3 Jullie moeten jezelf niet beter vinden dan een ander, of opscheppen

Transcriptie

1 3 Jullie moeten jezelf niet beter vinden dan een ander, of opscheppen over jezelf. Nee, jullie moeten bescheiden zijn, en een ander belangrijker vinden dan jezelf. 4 Denk niet alleen aan jezelf, maar zorg juist voor elkaar. 5 Bedenkt wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan. 6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar Hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, Hij gaf Zijn hemelse positie op. Hij maakte Zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen leefde Hij als mens, 8 dacht nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen Hij aan het kruis moest sterven.

2 9 Omdat Jezus dat deed heeft God Hem de hoogde plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor god zelf bestemd is. 10 Daarom zal iedereen voor Jezus knielen; alle engelen in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11 Dan zal iedereen zeggen; Jezus Christus in de Heer. En zo al iedereen God, de Vader, eren.

3 Jullie moeten jezelf niet beter vinden dan een ander, of opscheppen over jezelf. Nee, jullie moeten bescheiden zijn, en een ander belangrijker vinden dan jezelf.

4 Als je je niet op de voorgrond dringt, het niet veeleisend zijn, nederigheid ect.

5 God houdt van jullie. Hij heeft jullie uitgekozen, en jullie horen nu bij Hem. Daarom moeten jullie goede dingen doen; Je moet van harte meeleven met anderen. Je moet vriendelijk voor elkaar zijn, en geduldig. Denk niet aan jezelf.

6 13 Er waren mensen die kinderen bij Jezus brachten. Ze wilde graag dat Hij de kinderen zou aanraken. Maar de leerlingen hielden de mensen tegen. 14 Toen Jezus dat zag, werd Hij kwaad. Hij zei: Laat die kinderen bij me komen. Houdt ze niet tegen. Want God s nieuwe wereld is er juist voor hen. 15 Luister goed naar Mijn woorden: Je moet openstaan voor God s nieuwe wereld. Net als een kind dat doet. Anders kun je er niet binnenkomen. 16 Jezus sloeg zijn armen om de kinderen heen. Hij legde Zijn handen op hen en zegende hen.

7 Want Gods liefde voor de mensen was zo groot, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet streven maar voor eeuwig leven.

8 Wie denken jullie wel dat jullie zijn? Alles wat jullie christenen bezitten hebben jullie van God gekregen Jullie hebben niets van jezelf. En toch vinden jullie jezelf geschikt om dienaren van God te beoordelen!

9 5 Bedenkt wat Jezus Christus gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan. 6 Jezus Christus was aan God gelijk. Maar Hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7 Nee, Hij gaf Zijn hemelse positie op. Hij maakte Zich zo onbelangrijk als een slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen leefde Hij als mens, 8 dacht nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen Hij aan het kruis moest sterven.

10 Maak jezelf dus onbelangrijk en vertrouw op Gods macht dan zal Hij je in de toekomst belangrijk maken. Vertrouw op Hem als het leven zwaar wordt want Hij zal voor je zorgen.

11

12

13

14 Maria uit Magdala ziet Jezus 9 Jezus was opgestaan uit de dood op zondag, vroeg in de ochtend. De eerste die Hem zag, was Maria uit Magdala. Jezus had vroeger zeven kwade geesten uit haar weggejaagd Maria ging naar de volgelingen van Jezus. Die waren verdrietig en huilden. Maria zei tegen hen; Jezus leeft! Ik heb Hem gezien!. Maar zij geloofden haar niet. Twee volgelingen zien Jezus 12 Daarna werd Jezus gezien door twee volgelingen. Zij waren onderweg naar buiten de stad. Nu zag Jezus er anders uit. 13 De twee gingen het aan de anderen vertellen. Maar die geloofden het nog steeds niet.

15 De elf leerlingen zien Jezus 14 Tenslotte werd Jezus gezien door de elf leerlingen, terwijl ze zaten te eten. Jezus zei streng tegen hen; Jullie zijn ongelovig en ongehoorzaam! Want jullie hoorden dat Ik uit de dood was opgestaan. Dat vertelden de mensen die Mij gezien hadden. Maar jullie geloofden het niet. 15 Jezus zei verder tegen de leerlingen; Ga de hele wereld door, en vertel het goede nieuws aan iedereen. 16 Iedereen die gelooft en gedoopt wordt, zal gered worden. Maar iedereen die niet gelooft, zal door God gestraft worden.

16

17

18

19

20

21 Geloven is de zekerheid van de dingen die we hopen, en het bewijs van de dingen die we niet kunnen zien.

22 Want Gods liefde voor de mensen was zo groot, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet streven maar voor eeuwig leven.

23