Rapport. Datum: 17 mei 2004 Rapportnummer: 2004/171

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rapport. Datum: 17 mei 2004 Rapportnummer: 2004/171"

Transcriptie

1 Rapport Datum: 17 mei 2004 Rapportnummer: 2004/171

2 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda ten onrechte is overgegaan tot de inning van de onderhoudsbijdrage, nu hij in de periode vanaf 10 september 2001 tot 31 december 2001 een bedrag van ƒ had overgemaakt op de gezamenlijke gezinsrekening, terwijl de achteraf door de rechter vastgestelde kinderalimentatie voor die periode in totaal ƒ 2.367,84 bedroeg. Beoordeling I. Inleiding 1. Op 10 september 2001 ontving de rechtbank te Arnhem van verzoekers ex-partner K. een verzoekschrift om een alimentatiebeschikking vast te stellen. Enkele dagen eerder, op 4 september 2001, had verzoeker een bedrag van ƒ op een bankrekening gestort, die hij op dat moment nog gezamenlijk met K. voerde. Op 2 oktober 2001 stortte verzoeker nogmaals ƒ op de rekening, ditmaal onder vermelding van 'voorschot'. En op 3 december 2001 liet verzoeker een bedrag van ƒ bijschrijven op de rekening, ditmaal onder vermelding van 'storting eigen rekening'. De totale bijschrijving op deze rekening betrof vanaf 4 september 2001 tot 31 december 2001 derhalve ƒ Het totale overgeboekte bedrag ná 10 september 2001 tot en met 31 december 2001 betrof ƒ (zie Bevindingen, onder A.1. en A.3.). 2. Uit een brief van 30 oktober 2001 van de advocaat van verzoekers ex-partner, gericht aan verzoekers advocaat, blijkt dat er van verzoeker werd verwacht dat hij op de gezamenlijke rekening geld overmaakte ten behoeve van de woonlasten en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (zie Bevindingen, onder A.2.). 3. Op 4 februari 2002 stelde de rechtbank te Arnhem een alimentatiebeschikking met terugwerkende kracht vast vanaf het moment dat K.'s verzoekschrift ter griffie was ontvangen, namelijk 10 september De rechtbank stelde vast dat L. (verzoeker; N.o.) weliswaar in de tussenliggende periode betalingen had verricht, maar dat het op de weg van beide partijen lag om te beslissen in hoeverre de betalingen kinderalimentatie betroffen (zie Bevindingen, onder A.4.). Het totaal te betalen bedrag aan kinderalimentatie voor de periode 10 september 2001 tot en met 31 december 2001 kwam door de rechterlijke beschikking neer op ƒ 2.367, Op 22 maart 2002 verzocht K. aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) om de inning van de onderhoudsbijdragen over te nemen; zij stelde vanaf september 2001 geen enkele betaling van kinderalimentatie te hebben ontvangen, ondanks de rechterlijke beschikking. Het LBIO liet verzoeker bij brief van 4 april 2002 weten voornemens te zijn de inning over te nemen. Verzoeker reageerde op 13 april 2002 dat hij geen achterstand had in de betalingen, onder toezending van een uitdraai van een

3 3 girotel-overzicht waarmee hij de betalingen die hij in september, oktober en december 2001 had gedaan op de toen nog gezamenlijke rekening aantoonde. Hij meldde het LBIO dat de betalingen het verschuldigde bedrag van kinderalimentatie overschreden. Op 17 mei 2002 besloot het LBIO de inning van de onderhoudsbijdragen over te nemen omdat verzoeker niet zou hebben aangetoond dat hij volledig aan de betaalverplichting voor kinderalimentatie in de periode 10 september 2001 tot en met 31 december 2001 had voldaan. Bij brief van 10 juni 2002 aan verzoeker bevestigde het LBIO dit standpunt (zie Bevindingen, onder A.5., A.6., A.7. en A.8.). 5. Verzoeker diende op 29 juni 2002 bij het LBIO een klacht in over de overname van de inning, en voegde ter aanvullende informatie op 22 juli 2002 een brief van de advocaat van zijn ex-partner bij. De advocaat schreef hierin dat verzoeker in de periode van 10 september tot en met 24 december 2001 per saldo een bedrag van ƒ ten behoeve van het gezin had gestort (zie Bevindingen, onder A.10.). 6. Begin september 2002 verzocht het LBIO telefonisch aan K. om een toelichting te geven op de brief van 16 juli 2002 van haar advocaat. Hieruit volgde dat het LBIO op het standpunt bleef dat de inning kon worden overgenomen. II. Ten aanzien van het overnemen van de inning 1. Verzoeker acht het onjuist dat het LBIO is overgegaan tot de inning van de onderhoudsbijdragen over de periode van 10 september 2001 tot en met 31 december 2001, nu hij vanaf 4 september 2001 tot 31 december 2001 een totaalbedrag van ƒ 8400 had overgemaakt op de gezamenlijke gezinsrekening, terwijl de achteraf door de rechter vastgestelde alimentatie voor die periode in totaal ƒ 2.367,84 bedroeg. Volgens verzoeker gaat het LBIO er ten onrechte vanuit dat hij gedurende die periode niet of niet volledig heeft voldaan aan zijn betalingsverplichting. Verzoeker stelt dat hij ten tijde van de overschrijvingen ná 10 september 2001 (respectievelijk ƒ en ƒ 2.700) niet de leidende omschrijving 'kinderalimentatie' bij de betalingen heeft gevoegd, omdat het volgens hem impliciet wel duidelijk was voor zijn ex-partner dat het een bijdrage in de kosten voor het levensonderhoud van de kinderen betrof. Hij verwijst hierbij naar de brief van 30 oktober 2001 van de advocaat van zijn ex-partner, waarin wordt gewezen op de afspraak dat hij geld zou overmaken op de gezamenlijke rekening ten behoeve van de woonlasten en het levensonderhoud van de kinderen en baseert zich op artikel 6:43 BW (zie Achtergrond, onder 1.). Bovendien, zo stelt hij, had de rechter zich tot februari 2002 nog niet uitgesproken over het verschuldigde alimentatiebedrag, waardoor hij de betalingen niet als 'alimentatie' omschreef. Verzoeker voert aan dat uit de aan het LBIO verstrekte rekeningoverzichten blijkt dat zijn ex-partner veelvuldig uitgaven deed ten behoeve van het levensonderhoud van zowel haarzelf als de kinderen. Tenslotte verwijst verzoeker naar de brief van 16 juli 2002 van de advocaat van zijn ex-partner, die erkent dat verzoeker in de betreffende periode per saldo een bedrag van ƒ ten behoeve van het gezin had gestort (zie Bevindingen, onder A.9., B.2., B. en F.).

4 4 2. Het LBIO liet in reactie op de klacht weten dat verzoeker op 13 april 2002 na de kennisgeving van het voornemen tot overname van de inning aan het LBIO had laten weten per saldo ƒ te hebben bijgedragen in de kosten van onderhoud van de kinderen in de periode 10 september 2001 tot en met 31 december Uit correspondentie van maart 2002 tussen de advocaten leidde het LBIO op dat moment af dat er nog geen overeenstemming was bereikt over de reeds gedane betalingen, terwijl dit volgens het LBIO in de rechterlijke beschikking als uitgangspunt was genoemd. Omdat K. persisteerde in haar verzoek, diende het LBIO de vordering over te nemen, aldus de directeur. Hij acht de klacht dan ook niet gegrond (zie Bevindingen, onder C.) Voorts liet het LBIO in zijn reactie weten dat begin juni 2002 K. telefonisch om uitleg was gevraagd over de door verzoeker gedane betalingen, waarin zij had laten weten dat de betalingen dienden ter dekking van verzoekers eigen lasten en uitgaven. Het LBIO kon uit de omschrijving bij de betalingen niet afleiden dat deze strekten tot betaling van kinderalimentatie. De stelling van de advocaat van K. bij brief van 16 juli 2002 dat verzoeker tussen 10 september 2001 en 24 december 2001 een bedrag van ƒ had gestort ten behoeve van het gezin, werd door K. vervolgens betwist tijdens een telefoongesprek met een medewerkster van het LBIO in september Het LBIO had hierna geconcludeerd dat de alimentatiebijdrage over de betreffende periode nog immer verschuldigd was en bleef op het standpunt dat het LBIO de inning kon overnemen Het LBIO liet tenslotte weten dat tijdens de interne klachtbehandeling ten onrechte was geconcludeerd dat K.'s (schriftelijke) toestemming was vereist om de gestorte bedragen als kinderalimentatie aan te merken. In zoverre was de klacht van verzoeker gegrond, aldus de directeur. Echter, het lag ook niet op de weg van het LBIO om te bepalen welke mogelijke andere schulden verzoeker zou hebben voldaan middels zijn betalingen tussen september en december 2001 (zie Bevindingen, onder E.). 3. Gebleken is in dit geval dat het LBIO een ontvangen verzoek tot overname van de inning van de kinderalimentatie slechts summier toetst en vervolgens de alimentatieplichtige aanschrijft over de gestelde betalingsachterstand. Een dergelijk beleid is niet onjuist. Gelet op de tekst van artikel 1:408, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (zie Achtergrond, onder 2.) behoeft een alimentatiegerechtigde slechts aannemelijk te maken dat in een periode van zes maanden voorafgaande aan het verzoek de alimentatieplichtige in één periodieke betaling tekort is geschoten. Aan de strekking van deze bepaling zou tekort worden gedaan indien het LBIO van een alimentatiegerechtigde zou verlangen dat wordt aangetoond dat er daadwerkelijk sprake is van een achterstand in de betalingen, gesteld al dat dit mogelijk is. Het is immers veel moeilijker aan te tonen dat een bepaald bedrag niet is betaald dan aan te tonen dat wel is betaald. Daarbij komt dat het LBIO een alimentatieplichtige altijd eerst in kennis stelt van het voornemen om tot inning van de alimentatie over te gaan. Betrokkene heeft dan de mogelijkheid zijn/haar zienswijze naar voren te brengen voordat tot incasso wordt overgegaan. De Nationale ombudsman realiseert zich dat het voor een alimentatieplichtige onaangenaam kan zijn te worden

5 5 geconfronteerd met onterechte aanmaningen. Dat een alimentatiegerechtigde onjuiste dan wel onvolledige informatie aan het LBIO verstrekt, valt echter niet te voorkomen en valt het LBIO niet aan te rekenen De Nationale ombudsman beoordeelt het besluit tot overname van de inning van het LBIO alleen als een niet-behoorlijke gedraging, wanneer de vordering van de ontvangstgerechtigde K. op de betalingsplichtige L. in zoverre niet meer aannemelijk is, dat het LBIO niet in redelijkheid tot het besluit tot overname van de inning heeft kunnen komen. Vast staat dat verzoekers ex-partner op 22 maart 2002 het LBIO verzocht de inning van de onderhoudsbijdragen op zich te nemen, omdat volgens haar verzoeker niet aan de betalingsverplichting voldeed. Het LBIO stelde verzoeker op 4 april 2002 in kennis van het voornemen de inning over te nemen, waarop verzoeker gemotiveerd antwoordde op 13 april Vast staat dat verzoeker op dat moment middels een girotel-overzicht aantoonde dat hij in de betreffende periode van september 2001 tot en met december 2001 stortingen had verricht op de gezamenlijke rekening, die het op een later moment bepaalde verschuldigde alimentatiebedrag overschreden. Tevens is komen vast te staan dat er tussen de advocaten van de beide partijen in oktober 2001 correspondentie was betreffende de noodzaak tot betalingen op de gezamenlijke rekening voor het onderhoud van de kinderen en de woonlasten. De Nationale ombudsman acht het op die grond reeds aannemelijk dat de betalingen in ieder geval deels strekten tot betaling van de later door de rechter vastgestelde kinderalimentatie. Dat het LBIO niet heeft beoordeeld welk gedeelte van de onduidelijk omschreven stortingen ten behoeve van het levensonderhoud van de kinderen strekte, acht de Nationale ombudsman een juiste opvatting. Bij een dergelijk conflict tussen partijen is de burgerlijke rechter bij uitstek bevoegd om hierover uitsluitsel te geven en kan niet van het LBIO worden verwacht diepgaand te onderzoeken welke schulden er zijn en tot welke vordering een betaling dient Toch kan de Nationale ombudsman het LBIO niet volgen in het standpunt dat het gerechtigd was de inning over te nemen. Nu bij de beoordeling van het verzoek tot overname van de inning uit correspondentie tussen de advocaten uit maart 2002 bleek dat er tussen de ex-partners nog geen overeenstemming was bereikt over de toerekening van de betalingen, dat de betalingen de verschuldigde kinderalimentatie voor die periode in ieder geval ruim overschreden en dat de correspondentie uit oktober 2001 aantoonde dat de betalingen op de gezamenlijke rekening werden gedaan onder andere ten behoeve van het gezin, is de Nationale ombudsman van oordeel dat het LBIO reeds in april 2002 had kunnen concluderen dat de door K. gestelde achterstand in de betalingsverplichting niet voldoende aannemelijk was. Dat verzoeker zijn betalingen niet specifiek als 'kinderalimentatie' had omschreven, kan hem volgens de Nationale ombudsman niet worden aangerekend, omdat de rechterlijke beschikking op dat moment nog niet was gegeven. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het LBIO in april 2002 van K. had kunnen vergen dat zij eerst met verzoeker tot overeenstemming diende te komen en

6 6 duidelijkheid diende te brengen in de situatie Nadat het LBIO in mei 2002 besloot de inning toch over te nemen, liet verzoeker op 21 mei 2002 telefonisch weten het hiermee niet eens te zijn. Het LBIO informeerde daarop begin juni 2002 telefonisch bij K. waartoe de gestorte bedragen dienden. K. gaf daarbij aan dat de betalingen verzoekers eigen lasten en uitgaven dekten. Verzoeker diende bij het LBIO een klachtbrief in en verstrekte verder op 22 juli 2002 een afschrift van een brief van 16 juli 2002 van de advocaat van K., waarin werd erkend dat hij in de betreffende periode een bedrag van ƒ had overgemaakt ten behoeve van het gezin. Deze informatie had de aannemelijkheid van de door K. gestelde achterstand in de betalingsverplichting verder in twijfel moeten trekken. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het LBIO had moeten concluderen dat de door K. in september 2002 telefonisch verstrekte inlichtingen in weerwoord op de brief van haar advocaat onvoldoende onderbouwing waren voor het aannemelijk maken van door haar gestelde achterstand in de betalingsverplichting. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de schriftelijke mededeling van K.'s advocaat op 16 juli 2002 aan K. kan worden aangerekend, zodat enige resterende twijfel bij het LBIO over de aannemelijkheid van zijn vordering werd weggenomen. Alles overziend is de Nationale ombudsman dan ook van mening dat het LBIO had moeten besluiten om de inning voor wat betreft de periode 10 september 2001 tot en met 31 december 2002 niet over te nemen, en partijen had moeten informeren dat zij eerst tot overeenstemming dienden te komen, dan wel een rechterlijke uitspraak dienden te verzoeken. Het is niet juist dat dit niet is gebeurd. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het Landelijke Bureau Onderhoudsbijdragen (LBIO), die wordt aangemerkt als een gedraging van de directeur van het LBIO, is gegrond. Onderzoek Op 14 mei 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer L. te X, met een klacht over een gedraging van het Landelijke Bureau Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda. Naar deze gedraging, werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd het LBIO verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd aan het LBIO een aantal specifieke vragen gesteld.

7 7 Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Zowel het LBIO als verzoeker deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Bevindingen De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt: A. feiten 1. In de zomer van 2001 beëindigden verzoeker en zijn partner K. hun relatie en samenleving. Op 4 september 2001 maakte verzoeker een bedrag van ƒ over op een bankrekening die hij op dat moment nog gezamenlijk met K. voerde. Hij gaf geen omschrijving waartoe het geld diende. Op 10 september 2001 ontving de rechtbank te Arnhem een verzoekschrift van K. om een alimentatiebeschikking vast te stellen voor hun vier kinderen. Op 2 oktober 2001 stortte verzoeker nogmaals een bedrag van ƒ op de gezamenlijke rekening, ditmaal onder vermelding van 'voorschot'. 2. Bij brief van 30 oktober 2001 schreef de advocaat van verzoekers ex-partner K. aan de advocaat van verzoeker onder meer het volgende: "Heden heb ik van cliënte vernomen dat uw cliënt in het geheel geen geld meer overmaakt naar de gezamenlijke rekening. In uw brief van 12 oktober jl. deelt u mee dat uw cliënt maandelijks een lager bedrag zal overmaken als cliënte niet bereid zou zijn een gebruiksvergoeding ter hoogte van ƒ per maand te betalen. Tegen alle afspraken in heeft uw cliënt de betaling echter in het geheel gestaakt! Cliënte, die de zorg heeft over alle vier de kinderen, heeft daarmee een groot financieel probleem. Daarnaast worden van deze gezamenlijke rekening de woonlasten betaald. Uw cliënt heeft toegezegd deze lasten te blijven betalen. Het is dus niet zo, zoals u in uw brief suggereert, dat de man de woonlasten betaalt en daarnaast nog maandelijks een bedrag van ƒ De woonlasten en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moeten uiteraard gewoon betaald worden. Uw cliënt dient deze bedragen dan ook per omgaande te storten op de gezamenlijke rekening.

8 8 Het kan natuurlijk niet zo zijn dat uw cliënt, als hem iets niet zint, de betalingen onmiddellijk staakt, zeker niet als u aangeeft dat de consequentie een andere, namelijk betaling van een lager bedrag, zal zijn." 3. Op 3 december 2001 stortte verzoeker een bedrag van ƒ op de gezamenlijke rekening, ditmaal onder vermelding: 'storting op eigen rekening'. 4. Op 4 februari 2002 vaardigde de rechtbank te Arnhem een alimentatiebeschikking uit, waarin onder meer het volgende was bepaald: "4. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de man met na te melden bedrag dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen. Een dergelijke alimentatie is in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. 5. De alimentatieverplichting zal worden vastgesteld met ingang van de datum waarop het verzoekschrift ter griffie is ontvangen. Weliswaar is door de man aangevoerd dat hij tot november 2001 betalingen heeft verricht, waarin begrepen bedragen ter zake van kinderalimentatie, maar dit wordt door de vrouw gemotiveerd tegengesproken. Het ligt niet op de weg van de rechtbank te beslissen in hoeverre in de stortingen, gedaan op de gemeenschappelijke rekening ten behoeve van al dan niet gemeenschappelijke uitgaven kinderalimentatie is begrepen, dat ligt op de weg van partijen die kennelijk nog bezig zijn met de financiële afwikkeling van hun samenwoning en de stellingen, behalve door de verklaringen van partijen ter zitting, zijn ook niet onderbouwd. De beslissing De rechtbank 1. bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 10 september 2001 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen: ( ) (namen van de vier kinderen; N.o.) zal bijdragen ƒ 160,00 = 72,60 per kind per maand, in de toekomst bij vooruitbetaling te voldoen." 5. Op 22 maart 2002 verzocht K. het LBIO om de inning van de kinderalimentatie over te nemen. Zij stelde vanaf 10 september 2001 in het geheel geen kinderalimentatie te hebben ontvangen. Bij brief van 4 april 2002 liet het LBIO verzoeker weten voornemens te zijn de inning over te nemen. Het LBIO schreef daartoe onder meer het volgende: "De maandelijkse alimentatie bedraagt 72,60 per kind en volgens de opgave in het verzoek is er sprake van een achterstand in de betaling van 2.236,08 per 30 april 2002

9 9 (vanaf 10 september 2001). Het LBIO kan niet beoordelen in hoeverre de informatie juist of onvolledig is. Indien de kinderalimentatie naar uw mening is voldaan verzoeken wij u dat aan te tonen aan de hand van kopieën van bank- of giroafschriften." 6. Verzoeker liet het LBIO bij brief van 13 april 2002 weten het oneens te zijn met de gestelde achterstand in de betalingsverplichting van de kinderalimentatie. Hij schreef daartoe onder meer het volgende: "U verwijst naar de rechterlijke uitspraak van 4 februari Vanaf 10 september 2001 dient op grond van deze uitspraak kinderalimentatie te worden voldaan. Volgens mevrouw K. heb ik aan deze verplichting nog niet voldaan. Ik bestrijd dit. ( ) Mevrouw K. en ik zijn, via onze advocaten, nog bezig met de financiële afwikkeling van onze samenwoning. Om hetgeen ik bij de zitting heb gesteld, namelijk dat ik reeds ruim voldoende middelen heb overgemaakt om te voorzien in het onderhoud van de kinderen, te onderbouwen, heb ik een overzicht gemaakt van de door mij op de gemeenschappelijke rekening gedane stortingen, verminderd met de aan mij toe te rekenen uitgaven. Inmiddels zijn deze girorekeningen geen gezamenlijke rekeningen meer, maar behoren zij toe aan mevrouw K. Het overzicht is toegestuurd aan de advocaat van mevrouw K. Het overzicht wordt op twee punten betwist, namelijk het maandelijks bedrag van ƒ 350 wat naar mijn autorekening wordt overgeschreven, ontbreekt. Dit is een terechte opmerking. Ik maak hiervoor een correctie op het overzicht. ( ) Uit het gecorrigeerde overzicht over het tweede halfjaar 2001, wat dus voor het overige niet betwist wordt door mevrouw K., blijkt dat ik sinds het moment dat wij geen gemeenschappelijke huishouding meer voeren (28 juni 2001), ƒ heb overgemaakt en dat ƒ van de uitgaven aan mij zijn toe te rekenen. Per saldo heb ik dus voor ƒ bijgedragen in de kosten van onderhoud van de kinderen. Wanneer de stortingen en uitgaven worden bezien vanaf de ingangsdatum van de alimentatieverplichting, namelijk 10 september 2001, heb ik per saldo ƒ bijgedragen in de kosten van onderhoud van de kinderen. De alimentatieverplichting voor de periode 10 september 2001 t/m 31 december 2001 bedraagt (3 + 21/30) maanden x 4 kinderen x ƒ 160 = ƒ Uit de overzichten blijkt dus ontegenzeggelijk dat ik veel meer heb overgemaakt. Ik stuur een uitdraai van Girotel mee waaruit blijkt dat ik de in het overzicht genoemde bedragen heb overgemaakt."

10 10 7. Het LBIO nam op 17 mei 2002 de inning van de onderhoudsbijdragen over en informeerde verzoeker overeenkomstig. "Onder verwijzing naar de correspondentie van 4 april 2002 en uw reactie hierop van 13 april 2002 deel ik u mede dat u niet heeft aangetoond dat u volledig heeft voldaan aan uw betaalverplichting ten behoeve van uw kinderen zoals deze aan u is opgelegd bij rechterlijke beschikking d.d. 4 februari ( ) De rechtbank heeft u ondanks haar motivering onder punt 5 toch een concrete bijdrage opgelegd door u te laten (; N.o.) betalen vanaf 10 september 2001." 8. Naar aanleiding van een telefoongesprek met verzoeker op 21 mei 2002 liet het LBIO hem bij brief van 10 juni 2002 onder meer het volgende weten: "Op 21 mei 2002 heeft u mij telefonisch benaderd met de mededeling dat u van mening bent dat uw dossier niet correct door mij is beoordeeld en dat u van mening bent dat u wel voldoende heeft aangetoond dat u aan uw betaalverplichting ten behoeve van uw kinderen heeft voldaan. Ik heb de van u ontvangen girotel-uitdraaien en het door u opgestelde overzicht inzake de aan u toe te rekenen uitgaven op de gezamenlijke rekeningen nogmaals bekeken. De enige onderdelen waarop ik nog om uitleg heb gevraagd aan mevrouw K. zijn uw omschrijvingen "voorschot alimentatie + vaste lasten" in het door u zelf opgestelde overzicht. Mevrouw K. stelt dat u deze omschrijvingen pas later heeft toegevoegd bij het opstellen van uw overzicht, maar dat de door u gestorte bedragen gedaan zijn ter dekking van uw eigen lasten/uitgaven. Mevrouw K. heeft als voorbeeld een kopie van het giroafschrift gezonden van uw betaling van 3 december Als omschrijving staat op het afschrift alleen "storting eigen rekening". Op de van u ontvangen girotel-uitdraaien vind ik onder het kopje mededeling ook geen omschrijving waaruit blijkt dat uw betalingen betrekking hebben op de kinderalimentatie, zoals deze is opgelegd in de rechterlijke uitspraak van 4 februari 2002." 9. Op 29 juni 2002 diende verzoeker een klacht in bij het LBIO. Hij schreef onder meer als volgt: "U heeft navraag gedaan bij mevrouw K. en accepteert, kennelijk zonder doorvragen, haar stelling dat de door mij gestorte bedragen gedaan zijn ter dekking van mijn eigen lasten/uitgaven. U onderzoekt niet of deze stelling juist is, terwijl ik u gedetailleerd en gerangschikt heb aangegeven welke uitgaven aan mij zijn toe te rekenen. Deze toerekening is verifieerbaar

11 11 aan de hand van de giropasnummers. In de periode september t/m december 2001 heb ik vier maal bedragen overgemaakt, namelijk in september ƒ 3.600, in oktober ƒ in november ƒ en in december ƒ Tenminste eenmaal heb ik hierbij de term voorschot gebruikt, namelijk bij de betaling in oktober. Ik heb niet de term alimentatie maar de term voorschot gebruikt omdat op dat moment de hoogte van de alimentatie nog niet door de rechter was vastgesteld. Deze is vastgesteld op 4 februari Als ik uw werkwijze goed begrijp, beperkt u zich in uw onderzoek of aan de onderhoudsverplichting is voldaan, tot de vraag of bij de betaling de juiste term, namelijk alimentatie voorkomt. Ik ben van mening dat dit veel te kort door de bocht is. Wanneer ik hiervan op de hoogte was, had ik deze term wel gebruikt. Ik ben echter een leek op dit terrein en heb daarom te goeder trouw bedragen overgemaakt, in de wetenschap dat mijn ex-partner wist waarvoor deze bedragen bedoeld waren. Ter ondersteuning van het feit dat zij dit wel degelijk wist voer ik het volgende aan: a. Uit de giroteluitdraai blijkt dat zij geen enkel bedrag op de rekening gestort heeft, maar vervolgens wel veelvuldig uitgaven doet. Zie de vele pin-betalingen bij Konmar en Aldi die met haar pasnummer gedaan zijn. Zij doet hiermee dus uitgaven voor levensonderhoud van haarzelf en de kinderen. b. Uit de giroteluitdraai blijkt dat van deze rekening de hypotheeklasten van de woning betaald worden. De woning is in de betreffende periode door mevrouw K. en de kinderen bewoond. (Ik heb in deze periode elders op kamers gewoond; ik kan dit desgewenst aantonen met een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie.) De betreffende woonlasten van mevrouw K. en de kinderen zijn dus volledig betaald van de door mij gestorte bedragen. c. Uit de correspondentie tussen de advocaat van mevrouw K., mevrouw mr. R., en mijn advocaat, mevrouw mr. M., van 30 oktober 2001 (kopieën zijn bijgevoegd) blijkt dat de overgemaakte bedragen door partijen beschouwd worden als bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. Mevrouw mr. R. schrijft letterlijk: "De woonlasten en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen moeten uiteraard gewoon betaald worden. Uw cliënt dient deze bedragen dan ook per omgaande te storten op de gezamenlijke rekening." Er kan daarom niet anders dan geconcludeerd worden dat de overgemaakte bedragen kennelijk bedoeld waren om te voorzien in het onderhoud van de kinderen. Het valt redelijkerwijs niet te verwachten, zeker niet gezien de houding van mijn ex-partner ten opzichte van mij, dat ik vrijwillig bedragen zou overmaken om haar banksaldo op te schroeven. De bedragen waren bedoeld als bijdrage in het onderhoud van de kinderen, en

12 12 nergens anders voor! Ik vind het incorrect en onzorgvuldig dat u afgaat op een zo eenvoudig te weerleggen stelling, beter gezegd, een bewering van mijn ex-partner en dat u de door mij gepresenteerde feiten terzijde legt. Dit terwijl mijn ex-partner aannemelijk dient te maken dat ik in tenminste een van de zes maanden voorafgaand aan het verzoek tot incasso tekort ben geschoten in mijn verplichtingen. Ik maak bezwaar tegen uw beslissing. Ik verzoek u met klem de stukken zorgvuldig te bestuderen en uw beslissing te herzien." 10. Op 22 juli 2002 voegde verzoeker bij zijn eerder ingediende klachtbrief aan het LBIO ter verdere informatie een brief van de advocaat van zijn ex-partner van 16 juli Deze had aan verzoekers advocaat onder meer het volgende geschreven: "De inboedelzaken zijn inmiddels verdeeld. Bijgaand stuur ik u een lijst toe waarop de wijze van verdeling van de zaken staat vermeld alsmede de bij deze zaken behorende geldwaarden. Er is sprake van een overbedeling van uw cliënt van een bedrag van ƒ 3.196,60. In de periode van 10 september 2001 tot en met 24 december 2001 heeft uw cliënt een bedrag gestort van ƒ Hiervan heeft hij zelf opgenomen een bedrag van ƒ Per saldo heeft uw cliënt in die periode ten behoeve van het gezin een bedrag gestort van ƒ Indien het hiervoor genoemde bedrag wordt verrekend met het bedrag aan overbedeling resteert een bedrag te voldoen door cliënte aan uw cliënt van 168,09 (ƒ 370,40)." 11. Bij brief van 26 juli 2002 bevestigde het LBIO de ontvangst van verzoekers klachtbrief. 12. Op 19 september 2002 zocht het LBIO telefonisch contact met verzoekers ex-partner. In een telefoonnotitie schreef de medewerkster van het LBIO hierover onder meer het volgende op: "OG (ontvangstgerechtigde; N.o.) om telefonisch te pakken gekregen. Gevraagd hoe het zit met die brief van de advocaat. OG is het niet met de stelling van de advocaat eens: er zou helemaal niet teveel zijn betaald vorig jaar op de gezamenlijke rekening, want OG heeft nog veel meer van BP (betalingsplichtige; N.o.) te vorderen, een auto zou ze nog van hem tegoed hebben! Er is vooralsnog helemaal nog geen overeenstemming dat dat bedrag vorig jaar teveel door BP is betaald op de en/of rekening, en als dat al zo was, dan ziet OG het zeker niet als kinderalimentatie. OG is ook van mening dat de rechtbank destijds ter zitting heeft gezegd dat het bedrag dat eventueel door BP teveel zou zijn betaald aan OG los zou staan van zijn alimentatieverplichting. Daarom heeft de rechtbank er in de beschikking geen uitspraak

13 13 over gedaan, en heeft zij met een vaste ingangsdatum de bijdrage aan BP opgelegd." 13. Bij brief van 20 september 2002 deed het LBIO verzoekers klacht als volgt af: "Naar aanleiding van uw klacht als verwoord in uw brief van 22 juli 2002 en met verwijzing naar het tussenbericht van 26 juli jl., bericht ik u als volgt. Uit uw brief maak ik op dat u klaagt over het standpunt dat door het LBIO is ingenomen terzake de vaststelling van een achterstand in uw alimentatiebetalingen. Ter beoordeling van uw klacht heb ik het dossier doorgenomen. Op 4 februari 2002 werd door de arrondissementsrechtbank te Arnhem uitgesproken dat u ingaande 10 september 2001 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van uw vier kinderen maandelijks een bedrag van 72,60 per kind per maand zou bijdragen. Blijkens de overwegingen van die beschikking (onder punt 5) werd door u aangevoerd dat u "tot november 2001 betalingen heeft verricht, waarin begrepen bedragen ter zake van kinderalimentatie." Deze stelling werd echter door mevrouw K. "gemotiveerd bestreden". De rechtbank stelde voorts dat "het niet op de weg van de rechtbank ligt te beslissen in hoeverre in de stortingen, gedaan op de gemeenschappelijke rekening ten behoeve van al dan niet gemeenschappelijke uitgaven, kinderalimentatie is begrepen. Dat ligt op de weg van partijen die kennelijk nog bezig zijn met de financiële afwikkeling van hun samenwoning..." De rechtbank zegt hier feitelijk mee, dat er overeenstemming tussen u beiden moest komen over de bestemming van de gelden en de bestemming van het meerdere dat door u betaald was, alvorens beslist kon worden welk bedrag als kinderalimentatie over een bepaalde periode diende te worden gezien. Eind maart 2002 ontving mijn bureau van mevrouw K. het verzoek tot inning van de door u krachtens de beschikking verschuldigde kinderalimentatie. Met de brief van mijn bureau van 4 april 2002 werd u van dit verzoek in kennis gesteld. Tevens werd u daarin verzocht mijn bureau aan te tonen dat de daarin vermeldde bijdrage wel, of alsnog binnen 14 dagen na dagtekening van die brief, aan mevrouw K. zou zijn voldaan. Mevrouw K. werd per gelijke datum van verzending van die brief aan u in kennis gesteld. Zij reageerde daarop op 8 april jl. met de schriftelijke mededeling dat u op 25 maart 2002 een bedrag van 871,20 aan haar had overgemaakt, met de omschrijving: betaling alimentatie januari t/m maart Zij vermeldde nog dat de verschuldigde alimentatie van het jaar 2001 en van april 2002 nog niet door haar was ontvangen. Met uw brief van 16 april jl. zond u verschillende bijlagen, waaronder een transactieoverzicht van bank- en/of girorekening(en). U wilde hiermee duidelijk maken dat u een bedrag van ƒ op die rekeningen heeft gestort sedert het moment dat u en mevrouw K. geen gezamenlijke huishouding meer voeren, te weten 28 juni Dit

14 14 bedrag dient verminderd te worden met de aan u toe te rekenen uitgaven, te weten ƒ U wilde hiermee aantonen dat u per saldo een bedrag van ƒ extra op deze - toen nog - gezamenlijke rekeningen heeft overgemaakt, welk bedrag, doordat de rekening aan mevrouw K. toebehoort, ten gunste van mevrouw K. is gekomen. De rechtbank wilde in de beschikking geen oordeel geven over "in hoeverre in de stortingen, gedaan op de gemeenschappelijke rekening ten behoeve van al dan niet gemeenschappelijke uitgaven, kinderalimentatie is begrepen". De rechtbank was van mening dat die vaststelling door u beiden zou moeten geschieden aangezien u nog bezig was met de financiële afwikkeling van uw samenwoning. Deze financiële afwikkeling verliep via uw beider advocaten. U overlegde bij uw brief van 16 april jl. correspondentie van 26 maart 2002 hieromtrent. Hieruit maak ik op dat er op meerdere punten nog geen overeenstemming was bereikt tussen u en mevrouw K. Ik stel vast dat er op 26 maart 2002 feitelijk derhalve nog geen sprake was van een financiële afwikkeling. De rechtbank heeft gemeend toch een bijdrage met een vaste ingangsdatum te moeten vaststellen, op basis waarvan u per 10 september 2001 de bijdrage wettelijk verplicht bent te voldoen aan mevrouw K. Uit de omschrijving die u aan de betalingen heeft meegegeven, als u een omschrijving heeft meegegeven, maak ik niet op dat het om (een deel) vooruitbetaalde kinderalimentatie gaat. Het meer betaalde bedrag kan derhalve niet, zonder de (schriftelijke) toestemming van mevrouw K. door mijn bureau als kinderalimentatie worden aangemerkt. Gezien de hierboven vermeldde inhoud van de brief van mevrouw K. van 8 april, acht ik de brief van mijn bureau van 17 mei jl. dan ook juist: u had onvoldoende aangetoond dat u de volledige bijdrage aan mevrouw K. had voldaan. Er was immers geen overeenstemming tussen u en mevrouw K. over de hoogte van de kinderalimentatiebijdrage die inbegrepen zou zijn geweest in de door u in totaal op de gezamenlijke rekening gedane bedragen, hetgeen juist in de beschikking als uitgangspunt werd genoemd. Desondanks werd mevrouw K. door mijn bureau gevraagd telefonisch haar standpunt in de kwestie te verduidelijken. Op 5 juni jl. reageerde mevrouw K. telefonisch, waarin zij persisteerde in haar verzoek. Het LBIO diende dan ook conform de wet de invordering van mevrouw K. over te nemen. U werd hiervan in kennis gesteld met de brief van mijn bureau van 11 juni jl. Inmiddels had u bij uw brief van 13 april 2002 aangetoond de bijdrage van de maand april 2002 aan mevrouw K. te hebben voldaan. Zij bevestigde begin juni dat de bijdrage van de maand mei 2002 eveneens reeds van u door haar was ontvangen, alsmede op 6 juli de ontvangst van een maandbijdrage op 1 juli U stelt dat het u niet bekend was dat er een duidelijke omschrijving aan een alimentatiebetaling meegegeven diende te worden, waaruit blijkt dat het een betaling voortvloeiend uit een alimentatieverplichting betreft. Daarbij verdient het overigens de voorkeur om ook aan te geven welke maand(en) die betaling betreft. Uit de bijlagen bij uw brief van 29 juni jl. maak ik op dat u dit inmiddels doet. De discussie beperkt zich derhalve

15 15 tot uw betalingsverplichting van 10 september tot en met 31 december 2001 en de extra betaalde bedragen vorig jaar. Blijkens de brief van 16 juli 2002 van de advocaat van mevrouw K. aan uw advocaat, welke brief u als bijlage zond bij uw brief van 22 juli jl. en een voorstel ter afwikkeling van de boedelverdeling inhoudt, is er nog immer geen definitieve overeenstemming. Door de advocaat van mevrouw K. wordt gesteld dat er door u in de periode van 10 september 2001 tot en met 24 december 2001 een bedrag van ƒ ten behoeve van het gezin is gestort. Recent telefonisch contact met mevrouw K. leverde mij echter de informatie dat over dit bedrag nog geen overeenstemming met mevrouw is bereikt. Ik moet hieruit concluderen dat u krachtens de beschikking van 4 februari 2002 derhalve nog immer de alimentatiebijdrage van 10 september 2001 tot en met 31 december 2001 verschuldigd bent. De verschuldigde kinderalimentatie over de periode van 10 september tot 31 december 2001 bedraagt 1.074,48 10 september 2001/30 september 2001: 21/30 x 72,60 x 4 = 203,28 1 oktober 2001/31-december 2001: 3 x 72,60 x 4 = 871, ,48 Het standpunt van mijn bureau is correct, en de invordering is om die reden terecht van mevrouw K. overgenomen. Ik acht uw klacht dan ook ongegrond. U bent de kinderalimentatie over de periode van 10 september 2001 tot en met 31 december 2001, vermeerderd met de wettelijk verschuldigde opslagkosten, via mijn bureau aan mevrouw K. verschuldigd. Het LBIO kan de invordering pas staken als er minimaal 6 achtereenvolgende maanden minimaal de maandelijkse bijdrage, vermeerderd met de wettelijk verschuldigde opslagkosten, via het LBIO is voldaan." 14. Verzoeker schreef op 2 oktober 2002 een brief aan het LBIO dat hij het er niet mee eens was met de wijze waarop zijn klacht was afgehandeld. "In uw brief schrijft u dat mijn klacht is verwoord in mijn brief van 22 juli Dit is niet juist, ik heb mijn brief van 22 juli 2002 verstuurd als aanvullend bewijsstuk. Ik heb u op 29 juni 2002 een klachtbrief toegestuurd. Van het LBIO ontving ik, namens de heer Ku. een brief gedateerd op 26 juli 2002, waarin de ontvangst van mijn klachtbrief werd bevestigd. In uw brief van 20 september 2002 hebt mijn klachtbrief van 29 juni 2002 niet betrokken.

16 16 Ik verzoek u nogmaals zorgvuldig onderzoek te doen. Graag wil ik mijn klacht nog mondeling toelichten en wens alsnog gebruik te maken van mijn recht om te worden gehoord." 15. Het LBIO nodigde verzoeker bij brief van 9 oktober 2002 uit om voor een hoorcommissie te verschijnen. 16. Op 22 oktober 2002 vond de hoorzitting bij het LBIO plaats. Onder meer het volgende werd in een verslag vastgelegd: "2. Toelichting op de klacht: De heer L. (verzoeker; N.o.) heeft op 29 juni 2002 een klachtbrief naar het LBIO gestuurd en nog een aanvulling op die brief van 22 juli De brief is op 20 september 2002 door het LBIO behandeld. De heer L. reageert hierop in een brief d.d. 2 oktober In deze brief stelt hij dat er in de klachtbeantwoording alleen wordt verwezen naar de brief van 22 juli 2002 en er derhalve voorbij wordt gegaan aan de inhoud van de brief van 29 juni Er zou door het LBIO niet zorgvuldig zijn onderzocht dat een deel van de door de betalingsplichtige gestorte bedragen op de destijds gezamenlijke rekening moeten worden aangemerkt als kinderalimentatie. Aan de hand van pinbetalingen kan worden afgeleid dat mevrouw K. van die rekening geld aan levensonderhoud uitgeeft. De advocaat van mevrouw K. vraagt de betalingsplichtige door te gaan met het storten van bedragen op de genoemde gezamenlijke rekening i.v.m. kosten voor de woning en levensonderhoud. 3. Reactie van het LBIO: Zoals in de klachtbeantwoording van 20 september 2002 is aangegeven, is voor het LBIO de uitspraak van de rechtbank d.d. 4 februari 2002 het uitgangspunt. Hierin wordt de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vastgesteld. Voorts stelt de rechtbank dat aangaande de gestorte bedragen op de gezamenlijke rekening, partijen er onderling uit moeten komen. Het is dan ook niet aan het LBIO om te bepalen welk deel van het gestorte bedrag kan worden bestemd als kinderalimentatie. Uit de omschrijving die aan de betalingen zijn meegegeven, als er een omschrijving is meegegeven, kan niet worden opgemaakt dat het om (een deel) vooruitbetaalde kinderalimentatie gaat. De omschrijving die bij de betaling wordt vermeld is volgens artikel 6:43 BW leidend. In dit artikel is tevens aangegeven in welke volgorde betalingen aan vorderingen dienen te worden toegekend. Nu er geen leidende omschrijving bij de betalingen werd vermeld, kan het meer betaalde bedrag

17 17 derhalve niet, zonder de (schriftelijke) toestemming van mevrouw K. door het LBIO als kinderalimentatie worden aangemerkt. Gezien het hiervoor vermeldde acht het LBIO de door haar verzonden brief van 17 mei jl. dan ook juist: de heer L. had onvoldoende aangetoond dat de volledige bijdrage aan mevrouw K. was voldaan, nu er geen overeenstemming was bereikt tussen de heer L. en mevrouw K. over de hoogte van de kinderalimentatiebijdrage die inbegrepen zou zijn geweest in de door de heer L. in totaal op de gezamenlijke rekening gedane stortingen. Mevrouw K. is door medewerkers van het LBIO telefonisch gevraagd haar standpunt in de kwestie te verduidelijken. Ook tijdens de telefonische contacten blijkt dat er nog immer geen overeenstemming is bereikt tussen de heer L. en mevrouw K. over de precieze bestemming van de in 2001 betaalde gelden. Met de heer L. zijn tijdens het gesprek de volgende afspraken gemaakt: Het openstaande bedrag over de periode september 2001 t/m december 2001 wordt door de heer L. in een keer via het LBIO voldaan, vermeerderd met de wettelijk verschuldigde opslagkosten. Hiervoor zal een accept worden toegezonden. Ondanks het feit dat de heer L. gedurende het jaar 2002 geen achterstand heeft opgebouwd in de betaling van de kinderalimentatie, dient hij de komende 6 maanden de kinderalimentatie met bijkomende opslagkosten van 29,60 per maand, via het LBIO te voldoen. Dit vloeit voort uit de wettelijke verplichting neergelegd in artikel 1:408 BW. Ter betaling van deze bijdragen zullen hem maandelijks acceptgirokaarten worden gezonden. De opslagkosten voor de periode mei 2002 tot en met oktober 2002 worden de heer L. door het LBIO kwijtgescholden. Een betalingsoverzicht zal de heer L. worden toegezonden." 17. Het LBIO liet verzoeker bij brief van 24 oktober 2002 het resultaat van de klachtbehandeling door de hoorcommissie weten en schreef onder meer het volgende: "Hetgeen tijdens de hoorzitting werd besproken, is opgenomen in bijgaande verslaglegging van de hoorcommissie Awb d.d. 22 oktober Uit het verslag blijkt dat u te kennen gaf dat u het niet eens was met mijn standpunt zoals weergegeven in mijn brief van 20 september jl., voornamelijk waar het de achterstand over de periode tot 31 december 2001 betreft. Blijkens bijgaande verslaglegging werd u op uw toelichting direct door de hoorcommissie geïnformeerd, waarom mijn bureau niet in uw stellingen mee kan gaan. Uw toelichting op uw klacht geeft voor mij dan ook geen aanleiding het standpunt zoals weergegeven in mijn brief van 20 september jl. te herzien."

18 Op 7 november 2002 liet verzoeker telefonisch weten het niet eens te zijn met de conclusie van het LBIO. Hierover werd het volgende vastgelegd in een telefoonnotitie: "VERSLAG: BP houdt vol dat hij betaald heeft en geen AS (achterstand; N.o.) meer heeft. Tijdens de hoorzitting is uitgelegd dat er een AS is en waarom er niet verrekend kan worden (zie verslag hoorzitting in dossier). BP stelt dat hij op basis van art. 6:43 lid 2 BW heeft voldaan en heeft betaald op de oudste vordering, te weten ka (kinderalimentatie; N.o.). Afgesproken dat het nog een keer in beraad wordt genomen. Behandeling: Na overleg met VK (jurist bij het LBIO; N.o.) blijft LBIO op haar standpunt. KA is door de rechter pas vastgesteld, met terugwerkende kracht, in februari Dus op moment van betaling was er nog geen vordering. Bovendien heeft moeder aangegeven dat zij de betalingen door BP niet als KA beschouwt." 19. Hij herhaalde zijn standpunt in een telefoongesprek met een medewerker van het LBIO op 12 november B. Standpunt verzoeker 1. Verzoekers klacht staat samengevat weergegeven onder Klacht. 2. Ter onderbouwing van zijn standpunt diende verzoeker op 14 mei 2003 een klacht in bij de Nationale ombudsman. Hij schreef daartoe onder meer het volgende: "Het LBIO is overgegaan tot inning van de kinderalimentatie over de periode september 2001 t/m december Dit terwijl mijn ex-partner, mevrouw K., heeft verzocht om bedragen over te maken op de gezamenlijke rekening ten behoeve voor het levensonderhoud en verzorging van onze kinderen, en ik hiervan de bewijsstukken heb overlegd aan het LBIO. Het LBIO wijst de klacht af omdat bij de betalingen/stortingen op de gezamenlijke rekeningen geen omschrijving is meegegeven en beroept zich op artikel 6:43 BW. Naar mijn mening is dit een onjuiste interpretatie." C. Standpunt LBIO Bij brief van 25 september 2003 liet het LBIO aan de Nationale ombudsman onder meer het volgende weten in reactie op de klacht van verzoeker:

19 19 "Op 4 februari 2002 werd door de Rechtbank te Arnhem uitgesproken dat de heer L. met ingang van 10 september 2001 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn 4 kinderen maandelijks een bedrag van 72,60 Euro per kind per maand aan mevrouw K. zou bijdragen. In overweging 5 in de beschikking is als volgt opgenomen: 'Weliswaar is door de man aangevoerd dat hij tot november 2001 betalingen heeft verricht, waarin begrepen bedragen ter zake van kinderalimentatie, maar dit wordt door de vrouw gemotiveerd tegengesproken. Het ligt niet op de weg van de rechtbank te beslissen in hoeverre de stortingen, gedaan op de gemeenschappelijke rekening ten behoeve van al dan niet gemeenschappelijke uitgaven kinderalimentatie is begrepen, dat ligt op de weg van partijen die kennelijk nog bezig zijn met de financiële afwikkeling van hun samenwoning en de stellingen, behalve door de verklaringen van partijen ter zitting, zijn ook niet onderbouwd.' De rechtbank wilde kennelijk in de beschikking geen oordeel geven over "in hoeverre in de stortingen, gedaan op de gemeenschappelijke rekening ten behoeve van al dan niet gemeenschappelijke uitgaven, kinderalimentatie was begrepen". De rechtbank was van mening dat die vaststelling door de heer L. en mevrouw K. zou moeten geschieden aangezien zij nog bezig waren met de financiële afwikkeling van hun samenwoning. Deze financiële afwikkeling verliep via hun advocaten. De rechtbank heeft gemeend toch een bijdrage met een vaste ingangsdatum (10 september 2001) te moeten vaststellen. Op 25 maart 2002 ontving ons bureau van mevrouw K. het verzoek tot inning van de door de heer L. krachtens de beschikking van de rechtbank te Arnhem d.d.4 februari 2002 verschuldigde alimentatie. Middels ons schrijven d.d. 4 april 2002 werd de heer L. van dit verzoek in kennis gesteld en werd hij verzocht aan te tonen dat de daarin vermeldde bijdrage wel, of alsnog binnen 14 dagen na dagtekening van die brief, aan mevrouw K. zou zijn voldaan. Mevrouw K. werd per gelijke datum van verzending van die brief in kennis gesteld. Zij reageerde daarop op 8 april ( ) met de schriftelijke mededeling dat de heer L. op 25 maart 2002 een bedrag van 871,20 aan haar had overgemaakt, met de omschrijving: betaling alimentatie januari t/m maart Zij vermeldde nog dat de verschuldigde alimentatie van het jaar 2001 en van april 2002 nog niet door haar was ontvangen. Inmiddels is de alimentatie van januari voldaan. De discussie beperkt zich nog tot de periode van 10 september 2001 tot en met december 2001 en de aan ons bureau te betalen opslagkosten.

20 20 De heer L. zond op 13 april 2002 onder andere transactieoverzichten van bank- en girorekeningen. Hij wilde hiermee duidelijk maken dat hij een bedrag van ƒ ,- op de gezamenlijke rekening heeft gestort sedert het moment dat hij en mevrouw K. geen gezamenlijke huishouding meer voeren, te weten 28 juni Volgens de heer L. zijn van dit bedrag ƒ ,- van de uitgaven hem toe rekenen. Hij stelt dat hij per saldo een bedrag van ƒ 6.350,- bijgedragen heeft in de kosten van onderhoud van de kinderen. Vanaf 10 september 2001 zou hij per saldo ƒ 4.332,00 hebben bijgedragen in de kosten van onderhoud van de kinderen. De heer L. zond verder bij zijn brief van 13 april ( ) een schrijven van 26 maart 2002 van de advocate van mevrouw K., waaruit wij opmaakten dat er op meerdere punten nog geen overeenstemming was bereikt tussen de heer L. en mevrouw K. Volgens dit schrijven zou de heer L. een bedrag ad ƒ 8.650,00 gestort hebben. De advocate stelt onder andere voor dat de heer L. de kinderalimentatie vanaf 10 september 2001 voldoet. Op 26 maart 2002 was er derhalve nog geen sprake van een financiële afwikkeling. Er was geen overeenstemming tussen de heer L. en mevrouw K. over de hoogte van de kinderalimentatie die al dan niet inbegrepen zou zijn geweest in de door de heer L. op de gezamenlijke rekening gedane stortingen, hetgeen juist in de beschikking als uitgangspunt werd genoemd. Desondanks werd mevrouw K. door mijn bureau gevraagd telefonisch haar standpunt in de kwestie te verduidelijken. Op 5 juni ( ) reageerde mevrouw K. telefonisch, waarin zij persisteerde in haar verzoek. Het LBIO diende dan ook conform de wet invordering van mevrouw K. over te nemen. De heer L. werd hiervan in kennis gesteld met de brief van ons bureau van 11 juni Blijkens de brief van 16 juli 2002 van de advocate van mevrouw K. aan de advocaat van de heer L., welke brief de heer L. als bijlage zond bij zijn schrijven van 22 juli ( ) en een voorstel ter afwikkeling van de boedelverdeling inhoudt, was er nog geen definitieve overeenstemming. Door de advocate van mevrouw K. werd gesteld dat er door de heer L. in de periode van 10 september 2001 tot en met 24 december 2001 een bedrag van ƒ 3.567,- ten behoeve van gezin is gestort. Telefonisch contact met mevrouw K. in september 2002 leverde ons echter de informatie dat over dit bedrag nog geen overeenstemming was bereikt. Wij hebben hieruit geconcludeerd dat de heer L. krachtens de beschikking van 4 februari 2002 derhalve nog immer de alimentatiebijdrage van 10 september 2001 tot en met 31 december 2001 verschuldigd was. Met betrekking tot uw eerste vraag in verband met artikel 6:43 BW kan ik u als volgt meedelen.

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO zich op het standpunt stelt om zes maanden aan opslagkosten aan verzoeker in rekening te brengen terwijl het LBIO op 7 februari 2008 de op 21 januari

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam. Datum: 9 december 2013

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam. Datum: 9 december 2013 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam Datum: 9 december 2013 Rapportnummer: 2013/186 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO een

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273

Rapport. Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273 Rapport Datum: 13 juli 1998 Rapportnummer: 1998/273 2 Klacht Op 10 juni 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw K. te Moordrecht, met een klacht over een gedraging van het Landelijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365

Rapport. Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365 Rapport Datum: 29 november 2000 Rapportnummer: 2000/365 2 Klacht Op 10 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Almere, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder.

6. Bij brief van 4 mei 2004 gaf het LBIO een incasso- en executieopdracht aan de deurwaarder. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (verder: het LBIO) de invordering van de door hem verschuldigde alimentatie op 4 mei 2004 heeft overgedragen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309

Rapport. Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309 Rapport Datum: 9 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/309 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO ten onrechte heeft gesteld dat verzoeker een achterstand heeft in de betaling van de kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251 Rapport Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/251 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda, dat zij had verzocht om de inning van de kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313

Rapport. Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313 Rapport Datum: 18 december 2007 Rapportnummer: 2007/313 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO: namens verzoekers ex-echtgenote de kinderalimentatie voor verzoekers zoon heeft geïnd over de maanden

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178

Rapport. Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178 Rapport Datum: 2 mei 2006 Rapportnummer: 2006/178 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) in het gegrond verklaren van verzoekers klacht over onjuiste

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320 Rapport Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO hem in de brief van 25 mei 2004 niet gelijk heeft geïnformeerd over het opheffen van het beslag op zijn

Nadere informatie

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005 RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005 Samenvatting Klacht Beoordeling Conclusie Aanbeveling Onderzoek Bevindingen Achtergrond SAMENVATTING Verzoeker klaagde erover dat het LBIO hem niet

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari 2012. Rapportnummer: 2012/005

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari 2012. Rapportnummer: 2012/005 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 20 januari 2012 Rapportnummer: 2012/005 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO nog vijf maanden opslagkosten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047 Rapport Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047 2 Klacht Verzoekster klaagt er over dat het LBIO haar niet eerder dan bij brief van 25 augustus 2003 heeft meegedeeld dat op grond van artikel 1:408,

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 3 januari Rapportnummer: 2013/001

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 3 januari Rapportnummer: 2013/001 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 3 januari 2013 Rapportnummer: 2013/001 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Landelijk

Nadere informatie

Rapport. Onduidelijke informatie over kinderbijdrage. Een onderzoek naar het optreden van het LBIO. Oordeel

Rapport. Onduidelijke informatie over kinderbijdrage. Een onderzoek naar het optreden van het LBIO. Oordeel Rapport Onduidelijke informatie over kinderbijdrage Een onderzoek naar het optreden van het LBIO Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) de inning van de door hem verschuldigde kinderalimentatie heeft overgenomen, hem in dat kader onvoldoende

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april Rapportnummer: 2012/061 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 12 april 2012 Rapportnummer: 2012/061 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau

Nadere informatie

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 Rapport Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda vanaf november 2002 onvoldoende heeft getracht om de

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus Rapportnummer: 2011/238

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus Rapportnummer: 2011/238 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 09 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/238 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142

Rapport. Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142 Rapport Datum: 12 april 2006 Rapportnummer: 2006/142 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda: op de website in het onderdeel "Zaakspecifieke

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 december 2003 Rapportnummer: 2003/499

Rapport. Datum: 30 december 2003 Rapportnummer: 2003/499 Rapport Datum: 30 december 2003 Rapportnummer: 2003/499 2 Klacht Verzoeker klaagt over de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda (LBIO) heeft gehandeld naar aanleiding van

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 5 april Rapportnummer: 2012/057

Rapport. Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 5 april Rapportnummer: 2012/057 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam Datum: 5 april 2012 Rapportnummer: 2012/057 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO na het verschijnen van het rapport van de Nationale ombudsman (2008/099), waarin kritiek was geleverd op de handelwijze van het LBIO wat betreft

Nadere informatie

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober 2014. Rapportnummer: 2014 /139. 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober 2014. Rapportnummer: 2014 /139. 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 Rapport Publicatiedatum: 15 oktober 2014 Rapportnummer: 2014 /139 20 14/139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6 Rapport Een onderzoek naar de titel op grond waarvan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 september 2007 Rapportnummer: 2007/197

Rapport. Datum: 20 september 2007 Rapportnummer: 2007/197 Rapport Datum: 20 september 2007 Rapportnummer: 2007/197 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Gouda over het jaar 2004 een indexering heeft toegepast

Nadere informatie

"Ik kan de kinderalimentatie niet langer betalen, wat kan ik doen?

Ik kan de kinderalimentatie niet langer betalen, wat kan ik doen? Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), nadat het hem bij brief van 25 mei 2007 had verzocht binnen 21 dagen de achterstallige kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 Rapport Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de rechtbank te Rotterdam zijn brief van 12 januari 2001, die hij op 15 januari 2001 bij de centrale

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Rapport Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Rotterdam. Datum: 8 oktober 2015 Rapportnummer: 2015/151 2 Samenvatting De vader en moeder van Y. zijn gescheiden.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290 Rapport Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank, vestiging Nijmegen, hem in het kader van de klachtenprocedure niet in de gelegenheid

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172 Rapport Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober 2012 Rapportnummer: 2012/172 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het gerechtsdeurwaarderskantoor S. uit

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089 Rapport Een onderzoek naar aanleiding van een klacht van een man met een alimentatieverplichting over de werkwijze van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) uit Rotterdam bij het innen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320 Rapport Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen weigert om bij de inning van de verschuldigde kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440

Rapport. Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440 Rapport Datum: 12 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/440 2 Klacht Op 28 januari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw N. te Zoetermeer, met een klacht over een gedraging van

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/281

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/281 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/281 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het LBIO te Gouda hem bij brief van 18 juli 2006 heeft verzocht de achterstand in de kinderalimentatie van 45

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306

Rapport. Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306 Rapport Datum: 9 juli 1999 Rapportnummer: 1999/306 2 Klacht Op 29 september 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw H. te Heemskerk, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 5 september 2011

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 5 september 2011 Rapport Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 5 september 2011 Rapportnummer: 2011/267 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082

Rapport. Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/082 Rapport Rapport over een klacht over Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen Datum: 14 mei 2012 Rapportnummer: 2012/082 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014 Rapport Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014 2 Klacht Op 24 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer N. te Oostzaan, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/344

Rapport. Datum: 3 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/344 Rapport Datum: 3 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/344 2 Klacht Op 7 oktober 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw M. te Barneveld, met een klacht over een gedraging van het

Nadere informatie

Een onderzoek naar de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning. Onderhoudsbijdragen (LBIO) tot de beslissing is gekomen om een verzoek

Een onderzoek naar de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning. Onderhoudsbijdragen (LBIO) tot de beslissing is gekomen om een verzoek Rapport Een onderzoek naar de wijze waarop het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) tot de beslissing is gekomen om een verzoek tot overname van inning van partneralimentatie af te wijzen.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347 Rapport Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347 2 Klacht Verzoekster klaagt over de wijze waarop notaris X te Q bij gelegenheid van de afwikkeling van haar echtscheiding heeft gehandeld met een

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295 Rapport Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295 2 Klacht Op 17 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Breda, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261 Rapport Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261 2 Klacht Op 27 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw D. te Zeist, met een klacht over een gedraging van het Landelijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 mei 2002 Rapportnummer: 2002/174

Rapport. Datum: 29 mei 2002 Rapportnummer: 2002/174 Rapport Datum: 29 mei 2002 Rapportnummer: 2002/174 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO): 1. de inning van de betaling van onderhoudsgelden ten behoeve

Nadere informatie

xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx,

xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx xxxxxxx, , Begin dit jaar hebben wij uw klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (hierna: het LBIO) in behandeling genomen. Mijn medewerker heeft hierover contact met u gehad, zowel per e-mail

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206 Rapport Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206 2 Klacht Verzoeker (woonachtig in Marokko) klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank (SVB), kantoor Leiden, de kinderbijslag over het vierde kwartaal

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 Rapport Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) de gegevens van het arrest van het gerechtshof Arnhem van 20

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 Rapport Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in haar brief aan verzoekster van 25 februari 2000 heeft

Nadere informatie

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304

Rapport. Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304 Rapport Datum: 4 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/304 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat UWV Gak te Groningen na de toekenning aan hem op 1 juli 1999 met terugwerkende kracht vanaf 28 december 1997 van

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat Bureau Jeugdzorg Zeeland: hem niet heeft betrokken bij de totstandkoming van het indicatiebesluit dat is opgesteld met betrekking tot zijn minderjarige kind;

Nadere informatie

Rapport Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062

Rapport Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062 Rapport Rapport over een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) uit Rotterdam. Datum: 6 juni 2013 Rapportnummer: 2013/062 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203 Rapport Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203 2 Klacht Op 16 september 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer en mevrouw B. te Ter Apel, met een klacht over een gedraging

Nadere informatie

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103 Rapport Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart 2011 Rapportnummer: 2011/103 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Huurcommissie hem onvoldoende

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 Rapport Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446 2 Klacht Op 11 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, ingediend door de heer mr. G. Meijers, advocaat

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114 Rapport Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114 2 Klacht Op 2 augustus 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer mr. drs. B., advocaat te Nieuwegein, met een klacht over een

Nadere informatie

Rapport. Datum: 23 juli 2001 Rapportnummer: 2001/219

Rapport. Datum: 23 juli 2001 Rapportnummer: 2001/219 Rapport Datum: 23 juli 2001 Rapportnummer: 2001/219 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) er op 4 mei 1999 toe is overgegaan de inning van de kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 Rapport Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083 2 Klacht Op 11 juli 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Amerongen, met een klacht over een gedraging van de griffie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 Rapport Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224 2 Klacht Op 12 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer H. te Altforst, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam bij de overname van de inning van de door hem verschuldigde kinderalimentatie, ervan

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Rapport Een onderzoek naar een klacht over het overnemen van de inning en het overmaken van opslagkosten door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229 Rapport Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/229 2 Klacht Verzoekster klaagt over de gang van zaken rondom de

Nadere informatie

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 Rapport Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de griffie van het gerechtshof Den Haag hem het arrest van 17 juli 2008 niet heeft toegestuurd met als gevolg

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220 Rapport Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220 2 Klacht Verzoeker klaagt over de reactie van 27 juli 2004 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

Nadere informatie

Rapport. Datum: 17 mei 2005 Rapportnummer: 2005/144

Rapport. Datum: 17 mei 2005 Rapportnummer: 2005/144 Rapport Datum: 17 mei 2005 Rapportnummer: 2005/144 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen op 20 augustus 2002 de inning van de kinderalimentatie op zich heeft

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218 Rapport Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank, vestiging Rotterdam, afdeling AOW/Anw (hierna: de SVB), tot op het moment waarop

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237 Rapport Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat Cadans Uitvoeringsinstelling BV te Rijswijk op 22 december 2000 nog steeds niet had beslist op zijn aanvraag

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100 Rapport Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100 2 Klacht Op 29 oktober 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw V. te Best, ingediend door mr. P.N. van Schaik, advocaat en

Nadere informatie

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249 Rapport Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum in zijn beslissing van 15 november 2004 niet

Nadere informatie

Rapport. Gegoochel met facturen

Rapport. Gegoochel met facturen Rapport Gegoochel met facturen Een onderzoek naar aanleiding van een klacht van een vrouw over de werkwijze van het CAK bij het innen van de door haar vader te betalen eigen bijdrage Oordeel Op basis van

Nadere informatie

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 4 augustus 2011

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 4 augustus 2011 Rapport Rapport betreffende een klacht over het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen uit Rotterdam. Datum: 4 augustus 2011 Rapportnummer: 2011/232 2 Klacht Op 5 november 2010 ontving de Nationale

Nadere informatie

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden. Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB), vestiging Breda het over 2006 van haar teruggevorderde en door haar in 2006 ook terugbetaalde bedrag aan Anw-uitkering

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015 2 Algemeen 1. Verzoekers hadden asielvergunningen in Nederland

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 Rapport Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Raad voor Rechtsbijstand te Den Haag, tot het moment dat zij zich tot de Nationale ombudsman wendde, de intrekking

Nadere informatie

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijke Bureau Inning Onderhoudsbijdragen te Gouda in de periode van 2001 tot en met juni 2007 onvoldoende actie heeft ondernomen om tot inning

Nadere informatie

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374 Rapport Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat UWV Cadans, kantoor Amsterdam: 1. hem nog steeds geen duidelijkheid heeft verschaft over de financiële afwikkeling

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027 Rapport Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027 2 Klacht Op 2 februari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer G. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep): Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep): 1. haar in 2007 per e-mailbericht onjuiste informatie heeft verstrekt over haar rechten met betrekking tot de OV-Studentenkaart;

Nadere informatie

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077 Rapport Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077 2 Klacht Op 14 oktober 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer M. te Assen, met een klacht over een gedraging van de Immigratie-

Nadere informatie

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV): Rapport 2 h2>klacht Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV): 1. vanaf januari 2007 diverse malen haar op 9 oktober 2005 overleden zoon heeft aangeschreven over

Nadere informatie

Rapport. Datum: 14 juli 2005 Rapportnummer: 2005/198

Rapport. Datum: 14 juli 2005 Rapportnummer: 2005/198 Rapport Datum: 14 juli 2005 Rapportnummer: 2005/198 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen onvoldoende actie heeft ondernomen om de alimentatie bij verzoeksters

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 Rapport Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348 2 Klacht Op 10 maart 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer F. te Eindhoven, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993

Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993 Rapport 1993/646, Nationale ombudsman, 10 september 1993 Klacht 1 Achtergrond 2 Onderzoek 2 Bevindingen 3 Beoordeling en conclusie 6 KLACHT Op 14 april 1992 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift

Nadere informatie

Rapport. Datum: 5 januari 2000 Rapportnummer: 2000/003

Rapport. Datum: 5 januari 2000 Rapportnummer: 2000/003 Rapport Datum: 5 januari 2000 Rapportnummer: 2000/003 2 Klacht Op 1 juli 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw S. te Nijverdal, ingediend door de heer S. te Nijverdal, met

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087 Rapport Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087 2 Klacht Verzoeker klaagt er over dat gerechtsdeurwaarder X te Y de Groningse Kredietbank niet op de hoogte heeft gebracht van de rente die verzoeker over

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 2014. Rapportnummer: 2014/067

Rapport. Datum: 1 juli 2014. Rapportnummer: 2014/067 Rapport Rapport van een onderzoek naar aanschrijvingen van het Landelijk Bureau inning onderhoudsbijdragen (LBIO) over een alimentatieachterstand Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman

Nadere informatie

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357 Rapport Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357 2 Klacht Op 11 maart 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Oss, ingediend door Buro voor Rechtshulp te Oss, met

Nadere informatie

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5 RAPPORT 2007/0087, NATIONALE OMBUDSMAN, 8 MEI 2007 Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5 SAMENVATTING Verzoeker was in 1988 door de kantonrechter veroordeeld

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017 Rapport Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Limburg/kantoor Venlo weigert de hem toekomende teruggaaf omzetbelasting alsnog te storten

Nadere informatie

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389

Rapport. Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389 Rapport Datum: 20 december 2005 Rapportnummer: 2005/389 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) Breda de kinderbijslag voor zijn zoon, die hem bij beschikking van 1 april

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 juli 2004 Rapportnummer: 2004/299

Rapport. Datum: 30 juli 2004 Rapportnummer: 2004/299 Rapport Datum: 30 juli 2004 Rapportnummer: 2004/299 2 Klacht Verzoeker klaagt over het feit dat, alsmede de wijze waarop, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) in de periode september

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024

Rapport. Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024 Rapport Datum: 24 januari 2006 Rapportnummer: 2006/024 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Limburg geen nadere actie heeft genomen ten aanzien van het bedrijf, dat betalingen had ontvangen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/168

Rapport. Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/168 Rapport Datum: 27 april 2006 Rapportnummer: 2006/168 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) de achterstand van de door hem verschuldigde kinderalimentatie

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146 Rapport Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september 2012 Rapportnummer: 2012/146 2 Klacht Verzoekster, een BV, klaagt erover dat de Huurcommissie te Den Haag haar verzoek

Nadere informatie

LBIO t.a.v. de heer L. de Bakker, directeur Postbus AX ROTTERDAM. Geachte heer De Bakker,

LBIO t.a.v. de heer L. de Bakker, directeur Postbus AX ROTTERDAM. Geachte heer De Bakker, LBIO t.a.v. de heer L. de Bakker, directeur Postbus 8901 3009 AX ROTTERDAM Geachte heer De Bakker, In januari hebben wij u geïnformeerd over een klacht van de heer Xxx over de werkwijze van het LBIO bij

Nadere informatie

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087 Rapport Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087 2 Klacht Op 15 september 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw W. te Putten, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland

Nadere informatie

Rapport. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet gegrond.

Rapport. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk niet gegrond. Rapport Een onderzoek naar een klacht over het overnemen van de inning en de communicatie daarover door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) te Rotterdam Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat Achmea Zorgkantoor Zwolle: de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk heeft gespecificeerd; een acceptgiro voor de naheffing

Nadere informatie