51. Anbi anno Inleiding. 2. Stand van zaken vervolgacties naar aanleiding van evaluaties anbi/sbbi en giftenaftrek PROF. DR. S.J.C.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "51. Anbi anno Inleiding. 2. Stand van zaken vervolgacties naar aanleiding van evaluaties anbi/sbbi en giftenaftrek PROF. DR. S.J.C."

Transcriptie

1 51. Anbi anno 2019 PROF. DR. S.J.C. HEMELS Dit artikel bespreekt een aantal recente ontwikkelingen op het gebied van anbi s. Als eerste komt de stand van zaken ten aanzien van de evaluaties van de giftenaftrek en de anbi-regelingen aan de orde. Vervolgens komt een tweetal opvallende punten uit het informele anbi-beleid aan bod: de statutaire eis dat binnen drie maanden in een bestuursvacature moet zijn voorzien en de taal van de website. Tot slot wordt een vermoedelijke programmeerfout in het programma ANBI opzoeken besproken, waardoor buitenlandse vestigingsplaatsen van anbi s niet langer vindbaar zijn. \ 1. Inleiding Wie zich met algemeen nut beogende instellingen (anbi s) bezighoudt, hoeft zich nooit te vervelen. Weliswaar bevat het Belastingplan 2020 geen wijzigingen in de anbi-wet- en regelgeving, maar in het eerste kwartaal van 2020 zal naar verwachting een samenhangend pakket aan wijzigingen in de giftenaftrek en de anbi-regelgeving worden gepresenteerd. Dit is een uitvloeisel van de evaluaties ANBI/SBBI en giftenaftrek. In deze bijdrage bespreek ik daarom als eerste de 2019 stand van zaken en vervolgacties naar aanleiding van deze evaluaties. Naast officieel anbi-beleid zijn er ook interne richtlijnen die blijken uit de toelichtingen op de anbi-website van de Belastingdienst en in het anbi-aanvraagformulier. Dit informele beleid is echter niet altijd in overeenstemming met de wet- en regelgeving. In dit artikel bespreek ik de inmiddels niet meer in de toelichtingen opgenomen, maar door individuele inspecteurs nog steeds gestelde eis dat de statuten moeten bepalen dat binnen drie maanden moet zijn voorzien in een vacature. Ook de taal van de website van een anbi is een heet hangijzer. In de toelichtingen van de Belastingdienst wordt naast Nederlands nog steeds alleen Engels, Frans en Duits toegestaan, terwijl op grond van het Europees Handvest en een bestuursafspraak ook Fries moet worden toegestaan aan Friese anbi s. Bovendien kan de vraag worden gesteld of het gezien het EU-Verdrag, de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en technische hulpmiddelen als Google Translate proportioneel is om van bijvoorbeeld een Spaanse anbi te eisen dat deze haar Spaanstalige website en jaarstukken vertaalt om een Nederlandse anbi-status te kunnen krijgen. Ook dit vraagstuk bespreek ik. Tot slot lijkt er een programmeerfout te zijn gemaakt in het anbi-overzicht, waardoor niet meer te zoeken is op anbi s met een buitenlandse vestigingsplaats. Ook hiervoor vraagt dit artikel aandacht. 2. Stand van zaken vervolgacties naar aanleiding van evaluaties anbi/sbbi en giftenaftrek In 2017 zijn de giftenaftrek en de praktijk rondom anbi s en SBBI s geëvalueerd (Kamerstukken II 2016/17, 34552, nr. 77). Op 26 april 2018 is de kabinetsreactie op deze evaluaties gepubliceerd (Kamerstukken II 2017/18, 34785, nr. 84), hetgeen is gevolgd door een behandeling in de Tweede Kamer voor het zomerreces van Ik heb hierover vorig jaar in FBN bericht (S.J.C. Hemels, Kabinetsreactie evaluaties giftenaftrek en ANBI/SBBI-regeling, FBN 2018/35). Op 28 maart 2019 heeft de Staatssecretaris van Financiën een brief met de uitwerking van suggesties voor de verbetering van de giftenaftrek en de anbi-regeling aan de Tweede Kamer gestuurd samen met een achterliggend rapport met zestien verbetersuggesties (Kamerstukken II 2018/19, 35026, nr. 63). Op 26 april 2019 heeft een schriftelijk overleg met de Tweede Kamer plaatsgevonden over deze brief, hetgeen heeft geresulteerd in een brief van de staatssecretaris van 19 juni 2019, Kamerstukken II 2018/19, 35026, nr. 67. In laatstgenoemde brief staat het streven om alle voorstellen tot wetswijziging gezamenlijk in het eerste kwartaal van 2020 in te dienen en deze op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Ik zal de belangrijkste verbetersuggesties en de reactie van de staatssecretaris hieronder bespreken. 2.1 Contante giften vanaf 2021 niet langer aftrekbaar, giften in natura en herroepelijke giften blijven aftrekbaar Om fraude tegen te gaan, is voorgesteld om contante giften vanaf 2021 niet langer aftrekbaar te laten zijn. In de brief van 19 juni 2019 staat dat giften aan collectes via een app Fiscale Berichten voor het Notariaat NUMMER 10, oktober 2019 / SDU 11

2 wel aftrekbaar zijn (ik vermoed dat hier wordt bedoel: blijven) als via de app giraal gedoneerd wordt. Giften in natura blijven ook aftrekbaar, maar ten aanzien van giften in natura hoger dan wordt gesuggereerd om voor de giftenaftrek hieraan de eis te verbinden dat er een onafhankelijke taxatie is opgemaakt of een andere schriftelijke onderbouwing van de waarde. Deze suggestie wordt niet genoemd bij de suggesties die een wetswijziging vergen, maar ik deel de mening van de redactie van NTFR in NTFR 2019/818 dat voor deze aanpassing eveneens een wetswijziging noodzakelijk is. Ook herroepelijke giften blijven aftrekbaar, maar goede doelen zullen een melding doen bij de Belastingdienst wanneer een substantiële gift zonder reden wordt herroepen of, bij lagere bedragen, bij het vermoeden van fraude. In de brief van 19 juni 2019 staat dat bij een substantieel bedrag valt te denken aan de drempel uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Aanpassing liquidatiebepaling De eis dat het liquidatiesaldo aan een anbi met een soortgelijk doel moet toekomen, komt voor anbi s die geen culturele anbi zijn, te vervallen. Hiertoe moet de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (hierna: Ur AWR) worden aangepast. In de brief staat niet wanneer dit zal gebeuren. Overigens lost dit het probleem niet op dat statuten moeten worden aangepast, omdat de nieuwe bewoordingen nog steeds afwijken van de tot 2012 verplichte bewoordingen. 2.3 Anti-oppoteis Via een handleiding zal meer duidelijkheid worden gegeven over het bestedingscriterium, ook wel anti-oppoteis genoemd: een anbi mag niet meer vermogen aanhouden dan nodig voor de continuïteit van haar werkzaamheden. In de brief staat niet wanneer en op welke wijze deze handleiding gepubliceerd zal worden. In de handleiding zullen, zo maak ik op uit de brief, (in ieder geval?) drie punten worden besproken. Ten eerste: impact investments. Verduidelijkt zal worden dat impact investments in beginsel niet in strijd hoeven te zijn met het bestedingscriterium. Er komen nadere regels over wanneer er zeker geen of juist wel sprake is van een impact investment. Volgens de staatsecretaris staat bij een impactinvestering het bevorderen c.q. bereiken van de algemeen nuttige doelstelling voorop en niet het financiële rendement. Hij suggereert om van algemeen nut investeringen of anbi-investeringen te spreken. Het tweede punt betreft de inbreng van vermogenstitels in een anbi met de bedoeling dat dit inkomsten genereert voor de anbi. De gedachte is om vermogenstitels niet langer periodiek te waarderen om gedwongen verkoop bij waardestijging te voorkomen. Volgens de brief is dit een versoepeling. Naar mijn mening dwingt de continuïteitstoets op dit moment al niet tot een gedwongen verkoop. Dat de vermogenstitels in waarde stijgen (een papieren winst) wil niet zeggen dat meer vermogen wordt aangehouden dan nodig is voor de continuïteit van de werkzaamheden. Juist omdat sprake is van een papieren winst, zou het juist de continuïteit van de werkzaamheden in gevaar kunnen brengen als men zich met deze waardestijgingen rijk rekent. Het probleem is hier naar mijn mening vooral dat de Belastingdienst de continuïteitstoets te eng uitlegt. Wat hier ook van zij, het is toe te juichen dat de Belastingdienst zich op dit punt anders zal gaan opstellen. Wel eist de brief dat voldoende wordt geborgd dat de anbi voldoende zeggenschap heeft om ervoor te zorgen dat voldoende gelden uit de vermogenstitels naar de anbi stromen. Ik neem aan dat de staatssecretaris hierbij denkt aan kapitaalinstrumenten zoals aandelen; mij is namelijk niet goed duidelijk hoe hij dit bij vreemd vermogen instrumenten, zoals obligaties, voor zich ziet. Deze leveren immers een door de obligatiehouder niet te beïnvloeden vast rendement op. Het derde punt betreft een, zoals de staatssecretaris dat noemt, verduidelijking van de omvang van de reserves binnen het bestedingscriterium. De brief geeft aan dat een instelling vermogen (reserves) mag aanhouden om redelijkerwijs te verwachten fluctuaties in haar inkomsten of toekomstige rendementen op te vangen. Ook dit is naar mijn mening op dit moment ook het geval onder de continuïteitstoets, waardoor dit eerder een bijsturing van het beleid van de Belastingdienst betreft dan een aanpassing van de toets. Volgens de brief bestaat over de hoogte van het buffervermogen voor marktfluctuaties in de praktijk onduidelijkheid, omdat dit sterk afhankelijk is van de feiten en omstandigheden. Volgens de brief zal in overleg met de sector worden gekeken of onduidelijkheid op dit punt kan worden verkleind. Volgens de brief van 28 maart 2019 is het in beginsel strijdig met het bestedingscriterium om een bestendige gedragslijn te volgen in het uitkeringspercentage, bijvoorbeeld een vast percentage van het vermogen, met als gevolg dat het uitkeringspercentage op korte termijn afwijkt van het werkelijk behaalde rendement. Dit is naar mijn mening onzin. Noch de continuïteitstoets noch de algemeen nut toets eist dat het behaalde rendement direct wordt uitgegeven. Bovendien is het uit het oogpunt van langjarige projecten ook volstrekt onverantwoordelijk. De Belastingdienst nam dit standpunt weliswaar in, onder meer op de anbi-website, maar naar mijn mening ten onrechte. Met dergelijke eisen gaat de Belastingdienst zonder basis in de wet- en regelgeving te veel op de stoel van de anbi-bestuurder zitten. Een vast uitkeringspercentage is internationaal gezien voor goede doelen juist best practice. Daarom is het goed dat ook dit beleid van de Belastingdienst wordt bijgesteld. De bijstelling is echter te zuinig. De brief stelt namelijk voor om anbi s toe te staan om te kiezen voor een vast uitkeringspercentage dat op korte termijn afwijkt van de behaalde rendementen, maar op langere termijn met die rendementen in lijn is. Eis is bovendien dat dit wordt onderbouwd vanuit het verleden. Niet alleen zal dat voor jonge anbi s moeilijk zijn, ook strijdt het met het adagium dat in het verleden behaalde rendementen geen garantie geven voor de toekomst. In plaats van naar het verleden te kijken bij het vaststellen van het uitgavepercentage, is het immers veel verantwoorder om naar de toekomst te kijken. Denk bijvoorbeeld aan renteopbrengsten: deze waren in 12 NUMMER 10, oktober 2019 / SDU Fiscale Berichten voor het Notariaat

3 Anbi anno 2019 het verleden hoog, maar zullen in de toekomst, zo is de verwachting, laag blijven. Het is dan met het oog op de continuïteit van de voorziene werkzaamheden onverantwoord om het vaste uitkeringspercentage op de resultaten uit het verleden te baseren: dat zal geheid leiden tot interen op het vermogen, steeds lagere inkomsten en dus het in gevaar brengen van de continuïteit van de werkzaamheden. Ook hier wil de Belastingdienst naar mijn mening te veel op de stoel van de anbi-bestuurder gaan zitten en wordt de continuïteitstoets te eng uitgelegd. Naar mijn mening zou een rechter de continuïteitstoets zoals die is opgenomen in de Ur AWR als uitgangspunt moeten nemen en niet de enge invulling die de Belastingdienst daaraan wenst te geven. 2.4 Politieke speeltjes: regels die onvrije landen betreffen en de integriteitstoets Eerder heb ik al mijn ergernis geuit dat Kamerleden, naar het lijkt louter met het oog om in de media te belanden, maar zonder dat hier enige serieuze aanleiding voor is, in het anbi-dossier vooral aandacht hebben voor niet nader gedefinieerde onvrije landen en de integriteitstoets. De Staatssecretaris van Financiën kan niet anders dan hiernaar handelen, terwijl hij en zijn ambtenarenapparaat zich er vermoedelijk ook van bewust zijn dat dit alleen voor de bühne is, weinig praktische relevantie zal hebben en hoogstens de wet weer een beetje complexer maakt. De motie om de automatische toekenning van de anbi-status te beperken tot publiekrechtelijke lichamen in een EU-lidstaat of een lidstaat die partij is bij de EER (Kamerstukken II 2017/18, 34785, nr. 95) zal worden uitgevoerd via een wetswijziging die in 2021 moet ingaan. Het aftrekbaar doneren aan Noord-Koreaanse strafkampen (het door Kamerlid Omtzigt vorig jaar genoemde voorbeeld) is daarmee verleden tijd. Dat dergelijke giften de facto helemaal niet plaatsvonden en er nu dus voor een niet bestaand probleem een extra complexiteit aan de wet wordt toegevoegd, lijkt de Kamerleden niet te deren. Het lijkt hier alleen om publicitair effectbejag te gaan. Een ander speeltje van de Tweede Kamer zijn de donaties uit onvrije landen. Volgens de staatssecretaris is het publiceren van dergelijke donaties problematisch door het ontbreken van een definitie van onvrije landen. De brief is op dit punt niet heel concreet en verwijst naar voorstellen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie op het gebied van een verbod op buitenlandse financiering op basis van het wederkerigheidsbeginsel, in welk kader wordt onderzocht op basis van welke objectieve criteria een hanteerbare lijst van onvrije landen kan worden opgesteld en de openbaarmaking van giften boven de Al vaker heeft de staatssecretaris aangegeven dat nog nooit een anbi haar status vanwege de integriteitstoets heeft verloren, zo ook weer in de brief van 19 juni De aandacht van Kamerleden voor deze toets is volstrekt tegengesteld aan deze harde feiten. De suggestie om de integriteitseis aan te passen door beter aan te sluiten bij recente wijzigingen in de VOG-systematiek, die sinds 2018 absolute weigeringsgronden kent indien sprake is van (verdenking van) een terrorismemisdrijf, wordt via een nader uit te werken wetswijziging opgevolgd. Het is de bedoeling dat deze wetswijziging op 1 januari 2021 zal ingaan. In de brief van 19 juni 2019 gaf de staatssecretaris desgevraagd aan dat na aanpassing van de integriteitseis ook op basis van andere gronden dan (verdenking van) een terrorismemisdrijf de anbi-status kan worden geweigerd of ingetrokken. Hij merkte ook op dat niet de eis zal worden gesteld dat anbi s te allen tijde een VOG moeten kunnen tonen voor alle personen voor wie de integriteitseis geldt. Overigens staat ook nu al in de toelichting op het anbi-aanvraagformulier dat de Belastingdienst om een VOG kan vragen. 2.5 Afrekenplicht ex-anbi s Voor ex-anbi s suggereert de brief van 28 maart 2019 om de voor de Belastingdienst bewerkelijke renseigneringsverplichting te vervangen door een afrekenmoment voor ontvangen fiscaal gefaciliteerde giften en schenkingen voor (nieuwe) ex-anbi s. De brief licht niet toe waarom nieuwe tussen haakjes staat. Ik heb hier veel moeite mee, zeker als een stichting zich nog steeds als een anbi gedraagt, maar bezwaren heeft tegen de publicatieplicht (vermogensfondsen bijvoorbeeld). Volgens de brief vergt deze optie meer inzicht in de samenstelling van vermogens en bestedingen van ex-anbi s. Voor het vormgeven van de afrekenmogelijkheid zal ook in kaart worden gebracht hoe andere landen dit hebben opgepakt. Volgens de brief zou hier voor de zomer in overleg met Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) onderzoek naar worden gedaan om te bezien of een dergelijke maatregel kan meelopen in een daarna volgend wetgevingstraject. 2.6 Slim invulscherm in de aangifte Voor de giftenaftrek wordt een slim invulscherm voor giften in de aangifte voorgesteld, waarbij een anbi uit de lijst moet worden geselecteerd in plaats van zelf een omschrijving in te vullen. Ik ben het eens met de redactie van NTFR 2019/818 dat dit zonder contra-informatie fraude met giftenaftrek niet direct zal voorkomen. Uit de brief van 19 juni 2019 lijkt te volgen dat het slimme invulscherm er niet op korte termijn zal komen. Het streven is dat pas in het eerste kwartaal van 2020 een uitvoeringstoets voor een slim invulscherm naar de Tweede Kamer wordt gezonden. Dat betekent dat dit pas op zijn vroegst in de aangifte 2020 kan worden opgenomen. Overigens is al geruisloos in de aangifte 2018 een grote verbetering aangebracht ter zake van giften aan steunstichtingen SBBI. Indien een belastingplichtige aankruist een gift te hebben gedaan, maar vervolgens aankruist deze gift niet aan een anbi te hebben gedaan, krijgt hij nu automatisch de vraag of dit een gift betreft aan één van vier bij naam genoemde instellingen (kennelijk zijn dit de enige steunstichtingen SBBI die in 2018 geregistreerd waren). Dit zal naar mijn mening al heel effectief zijn om de eerder geconstateerde vergissingen ter zake van giften aan steunstichtingen SBBI te voorkomen. Bovendien zal naar bij een belastingplichtige die deze rubriek aankruist, terwijl hij niet aan de vier genoemde stichtingen heeft gegeven, vrij snel sprake zijn van kwade trouw en derhalve mogelijkheden om na te vorderen en boetes op te leggen. Fiscale Berichten voor het Notariaat NUMMER 10, oktober 2019 / SDU 13

4 2.7 Pilot renseignering en vrijwillige standaardformats Renseignering ging de sector kennelijk te ver, maar wel wordt een pilot gegevensuitwisseling tussen een aantal anbi s en de Belastingdienst voorgesteld. In de brief van 19 juni 2019 staat dat de pilot met betrekking tot gegevensuitwisseling tussen anbi s en de Belastingdienst was begonnen en dat het Ministerie van Financiën naar verwachting in het late najaar van 2019 een rapport zal opleveren over de resultaten van de pilot. De suggestie om met door de Belastingdienst en SBF op hun website ter beschikking gestelde standaardformats op de eigen website van de anbi te werken, wordt opgevolgd. In het uit maart daterende rapport met verbetersuggesties staat dat dit in eerste instantie vrijwillig zou moeten zijn en als dat niet het gewenste resultaat geeft, verplicht zou moeten worden. Dat laatste staat echter niet in de brief van de staatssecretaris: deze spreekt slechts over vrijwilligheid. In de brief van 19 juni 2019 gaf de staatssecretaris naar aanleiding van kritische Kamervragen over de vrijwilligheid echter aan, dat als het gewenste resultaat uitblijft, verplicht gebruik van de standaardformats een volgende stap kan zijn. Het doel van deze standaarden is het vergemakkelijken van de controle op de naleving van de publicatieplicht. Alhoewel de brief suggereert dat deze formats al zijn gepubliceerd, heb ik deze nog niet op de website van de Belastingdienst of SBF kunnen vinden. Uit het toetsingskader behorende bij het hernieuwde samenwerkingsconvenant dat het Interkerkelijk Contact In Overheidszaken (CIO) en de Belastingdienst 15 december 2017 hebben ondertekend, blijkt dat de bij het CIO aangesloten kerkgenootschappen al enige jaren een format, CIO-format genaamd, hanteren. 3. Verplichting om in statuten op te nemen dat bestuursvacature binnen drie maanden moet worden vervuld? Tot enige tijd geleden stond op de anbi-website van de Belastingdienst dat in de statuten moest worden opgenomen dat een vacature in het bestuur binnen drie maanden moet worden vervuld. In de toelichting op vraag 1f van de aanvraag anbi-beschikking was dit in ieder geval nog tot mei van dit jaar opgenomen als vereiste om aan het beschikkingsmachtcriterium te voldoen. Deze eis is echter niet op de anbi-wet- of regelgeving gebaseerd. Inmiddels is dit vereiste dan ook terecht van de website en uit de toelichting verwijderd. Uit de praktijk bereiken mij echter geluiden dat er nog steeds inspecteurs zijn die stellen dat als de statuten niet voorzien in de bepaling dat een bestuursvacature binnen drie maanden moet zijn vervuld, er geen anbi-beschikking kan worden afgegeven. De anbi s die hiermee geconfronteerd werden, hadden naar ik heb begrepen geen zin in gedoe en hebben zich hierin geschikt, maar in rechte is dit standpunt niet houdbaar en zou het daarom niet moeten worden gesteld. Begrijp me niet verkeerd, ik kan mij om governance redenen best iets voorstellen bij anbi s die een dergelijke bepaling in hun statuten opnemen. Waar het echter om gaat is dat dit niet een noodzakelijke voorwaarde is om de anbi-status te krijgen. Het is aan het bestuur en niet aan de Belastingdienst om over dergelijke zaken te beslissen. Het zou goed zijn als aan alle inspecteurs die zich met anbi s bezighouden (dit lijken naast de medewerkers van het anbi-team ook klantcoördinatoren en leden van het team Zeer Vermogende Particulieren te zijn) een bericht wordt gezonden dat deze eis niet (meer) gesteld kan worden. 4. Taal van de website Anbi s zijn verplicht om op een website een aantal gegevens op te nemen (art. 1a lid 1 en 7 Ur AWR). De weten regelgeving bepaalt niet in welke taal de website moet luiden. De Belastingdienst lijkt als uitgangspunt te nemen dat dit in het Nederlands moet zijn. In de toelichting op vraag 1h van het aanvraagformulier voor de anbi-beschikking staat dat de gegevens ook in het Engels, Duits of Frans mogen zijn. Het lijkt er dus op dat de Belastingdienst ook aan niet in Nederland gevestigde anbi s taaleisen stelt. Zo lijkt Spaans als verantwoordingstaal niet te zijn toegestaan, wellicht omdat het anbi-team die taal niet machtig is. Het is echter de vraag of van een Spaanse anbi mag worden geëist dat deze haar verantwoording en zeker haar publieksverantwoording (en bijvoorbeeld haar jaarstukken en activiteitenverslag!) op haar website in een andere dan in haar landstaal opstelt. Met de moderne middelen, zoals Google Translate dat iedere website in een mum van tijd kan vertalen, is het bovendien de vraag of een dergelijke eis om alles, inclusief de publiekswebsite, niet in de eigen landstaal op te stellen, wel proportioneel en daarmee in overeenstemming met de Europeesrechtelijke vrijheid van kapitaalverkeer is. In het toelichtingsformulier staat bovendien ook niet dat het is toegestaan om een website in het Fries op te stellen. Uit Kamerstukken II 2016/17, VII, nr. 53, p. 13 blijkt dat het anbi-team het tot voor kort op grond van interne richtlijnen niet toestond dat Friese instellingen zich uitsluitend in het Fries verantwoordden. Dit is echter in strijd met het feit dat het Fries in de provincie Friesland op grond van de erkenning onder het Europees Handvest een gelijke status heeft als het Nederlands. Naar aanleiding van een bericht hierover in de Leeuwarder Courant en daaropvolgende Kamervragen is in overleg tussen de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Financiën besloten om deze, niet openbare, richtlijnen aan te passen. Per brief van 21 december 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken de Bestuursafspraak Friese taal en cultuur naar de Tweede Kamer gestuurd (Stcrt. 2018, 70797). Op p. 45 van deze bestuursafspraak, een tweetalig convenant tussen de Staat en de provincie Fryslân staat (in de Nederlandstalige versie): In de provincie Fryslân gevestigde anbi-instellingen mogen in de Friese taal aan de Belastingdienst verantwoording afleggen, zonder dat het van invloed is op hun anbi-status. De in Fryslân gevestigde instellingen met anbi-status zullen van dit recht schriftelijk door de provincie op de hoogte gesteld worden. (p. 19 in de door de Staatscourant gedrukte versie). Naar mijn mening is het opmerkelijk dat het de provincie en niet de Belastingdienst is die de instellingen op de hoogte brengt 14 NUMMER 10, oktober 2019 / SDU Fiscale Berichten voor het Notariaat

5 Anbi anno 2019 van dit recht en dat dit noch op de website van de Belastingdienst, noch in de toelichting op het anbi-aanvraagformulier is opgenomen. 5. Vestigingsplaats in het buitenland onvindbaar geworden In het programma ANBI opzoeken ( kan een instelling op naam en/of vestigingsplaats worden gezocht. Een probleem bij de vestigingsplaats was in het verleden dat de schrijfwijze afhankelijk was van hoe dit toevallig ooit door de administratieve medewerker was ingevoerd: bij de ene instelling was de vestigingsplaats Den Bosch, terwijl dit bij de buurinstelling s-hertogenbosch kon zijn. Bij instellingen in het buitenland waren de varianten nog groter: een instelling in Londen kon geregistreerd staan onder Londen, London, UK, VK, Verenigd Koningrijk of United Kingdom. Dit nog afgezien van typfouten die bij de invoer konden zijn gemaakt. Dit probleem lijkt voor Nederlandse instellingen te zijn opgelost, vermoedelijk door een geautomatiseerde lijst van Nederlandse gemeenten op het programma te leggen. Dit leid ik althans af uit de Excel-lijst van alle instellingen die te vinden is op bldcontentnl/themaoverstijgend/brochures_en_publicaties/ open_data_anbi. In deze lijst staat nu achter alle Bossche instellingen s-hertogenbosch. Het programma ANBI opzoeken is echter slim en kent ook de synoniemen: als je in het programma Den Bosch intypt, komen alle instellingen in die plaats keurig naar boven. Voor in Nederland gevestigde instellingen werkt deze wijziging dus perfect. Probleem is echter, dat sinds deze wijziging instellingen die in het buitenland gevestigd zijn niet meer te vinden zijn op vestigingsplaats, ongeacht de schrijfwijze. Het computersysteem herkende al deze vestigingsplaatsen vermoedelijk niet en heeft deze in de Excel-lijst allemaal op null gezet. In het programma ANBI opzoeken komt nu bij het intypen van een vestigingsplaats in het buitenland de mededeling Uw zoekopdracht heeft 0 zoekresultaten opgeleverd. Buitenlandse instellingen zijn nu alleen nog op hun naam te vinden in het programma ANBI opzoeken. In het programma verschijnt in dat geval bij vestigingsplaats overigens ook null. Het is nu dus niet meer mogelijk om via de website van de Belastingdienst na te gaan waar een buitenlandse anbi precies is gevestigd. Mogelijk was dit nog niet eerder opgemerkt, maar naar mijn mening moet dit, nu het wel is opgemerkt zo snel mogelijk worden hersteld. Ik hoop dat de informatie over deze buitenlandse vestigingsplaatsen ergens bewaard is gebleven. Het zou overigens goed zijn als bij het herinvoeren van de buitenlandse vestigingsplaatsen er voor een eenduidige spelling met synoniemen wordt gekozen zodat iemand die Londen intypt ook de instellingen in London krijgt. Bovendien zou het heel nuttig zijn als ook het land (met synoniemenherkenning) wordt toegevoegd. 6. Conclusie Aangekondigd is om in het eerste kwartaal van 2020 met aanpassingen in de anbi-wetgeving te komen. Het is te hopen dat dit niet alleen wetswijzigingen betreft, maar ook de aangekondigde wijzigingen in de Ur AWR en beleidswijzigingen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van de anti-oppoteis. Nu er toch over anbi s wordt nagedacht, zou het goed zijn als ook in het informele beleid van de Belastingdienst, zoals onder meer op hun website en de toelichting op het anbi-aanvraagformulier, een aantal wijzigingen wordt aangebracht en dit ook helder wordt gecommuniceerd met alle inspecteurs die zich met anbi s bezighouden. Dit betreft enerzijds het niet langer eisen dat in de statuten wordt bepaald dat vacatures in het bestuur binnen drie maanden moeten worden opgevuld en meer flexibiliteit ten aanzien van de taal van de website. Deze punten hoeven wat mij betreft overigens niet te wachten tot 2020, dat kan ook meteen worden geregeld. Dit geldt eveneens voor het weer opnemen van de vestigingsplaats van buitenlandse anbi s in het programma ANBI opzoeken. Over de auteur Prof. dr. S.J.C. Hemels Hoogleraar belastingrecht Erasmus Universiteit Rotterdam, visiting professor in tax law, Lund University School of Economics and Management en senior PSL Allen & Overy LLP, Amsterdam. Fiscale Berichten voor het Notariaat NUMMER 10, oktober 2019 / SDU 15