De bedoeling van deze opdracht is om aandacht te besteden op de luchtjes op de boerderij.

Transcriptie

1 RONDNEUZEN De paarse kist met daarin 8 speurneuzen, 4 lege potjes en 1 blinddoek. De bedoeling van deze opdracht is om aandacht te besteden op de luchtjes op de boerderij. De neuzen worden opgedaan (het is niet verplicht). We nemen de potjes mee en we gaan de verschillende luchtjes op de wei en in de stal ruiken. Waar een luchtje aan zit doen we in een potje.* Keutels komen uit hygiënisch oogpunt niet in aanmerking. Ken je dit luchtje? Wat zegt je neus ervan (vies, lekker, raar, scherp, muf)? Zullen we dit luchtje meenemen in een potje? Als alle potjes gevuld zijn, gaan we terug naar de kist, en mogen de kinderen om de beurt ruiken/raden wat er ook weer in de potjes zit. Daarna voor wie wil, nog een keer, maar dan met de blinddoek om. De potjes worden geleegd in de afvalemmer die bij de Pauw staat. Verder gaat alles terug in de kist. Deze wordt ingeleverd tegen een paars oog voor de Pauw. * Tips: hooi, stro, bix, gras, verschillende stukjes groenten of fruit

2 EEN DEEL VAN HET DIER Een rode doosje met daarin 9 plaatjes van onderdelen van dieren die bij ons wonen (in het doosje staan de namen van de dieren), en een rood doosje met daarin de plaatjes van de dieren. De bedoeling van deze opdracht is om de kinderen te laten kijken naar verschillen en overeenkomsten tussen dieren. In een kringetje wordt er telkens één plaatje uit het doosje met onderdelen gehaald en goed bekeken. De kinderen mogen raden welk dier er wordt afgebeeld. Daarna kun je het plaatje van het hele dier bekijken. Welke dieren hebben veren? Zijn er dieren zonder staart? Hoe heet de mond van een vogel? Heb je ook oren? Waar zitten ze? En bij schaap/geit? Vervolgens krijgt ieder kind een plaatje en mogen ze om de beurt hun dier zoeken op de wei of in de stal. Goed kijken of het klopt, en welk onderdeel is afgebeeld. Stel weer dezelfde vragen. De plaatjes gaan terug in de doosjes. Ze worden ingeleverd tegen een rood pauwenoog.

3 LUISTERVINKJE SPELEN Een roze kist met daarin 5 paar luisteroren en 1 blinddoek, en een roze kistje met dierenplaatjes. De bedoeling van deze opdracht is om aandacht te besteden aan de geluiden op de dierenweide. We doen de luisteroren op. Eerst zoeken we een plekje in het midden van de wei. Als alle ogen en mondjes dicht zijn, gaan we goed luisteren naar de geluiden om ons heen, ook de geluiden die niet bij de dierenweide horen. Na ongeveer 15 seconden mogen de kinderen om de beurt zeggen wat ze gehoord hebben, en het geluid nadoen. Hoort het geluid op de dierenweide? Wat voor geluid is dat? Is het ver, of juist dichtbij? Welk dier maakt dit geluid? Daarna zoeken we een ander plekje op, liefst in of bij de stal. Daar doen we het zelfde. Terug bij de kist bekijken we de dieren op de plaatjes. Wat voor geluid maakt dit dier? Hoe noem je het geluid (blaten, mekkeren, snateren)? Welke dieren maken geen geluid? Wie heeft er een huisdier? Welke geluid maakt die? Om de beurt krijgt een kind een blinddoek om. Een van de andere kinderen doet het geluid van een dier na. Het geblinddoekte kind mag raden van welk dier het is. 4. Alles gaat terug in de kistjes. Deze worden ingeleverd tegen een roze pauwenoog.

4 DE JAS VAN HET DIER Een oranje kist met 6 stukjes vacht (van konijn, geit, koe, paard, en schaap (2x)), een potje met veren en 1 blinddoek. De bedoeling van deze opdracht is om de huiden en veren van dieren te bekijken, te voelen en te ruiken. Geef de stukken vacht één voor één door aan de kinderen en laat ze goed voelen, ruiken en kijken. Haal ook de veren uit het potje en strijk die bijvoorbeeld langs hun wang. Wat denk je dat dit is? Hoe voelt het? Hoe ruikt het? Bij welk dier hoort dit, denk je? Waarom heeft een dier haren/veren? Heb jij ook haar op je vel? Laat eens zien? Doe één kind een blinddoek om en laat het een stuk vacht voelen om te raden van welk dier het is. Wissel daarna van beurt, of laat de kinderen het voel- en raad-spelletje twee aan twee met elkaar spelen. Doe alle vachten en de veertjes (in het potje) terug in de doos en ga met de kinderen naar de wei en/of de stallen. Laat ze daar (als ze willen) voorzichtig de jas van een aantal dieren voelen.* Heeft het dier haren of veren? Hoe voelt het? Ruik je ook een luchtje? Wat voor verschil zie/voel je tussen de dieren? (bijv kleur, krullen, zacht) Waarom zitten op sommige plekken geen haren/veren? We zoeken de oranje doos weer op. Deze wordt ingeleverd tegen een oranje pauwenoog. * Tip Misschien vind je op de grond wel stukjes jas (een veer of een plukje wol).

5 KOE MELKEN. Bij deze opdracht hoort: - Een grote koe met uier vol water. - Een emmer en een klein krukje. - Foto van koeien melken vroeger en nu. De bedoeling van deze opdracht is om de kinderen te laten ervaren waar de melk vandaan komt en hoe je een koe kan melken. Daar staat de koe, die jullie om de beurt mogen gaan melken! We hebben water in de uier gedaan, zodat je goed kunt oefenen. Ga maar knijpen en trekken aan de tepels van de uier! Gaat het goed, dan spuit het water in de emmer! Als iedereen aan de beurt is geweest, Hoe voelt het om onder de koe te zitten? Gaat melken met de hand makkelijk? Bekijk samen de foto s van vroeger en nu. Wat zie je bij de foto s gebeuren? Zien jullie het verschil tussen vroeger en nu? Waarom denk je dat koeien nu met een machine worden gemolken? Daarna kunnen jullie nog even op bezoek gaan bij Anna, de koe op de boerderij. Kunnen jullie de uier goed zien? 4. Breng alles weer terug en ruil het in tegen een groene pauwenoog voor op het bord.

6 ZWAAR OF LICHT? Een geel doosje met daarin 8 plastic dieren die op de kinderboerderij wonen (in het doosje staan de namen van de dieren) en een beige doosje met 8 gewichtjes. Het doel van deze opdracht is te kijken naar het gewicht van verschillende dieren die op de kinderboerderij wonen en dit te vergelijken met het eigen gewicht of dat van een ander dier. Zet de dieren bijvoorbeeld van licht naar zwaar en zet daar ook de juiste gewichten bij. Welk dier weegt het zwaarst? Het lichtst? Waarom denk je dat? Is er een boerderijdier dat zwaarder is dan de koe? Lichter dan een konijn? Heb je een huisdier? Hoe zwaar is die dan? Ga bij de dieren kijken in de wei of in de stal, neem evt het doosje met de plastic dieren mee. Misschien vind je dieren die nog niet genoemd zijn. Hoe zwaar is dit dier? Vergelijk met de dieren uit het doosje. De kinderen kunnen ook hun eigen gewicht gaan vergelijken met het gewicht van de boerderijdieren. Hoe zwaar ben jij? Op het gewicht van welk dier zou jouw gewicht kunnen lijken? Hoeveel kleuters zwaar zou een koe zijn? En een ezel? Etc. * Passen jullie ook in een muis of een kip? Welk deel van je lichaam misschien wel? 4. Doe alles weer netjes terug in de dozen en lever ze in tegen een geel pauwenoog. * Tip: voor antwoorden z.o.z

7 ANTWOORDEN Een koe weegt : ongeveer 550 kilo (wel 27 kleuters ) Een ezel weegt: ongeveer 180 kilo (wel 9 kleuters ) Een varken weegt : ongeveer 250 kilo (wel 13 kleuters) Een kip weegt: ongeveer 2,5 kilo (ongeveer 6 potten pindakaas) Een konijn ( Vlaamse reus) weegt: ongeveer 7,5 kilo (een grote zak aardappelen plus een kleine zak) Een muis weegt: ongeveer 40 gram (een appel) Een geit weegt : ongeveer 60 kilo (3 kleuters) Een cavia weegt: ongeveer 1 kilo (1 pak melk)

8 WAT IS VAN WIE? Een grote blauwe houten voeldoos met daarin 5 voorwerpen (leeg melkpak, nep-ei, wol, veer, konijnenkeutels (in een zakje)). De bedoeling van deze opdracht is om op de tast dierenproducten te koppelen aan boerderijdieren. Om de beurt mogen de kinderen in de doos voelen en één voorwerp raden. Wat voel je nu? Wat zou het kunnen zijn? Haal de voorwerpen uit de doos en bekijk ze. Sommige voorwerpen moeten via de achterkant eruit. Bij welk dier hoort het? Loopt het dier hier rond? Kun je het eten? Wat kun je ervan maken of waarvoor kun je het gebruiken? Doe alles weer netjes terug in de doos en lever het in tegen een blauwe pauwenoog.