Hof van Cassatie LIBERCAS

Transcriptie

1 Hof van Cassatie LIBERCAS

2 AFSTAND (RECHTSPLEGING) ALGEMEEN Algemeen - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing Algemeen - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing Uit de samenhang van de artikelen 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, volgt dat in geval van afstand van geding, de afstand doende partij in de kosten dient te worden verwezen en dat deze kosten de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de wederpartij omvatten (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek ARBEIDSOVEREENKOMST EINDE Einde - Uitwinningsvergoeding - Handelsvertegenwoordiger - Concurrentiebeding - Vermoeden van aanbreng van cliënteel Luidens artikel 105 Arbeidsovereenkomstenwet schept het concurrentiebeding ten gunste van de handelsvertegenwoordiger een vermoeden dat hij een cliënteel heeft aangebracht; de omstandigheid dat een dergelijk beding niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden inzake de geldigheid betreffende de looptijd en de verboden activiteiten, heeft geen invloed op dat vermoeden van aanbreng van cliënteel. - Art. 105 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten S F AC nr.... BESLAG GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING Gedwongen tenuitvoerlegging - Ontwerp van verdeling - Gerechtsdeurwaarder - Tegenspraak - Vorm C N AC nr. 378 Gedwongen tenuitvoerlegging - Ontwerp van verdeling - Tegenspraak - Vorm 2/ 8

3 Artikel 1629, derde lid Gerechtelijk wetboek, krachtens hetwelk de schuldeisers aan wie het ontwerp van verdeling werd toegestuurd tegenspraak kunnen doen, hetzij bij deurwaardersexploot betekend aan de optredende gerechtsdeurwaarder, hetzij bij verklaring vóór deze laatste, sluit niet uit dat een tegenspraak geldig kan worden gedaan op een andere wijze wanneer deze voldoende waarborgen biedt van rechtszekerheid (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 1629, derde lid Gerechtelijk Wetboek C N AC nr. 378 Gedwongen tenuitvoerlegging - Uitvoerend beslag op onroerend goed - Aanwijzing van de notaris door de rechter - Weigering van tussenkomst in geval van niet-betaling van een provisie - Wettigheid De notaris is een openbaar ambtenaar die verplicht is zijn dienst te verlenen wanneer hij daartoe wordt verzocht; noch artikel 10 van het reglement voor de organisatie van de notariële boekhouding, bindend verklaard door artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 maart 2003, dat ertoe strekt de boekhouding te organiseren en dat niet afwijkt van de verplichting die de notaris is opgelegd door de artikelen 1 en 3 Wet Notarisambt en artikel 1580 van het Gerechtelijk Wetboek om tot de veiling over te gaan, noch enige andere bepaling staat de notaris toe zijn dienst te weigeren indien hem geen provisie is overgemaakt (1). (1) Zie Cass. 24 oktober 2002, AR C F, AC 2002, nr. 506, met concl. van advocaat-generaal De Riemaecker in Pas. 2002, nr Art. 1 KB 9 maart 2003 houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding en voor het toezicht op de boekhouding - Art. 10, goedgekeurd bij Reglement 9 oktober 2001 van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding - Art Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1, eerste en derde lid, en 91, eerste lid, 5 Wet 25 ventôse jaar XI op het notarisambt 30 maart 2018 C F AC nr.... COLLECTIEVE SCHULDENREGELING - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Vormvoorschrift - Ontstentenis - Vermoeden van afstand Conclusie van advocaat-generaal Genicot. - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Vereiste - Vorm De omstandigheid dat de gegevens met betrekking tot een schuldvordering in het gedinginleidend verzoekschrift van de vordering tot collectieve schuldenregeling worden vermeld, ontslaat de houder van die schuldvordering niet van de verplichting daarvan aangifte te doen volgens de wijze en binnen de termijnen die door artikel 1675/9, 2 en 3, Gerechtelijk Wetboek zijn voorgeschreven (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr... - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Vormvoorschrift - Ontstentenis - Vermoeden van afstand 3/ 8

4 Hoewel de termijn waarbinnen de schuldeiser zijn aangifte van schuldvordering moet doen niet op straffe van verval is voorgeschreven, volgt uit 3 van artikel 1675/9 Gerechtelijk Wetboek dat indien een schuldeiser geen aangifte van schuldvordering doet binnen de in die wettelijke bepaling bedoelde termijn van vijftien dagen, te rekenen van de ontvangst van de door de schuldbemiddelaar aan hem gerichte aangetekende brief, de betrokken schuldeiser geacht wordt afstand te doen van zijn schuldvordering en in dat geval het recht verliest om zich te verhalen op de schuldenaar en op de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld en dit recht enkel herwint in geval van afwijzing of herroeping van de aanzuiveringsregeling; de schuldvordering waarvan de schuldeiser wordt geacht afstand te doen omdat hij daarvan geen aangifte heeft gedaan binnen de voorgeschreven termijn, kan niet in de minnelijke aanzuiveringsregeling worden opgenomen (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr... - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Vereiste - Vorm Conclusie van advocaat-generaal Genicot. - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Inleiding - Termijn - Aard van de termijn Conclusie van advocaat-generaal Genicot. - Houder van een schuldvordering - Aangifte van schuldvordering - Inleiding - Termijn - Aard van de termijn Aangezien de termijn van artikel 1675/9, 3, Gerechtelijk Wetboek geen op straffe van verval voorgeschreven termijn is in de zin van artikel 860 Gerechtelijk Wetboek, zijn de artikelen 861, 864 en 865 van dat wetboek niet van toepassing op de sanctie die volgt uit de niet-naleving van die termijn (1). (1) Zie andersluidende concl. OM in Pas. 2018, nr... GERECHTSDEURWAARDER - Beslag - Gedwongen tenuitvoerlegging - Ontwerp van verdeling - Tegenspraak - Vorm C N AC nr Beslag - Gedwongen tenuitvoerlegging - Ontwerp van verdeling - Tegenspraak - Vorm Artikel 1629, derde lid Gerechtelijk wetboek, krachtens hetwelk de schuldeisers aan wie het ontwerp van verdeling werd toegestuurd tegenspraak kunnen doen, hetzij bij deurwaardersexploot betekend aan de optredende gerechtsdeurwaarder, hetzij bij verklaring vóór deze laatste, sluit niet uit dat een tegenspraak geldig kan worden gedaan op een andere wijze wanneer deze voldoende waarborgen biedt van rechtszekerheid (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 1629, derde lid Gerechtelijk Wetboek 4/ 8

5 C N AC nr. 378 GERECHTSKOSTEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Algemeen - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing Uit de samenhang van de artikelen 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, volgt dat in geval van afstand van geding, de afstand doende partij in de kosten dient te worden verwezen en dat deze kosten de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de wederpartij omvatten (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek Burgerlijke zaken - Algemeen - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS GERECHTELIJKE SCHEIDING VAN GOEDEREN Gerechtelijke scheiding van goederen - Ontbinding van het stelsel - Schuldvorderingen tussen de echtgenoten - Interest - Aanvang - Datum Wanneer de echtgenoten bij huwelijkscontract bedingen dat zij gescheiden van goederen zullen zijn, zijn de bepalingen van de artikelen 1436, tweede lid, en 1450, tweede lid, Burgerlijk Wetboek niet van toepassing. - Artt. 1390, 1436 en 1450 Burgerlijk Wetboek 30 maart 2018 C F AC nr.... NOTARIS - Uitvoerend beslag op onroerend goed - Aanwijzing van de notaris door de rechter - Weigering van tussenkomst in geval van niet-betaling van een provisie - Wettigheid De notaris is een openbaar ambtenaar die verplicht is zijn dienst te verlenen wanneer hij daartoe wordt verzocht; noch artikel 10 van het reglement voor de organisatie van de notariële boekhouding, bindend verklaard door artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 maart 2003, dat ertoe strekt de boekhouding te organiseren en dat niet afwijkt van de verplichting die de notaris is opgelegd door de artikelen 1 en 3 Wet Notarisambt en artikel 1580 van het Gerechtelijk Wetboek om tot de veiling over te gaan, noch enige andere bepaling staat de notaris toe zijn dienst te weigeren indien hem geen provisie is overgemaakt (1). (1) Zie Cass. 24 oktober 2002, AR C F, AC 2002, nr. 506, met concl. van advocaat-generaal De Riemaecker in Pas. 2002, nr / 8

6 - Art. 1 KB 9 maart 2003 houdende goedkeuring van de reglementen van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding en voor het toezicht op de boekhouding - Art. 10, goedgekeurd bij Reglement 9 oktober 2001 van de Nationale Kamer van notarissen voor de organisatie van de notariële boekhouding - Art Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1, eerste en derde lid, en 91, eerste lid, 5 Wet 25 ventôse jaar XI op het notarisambt 30 maart 2018 C F AC nr.... PREJUDICIEEL GESCHIL - Grondwettelijk Hof - Rechtzoekenden in verschillende rechtstoestanden Er bestaat geen grond om aan het Grondwettelijk Hof de door de eiser voorgestelde vraag te stellen, die geen onderscheid laakt tussen echtgenoten die in dezelfde toestand verkeren maar aan verschillende regels onderworpen zijn, maar poogt echtgenoten tegenover elkaar te stellen die in een verschillende toestand verkeren en aan verschillende regels onderworpen zijn die zonder onderscheid van toepassing zijn op al degenen die in dezelfde toestand verkeren (1). (1) Cass. 24 november 2016, AR C F, AC 2016, nr maart 2018 C F AC nr.... RECHTSPLEGINGSVERGOEDING - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing Uit de samenhang van de artikelen 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, volgt dat in geval van afstand van geding, de afstand doende partij in de kosten dient te worden verwezen en dat deze kosten de rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de wederpartij omvatten (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 827, eerste lid, 1017, eerste lid, 1018 en 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Vordering met betrekking tot de rechtsplegingsvergoeding - Aard De vordering die betrekking heeft op de rechtsplegingsvergoeding, betreft een in geld waardeerbare vordering waarvoor het basisbedrag overeenkomstig artikel 2, eerste lid, Tarief rechtsplegingsvergoeding wordt bepaald. - Art. 2, eerste lid KB 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 Wet 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarhe - Art. 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Afstand van geding - Afstand doende partij - Veroordeling in de kosten - Rechtsplegingsvergoeding - Toepassing 6/ 8

7 VERRIJKING ZONDER OORZAAK - Rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak - Subsidiair karakter - Niet voorhanden zijn van een andere rechtsgrond Het subsidiair karakter van de rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak staat evenwel niet eraan in de weg dat de eiser zijn vordering in hoofdorde steunt op een of meer grondslagen en subsidiair op de verrijking zonder oorzaak, voor het geval de rechter oordeelt dat eerst genoemde grondslagen in werkelijkheid niet voor handen zijn. - Rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak - Subsidiair karakter - Wettelijk beletsel met betrekking tot een andere ter beschikking staande vordering Het beginsel van het subsidiair karakter van de rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak, belet dat deze vordering wordt aangenomen wanneer de eiser over een andere vordering beschikte die hij heeft laten teloorgaan, zodat de verrijkingsvordering niet kan ingewilligd worden wanneer zij tot doel heeft een wettelijk beletsel met betrekking tot een aan de eiser ter beschikking staande vordering te omzeilen. - Rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak - Subsidiair karakter Het beginsel van het subsidiair karakter van de rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak, belet dat deze vordering wordt aangenomen wanneer de eiser over een andere vordering beschikte die hij heeft laten teloorgaan, zodat de verrijkingsvordering niet kan ingewilligd worden wanneer zij tot doel heeft een wettelijk beletsel met betrekking tot een aan de eiser ter beschikking staande vordering te omzeilen. - Vermogenschuiving - Eigen wil van de verarmde De verrijking is niet zonder oorzaak wanneer de vermogensverschuiving haar oorsprong vindt in de eigen wil van de verarmde, waartoe vereist is dat de verarmde de wil had een definitieve vermogensverschuiving ten voordele van de verrijkte tot stand te brengen. VOORLOPIGE HECHTENIS INVRIJHEIDSTELLING ONDER VOORWAARDEN Invrijheidstelling onder voorwaarden - Borgsom - Toewijzing van de borgsom aan de Staat bij niet-verschijning 7/ 8

8 Wanneer de opzegging door de verhuurder op regelmatige wijze is gedaan, heeft het uitstel dat de rechter voor de teruggave van het goed verleent enkel tot gevolg dat de uitzetting van de huurder wordt geschorst maar niet dat de huurovereenkomst op enigerlei wijze wordt verlengd (1). (1) Cass. 2 april 2009, AR C F, AC 2009, nr Art. 35, 4, vijfde en zevende lid Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis 11 december 1980 P N AC nr.... VORDERING IN RECHTE - Verrijking zonder oorzaak - Rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak - Subsidiair karakter Het beginsel van het subsidiair karakter van de rechtsvordering uit verrijking zonder oorzaak, belet dat deze vordering wordt aangenomen wanneer de eiser over een andere vordering beschikte die hij heeft laten teloorgaan, zodat de verrijkingsvordering niet kan ingewilligd worden wanneer zij tot doel heeft een wettelijk beletsel met betrekking tot een aan de eiser ter beschikking staande vordering te omzeilen. - Vordering met betrekking tot de rechtsplegingsvergoeding - Aard De vordering die betrekking heeft op de rechtsplegingsvergoeding, betreft een in geld waardeerbare vordering waarvoor het basisbedrag overeenkomstig artikel 2, eerste lid, Tarief rechtsplegingsvergoeding wordt bepaald.( - Art. 2, eerste lid KB 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 Wet 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarhe - Art. 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek 8/ 8