RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

Transcriptie

1 RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL Vraag 1 Onder het huidige FTK krijgen pensioenfondsen te maken met de zogenaamde beleggings -spagaat: aan de ene kant kan er weinig risico worden genomen (zekerstelling nominale aanspraak), aan de andere kant is rendement nodig om de toeslagambitie waar te maken. Het reële contract beoogt dit op te lossen door het nominale karakter van de toezegging weg te nemen. Het pensioenfonds moet echter wel (blijven) aantonen dat in slecht weer de pensioenresultaten binnen acceptabele grenzen blijven. Stelling Invoering van het reële contract stelt pensioenfondsen beter in staat om het beleggingsbeleid af te stemmen op de toeslagambitie. Eens 52,63% Oneens 47,37%

2 Vraag 2 Doelstelling van de introductie van het reële contract is om het pensioencontract compleet te maken. Hieronder wordt verstaan dat op voorhand een expliciete toedeling van de (financiële) risico s wordt afgesproken. In het reële contract is dit uitgewerkt door automatische aanpassingsmechanismen bij financiële schokken. Financiële ontwikkelingen worden direct en onvoorwaardelijk in de aanspraken verwerkt. Van herstelpremies of premiekortingen is geen sprake in het reële contract. Stelling Het huidige FTK biedt ook de mogelijkheid om voor een (nominale) uitkeringsovereenkomst een compleet contract af te spreken, hiervoor is geen reëel contract nodig. Eens 73,68% Oneens 26,32%

3 Vraag 3 In het nominale contract vindt buffervorming plaats. Als de dekkingsgraad van het fonds hoog genoeg is wordt het pensioen van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden geïndexeerd en gaan werkgever en werknemers mogelijk minder premie betalen. Als de dekkingsgraad slecht is betalen werkgevers en werknemers meer premie en kunnen pensioenen worden gekort. In het nieuwe reële contract blijft de premie stabiel en worden financiële resultaten verwerkt in de aanspraken. Om de positieve en negatieve schokken evenwichtig over de deelnemers te verdelen, worden de schokken gespreid (tussen 3 en 10 jaar) in de aanspraken verwerkt. Stelling Het reële contract zorgt voor een evenwichtigere en transparantere verdeling van de financiële risico s. Oneens 18,42% Wel evenwichtiger, maar niet transparanter 34,24% Wel transparanter, maar niet evenwichtiger 28,95% Eens 18,42%

4 Vraag 4 Een van de doelstellingen van de herziening van het FTK is om het toetsingskader stabieler te maken. Het beleid van pensioenfondsen moet minder afhankelijk worden van dagkoersen. Daartoe is (o.a.) de beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd: het pensioenfondsbeleid moet worden gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden. In het herziene FTK is voor het nominale contract ook strikter bepaald hoeveel toeslag het fonds mag toekennen. Hierdoor is de speelruimte van het bestuur beperkt. Stelling De introductie van de beleidsdekkingsgraad en de striktere toeslagregels zorgen voor een stabieler toetsingskader. Ja 5,26% Ja, op voorwaarde dat voldoende ruimte blijft voor eigen beleidskeuzes 57,89% Nee, stabiliteit is beter mogelijk als het fonds de vrijheid krijgt om andere 36,84% omstandigheden in de beleidskeuzes mee te nemen.

5 Vraag 5 Gegeven de informatie die tot op heden beschikbaar is, naar welk contract gaat dan uw voorkeur uit? Nominaal 34,21% Reëel 26,32% Combi contract (deels nominaal, deels reëel) 39,47%

6 Vraag 6 Welk(e) onderwerp(en) vindt u het belangrijkst in de keuze voor een nieuw pensioencontract? (meerdere keuzes mogelijk) Stabiele premie 57,89% Compleetheid contract 28,95% Toeslagambitie 47,37% Risicodeling 50% Stabiele aanspraken 47,37% Communiceerbaarheid 63,16%

7 JURIDISCH Vraag 7 Een belangrijk kenmerk van het reële contract is dat financiële schokken direct effect hebben op de hoogte van de pensioenen. Verlagen van pensioenen is, anders dan in het nominale contract, niet langer een laatste redmiddel. Stelling Invoering van een nieuw reëel contract met bijbehorend financieel toetsingskader is niet nodig indien de mogelijkheid tot korting in het huidige contract als regulier sturingsmiddel wordt aangemerkt. Eens 67,65% Oneens 32,35%

8 Vraag 8 Het bestuur van het pensioenfonds dient bij de besluitvorming op evenwichtige wijze de belangen van de bij het fonds betrokken belanghebbenden af te wegen. Echter in het consultatiedocument wordt het invaren mogelijk gemaakt door middel van collectieve waardeoverdracht op verzoek van de werkgever (artikel 83 Pensioenwet). Stelling De voorgestelde invaarroute op verzoek van de werkgever biedt het pensioenfondsbestuur voldoende vertrouwen om te besluiten de opgebouwde pensioenen om te zetten naar een reëel contract. Eens 23,53% Oneens 76,47%

9 Vraag 9 Individuele belanghebbenden kunnen geen bezwaar maken tegen collectief invaren. Biedt dit voor het pensioenfondsbestuur voldoende waarborg tegen aansprakelijkheid bij de besluitvorming over de uitvoering van het invaren? Ja 5,88% Nee 20,59% Nog niet in te schatten 73,53%

10 Vraag 10 Mensen leven langer. Volgens de berekeningen uit 2012 van het Actuarieel Genootschap leven mannen na hun 65ste gemiddeld nog 20,1 jaar en vrouwen gemiddeld nog 22,7 jaar. Uitgangspunt in het reële contract is een levenslange indexatie op basis van de prijsindex. Onderzoek toont aan dat na pensionering de bestedingen juist afnemen vanaf jarige leeftijd. Is het levenslang waardevast houden van het pensioen een terecht uitgangspunt voor het reële contract? Ja, pensioen moet binnen een reëel contract levenslang waardevast worden gehouden. 23,53% Nee, binnen een reëel contract is juist meer flexibiliteit in de uitkering van de indexatie 44,12% gewenst (bijvoorbeeld: uitsluitend (een hogere) indexatie in de eerste 10 jaar na pensionering) Nee, pensioendeelnemers moeten veel meer keuze krijgen in (nominale) hoog/ laag opties. 32,35%

11 Vraag 11 Leidt dit nieuwe kader tot de langgewenste vernieuwing en toekomstbestendigheid van ons systeem? Ja 17,65% Nee 82,35%

12 COMMUNICATIE Vraag 12 Verwacht u dat het labelen van het pensioencontract ( reëel, nominaal of combi ) leidt tot een beter of minder goed begrip bij uw deelnemers ten aanzien van door u te nemen beleidsbeslissingen? Beter 13,33% Niet beter/niet minder 43,33% Minder 43,33%

13 Vraag 13 Wordt door het hanteren van de termen reëel, nominaal of combi het inzicht van de deelnemer in zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn pensioen beter of juist minder? Beter 13,33% Niet beter/niet minder 46,67% Minder 40%

14 Vraag 14 Verwacht u dat de kwalificatie reëel, nominaal of combi leidt tot een beter of juist een minder goed waardebesef van de pensioenregeling bij de deelnemer? Beter 23,33% Niet beter/niet minder 53,33% Minder 23,33%

15 Vraag 15 Binnen het nieuwe pensioencontract wordt de kernboodschap voor de deelnemer dat de pensioenuitkomst onzeker wordt. Maakt het uitsmeren van eventuele kortingen dat beter of minder goed uitlegbaar richting deelnemer? Beter 23,33% Niet beter/niet minder 26,67% Minder 50%

16 Vraag 16 Het alternatief voor het uitsmeren van eventuele kortingen is het direct afrekenen. Maakt dit naar uw mening het korten beter of juist minder goed acceptabel voor de deelnemer? Beter 30% Niet beter/niet minder 26,67% Minder 43,33%