20.1 Wat is economische groei?!

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "20.1 Wat is economische groei?!"

Transcriptie

1 20.1 Wat is economische groei? Om te beoordelen of er geproduceerd is, moet het BBP worden gecorrigeerd voor de inflatie. BBP is de totale product door binnenlandse sectoren. We vinden dan de toename van het reëel BBP, het BBP uitgedrukt in goederen en diensten. Een daling van het algemeen prijspeil kan leiden tot een daling van het BBP. Iets waar je ook rekening moet houden is de groei van de bevolking. De product kan namelijk ook groeien als er meer mensen aan het werk gaan. Hierom moeten we het reëel BBP ook nog corrigeren voor de bevolkingsgroei. Hierdoor kunnen we uiteindelijk de groei van het reëel BBP per hoof van de bevolking bepalen. Dus bij het BBP houd je rekening met inflatie (stijging van het algemeen prijspeil). Hierbij moet je met de bevolkingsgroei ook rekening mee houden. Dus, uiteindelijk gaat het over het reëel BBP per hoofd van de bevolking. Formules: - Procentuele verandering: (Nieuw Oud) / Oud Index reëel BBP: Index nominaal BBP / prijsindex (inflatie) x Index reëel BBP per hoofd: Index reëel BBP / bevolkingsgroei x 100 Voorbeeld vraag: Het BBP in een bepaald jaar is gestegen van 650 miljard euro naar 705 miljard euro. De inflatie is 3,1& en de bevolking is gedaald met 0,9%. Bereken de toe- of afname in % van het reëel BBP per hoofd van de bevolking. Antwoord: ( ) / 650 x 100 = 8,5% (index = 108,5) 108,5 / 103,1 x 100 = 105,2 (index reëel BBP) 105,2 / 99,1 x 100 = 106,2. D.w.z. een stijging van 6,2% (index reëel BBP per hoofd) Groeifactoren Het verschil in rijkdom wordt veroorzaakt door het grote verschil in productiviteit per inwoner. Hoe meer je produceert des te hoger zal je inkomen zijn. Dit verschil in arbeidsproductiviteit komt naar voren in het BBP per hoofd van de bevolking. De grote verschillen in het BBP per hoofd van de bevolking en de groei hangen samen met de kwaliteit van de productiefactoren waarover een land beschikt. Hier onder bespreken we de belangrijkste productiefactoren: 1

2 Arbeid: De hoeveelheid arbeid waarover een land beschikt wordt bepaald door de omvang van de beroepsbevolking. Het is ondermeer afhankelijk van de bevolkingsomgang, arbeidsparticipatie en de inschakeling van werknemers uit het buitenland. Het is echter niet alleen in de eerste plaats de kwantiteit (hoeveelheid) maar ook de kwaliteit van de arbeid die bepalend is voor de mogelijkheden van de werkenden om goederen/diensten voort te brengen. De kennis en vaardigheden van mensen noemen we menselijk kapitaal. Zonder goed geschoolde burgers is een hoge productiviteit niet bereikbaar. Kapitaal: Onder dit begrip verstaan we kapitaalgoederen: gereedschappen, machines, computers, gebouwen etc. Zonder kapitaalgoederen kan men niet produceren. Dus een vergroting van de hoeveelheid kapitaalgoederen betekent dat er meer kan worden geproduceerd. Hierbij moeten we onderscheid maken tussen uitbreiding van de hoeveelheid en verbetering van de kwaliteit. Natuur: Hieronder moeten we echt denken aan alles in de natuur. Zoals aardolie, aardgas, rivier etc. (natuurlijke hulpbronnen). Een toename van de hoeveelheid grond kan de totale productie van een land vergroten. Arbeidsproductiviteit: Dit is de waarde van de productie per werkende per tijdseenheid. Door verbetering van de kwaliteit van de productiefactor arbeid kan de arbeidsproductiviteit groter worden. Als je de arbeidsproductiviteit vermenigvuldigd met het aantal werkenden dan is het antwoord gelijk aan de totale productie in een periode. Als je de loon van een werknemer door zijn arbeidsproductiviteit deelt, dan vinden we de loonkosten per eenheid product Categoriale inkomensverdeling De categoriale inkomensverdeling is de verdeling van het in ondernemingen gevormde inkomen over de productiefactoren arbeid, kapitaal, natuur en arbeidsproductiviteit. Als maatstaf voor de ontwikkeling wordt de arbeidsinkomensquote (AIQ) gebruikt. Daarbij worden de volgende stelsel gehanteerd: - Inkomens worden gegroepeerd : inkomen uit arbeid overige inkomens. - Er wordt alleen gekeken naar de inkomens die in ondernemingen worden verdiend. 2

3 " Op grond hiervan luidt de definitie van de AIQ > is het totale arbeidsinkomen in ondernemingen als percentage van de door ondernemingen toegevoegde waarde. Stel, als het uitkomst van AIQ 80% is. Dan betekent dat, dat 80% van de door ondernemingen toegevoegde waarde als inkomen kan worden toegerekend aan de productiefactor arbeid. Wat resteert noemen we de restquote, dus 20%. Het inkomen van het arbeidsinkomen wordt niet alleen door mensen verdient met loondienst, maar ook door zelfstandigen. Het arbeidsinkomen is het looninkomen vermeerderd met het aan zelfstandigen toegerekende inkomen. Berekening: Gemiddeld looninkomen x aantal werknemers = Totale inkomen Gemiddeld looninkomen x aantal zelfstandigen = Toegerekend loon zelfstandigen Totale inkomen + Toegerekend loon zelfstandigen = Arbeidsinkomen onderneming Arbeidsinkomen onderneming (: of /) toegevoegde waarde ondernemingen = AIQ 20.4 Convergentie en divergentie Als het BBP per hoofd van de bevolking laag is, dan is de overlevingskans ook kleiner. Kijk naar de armoedergrens van gemiddeld 2 dollar per persoon per dag. in de loop der tijd is er veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van de grote 3

4 verschillen tussen rijken en arme landen. De armste landen worden gekenmerkt door: 1. Slecht geformuleerde wetten en eigendomsrechten. 2. Een geringe openheid van de economie voor de internationale handel. 3. Een overheidscomsumptie die voor een groot deel beslag legt op het BBP. 4. Een grote bevolkingsgroei. Nemen we het BBP per hoofd van de bevolking als maatstaf voor de welvaart van een land, dan zien we dat landen uit elkaar en naar elkaar toe kunnen groeien. Hiervoor gebruiken we 2 termen: - Convergentie is het economisch naar elkaar toe groeien van landen. - Divergentie is het economisch uit elkaar groeien van landen Schommelingen in de productie BBP wordt gebruik om de productieomvang van een land in een bepaald jaar te meten. Het bestaat uit de gezamenlijke productie van alle ondernemingen en de overheid in een land in een jaar. Bij een toename van het BBP maken we onderscheid tussen: - Nominale groei: dit is de toename van het BBP in euro s. - Reële groei: de toename van de hoeveelheid geproduceerde goederen/ diensten. Wordt ook wel volumetoename genoemd. Om de reële groei te berekenen moeten we de nominale groei corrigeren voor de inflatie. Stel, nominale groei is 3% en inflatie gaat eveneens met 3% omhoog, dan is er géén reële groei De productie neemt in dit geval alleen in euro s toe, niet in hoeveelheden. Voorbeeld van een land: BBP Algemeen prijspeil (inflatie) 2010: 800 miljard : 840 miljard 103 Het nominaal BBP neemt dus toe met: ( ) / 800 x 100 = 5% Verandering van de inflatie is weergegeven met indexcijfers. Het indexcijfer in het basisjaar (2010) is op 100 opgesteld. In 2011 is het indexcijfer 103, dus dat betekent dat het in 2011 met 3% is gestegen t.o.v Index reële BBP: index nominaal BBP / index algemeen prijspeil x 100 = antwoord is indexcijfer van het reëel BBP. Dus antwoord is dan: index nominaal BBP is 5% = 105. Index algemeen prijspeil is 103. Dus 105 / 103 x 100 = 101,9. Dit 4

5 betekent dus dat het reëel BBP (volume van het BBP), met 1,9% toegenomen is t.o.v Een trend is de gemiddelde groei over een langere periode. Voor de afwisseling tussen goede en slechte jaren word de term conjunctuur gebruikt. Onder de conjunctuur verstaan we de schommelingen in de groei van het reëel BBP rond de trend. Als er perioden zijn waarbij het reëel BBP duidelijk meer dan de gemiddelde (trend) groeit, dan duiden we zulke periode aan met de term hoogconjunctuur. Ook is zijn er perioden waarbij het reëel BBP duidelijk minder dan de gemiddelde (trend) groeit, dan duiden we zulke perioden aan met de term laagconjunctuur. Er is sprake van recessie als het reëel BBP gedurende minstens twee achtereenvolgende kwartalen (6 maanden) krimpt. Bij een ernstige vorm van recessie is er sprake van depressie Inflatie Inflatie is een stijging van het algemeen prijspeil. Voorbeeld vraag: In 2009 koste de huur van een bepaalde woning 650 per maand. Deze huurwoning bedroeg in ,5 per maand. Als we de huur in 2009 op 100 stellen, kunnen we de index van de huur in 2010 berekenen: (682,50 650) / 650 x 100 = 5% = 105. Dit is de indexcijfer in Een budgetonderzoek is een resultaat van het samenstellen van een pakket goederen en diensten. Bij een supermarkt zal bij het resultaat worden onderzocht aan welke producten de consumenten hun budget besteden. Het CBS zal de gemiddelde prijs van de producten bijhouden. Productgroep Wegingsfactoren Partiële prijsindex Gewogen partiële prijsindex Voeding 20% 0, Kleding 15% 0, ,7 Woning 35% 0, ,75 Vrije tijd 25% 0, ,75 Overig 5% 0, ,6 -> Prijzen zijn gemiddeld 2,6% gestegen Het CPI (consumentenprijsindex) is een gewogen gemiddelde van de indices van de verschillende uitgavencategorieën. Met behulp van de bovenstaande gegeven kunnen we de CPI berekenen. Hoe berekenen we het CPI?: 5

6 CPI 2011 = (0,2 x 102) + (0,15 x 98) + (0,35 x 105) + (0,25 x 103) + (0,05 x 100)= 102,6 De CPI en daarmee het algemeen prijspeil lag in 2011 dus 6,5% hoger dan in Als je bijvoorbeeld het effect op het CPI van de categorie woning wil berekenen, moet je het als volgt doen: (30/100) x 7 = 2,1%. Als we dit bij alle categorieën doen en het bij elkaar optellen, dan vinden we de stijging van het CPI weer. Als het algemeen prijspeil daalt, dan is er sprake van deflatie en anders inflatie (stijging van algemeen prijspeil). We noemen een pensioen waardevast, wanneer de koopkracht van het pensioen gelijk blijft. Het pensioen moet dan net zoveel stijgen als de CPI. Stel, de pensioen van mevrouw De Waard in 2000 bedroeg in 2010 ontving mevrouw De Waard We gaan nu kijken of het pensioen waardevast is: We gaan er van uit dat de gemiddelde inflatie in de jaren gemiddeld 2% per jaar bedroeg: 1840 x 1,0210 = Dus mevrouw De Waard moet in 2010 minimaal krijgen. Omdat zij krijgt (dus hoger) is haar pensioen welvaartsvast, dus dat ze meer dan de gemiddelde stijging krijgt. Maar als ze lager zou krijgen, dan zou het niet welvaartsvast zijn Conjunctuurindicatoren Een conjunctuurindicator geeft een aanwijzing voor de fase waarin de conjuncturele ontwikkeling van een bepaald land zich bevindt. Veranderingen in het reëel BBP zeggen iets over de stand van de conjunctuur. Als mensen geen betaald werk hebben en wel opzoek zijn naar werk, dan zijn zij werkloos. M.b.v. het werkloosheidscijfer kunnen we het werkloosheidspercentage berekenen. We drukken dan de werkloosheid uit in een percentage van de beroepsbevolking. Dus: Werkloosheidspercentage = werkloze beroepsbevolking / beroepsbevolking x 100 Beroepsbevolking bestaat uit de personen van 15 t/m 64 jaar die minstens 12 uur per week werken of willen werken. Werkgelegenheid is het totaal aantal beschikbare banen. Dit valt in twee gedeelten uiteen: - De banen die bezet zijn. - De banen waarvoor nog iemand gezocht wordt: de vacatures. Dus: werkgelegenheid de bezette banen = vacatures. 6

7 22.1 De macro-economische vraag De macro-economische vraag bestaat uit de volgende onderdelen: - De consumptieve bestedingen: bestaan uit de totale vraag van huishoudens naar consumptiegoederen. - De (netto)investeringen: gevormd door de aanschaf van kapitaalgoederen. - De overheidsbestedingen: bestaan uit de consumptie en investeringen door de overheid. - De netto-export: het saldo van export en import van goederen en diensten. De macro-economische vraag hangt af van het algemeen prijspeil. Mensen hebben altijd maar een bepaald bedrag wat ze kunnen besteden en waar ze over beschikken, als het prijspeil stijgt, wordt dit bedrag minder waard en besteden ze minder. Ook hebben ondernemingen een investeringsbudget. In het algemeen is er een omgekeerd evenredig verband tussen het algemeen prijspeil en de macro- economische vraag. Ezelsbruggetje: Het algemeen prijspeil stijgt -> huishoudens, ondernemingen en overheid ondervinden een afname van hun koopkracht. Export wordt duurder, import goedkoper->de macro-economische vraag neemt af. Of: Het algemeen prijspeil daalt -> huishoudens, ondernemingen en overheid ondervinden een toename van hun koopkracht. Export wordt goedkoper, import duurder -> de macro-economische vraag neemt toe. Als de curve naar rechts verschuift dan wordt er bij elke hoogte van het algemeen prijspeil meer goederen/diensten gevraagd. Bij verschuiving naar links, zal er minder naar gevraagd worden. Enkele oorzaken voor een verschuiving van een macro-economische vraag: - Afname van het consumentenvertrouwen kan zorgen dat er minder duurzame consumptiegoederen worden aangeschaft -> curve verschuift naar links. - Als de belastingverlaging toeneemt, zullen de consumenten/ondernemingen meer geld overhebben en gaan dat wellicht uitgeven -> curve verschuift naar rechts. 7

8 22.2 Het macro-economische aanbod Het macro-economische aanbod is de totale hoeveelheid goederen die ondernemingen willen produceren en verkopen. Als we het macro-economische aanbod met het algemeen prijspeil in verband brengen moeten we onderscheid maken tussen aanbod op korte en op lange termijn: - Aanbod op korte termijn: het algemeen prijspeil verandert niet. Veel kosten liggen immers vast. In figuur 22.5 (theorieboek) is een macroeconomische aanbodcurve getekend. Je ziet dat de prijzen star of rigide zijn, dus dat ze niet veranderen. Máár het kan ook zin dat de prijzen op korte termijn wel veranderen, als de prijs naar olie duurder wordt, zal de prijs naar brandstof ook gaan stijgen. (zie figuur 22.6) - Aanbod op lange termijn: is afhankelijk van veel verschillende factoren, maar NIET van het algemeen prijspeil. Is bijvoorbeeld afhankelijk van de hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren. Het heeft een verticaal verloop Het macro-economische vraag-en-aanbodmodel In de evenwichtssituatie is de macro-economische vraag steeds gelijk aan het aanbod ervan. Een verandering van het algemeen prijspeil (verticale as) kan alleen plaatsen, als de macro-economische vraag/aanbod veranderd. Hierbij maken we weer onderscheid tussen korte termijn en de lange termijn: - Korte termijn: het algemeen prijspeil ligt vat. Zie figuur De macroeconomische vraag geeft de omvang van de totale bestedingen weer. Huishoudens, ondernemingen, overheid en buitenlandse vragers worden vergeleken met het prijspeil. - Lange termijn: het macro-economische aanbod wordt bepaald door de hoeveelheid en kwaliteit van de productiefactoren. Het aanbod is onafhankelijk van het algemeen prijspeil. Een stijging van het algemeen prijspeil noemen we inflatie. De afname van het reëel BBP kunnen we aanduiden als een stagnatie (van de groei). Deze combinatie wordt stagflatie genoemd. 8

9 22.4 Sturing van de macro-economische vraag De overheid kan proberen de macro-economische vraag te beïnvloeden. In een periode van laagconjunctuur kan de overheid proberen de bestedingen te stimuleren. In een periode van hoogconjunctuur kan de overheid proberen de bestedingen af te remmen. Dit word ook wel anticyclische conjunctuurpolitiek genoemd. Ingebouwde stabilisatoren: - Inkomensoverdrachten: werkloosheid neemt toe als het slecht gaat met de economie. Werknemers verliezen dan ook hun inkomen. In plaats daarvoor kunnen ze werkloosheidsuitkering ontvangen of bijstanduitkering. - Minimumloon: in een neergaande fase van de conjunctuur zijn werkgevers verplicht in elk geval het minimumloon te betalen. Zonder deze wettelijke regeling zal het loon van een aantal werknemers onder dit minimum dalen. - Progressieve belastingen: de progressie (stijging) in de belastingen remt in een fase van hoogconjunctuur een toename van de vraag enigszins af. Bij een stijgend belastbaar inkomen gaan mensen relatief meer belasting betalen Geldhoeveelheid en inflatie Verkeersvergelijking: een vergelijking verduidelijkt door de Amerikaanse econoom Fisher. Met deze vergelijking beschrijft hij welke invloed een verandering van de geldhoeveelheid op de productie en de prijzen kon hebben. De omloopsnelheid van het geld is het aantal malen dat een euro per jaar gemiddeld van eigenaar verandert. Geldomzet -> M x V = P x T <- Goederenomzet M: maatschappelijke geldhoeveelheid (chartaal + giraal geld). V: velocity, de omloopsnelheid van het geld. P: algemeen prijspeil T: transactie (verhandelde hoeveelheid goederen/diensten) P = (M x V) / T Laagconjunctuur (het gaat dus niet goed met de economie). Wanneer M stijgt, dan stijgt T ook. V en T blijven constant. Hoogconjunctuur (het gaat dus goed met de economie). M en P stijgen, V blijft constant en T kan niet meer stijgen, want is al maximaal. 9

10 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk

Samenvatting Economie Hoofdstuk Samenvatting Economie Hoofdstuk 21 22 23 Samenvatting door E. 2523 woorden 12 juli 2013 5,7 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 21 22 23 Havo 4 en 5 Hoofdstuk 21: Conjuctuur

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23 Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23 Samenvatting door H. 1617 woorden 18 november 2012 6,5 9 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hfd 17 Het Bruto Binnenlands Product (blz 24 & 25) 17.1 Een

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren. Samenvatting door R. 1396 woorden 17 februari 2014 5,4 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 personele inkomensverdeling Het besteedbaar uitkomen per huishouding. De besteedbarde inkomens

Nadere informatie

Eco samenvatting H16 t/m H23

Eco samenvatting H16 t/m H23 Eco samenvatting H16 t/m H23 Hoofdstuk 16: Beleggen Beleggen houd in dat je geld vastzet in een beleggingsobject in de hoop hier een financieel voordeel uit te halen (een nadeel is ook een reëel mogelijkheid)

Nadere informatie

- door geld op een spaarrekening te zetten (meestal direct opeisbaar, laag risico, lage rente)

- door geld op een spaarrekening te zetten (meestal direct opeisbaar, laag risico, lage rente) Samenvatting door een scholier 2461 woorden 12 maart 2017 4,4 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Eco samenvatting H16 t/m H23 Hoofdstuk 16: Beleggen Beleggen houd in dat je geld vastzet in

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M) 1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Arbeid = arbeiders = mensen

Arbeid = arbeiders = mensen Vraag van en aanbod naar arbeid Arbeid = arbeiders = mensen De vraag naar mensen = werkenden Het aanbod van mensen = beroepsbevolking Participatiegraad Beroepsbevolking / beroepsgeschikte bevolking * 100%

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

5.2 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos? 5.2 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

UIT theorie ASAD

UIT theorie ASAD Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij

Nadere informatie

5.1 Wie is er werkloos?

5.1 Wie is er werkloos? 5.1 Wie is er werkloos? Volgens het CBS behoren mensen tot de werkloze beroepsbevolking als ze een leeftijd hebben van 15 tot en met 64 jaar, minder dan 12 uur werken, actief op zoek zijn naar betaald

Nadere informatie

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Antwoorden stencils OPGAVE 1 11.313 pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten Antwoorden stencils OPGAVE 1 1. Nominaal Inkomen 1996 = 25,34 miljard pond x 1,536 = 38,92224 miljard pond Bevolkingsomvang 1996 = 3.340.000 x 1,03 = 3.440.200 Nominaal Inkomen per hoofd = 38,92224 miljard

Nadere informatie

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Module 8 havo 5 Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. laagconjunctuur Reëel binnenlands product groeit

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag. Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! havo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele

Nadere informatie

Economische conjunctuur

Economische conjunctuur Economische conjunctuur hoogconjunctuur Reëel binnenlands product groeit procentueel sterker dan gemiddeld. Ontstaat door veel vraag naar producten Trend (Gemiddelde groei over groot aantal jaren) laagconjunctuur

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: kosten van politie-inzet

Nadere informatie

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Domein Goede Tijden, Slechte Tijden Zie steeds de eenvoud!! vwo Frans Etman Hoog- of laagconjunctuur Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) heeft 2 filmpjes gemaakt over de indicatoren van de economie.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag. Samenvatting door een scholier 1412 woorden 18 juli 2015 6,7 33 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO De klassieken Keynes Lange termijn/geen termijn Korte termijn Prijsmechanisme: vraag en aanbod

Nadere informatie

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid

Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting Economie Conjunctuur en economische beleid Samenvatting door Marise 1679 woorden 6 maart 2017 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie Conjunctuur en economisch

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 twee van de volgende voorbeelden

Nadere informatie

Proeftoets Economische Bedrijfsomgeving

Proeftoets Economische Bedrijfsomgeving Proeftoets Economische Bedrijfsomgeving 1. Schaarste heeft in de economie een andere betekenis dan in het normale spraakgebruik. We spreken in de economie van schaarste als: a. De behoeften beperkt en

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2010 tijdvak 2 woensdag 23 juni 13.30-16.00 uur economie tevens oud programma economie 1,2 Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 27 vragen. Voor dit examen zijn maximaal

Nadere informatie

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven: Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari 2016 6,9 10 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1 Actieven en inactieven: Actieven; mensen die betaald werk

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie I

Eindexamen vwo economie I Opgave 1 1 maximumscore 1 Uit het antwoord moet blijken dat de hoogte van de arbeidsinkomensquote 0,7 / 70% is. 2 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat als b 1 daalt, het inkomen na belastingheffing

Nadere informatie

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I

Eindexamen havo economie oud programma 2012 - I Opgave 1 Beleggingen leiden tot inkomensverschillen Aangetrokken door voorspoedige ontwikkelingen op de effectenbeurs, zijn in een land de mensen steeds meer gaan beleggen in aandelen en obligaties. Mede

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2696 woorden 8 januari 20 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Economie inkomen en groei Luna H5A HOOFDSTUK. Vroeger waren de mensen zelfvoorzienend.

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Buitenland en overheid in de kringloop In de economische wetenschap wordt gebruikgemaakt van modellen. Een kringloopschema is een model waarmee een vereenvoudigd beeld van de economie van een

Nadere informatie

UIT loonruimte en AIQ v1.1

UIT loonruimte en AIQ v1.1 Uitleg loonruimte en AIQ. 1. Wat is de AIQ? De AIQ is de arbeidsinkomensquote en geeft weer hoeveel procent van het Nationaal inkomen (totaal aan beloningen productiefactoren) uitgekeerd wordt aan arbeidsloon.

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90

Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische opdracht Economie De economische groei in Nederland in jaren-90 Praktische-opdracht door een scholier 3697 woorden 29 juni 2004 4,7 54 keer beoordeeld Vak Economie Inleiding Deze praktische

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod 6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 van het aanbod van arbeid

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen

Nadere informatie

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen

Nadere informatie

H2: Economisch denken

H2: Economisch denken H2: Economisch denken 1 : Produceren Produceren: Het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van de productiefactoren door bedrijven en de overheid. Alleen bedrijven en de overheid kunnen produceren

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting Economie Inkomen en groei Samenvatting door een scholier 2020 woorden 10 maart 2009 8,2 49 keer beoordeeld Vak Economie Productie en ruilen. Als je zelfvoorzienend bent dan produceer je goederen

Nadere informatie

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25

CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling. Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 CPI = 122,5 Wat zegt dit? Hoe bereken je dit? Categorieën Aandeel Prijsstijging Optelling Voeding 40% 10% Kleding 35% -5% Overig 0 CPI 102,25 ConsumentenPrijsIndexcijfer Consumenten Prijsindexcijfer in

Nadere informatie

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2 Als je moet kiezen welk plaatje je op je cijferlijst zou willen hebben,

Nadere informatie

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet.

1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. AANVULLENDE SPECIFIEKE TIPS ECONOMIE VWO 2007 1. Lees de vragen goed door; soms geeft een enkel woordje al aan welke richting je op moet. : Leg uit dat loonmatiging in een open economie kan leiden tot

Nadere informatie

bruto inkomen (per persoon)

bruto inkomen (per persoon) Opgave 1 Lorenzcurve en economische kringloop Definities: Bruto inkomen Loon/pensioen, interest, winst/dividend, huur/pacht Netto inkomen Bruto inkomen inkomstenbelasting (IB) Netto besteedbaar inkomen

Nadere informatie

Categoriale inkomensverdeling

Categoriale inkomensverdeling Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo 2010 - I

Eindexamen economie vwo 2010 - I Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 salaris: 122.000 175 = 86.437

Nadere informatie

Er zijn in de economie verschillende soorten bewegingen. Hierbij onderscheiden we:

Er zijn in de economie verschillende soorten bewegingen. Hierbij onderscheiden we: Samenvatting door E. 1871 woorden 27 april 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 7: Productie in beweging: groei en conjunctuur 7.1 Soorten bewegingen Er zijn in de economie

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2004-II

Eindexamen economie 1 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

Nadere informatie

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid. 1 1)Waaruit bestaat de vraag op de arbeidsmarkt? 2)Noem een ander woord voor werkgelegenheid. 3)Wie vragen arbeid? 4)Met welk woord wordt het aanbod van arbeid ook aangeduid? 5)Geef de omschrijving van

Nadere informatie

UIT theorie Fisher

UIT theorie Fisher De econoom Fisher. Fisher was een econoom die zijn theorie over de werking van geld lang voor de depressie in de jaren 30 van vorige eeuw publiceerde (the purchasing power of money 1911). Dit was een uitbreiding

Nadere informatie

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting Economie Nationale Rekeningen Samenvatting door een scholier 1747 woorden 18 november 2004 4,8 57 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie 1.1 Macro-economie Kenmerk macro-economie

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II Opgave 1 CAO-overleg: loon of werk? Bij de CAO-onderhandelingen voor een komend jaar in de industrie wordt uitgegaan van de volgende prognose: inflatie 2,3% stijging arbeidsproductiviteit in de industrie

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat

Nadere informatie

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2 Hans Langenberg In het tweede kwartaal van 2005 vond voor het eerst in twee jaar geen verdere daling plaats van het aantal banen. Ook is de werkloosheid gestabiliseerd. Wel was er een stagnatie in de toename

Nadere informatie

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo I Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Economie. Boekje Verdienen & Uitgeven Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Verdienen & Uitgeven Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Verdienen & Uitgeven Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 samengevat 2 h2 samengevat 2 & 3 h3 samengevat 4 h4 samengevat 5 h5 samengevat 6,7 & 8 wat

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen vwo economie 2014-I Opgave 1 1 maximumscore 2 De kredietcrisis in de VS leidt ertoe dat Nederlandse banken verlies lijden op hun beleggingen in de VS en daardoor minder makkelijk krediet verstrekken aan bedrijven. Hierdoor

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen Samenvatting door een scholier 1239 woorden 30 oktober 2003 6,6 81 keer beoordeeld Vak Economie Lesbrief Arbeidsmarkt Hoofdstuk 1 Beroepsbevolking= werkgelegenheid

Nadere informatie

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december 2007 5,8 10 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuur Deze praktische opdracht gaat over conjunctuur. Ik beantwoord een aantal vragen in mijn

Nadere informatie

Valutamarkt. fransetman.nl

Valutamarkt. fransetman.nl euro in dollar wisselkoers Wisselkoers (ontstaat op valutamarkt) Waarde van een munt uitgedrukt in een andere munt Waardoor kan de vraag naar en het aanbod van veranderen? De wisselkoers van de euro in

Nadere informatie

Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei

Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei Absoluut Relatief = in verhouding = procentueel; procentuele verandering procentpunt; perunage, promille; juist afronden groei over groei (groeifactoren) terugrekenen in de tijd (met groeifactoren) nominaal,

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo I

Eindexamen economie 1-2 vwo I Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 nivellering 38,2 : 9,6 = 3,98 : 1 2 maximumscore

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland Samenvatting door een scholier 1280 woorden 21 juli 2009 8 1 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Hst. 4 HET BUITENLAND Je moet iets weten over de verschillende

Nadere informatie

Eindexamen economie havo II

Eindexamen economie havo II Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6 Samenvatting door een scholier 1377 woorden 29 maart 2010 7 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans Economie samenvatting Hoofdstuk 4 Beroepsbevolking

Nadere informatie

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen vwo economie II Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6

Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting Economie Lesbrief werk H1 t/m 6 Samenvatting door een scholier 1767 woorden 28 juni 2011 6,4 212 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie lesbrief Werk hoofdstuk 1 t/m 6. Hoofdstuk

Nadere informatie