Klas 4m2 Economie Leerling instructie Koehandel

Transcriptie

1 Klas 4m2 Economie Leerling instructie Koehandel Mollers

2 Inleiding spel koehandel De komende 5 lessen gaan we aan de slag met het spel koehandel. Dit spel speel je met maximaal 5 personen. Met deze vijf personen maak je ook de bijbehorende opdrachten. Dit spel gaat over het handelen van mensen. Dus over de vraag van consumenten naar producten en het aanbod van producten door producenten. Doordat er steeds een andere vraag is dan dat er aanbod is, zie je de prijs steeds veranderen. Hier horen allerlei termen bij. Daar gaat het over bij de te maken opdrachten. Ook ga je een aantal berekeningen uitvoeren aan de hand van het gespeelde spel. We starten op woensdag 18 september met de uitleg en het oefenen. Hierna gaan we het spel spelen. Op donderdag 26 september is de laatste inleverdatum van het verslag over koehandel. Elke dag te laat is steeds een vol punt in mindering. Uitleg spel Tijdens de eerste les zal er uitleg over het spel plaats vinden. Dit gebeurt aan de hand van filmpjes en gezamenlijk oefenen. Tijdens het spel Tijdens het spel moet je een aantal gegevens bij houden. Deze gegevens heb je nodig bij het maken van je verslag. Schrijf het volgende op: - Elke speler zoekt een diersoort uit van het spel en houdt van deze soort, tijdens het spel, de betaalde prijzen bij. Gebruik hiervoor de tabel in bijlage 1. - Schrijf aan het begin van elke waarin je extra geld krijgt, de van de ezel, je inkomen op dat moment op. (Dus het inkomen zonder de inkomensverhoging) Gebruik hiervoor de tabel in bijlage 2.

3 Na het spel In de les na het spel gaan we het hebben over de economische kant van het spel koehandel. Met het groepje waarmee je ook het spel gespeeld hebt, ga je nu ook de volgende opdrachten maken. Leg in het kort uit wat de volgende begrippen betekenen (internet gebruik toegestaan): 1. Hoe komen prijzen tot stand? 2. Inflatie 3. Leg de 6 vormen van inflatie uit, de oorzaak en de oplossingen. 4. Welke vorm van inflatie hoort bij dit spel? 5. Leg uit hoe je inflatie berekend. 6. Deflatie 7. Geld (functies, eigenschappen en waarden) 8. Leg uit hoe je indexcijfers berekenend. Maak de volgende berekening: 9. Bereken de inflatie of de deflatie per van je gekozen dier. (De prijs die je gebruikt voor het uitrekenen van de eerste is 25% van de waarde op het kaartje van jou gekozen dier, behalve de kip daar neem je 50% met een minimum van 10) o Zet deze inflatie in de tabel. (zie bijlage 1) 10. Op hoeveel procent zet je de prijs van het dier vooraf aan de eerste? Zet de inflatie berekend bij opgave 9 in een grafiek. (zie bijlage 3) 11. Bereken voor elke het indexcijfer. Stel daarbij 25% van de waarde van het door jou gekozen dier als basis behalve de kip daar neem je 50% met een minimum van 10, (vb. paard is 1000 dus basis is 250) 12. Wanneer vindt er in de grafiek inflatie en wanneer deflatie plaats? (arceer in je grafiek van bijlage 3) 13. Hoe kwam het dat er inflatie ontstond? Leg twee van deze situaties uit, die tijdens het spel gebeurt zijn. 14. Bereken voor elke ezel de behaalde inkomensstijging/daling in procenten. Noteer deze in bijlage 2 op de derde regel. 15. Hoe noem je deze inkomensstijging/daling? Leg dit begrip ook uit. (dit is een inkomensstijging gemeten in geld, zoek via internet de officiële benaming op)

4 16. Verwerk deze inkomensstijging/daling in bijlage 3. Zorg dat je dit zo weer geeft dat duidelijk zichtbaar is welke lijn bij welke opgave hoort (je hebt opgave 10 en opgave 16 in de grafiek verwerkt.) 17. Wat is de officiële benaming van een werkelijke inkomensstijging? Leg dit begrip ook uit.(dit is een inkomensstijging gemeten in goederen, zoek via internet de officiële benaming hiervan op) 18. Bereken in procenten hoeveel het inkomen dan per in werkelijkheid is gestegen. Gebruik hiervoor de antwoorden van opgave 9 en 14. (Noteer dit in bijlage 2) 19. In welke s was er sprake van een werkelijke inkomensstijging? 20. In welke s was er sprake van werkelijke inkomensdaling? 21. Geef in de grafiek van bijlage 3 de werkelijke inkomensstijging aan d.m.v. een lijn. 22. In welke was er sprake van koopkracht stijging en in welke van koopkracht daling? Zorg ervoor dat je al je berekeningen in je verslag verwerkt!

5 Wat moet er allemaal in je verslag komen? Het is een individueel verslag waarbij je de hulp van anderen mag gebruiken. Je moet de vragen in een verhaal neer zetten dus niet alleen maar antwoord geven. De bijlagen mag je wel bij je verslag invoegen. Je moet de grafieken op de computer te maken. (Hierover krijg je nog klassikaal uitleg) Wat moet erin komen? 1. Een voorkant 2. Inhoudsopgave 3. Een inleiding 4. Een hoofdstuk over de begrippen 5. Een aantal hoofdstukken over de berekeningen (maak zelf een indeling) 6. Wie doet wat? (plan van aanpak) 7. Een bronvermelding (waar heb je informatie vandaan?) 8. Een evaluatie (tips, opmerkingen, wat je er leuk aan vond, etc ) 9. Vergeet de lay-out niet! (opmaak van het verslag) - paginanummers - plaatjes - Geen taalfouten Wanneer moet het verslag af zijn? De eerste les: De tweede les: De derde les: De vierde les: De vijfde les: De zesde les: Uitleg over het spel en een eerste keer spelen Spelen van het Spel Inleveren verslag

6 Namen: Bijlage 1 De betaalde bedragen van jou gekozen diersoort De inflatie of deflatie en indexcijfers per van jou gekozen diersoort diersoort Eerste Tweede Derde Vierde Eventuele Bied. Inflatie / deflatie indexcijfer Bijlage 2 Je inkomen Eerste Tweede Derde Vierde inkomen Extra inkomen 50,- 100,- 200,- 500,- Inkomens Stijging in % Werkelijke inkomens Stijging in %

7 Bijlage 3 De grafiek bij opgave 10, 12, 16 & 21 (%) bied () Legenda Lijn: arcering: = inflatie/deflatielijn = inflatie = deflatie = inkomensstijging/daling = stijging = daling = werkelijke inkomensstijging