CODEKRAKEN MET DASH EN DOT

Transcriptie

1 Vragenlijst groep 4: in het verkeer (a) Vragenlijst groep 4: in het verkeer (a) 1. Waarom hoor je bij een voetgangerslicht soms een geluidssignaal? A) - Dat geeft de maat aan waarop je moet lopen. B) - Dat is voor blinde mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. C) - Dat is voor dove mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. 6. Waarom steekt deze agent een hand in de lucht? A) - Hij kent je en zwaait naar je! B) - Klaar voor de start... C) - Je moet stoppen. 2. Wat betekent dit bord? A) - Je mag hier alleen lopen met een volwassene. B) - Je moet je vader of moeder een hand geven. C) - Je moet op dit pad lopen als voetganger. 7. Welke auto moet je voor laten gaan? A) - Een gewone auto die toeterend over de weg rijdt. B) - Een brandweerauto met beide knipperlichten aan. C) - Een politieauto met zwaailicht en sirene aan. 3. Wat moet je doen als het verkeerslicht op oranje staat? A) - Het is bijna rood: nog even doorrijden! B) - Het is bijna rood: rem maar alvast. C) - Vandaag speelt het Nederlands elftal een voetbalwedstrijd. 8. Wat hoort bij het openbaar vervoer? A) - Bus, trein, metro, tram B) - Bus, trein, metro, tram, fiets C) - Bus, trein, metro, tram, auto 4. Wat is een zebrapad? A) - Een zwart-wit gestreepte kikkersoort. B) - De route die zebra s lopen op de steppe. C) - Een plek waar voetgangers de straat kunnen oversteken. 9. Wat betekent dit bord? A) - Er is iemand 50 jaar geworden. B) - Er mogen maar 50 auto s op deze weg rijden. C) - Je mag niet harder dan 50 kilometer per uur rijden. 5. Wat moet er op je fiets zitten? A) - Een bel, een voor- en achterlicht en kraaltjes om je spaken. B) - Een bel, een voor- en achterlicht en een rem. C) - Een bel, een voor- en achterlicht en bloemenslingers om je stuur. 10. Wanneer moet je een gordel om in de auto? A) - Als je achterin de auto zit. B) - Als je voorin de auto zit. C) - Altijd, voorin en achterin.

2 Vragenlijst groep 4: in het verkeer (b) Vragenlijst groep 4: in het verkeer (b) 1. Wat betekent dit bord? A) - Je mag hier alleen lopen met een volwassene. B) - Je moet je vader of moeder een hand geven. C) - Je moet op dit pad lopen als voetganger. 6. Waarom steekt deze agent een hand in de lucht? A) - Hij kent je en zwaait naar je! B) - Klaar voor de start... C) - Je moet stoppen. 2. Wat moet je doen als het verkeerslicht op oranje staat? A) - Het is bijna rood: nog even doorrijden! B) - Het is bijna rood: rem maar alvast. C) - Vandaag speelt het Nederlands elftal een voetbalwedstrijd. 7. Wat hoort bij het openbaar vervoer? A) - Bus, trein, metro, tram B) - Bus, trein, metro, tram, fiets C) - Bus, trein, metro, tram, auto 3. Waarom hoor je bij een voetgangerslicht soms een geluidssignaal? A) - Dat geeft de maat aan waarop je moet lopen. B) - Dat is voor blinde mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. C) - Dat is voor dove mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. 8. Wat betekent dit bord? A) - Er is iemand 50 jaar geworden. B) - Er mogen maar 50 auto s op deze weg rijden. C) - Je mag niet harder dan 50 kilometer per uur rijden. 4. Wat moet er op je fiets zitten? A) - Een bel, een voor- en achterlicht en kraaltjes om je spaken. B) - Een bel, een voor- en achterlicht en een rem. C) - Een bel, een voor- en achterlicht en bloemenslingers om je stuur. 9. Wanneer moet je een gordel om in de auto? A) - Als je achterin de auto zit. B) - Als je voorin de auto zit. C) - Altijd, voorin en achterin. 5. Wat is een zebrapad? A) - Een zwart-wit gestreepte kikkersoort. B) - De route die zebra s lopen op de steppe. C) - Een plek waar voetgangers de straat kunnen oversteken. 10. Welke auto moet je voor laten gaan? A) - Een gewone auto die toeterend over de weg rijdt. B) - Een brandweerauto met beide knipperlichten aan. C) - Een politieauto met zwaailicht en sirene aan.

3 Vragenlijst groep 4: in het verkeer (c) Vragenlijst groep 4: in het verkeer (c) 1. Waarom hoor je bij een voetgangerslicht soms een geluidssignaal? A) - Dat geeft de maat aan waarop je moet lopen. B) - Dat is voor blinde mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. C) - Dat is voor dove mensen. Dan horen ze wanneer het licht groen is. 6. Wat hoort bij het openbaar vervoer? A) - Bus, trein, metro, tram B) - Bus, trein, metro, tram, fiets C) - Bus, trein, metro, tram, auto 2. Wat betekent dit bord? A) - Je mag hier alleen lopen met een volwassene. B) - Je moet je vader of moeder een hand geven. C) - Je moet op dit pad lopen als voetganger. 7. Wat betekent dit bord? A) - Er is iemand 50 jaar geworden. B) - Er mogen maar 50 auto s op deze weg rijden. C) - Je mag niet harder dan 50 kilometer per uur rijden. 3. Wat moet je doen als het verkeerslicht op oranje staat? A) - Het is bijna rood: nog even doorrijden! B) - Het is bijna rood: rem maar alvast. C) - Vandaag speelt het Nederlands elftal een voetbalwedstrijd. 8. Wat is een zebrapad? A) - Een zwart-wit gestreepte kikkersoort. B) - De route die zebra s lopen op de steppe. C) - Een plek waar voetgangers de straat kunnen oversteken. 4. Waarom steekt deze agent een hand in de lucht? A) - Hij kent je en zwaait naar je! B) - Klaar voor de start... C) - Je moet stoppen. 9. Wat moet er op je fiets zitten? A) - Een bel, een voor- en achterlicht en kraaltjes om je spaken. B) - Een bel, een voor- en achterlicht en een rem. C) - Een bel, een voor- en achterlicht en bloemenslingers om je stuur. 5. Welke auto moet je voor laten gaan? A) - Een gewone auto die toeterend over de weg rijdt. B) - Een brandweerauto met beide knipperlichten aan. C) - Een politieauto met zwaailicht en sirene aan. 10. Wanneer moet je een gordel om in de auto? A) - Als je achterin de auto zit. B) - Als je voorin de auto zit. C) - Altijd, voorin en achterin.

4 Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (a) Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (a) 1. Uit hoeveel tanden en kiezen bestaat een volwassen gebit? A) - 20 B) - 26 C) Je hart pompt het bloed door je lichaam. Hoe heet dit? A) - Bloedbaan B) - Bloedverloop C) - Bloedsomloop 2. Hoe heet het zwarte rondje midden in je oog? A) - Lens B) - Pupil C) - Iris 3. Hoe wordt zuurstof door je lichaam vervoerd? A) - Door je spieren B) - Door je bloed C) - Door je huid 4. Wat doen zintuigen? A) - Horen, zien en zwijgen. B) - Horen, zien en ruiken. C) - Horen, zien en praten. 5. Bij de overgang van de dunne naar dikke darm zit een klein stukje darm dat je eigenlijk niet nodig hebt. Hoe heet dat stukje? A) - De domme darm B) - De blinde darm C) - De dove darm 7. Je huid beschermt je lichaam en regelt onder andere de temperatuur. Wat is een gezonde lichaamstemperatuur? A) - Ongeveer 41 graden B) - Ongeveer 37 graden C) - Ongeveer 30 graden 8. Hoe heten de gevoelige plekje op je tong waarmee je kunt proeven? A) - Papillen B) - Pupillen C) - Pollen 9. Je haalt adem zonder na te denken. Hoe vaak per minuut doe je dat? A) - Gemiddeld 30 keer per minuut B) - Gemiddeld 13 keer per minuut C) - Gemiddeld 4 keer per minuut 10. In je oor zitten drie botjes met vreemde namen. Hoe heten die? A) - Pan, deksel en schaal B) - Nijptang, zaag en schroevendraaier C) - Hamer, aambeeld en stijgbeugel

5 Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (b) Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (b) 1. Uit hoeveel tanden en kiezen bestaat een volwassen gebit? A) - 20 B) - 26 C) Hoe heet het zwarte rondje midden in je oog? A) - Lens B) - Pupil C) - Iris 2. Hoe wordt zuurstof door je lichaam vervoerd? A) - Door je spieren B) - Door je bloed C) - Door je huid 3. Je hart pompt het bloed door je lichaam. Hoe heet dit? A) - Bloedbaan B) - Bloedverloop C) - Bloedsomloop 4. Wat doen zintuigen? A) - Horen, zien en zwijgen. B) - Horen, zien en ruiken. C) - Horen, zien en praten. 5. Je huid beschermt je lichaam en regelt onder andere de temperatuur. Wat is een gezonde lichaamstemperatuur? A) - Ongeveer 41 graden B) - Ongeveer 37 graden C) - Ongeveer 30 graden 7. Bij de overgang van de dunne naar dikke darm zit een klein stukje darm dat je eigenlijk niet nodig hebt. Hoe heet dat stukje? A) - De domme darm B) - De blinde darm C) - De dove darm 8. Je haalt adem zonder na te denken. Hoe vaak per minuut doe je dat? A) - Gemiddeld 30 keer per minuut B) - Gemiddeld 13 keer per minuut C) - Gemiddeld 4 keer per minuut 9. Hoe heten de gevoelige plekje op je tong waarmee je kunt proeven? A) - Papillen B) - Pupillen C) - Pollen 10. In je oor zitten drie botjes met vreemde namen. Hoe heten die? A) - Pan, deksel en schaal B) - Nijptang, zaag en schroevendraaier C) - Hamer, aambeeld en stijgbeugel

6 Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (c) Vragenlijst groep 5: het menselijk lichaam (c) 1. Hoe heet het zwarte rondje midden in je oog? A) - Lens B) - Pupil C) - Iris 2. Hoe wordt zuurstof door je lichaam vervoerd? A) - Door je spieren B) - Door je bloed C) - Door je huid 3. Je huid beschermt je lichaam en regelt onder andere de temperatuur. Wat is een gezonde lichaamstemperatuur? A) - Ongeveer 41 graden B) - Ongeveer 37 graden C) - Ongeveer 30 graden 6. Bij de overgang van de dunne naar dikke darm zit een klein stukje darm dat je eigenlijk niet nodig hebt. Hoe heet dat stukje? A) - De domme darm B) - De blinde darm C) - De dove darm 7. Je hart pompt het bloed door je lichaam. Hoe heet dit? A) - Bloedbaan B) - Bloedverloop C) - Bloedsomloop 8. Je haalt adem zonder na te denken. Hoe vaak per minuut doe je dat? A) - Gemiddeld 30 keer per minuut B) - Gemiddeld 13 keer per minuut C) - Gemiddeld 4 keer per minuut 4. Wat doen zintuigen? A) - Horen, zien en zwijgen. B) - Horen, zien en ruiken. C) - Horen, zien en praten. 9. In je oor zitten drie botjes met vreemde namen. Hoe heten die? A) - Pan, deksel en schaal B) - Nijptang, zaag en schroevendraaier C) - Hamer, aambeeld en stijgbeugel 5. Uit hoeveel tanden en kiezen bestaat een volwassen gebit? A) - 20 B) - 26 C) Hoe heten de gevoelige plekje op je tong waarmee je kunt proeven? A) - Papillen B) - Pupillen C) - Pollen

7 Vragenlijst groep 6: om je heen (a) Vragenlijst groep 6: om je heen (a) 1. Weten hoe plaatsen en landen heten en waar ze liggen, dat heet? A) - Typologie B) - Typografie C) - Topografie 6. Welke landen grenzen aan Frankrijk? A) - Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Spanje B) - België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Monaco, Spanje C) - België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Monaco, Spanje 2. Wat is de hoofdstad van Spanje? A) - Barcelona B) - Madrid C) - Malaga 7. Welke van onderstaande combinaties klopt niet? A) - Provincie Utrecht met de hoofdstad Utrecht B) - Provincie Limburg met de hoofdstad Maastricht C) - Provincie Noord-Holland met de hoofdstad Amsterdam 3. Van welk land is deze vlag? A) - België B) - Nederland C) - Luxemburg 8. Welk land ligt in Scandinavië? A) - Duitsland B) - Zweden C) - Schotland 4. Welke talen worden er gesproken in België? A) - Belgisch en Koeterwaals B) - Nederlands en Duits C) - Vlaams en Waals 9. Hoe heten Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland samen? A) - Brittannië B) - Groot-Brittannië C) - Het Verenigd Koninkrijk 5. Welke zee ligt tussen Nederland en Groot-Brittannië? A) - De Noordzee B) - De Middellandse Zee C) - De Zuiderzee 10. Welke Duitse stad werd heel lang door een muur verdeeld? A) - Aken B) - Berlijn C) - Keulen

8 Vragenlijst groep 6: om je heen (b) Vragenlijst groep 6: om je heen (b) 1. Weten hoe plaatsen en landen heten en waar ze liggen, dat heet? A) - Typologie B) - Typografie C) - Topografie 6. Wat is de hoofdstad van Spanje? A) - Barcelona B) - Madrid C) - Malaga 2. Welk land ligt in Scandinavië? A) - Duitsland B) - Zweden C) - Schotland 7. Hoe heten Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland samen? A) - Brittannië B) - Groot-Brittannië C) - Het Verenigd Koninkrijk 3. Van welk land is deze vlag? A) - België B) - Nederland C) - Luxemburg 8. Welke Duitse stad werd heel lang door een muur verdeeld? A) - Aken B) - Berlijn C) - Keulen 4. Welke talen worden er gesproken in België? A) - Belgisch en Koeterwaals B) - Nederlands en Duits C) - Vlaams en Waals 9. Welke van onderstaande combinaties klopt niet? A) - Provincie Utrecht met de hoofdstad Utrecht B) - Provincie Limburg met de hoofdstad Maastricht C) - Provincie Noord-Holland met de hoofdstad Amsterdam 5. Welke zee ligt tussen Nederland en Groot-Brittannië? A) - De Noordzee B) - De Middellandse Zee C) - De Zuiderzee 10. Welke landen grenzen aan Frankrijk? A) - Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Spanje B) - België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Monaco, Spanje C) - België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Monaco, Spanje

9 Vragenlijst groep 6: om je heen (c) Vragenlijst groep 6: om je heen (c) 1. Weten hoe plaatsen en landen heten en waar ze liggen, dat heet? A) - Typologie B) - Typografie C) - Topografie 6. Welke zee ligt tussen Nederland en Groot-Brittannië? A) - De Noordzee B) - De Middellandse Zee C) - De Zuiderzee 2. Wat is de hoofdstad van Spanje? A) - Barcelona B) - Madrid C) - Malaga 7. Hoe heten Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland samen? A) - Brittannië B) - Groot-Brittannië C) - Het Verenigd Koninkrijk 3. Van welk land is deze vlag? A) - België B) - Nederland C) - Luxemburg 8. Welke landen grenzen aan Frankrijk? A) - Nederland, België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Spanje B) - België, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Monaco, Spanje C) - België, Luxemburg, Duitsland, Zwitserland, Italië, Monaco, Spanje 4. Welke talen worden er gesproken in België? A) - Belgisch en Koeterwaals B) - Nederlands en Duits C) - Vlaams en Waals 9. Welke Duitse stad werd heel lang door een muur verdeeld? A) - Aken B) - Berlijn C) - Keulen 5. Welke van onderstaande combinaties klopt niet? A) - Provincie Utrecht met de hoofdstad Utrecht B) - Provincie Limburg met de hoofdstad Maastricht C) - Provincie Noord-Holland met de hoofdstad Amsterdam 10. Welk land ligt in Scandinavië? A) - Duitsland B) - Zweden C) - Schotland