RIJVAARDIGHEID CATEGORIE A

Transcriptie

1 RIJVAARDIGHEID CATEGORIE A Manoeuvres op het privé-terrein vanaf 5/9/2005 Goca Fol A-N

2 Zijn voertuig beheersen is een noodzakelijke stap, maar dit is niet voldoende, men moet er de grenzen van kennen en vooral zijn eigen grenzen. De snelheid waarmee u rijdt, de bekleding van het wegdek, de weersomstandigheden beïnvloeden het gedrag van uw voertuig. Vergeet niet de juiste beschermende rijkledij te dragen, die u een optimale bescherming biedt. De volgende stap van uw vorming stelt u in staat om u in het verkeer te integreren. Defensief rijgedrag zal uw beste veiligheidsgarantie zijn. Houd rekening met de fouten die andere weggebruikers kunnen maken en vergeet niet dat u in tegenstelling tot de kracht van uw voertuig, een zwakke weggebruiker bent. BESTE KANDIDAAT VOOR HET RIJBEWIJS CATEGORIE A, RENAAT LANDUYT, MINISTER VAN MOBILITEIT Vanaf 5 september 2005 zullen er nieuwe manoeuvres vereist worden voor het praktijkexamen op het privé-terrein. Zij zijn het gevolg van de introductie in onze wetgeving van de Europese Richtlijn betreffende het rijbewijs. De nagestreefde doelstellingen zijn fundamenteel voor de verbetering van de verkeersveiligheid van motorrijders. U hebt ervoor gekozen een motorfiets te besturen. U kiest voor het rijplezier dat dergelijk voertuig u kan verschaffen, maar u bent zich eveneens bewust van het gevaar dat dit kan opleveren. De motorfietsbestuurder is, meer dan om het even welke andere bestuurder van een voertuig, een slachtoffer in geval van een ongeval, omdat er bij een aanrijding geen koetswerk aanwezig is om hem te beschermen. Vandaar dus de noodzaak alle middelen te gebruiken om te vermijden betrokken te geraken bij een ongeval. Studies wijzen uit dat in 50 % van de ongevallen de motorfietsbestuurder niet in fout is, maar dat hij er wel onvermijdelijk het slachtoffer van is. Zo blijkt uit de MAIDS-studie dat 70 % van de motorrijders een ongeval probeert te vermijden door het obstakel te ontwijken, maar dat 32 % daarbij de controle over het stuur verliest. Dit is een aanvullende brochure bij doc.132 die U ontving na het slagen voor uw theorie-examen. Vergeet niet ook dit document grondig te lezen. ALGEMEEN De manoeuvres 1, 2 en 3 worden uitgevoerd met stilgelegde motor. Het ongeval vermijden is eerst en vooral zijn voertuig beheersen. Correct kunnen remmen, kijktechniek, in staat kunnen zijn een hindernis te ontwijken... in één woord zijn voertuig beheersen. Het nieuwe examen op het privé-terrein werd ontworpen om de vaardigheden m.b.t. de rijtechniek van de motorfietsbestuurder te beoordelen. De manoeuvres correct kunnen uitvoeren is het begin van een verzekering op uw leven. De manoeuvres 4 tot en met 8 moeten in volgorde en in een ononderbroken rit uitgevoerd worden. Tijdens de uitvoering van deze manoeuvres moet de kandidaat op het zadel blijven zitten en mogen de voeten, behalve na het precisieremmen, de grond niet raken.

3 MANOEUVRES 1 & 2 fase - 1 & 2 1. Voorzorgsmaatregelen bij het afstappen 1. VOORZORGSMAATREGELEN BIJ HET AFSTAPPEN Aan de kandidaat wordt gevraagd om, na het verkennen van het parcours, de motorfiets op te stellen in de juiste richting in het witte vak, de motor stil te leggen en af te stappen. 2. VOORAFGAANDE CONTROLES - Motorfiets op de standaard plaatsen De motorfiets op de zijsteun plaatsen kan gebeuren vanop de motorfiets of na afgestapt te zijn. De motorfiets mag op de centrale voetsteun geplaatst worden, maar dat gebeurt dan wel naast de motorfiets. - Correct dragen van de uitrusting De kandidaat moet uitgerust zijn met: - handschoenen, - een vest met lange mouwen, - een lange broek of overall, - een gehomologeerde valhelm volgens de Europese normen, - laarzen of bottines, die de enkels beschermen. 2. Voorafgaande controles De examinator zal eveneens nagaan of de uitrusting correct gedragen wordt. - Bedieningsorganen en controle van de onderdelen Voor de kandidaat bestaat dit onderdeel van het manoeuvre uit het kennen van de plaats en het gebruik van de verschillende bedieningsorganen van de motorfiets. Het is uiterst belangrijk dat de kandidaat alle bedieningsorganen van de motorfiets kan gebruiken. Naar een bedieningsorgaan zoeken, terwijl men rijdt, kan zeer gevaarlijk zijn. De kandidaat moet eveneens een aantal technische onderdelen aanduiden en op goede staat controleren en hij moet de betekenis van de controlelampjes en schakelaars op het dashboard kennen.

4 MANOEUVRES 3, 4 & 5 fase - 3, 4 & 5 3. ACHTERWAARTS EEN U-DRAAI MAKEN De kandidaat zal met zijn motorfiets al stappend achterwaarts een U-draai maken tot in het grijze vak. - de kijktechniek correct toepast; - begrepen heeft wat de wielbasis van de motorfiets betekent; - de massa van de motorfiets kan beheersen; - een correcte techniek toepast. 4. SLALOM Dit manoeuvre bestaat uit een slalom uitvoeren door een aslijn te volgen bestaande uit 5 kegels. De kandidaat moet zo dicht mogelijk langs deze kegels rijden en begint links van de eerste kegel. Het examen start met het voorste wiel in de aslijn van de eerste kegel op een afstand van twee meter. - linksdraaiend kan starten; - onmiddellijk zijn evenwicht kan vinden; - de afmetingen van zijn motorfiets goed kent; - over een goede kijktechniek beschikt; - over voldoende evenwicht beschikt om zijn motorfiets bij een lage snelheid, in beweging te houden; - de bedieningen vlot kan hanteren, d.w.z. koppeling, gas, stuur en achterrem correct kan gebruiken. 5. IN LUSSEN RIJDEN Bij dit manoeuvre rijdt de kandidaat tweemaal in de vorm van een acht rond de twee centrale kegels, terwijl hij steeds binnen de buitenkegels en de lijnen blijft. 5. In lussen rijden 4. Slalom - gemakkelijk en met zekerheid kan keren op de openbare weg, zowel langs de linker- als langs de rechterzijde; - de afmetingen van zijn motorfiets en vooral van zijn wielbasis goed kent; - de manoeuvreerruimte kan inschatten; - over een goede kijktechniek beschikt; - de bedieningen vlot kan hanteren, namelijk koppeling, gas, stuur en achterrem correct kan gebruiken. 3. Achterwaarts een U-draai maken

5 MANOEUVRE 6 fase - 6, 7 & 8 6. EEN BOCHT NEMEN MET 30 KM/U Na het verlaten van de manoeuvreerruimte, waar in lussen werd gereden, en voor het begin van de halve cirkel zal de kandidaat naar een hogere versnelling schakelen, behalve bij automatische versnellingen, en een bocht nemen met een minimumsnelheid van 30 km/u. 6. Bocht - in staat is de bocht te nemen door ten minste de techniek van het tegensturen toe te passen; - de kijktechniek correct toepast; - correct op de motorfiets zit. 7. ONTWIJKEN VAN EEN HINDERNIS De kandidaat zal met een minimumsnelheid van 50 km/u, 45 km/u op een nat wegdek, een hindernis links ontwijken of rechts ontwijken op een terrein in spiegelbeeldopstelling. - in staat is een op korte afstand staande of opduikende hindernis te ontwijken; - op zijn oorspronkelijk traject kan terugkomen; - de goede kijktechniek toepast; - plotseling kan tegensturen; - niet remt tijdens het manoeuvre; - zo nodig tijdig ontkoppelt. 7. Ontwijken 8. PRECISIEREMMEN Na het ontwijken van de hindernis zal de kandidaat de motorfiets terug in rechte lijn plaatsen en met precisie remmen door het voorwiel te laten stoppen in de cirkel. Indien de motorfiets uitgerust is met een ABS-systeem, mag dit niet in werking treden. De wielen mogen niet blokkeren. - de remkrachten correct doseert; - het ABS-systeem niet in werking laat komen; - de plaats waar hij wenst tot stilstand te komen, nauwkeurig kan bepalen; - de motorfiets terug recht kan plaatsen na het manoeuvre Ontwijken van een hindernis en dan pas gaat remmen; - de juiste kijktechniek toepast. 8. Precisieremmen

6 MANOEUVRE 7 fase STAPVOETS RIJDEN De kandidaat zal met lage snelheid door een smalle doorgang rijden. Het voorwiel van de motorfiets mag de doorgang niet uitrijden, voordat minimum 12 seconden verstreken zijn. - in staat is om in rechte lijn met een lage snelheid te rijden; - de bediening tussen koppeling, gas en indien nodig achterrem synchroniseert; - de juiste kijktechniek toepast; - een goede zithouding heeft op de motorfiets. 9. Stapvoets rijden

7 MANOEUVRE 8 fase - 10 & Bocht 10. EEN TWEEDE BOCHT MET 30 KM/U Dit manoeuvre bestaat uit het nemen van een bocht voor de tweede maal onder dezelfde voorwaarden als voorheen. 11. PLOTS REMMEN Op het einde van de tweede bocht moet de kandidaat versnellen naar minstens 50 km/u, zowel op droog als nat wegdek. Eens voorbij de snelheidsmeter moet de kandidaat zo remmen dat hij op een zo kort mogelijke afstand tot stilstand komt. Het belangrijkste is dat de kandidaat zo kort mogelijk remt zonder zijn evenwicht te verliezen en zonder te vallen. Indien de motorfiets uitgerust is met een ABS-systeem, maakt het niet uit of dit wel of niet in werking treedt. 11. Plots remmen

8 AFMETINGEN EN OPSTELLING VAN HET PRIVÉ-TERREIN De kegels bestaan uit verschillende hoogten namelijk: 30, 50 en 75 cm. De kleur van de kegels bestaat uit zwart - geel en wit - oranjerood. De zwart - gele kegels zijn bedoeld als richtpunt voor de kandidaat en de wit - oranjerode zijn bedoeld als afbakening. De lijnen zijn wit en hebben een breedte van 5 cm. Let op: deze breedte is 15 m 2 m 4,5 m 2,5 m 1,2 m 2,5 m 2,5 m 15 m min.25 m 16 X 1/24 17,5 m 23,5 m nooit inbegrepen in de vermelde afmetingen op de tekeningen. 1. Voorzorgsmaatregelen bij het afstappen 2. Voorafgaande controles 3. Achterwaarts een U-draai maken 4. Slalom 5. In lussen rijden 6. Bocht 7. Ontwijken 10 m 10 m 35 m 6 m 2,5 m 1,6 m 1,2 m m 2,4 m min. 2 m 1,5 m 1,2 m 1,75 m 3,5 m 2 m 4,5 m 4,5 m 6 m 3,5 m m 8. Precisieremmen 4,5 m Stapvoets rijden 1,6 m Bocht 11. Plots remmen 17 m 5 m 1,2 m 8. 4 m 11 m 20 m 5 m

9