ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bachelor Opleiding Muziek Bijlage Muziektheater

Transcriptie

1 ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bachelor Opleiding Muziek Bijlage Muziektheater Studiejaar

2 Aanvulling OER Muziektheater Inhoud en opbouw van het studieprogramma van de Muziektheaterafdeling 1. De opleiding muziek zoals verzorgd door de Muziektheaterafdeling heeft tot doel studenten vaardigheden, kennis en inzicht bij te brengen m.b.t. het hoofdvak zang, de kernvakken interpretatie/integratie, spel en dans, gericht op het specifieke gebied van het muziektheater. Daarnaast zijn er de vakken als muziektheorie, specifieke vakken gericht op zangonderwijs in het algemeen en op zangonderwijs m.b.t. muziektheater in het bijzonder en vakken gericht op het zich als artiest positioneren in het professionele werkveld. Dit alles zodanig dat de afgestudeerden in staat zijn tot een zelfstandige beroepsuitoefening als uitvoerend musicus en/of docent. Dit impliceert dat de afgestudeerden voldoende vaktechnische, artistieke, muziektheoretische, didactische en overige beroepsgerelateerde kennis en vaardigheden hebben verworven om zich op de reeds bestaande en op de nog te ontwikkelen werkvelden van het muziektheater te kunnen ontplooien. De ontwikkeling van de student richt zich primair op de beroepspraktijk van het professionele muziektheater-werkveld en de Nederlandse musical, met daarnaast aandacht voor kleinkunst. De afgestudeerde student combineert een hoogwaardige professionele uitvoeringskwaliteit met een onderscheidend individueel artistiek profiel. 2. De opleiding heeft een cursusduur van vier jaar en omvat een studielast van 240 EC en wordt uitsluitend in voltijd verzorgd. Het studieprogramma is verdeeld over 5 werkdagen (maandag t/m vrijdag). Het onderwijs is verdeeld in een propedeutische fase en een hoofdfase, die beide met een examen worden afgesloten. Het propedeutisch examen omvat 1 studiejaar en heeft een oriënterende en selecterende functie. De studielast van de propedeuse is 60 EC. De modules van de opleiding met de studiepunten zijn vermeld in de studiepuntentabel. Een beschrijving van de modules is te vinden in het modulenboek. Inherent aan de beroepsuitoefening is het mogelijk dat projecten in het kader van het onderwijs plaatsvinden in het weekend of in herfst- of meivakantie. De studenten worden hierover tijdig geïnformeerd. 3. Het studieprogramma is inhoudelijk programmatisch onderverdeeld in een onderbouw en een bovenbouw. De onderbouw bestaat uit de propedeuse en het eerste jaar van de hoofdfase. De bovenbouw bestaat uit het 2 e en 3 e jaar van de hoofdfase. Het onderwijs in de hoofdfase is voor een groot gedeelte projectgewijs ingericht. Daarnaast vindt integratie van meer reguliere onderdelen en projectgerichte onderdelen plaats. Een en ander vindt zijn beslag in een onderwijsplanning welke de semesterindeling enigszins doorkruist. 4. Bij de Muziektheaterafdeling staat het hoofdvak zang centraal. Het hoofdvak zang staat in nauwe relatie met een aantal kernvakken te weten: spel, interpretatie/integratie en dans. Deze vakken spelen vooral in de hoofdfase een belangrijke rol in de uitoefening van het vak en de daaraan gekoppelde beoordeling. De beoordeling van projecten draagt derhalve overwegend een integraal karakter. Hieronder wordt verstaan een beoordeling waarin alle aspecten in meer of mindere mate een rol spelen. De specifieke criteria en wegingen worden in de modulebeschrijvingen nader gespecificeerd. 5. Op het einde van de onderbouwperiode maakt de student de keuze voor een van de differentiaties musical of modern muziektheater in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider en artistiek manager van de opleiding. Het staat de student vrij om op artistieke gronden dan wel overwegingen m.b.t. kansen op de arbeidsmarkt te kiezen voor projecten uit het andere profiel dan zijn hoofdkeuze. 2

3 6. Toetsing van alle onderdelen is opgenomen in het Toetsplan Muziektheater. De Onderwijsplanning en het Toetsplan worden aan het begin van het studiejaar aan de student kenbaar gemaakt. Propedeutische examen en bindend studieadvies 7. De opleiding Muziektheater hanteert, naast de eis ten minste 45 studiepunten te hebben behaald, kwalitatieve eisen met betrekking tot het bindend studieadvies (4.4). Voor het behalen van het propedeutisch examen dienen als eis te worden behaald: alle tot het propedeutisch programma behorende tentamens zang (2 x 6ec), spel (2 x 6ec), interpretatie/integratie (2 x 4ec) en dans (2 x 3ec). Projecten tweede studiejaar 8. Het tweede studiejaar kent de volgende projectmatige onderdelen: het Stijlenonderzoek, het Personageonderzoek, Van Kul tot Cult en het Theatraal Onderzoek. Door het specifieke karakter van de onderdelen Van Kul tot Cult en het Theatraal Onderzoek kunnen zij niet als zodanig worden herkanst. In geval een herkansing aan de orde is zal een vervangende opdracht van gelijke aard en omvang worden verstrekt. De inhoud en daaraan gekoppelde planning van de herkansing in het lopende studiejaar zullen conform de modulebeschrijving nader worden vastgesteld. Projecten derde studiejaar 9. Het derde studiejaar kent de volgende projectmatige onderdelen: Theatraal Concert, Showcase en de Musical- of Muziektheaterproductie 10. Door het specifieke karakter van de onderdelen kunnen de Showcase en de Musical- of Muziektheaterproductie niet als zodanig worden herkanst. In geval een herkansing aan de orde zal een vervangende opdracht van gelijke aard en omvang worden verstrekt. De inhoud en daaraan gekoppelde planning van de herkansing in het lopende studiejaar zullen conform de modulebeschrijving nader worden vastgesteld. Projecten en afsluitend examen Muziektheaterafdeling 11. Het afsluitend examen van de Muziektheaterafdeling bestaat uit de drie beroepsvoorbereidende onderdelen van het vierde studiejaar te weten: Theatraal Concert, Showcase en de Musicalof Muziektheaterproductie. 12. Door het specifieke karakter van de onderdelen kunnen de Showcase en de Musical- of Muziektheaterproductie niet als zodanig worden herkanst. In geval een herkansing aan de orde zal een vervangende opdracht van gelijke aard en omvang worden verstrekt. De inhoud en daaraan gekoppelde planning van de herkansing in het lopende studiejaar zullen conform de modulebeschrijving nader worden vastgesteld. 13. Ten behoeve van het Theatraal Concert stelt de kandidaat in samenspraak met de hoofdvakdocent(en) een programma voor deze openbare uitvoering vast. Het door de hoofdvakdocent voor akkoord ondertekende programma wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het afdelingsmanagement. De wens van de student is in eerste instantie richtlijngevend. Indien uiteindelijk onvoldoende overeenkomst over de repertoirekeuze kan worden verkregen beslist de artistiek manager. 14. De keuze voor het uit te voeren repertoire per student in de Showcase wordt in samenspraak met de student, hoofdvakdocent, regisseur en artistiek manager vastgesteld. De wens van de student is in eerste instantie richtlijngevend. Indien uiteindelijk onvoldoende overeenkomst over de repertoirekeuze kan worden verkregen beslist de artistiek manager. 3

4 15. De keuze voor het uit te voeren repertoire per student in de Musical- of Muziektheaterproductie wordt in samenspraak met de student, hoofdvakdocent, regisseur en artistiek manager vastgesteld. De wens van de student is in eerste instantie richtlijngevend. Indien uiteindelijk onvoldoende overeenkomst over de repertoirkeuze kan worden verkregen beslist de artistiek manager. 16. De beoordelingen van de drie onderdelen van het afsluitend examen worden ieder afgenomen door een commissie bestaande uit minimaal 4 examinatoren bestaande uit de hoofdvakdocenten en een extern deskundige. De artistiek manager of een door hem aangewezen plaatsvervanger treedt op als voorzitter. Stage Muziektheater 17. Op verzoek van de student tijdens het derde en/of vierde studiejaar maakt de Muziektheateracademie het lopen van een stage binnen het van toepassing zijnde werkveld mogelijk. Het betreft hier nadrukkelijk de beroepspraktijk waartoe de academie opleidt. Studenten dienen hiervoor een beargumenteerd verzoek in bij de stagecoördinator van de opleiding. De stage beoogt uitdrukkelijk de student stagiair leeractiviteiten te laten ontplooien die passen bij het in de OER opgenomen curriculum. De stage is bij voorkeur maximaal 6 maanden. In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld waarbij de rol die de stagiair krijgt toebedeeld of de speellijst zich daartegen verzet, kan daar van afgeweken worden. De student draagt zorg voor alle voor besluitvorming van belang zijnde informatie conform de stagehandleiding. Het opleidingsmanagement besluit in samenspraak met te raadplegen inhoudelijke deskundigen en de stagecoördinator over de toekenning van het verzoek. De examencommissie geeft toestemming voor de stage. E.e.a. wordt nader uitgelegd in de van toepassing zijnde stagehandleiding. Deelname aan audities mag niet eerder gedaan worden dan vanaf het derde studiejaar. Bij uitzondering kan de artistiek leiding een auditie voordragen aan studenten van het tweede studiejaar, bijvoorbeeld indien de stage direct bij aanvang van het derde studiejaar dient te beginnen. In alle andere gevallen dient de student een verzoek tot auditie in te dienen bij het artistieke leiding Bij een door de artistieke leiding dan wel de stagecoördinator geconstateerde onvoldoende vaardigheid van de student op het hoofdvak kan overgegaan worden tot schorsing van de mogelijkheid tot het doen van audities en of een stage. 18. De opleiding hanteert een standaard stage-overeenkomst waarin de rechten en plichten van de student, de onderwijsinstelling en de stage verlenende instelling worden uiteengezet. In de stage-overeenkomst wordt gedefinieerd van welke onderdelen de student een ontheffing voor de aanwezigheidsplicht krijgt. Alle andere onderdelen uit het curriculum dienen conform het vereiste te worden voldaan. Slecht bij ondertekening door alle partijen van het stage-contract is de stage van kracht. Naast de stage-overeenkomst kan een overeenkomst tussen de stage verlenende instelling en student van kracht zijn betreffende specifieke arbeidsgerelateerde elementen die voor de werkzaamheden van belang zijn. De opleiding heeft hierin geen verantwoordelijkheid. 19. Om de kwaliteit van de studenten bij het verlaten van de opleiding te kunnen waarborgen is de onderwijsinstelling eindverantwoordelijke voor de beoordeling van de stage. De onderwijsinstelling betrekt de stageverlenende instelling bij de beoordeling van de stage bij monde van de stagementor. Bij een geschil over de beoordeling van de stage tussen de stageverlenende instelling en de onderwijsinstelling beslist de onderwijsinstelling. 4

5 20. De commissie voor beoordeling van de stage is als volgt samengesteld: a. de artistiek manager of een door hem aangewezen plaatsvervanger b. de hoofdvakdocent, in dezen tevens de stagebegeleider vanuit de onderwijsinstelling (stagedocent); De stagebegeleider vanuit de stage verlenende instelling wordt expliciet bij de beoordeling van de stage betrokken zoals beschreven in de stageovereenkomst en -handleiding. De commissie beoordeelt, onder andere op grond van het stageverslag, het gesprek met de stagebegeleider van de stageverlenende instelling en een bezoek aan de beroepspraktijk ter beoordeling van de student in actie, binnen de van toepassing zijnde beroepssituatie, of de student de verworven kennis en vaardigheden zoals opgenomen in het curriculum kan toepassen. Minoren 21. Teneinde de student in de gelegenheid te stellen een deel van zijn studieprogramma naar eigen inzicht en belangstellingssfeer in te richten, is de hoofdfase als Major Minor structuur opgezet. In studiejaar 3 en 4 is er een minor-keuzemogelijkheid voor de student. De minoren hebben een studielast van 10 ECTS per minor. Voor verdere regelgeving m.b.t. de minor verwijzen we naar de OER Codarts bijlage RC Muziek. 22. In het geval dat de stage een minor doorkruist waardoor deze niet volledig kan worden gecontinueerd, kan voor het resterende deel een vervangende opdracht van gelijke inhoud en aard worden verstrekt. Een en ander in samenhang met de toestemming van de examencommissie aangaande het specifieke stagetraject. 5