste twee zijn gemeenten verantwoordelijk. In voorkomende gevallen kan ontwikkelingsgerichte dagbesteding deel uitmaken van een traject richting loonvormende arbeid en vanuit dien hoofde ingezet worden als instrument voor reintegratie richting werk. Echter, dit gebeurt dus niet vanuit de Participatiewet maar vanuit andere wetgeving. Dagbesteding vanuit de gemeente wordt over het algemeen beschikt vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO2015) of de Jeugdwet (tot 18 jaar). Dit kan gebeuren in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Op grond van een keukentafelgesprek wordt door de gemeente, uitvoerder van de WMO2015, in samenspraak met de cliënt bekeken wat de beste en meest passende ondersteuning is. De gemeente heeft haar ondersteuningsmogelijkheden vastgelegd in een gemeentelijke verordening en heeft een grote mate van beleidsvrijheid bij de invulling van de verordening. Burgers kunnen zich dus tot de gemeente wenden voor dagbesteding. Dagbesteding vanuit de WLZ is alleen mogelijk op grond van een beschikking van het CIZ over het zorgzwaartepakket.

9 Loonwaarde Werkgevers zijn bang dat de loonwaarde in de loop van de tijd opgetrokken zal worden. Is die angst terecht? Loonwaarde van een medewerker wordt bepaald door een deskundige op basis van een objectieve methodiek. De loonwaarde van iemand voor wie loonkostensubsidie toegepast wordt, wordt periodiek opnieuw vastgesteld. Het is goed mogelijk dat de loonwaarde van iemand die gedurende een langere periode hetzelfde werk doet, geleidelijk groter wordt omdat iemand zich ontwikkelt. Als dat blijkt uit de loonwaardemeting, zal de loonwaarde hoger vastgesteld worden. Het is echter niet zo dat de loonwaarde automatisch na verloop van tijd opgetrokken wordt. Dat is echt afhankelijk van de uitkomst van de objectieve loonwaardemeting door een deskundige. Gemeente/Jongerenloket Zou het jongerenloket in een eerder stadium betrokken kunnen worden bij het proces (in plaats van dat het pas in beeld komt bij schoolverlaten)? Dat is in beginsel mogelijk maar dient op gemeentelijk (of mogelijk arbeidsmarktregio) afgestemd worden tussen de betrokken partners. Het is zelfs te adviseren dat de gemeente vroegtijdig betrokken wordt bij het transitie- en participatieproces van jongeren. Op diverse scholen is er al sprake van contact met de gemeente in het voorlaatste jaar voor uitstroom. Loonwaardebepaling De loonwaarde lijkt een statisch gegeven; gemeten tot één decimaal achter de komma. Maar de loonwaarde van een leerling uit het voortgezet speciaal onderwijs is niet statisch en kan zelfs per dag verschillen; afhankelijk van wat de leerling heeft meegemaakt. Heeft het dan wel zin om die loonwaarde zo exact en statisch vast te leggen? Een loonwaardebepaling is een onderzoek op de werkplek waarbij de loonwaarde van werknemers met een arbeidsbeperking ten opzichte van werknemers zonder beperking wordt gemeten en vastgesteld. De loonwaarde wordt periodiek opnieuw bepaald, afhankelijk van de ontwikkeling van betrokkene. Voor het bepalen van de loonwaarde zijn in het besluit Loonkostensubsidie Participatiewet de volgende uitgangspunten benoemd: - De loonwaarde dient op basis van de feitelijke werkzaamheden op de werkplek te worden vastgesteld; - De loonwaarde wordt vastgesteld door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige; - De loonwaardevaststelling moet plaatsvinden op basis van een beschreven methode. De Werkkamer heeft afgesproken dat de loonwaardebepaling moet plaatsvinden aan de hand van een gevalideerde methode door iemand die gecertificeerd is voor die methode.