Isolatie. 1e editie September K115 Vliesgevelplaat VERWERKINGSVOORSCHRIFTEN. Energiezuinig Bouwen Minder CO 2

Transcriptie

1 Isolatie 1e editie September 2016 VERWERKINGSVOORSCHRIFTEN K115 Vliesgevelplaat Energiezuinig Bouwen Minder CO 2

2 Verwerkingsvoorschriften Transport en opslag l Droog transporteren en opslaan (bijv. waterdichte afdekfolie of zeil) l Voldoende ondersteund en vlak l Vrij van de grond l Plaats geen gewicht of voorwerpen op de Kingspan Kooltherm isolatieplaten om beschadiging te voorkomen Ondergrond l Schoon l Droog l Vlak (egaliseer indien nodig het oppervlak) Glazen gevelbekleding l Bij glazen gevelbekleding dienen er specifieke verwerkingsregels in acht genomen te worden l Neem contact op met de Technische Service Afdeling voor meer informatie 2

3 Open gevelbekleding l De Kingspan Kooltherm Vliesgevelplaat kan zonder waterkerende dampopen folie toegepast worden bij maximale gevelopeningen tot 15% l Neem contact op met de Technische Service Afdeling voor meer informatie Gebruik van tape l Gebruik bij voorkeur een dampopen tape l Tape de Kingspan Kooltherm Vliesgevelplaat niet volledig dicht met een dampdichte tape, omdat dit bouwfysisch gezien problemen kan veroorzaken l Tape bij het gebruik van een dampdichte tape alleen de horizontale naden l Controleer of de brandeigenschappen van de tape voldoen aan de gestelde eisen l Neem contact op met de Technische Service Afdeling voor meer informatie 3

4 Verwerkingsvoorschriften 1. Gevelschroeven l Isolatie wordt sluitend aangebracht op de draagmuur l De houten onderconstructie wordt door middel van gevelschroeven door de isolatielaag in de draagmuur gemonteerd l Vervolgens wordt het gevelbekledingssysteem aan de houten onderconstructie gemonteerd l Uitgebreide verwerkingsvoorschriften zijn te vinden vanaf pagina 5 2. Draagsteun reeds geplaatst l De draagsteunen zijn reeds gemonteerd l De isolatie wordt over/ tussen de draagsteunen bevestigd l Vervolgens wordt het gevelbekledingssysteem verder opgebouwd l Uitgebreide verwerkingsvoorschriften zijn te vinden vanaf pagina Draagsteun later geplaatst l Isolatie wordt sluitend aangebracht op de draagmuur l Sparingen worden in de isolatie aangebracht l Draagsteunen worden ter plaatse van deze sparingen aan de draagmuur gemonteerd l Vervolgens wordt het gevelbekledingssysteem verder opgebouwd l Uitgebreide verwerkingsvoorschriften zijn te vinden vanaf pagina 29 4

5 1. Gevelschroeven Maaiveld l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Houd de Kingspan Kooltherm Vliesgevelplaat voldoende vrij van het maaiveld, minimaal 150 mm l Pas een drukvaste waterbestendige isolatieplaat ter plaatse van het maaiveld toe en bescherm deze door middel van een stootvaste waterbestendige plaat (bijv. prefab kantplank) l Zorg voor een waterdichte aansluiting met andere constructieonderdelen l Zorg voor een goede afwatering van eventueel lekwater Waterpas l Breng eerste laag isolatieplaten waterpas aan l Hiervoor is o.a. een slag- of smetlijn een handig hulpmiddel Halfsteensverband l Breng isolatieplaten verspringend (halfsteensverband) aan l Goed sluitend tegen de draagmuur l Goed aaneengesloten aanbrengen 5

6 1. Gevelschroeven Bevestiging isolatieplaten l Het exacte aantal isolatiepluggen per m 2 is afhankelijk van verschillende factoren zoals wandconstructie, gevelhoogte, windgebied e.d. en wordt bepaald op basis van een berekening of door opgave van de constructeur l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm mm l Gebruik minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) 50 mm mm l Boor circa mm uit de rand l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Gebruik bij passtukken die kleiner of gelijk zijn aan een halve isolatieplaat minimaal 2 isolatiepluggen per passtuk (gelijkmatig verdeeld over het passtuk) l Gebruik bij passtukken die groter zijn dan een halve isolatieplaat minimaal 3 isolatiepluggen per isolatieplaat Op maat maken l Zaag op maat met een fijn getande handzaag of cirkelzaag l Volg bij zaagwerk de desbetreffende veiligheidsmaatregelen altijd met zorg op (meer informatie in onze productveiligheidsinformatiebladen) l Voer kleine aanpassingen zoals inkepingen met een scherp mes of isolatie-mes uit l Bewerk de isolatieplaten altijd zo nauwkeurig mogelijk om de isolatiewaarde van de constructie te waarborgen 6

7 Aansluitingen l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen aansluitingen zoals bijvoorbeeld kozijnen l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Voorzie het aangebrachte isolatieschuim van een geschikte tape ten behoeve van de waterkering en brandgedrag Hoekaansluiting l Breng de isolatieplaten vertand aan l Minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Boor circa mm uit de rand van de isolatieplaat l Boor op voldoende afstand uit de hoek om beschadiging van de draagmuur te voorkomen 50 mm l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Voorzie de kopse kanten van de isolatieplaten van een geschikte tape l Tape bij elke zijde van de hoek minimaal 50 mm op de zwarte cachering van de isolatieplaat 7

8 1. Gevelschroeven Werkonderbreking l Verwerk de isolatieplaten droog l Bescherm tijdens werkonderbrekingen de isolatieplaten tegen weersinvloeden l Bescherming kan bijvoorbeeld door het goed afdekken met steigerdoeken en door het tapen van de kopse kanten van de isolatieplaten l 4 weken maximale open-standtijd Brandbarrière l In sommige situaties is het noodzakelijk om een brandbarrière toe te voegen aan de constructie l Monteer de brandbarrière conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de brandbarrière l Bevestig de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen de brandbarrière om koudebruggen zoveel mogelijk te beperken 8

9 Gevelophangsysteem l Zorg dat de isolatie voldoende beschermd is tegen weersinvloeden alvorens het gevelbekledingssysteem wordt gemonteerd, denk hierbij aan het voorzien van tape bij eventuele sparingen, kopse kanten en waterdichte aansluitingen bij gebouwdelen l Neem contact op met de fabrikant van het desbetreffende gevelophangsysteem voor verdere en uitgebreidere verwerkingsinformatie l Bepaal het type plug en bijbehorende boordiameter aan de hand van het type draagmuur l Zorg dat de houten regels zijn voorgeboord l Boor gaten in de draagmuur, minimale diepte van 100 mm l Bevestig eerst de horizontale schroeven aan beide uiteinden van de regels l Sla de schroef met plug in het voorgeboorde gat l Stel de houten regels l Schroef uiteindelijk de kop van de schroef in de houten regel l Vlak de houten draagstructuur uit l Breng tot slot het gevelbekledingssysteem aan, conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de gevelbekleding 9

10 Productdetails Fundering met buitenwand 10

11 Buitenwand met raamopening (onderaansluiting) 11

12 Productdetails Buitenwand met raamopening (bovenaansluiting) 12

13 Hoekaansluiting buitenwand 13

14 Productdetails Buitenwand met brandbarrière 14

15 Plat dak met buitenwand 15

16 2. Draagsteun reeds geplaatst Maaiveld l Houd de verwerkingsvoorschriften aan die overeenkomen met het ontwerp van het detail l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Zorg voor een waterdichte aansluiting van de draagmuur Optie a l Houd de Kingspan Kooltherm Vliesgevelplaat minimaal 50 mm vrij van de bovenkant van de fundering l Creëer een luchtspouw door middel van een stootvaste waterbestendige plaat (bijv. kantplank) l Zorg voor een goede afwatering van eventueel lekwater Optie b 50 mm l Pas een drukvaste waterbestendige isolatieplaat ter plaatse van het maaiveld toe l Bescherm de drukvaste waterbestendige isolatie door middel van een stootvaste waterbestendige plaat l Zorg voor een goede afwatering van eventueel lekwater Waterpas l Breng eerste laag isolatieplaten waterpas aan l Hiervoor is o.a. een slag- of smetlijn een handig hulpmiddel Halfsteensverband l Breng isolatieplaten verspringend (halfsteensverband) aan l Goed sluitend tegen de draagmuur l Goed aaneengesloten aanbrengen 16

17 Isolatieplaten over draagsteun Optie 1 l Plaats de draagsteunen conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van het draagsysteem l Druk de isolatieplaten met de zilverkleurige cachering tegen de draagsteun zodat er een afdruk wordt gevormd l Maak een insnede ter plekke van de afdruk l Gebruik hiervoor een fijn getande schrobzaag van voldoende lengte en met een scherpe punt l Zorg dat de zwarte cachering van de isolatieplaat ook is doorgezaagd l Verwijder waar nodig een deel van de cachering en een deel schuim aan de zilverkleurige zijde voor een goede aansluiting met de draagmuur l Schuif de isolatieplaat over de draagsteun met de zwarte cachering naar buiten gericht l Vul eventueel ontstane naden of openingen volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Zorg voor een goede waterkering ter plaatse van de draagsteun, gebruik hiervoor bijvoorbeeld een geschikte (zwarte) tape l Bevestig de isolatieplaat zoals verderop wordt omschreven 17

18 2. Draagsteun reeds geplaatst Isolatieplaten over draagsteun Optie 2 l Plaats de draagsteunen conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van het draagsysteem l Meet de afstanden van de draagsteunen nauwkeurig op l Breng maatvoering aan op de zwarte cachering van de isolatieplaat l Maak een insnede ter plekke van deze aftekening l Gebruik hiervoor een fijn getande schrobzaag van voldoende lengte en met een scherpe punt l Verwijder waar nodig een deel van de cachering en een deel schuim aan de zilverkleurige zijde voor een goede aansluiting met de draagmuur l Schuif de isolatieplaat over de draagsteun met de zwarte cachering naar buiten gericht l Vul de ontstane naden of openingen volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Zorg voor een goede waterkering ter plaatse van de draagsteun l Gebruik hiervoor een geschikte (zwarte) tape l Bevestig de isolatieplaat zoals verderop wordt omschreven 18

19 Bevestiging isolatieplaten l Het exacte aantal isolatiepluggen per m 2 is afhankelijk van verschillende factoren zoals wandconstructie, gevelhoogte, windgebied e.d. en wordt bepaald op basis van een berekening of door opgave van de constructeur l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm mm l Gebruik minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) 50 mm mm l Boor circa mm uit de rand l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Gebruik bij passtukken die kleiner of gelijk zijn aan een halve isolatieplaat minimaal 2 isolatiepluggen per passtuk (gelijkmatig verdeeld over het passtuk) l Gebruik bij passtukken die groter zijn dan een halve isolatieplaat minimaal 3 isolatiepluggen per isolatieplaat Op maat maken l Zaag op maat met een fijn getande handzaag of cirkelzaag l Volg bij zaagwerk de desbetreffende veiligheidsmaatregelen altijd met zorg op (meer informatie in onze productveiligheidsinformatiebladen) l Voer kleine aanpassingen zoals inkepingen met een scherp mes of isolatie-mes uit l Bewerk de isolatieplaten altijd zo nauwkeurig mogelijk om de isolatiewaarde van de constructie te waarborgen 19

20 2. Draagsteun reeds geplaatst Aansluitingen l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen aansluitingen zoals bijvoorbeeld kozijnen l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Voorzie het aangebrachte isolatieschuim van een geschikte tape ten behoeve van de waterkering en brandgedrag Hoekaansluiting l Breng de isolatieplaten vertand aan l Minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Boor circa mm uit de rand van de isolatieplaat l Boor op voldoende afstand uit de hoek om beschadiging van de draagmuur te voorkomen 50 mm l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Voorzie de kopse kanten van de isolatieplaten van een geschikte tape l Tape bij elke zijde van de hoek minimaal 50 mm op de zwarte cachering van de isolatieplaat 20

21 Werkonderbreking l Verwerk de isolatieplaten droog l Bescherm tijdens werkonderbrekingen de isolatieplaten tegen weersinvloeden l Bescherming kan bijvoorbeeld door het goed afdekken met steigerdoeken en door het tapen van de kopse kanten van de isolatieplaten l 4 weken maximale open-standtijd Brandbarrière l In sommige situaties is het noodzakelijk om een brandbarrière toe te voegen aan de constructie l Monteer de brandbarrière conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de brandbarrière l Bevestig de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen de brandbarrière om koudebruggen zoveel mogelijk te beperken Thermostop l Het toepassen van een thermostop (neopreen/ kunststof materiaal) tussen de draagsteunen en achterliggende constructie zal het effect van de koudebruggen verminderen l Neem contact op met de Technische Service Afdeling voor meer informatie 21

22 2. Draagsteun reeds geplaatst Gevelophangsysteem l Zorg dat de isolatie voldoende beschermd is tegen weersinvloeden alvorens het gevelbekledingssysteem wordt gemonteerd, denk hierbij aan het voorzien van tape bij eventuele sparingen, kopse kanten en waterdichte aansluitingen bij gebouwdelen l Neem contact op met de fabrikant van het desbetreffende gevelophangsysteem voor verdere en uitgebreidere verwerkingsinformatie l Monteer de draaglijnprofielen op de draagsteunen l Vlak de draaglijnprofielen uit l Breng tot slot het gevelbekledingssysteem aan, conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de gevelbekleding 22

23 Productdetails Fundering met buitenwand 23

24 Productdetails Buitenwand met raamopening (onderaansluiting) 24

25 Buitenwand met raamopening (bovenaansluiting) 25

26 Productdetails Hoekaansluiting buitenwand 26

27 Buitenwand met brandbarrière 27

28 Productdetails Plat dak met buitenwand 28

29 3. Draagsteun later geplaatst Maaiveld l Houd de verwerkingsvoorschriften aan die overeenkomen met het ontwerp van het detail l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Zorg voor een waterdichte aansluiting van de draagmuur Optie a l Houd de Kingspan Kooltherm Vliesgevelplaat minimaal 50 mm vrij van de bovenkant van de fundering l Creëer een luchtspouw door middel van een stootvaste waterbestendige plaat (bijv. kantplank) l Zorg voor een goede afwatering van eventueel lekwater Optie b 50 mm l Pas een drukvaste waterbestendige isolatieplaat ter plaatse van het maaiveld toe l Bescherm de drukvaste waterbestendige isolatie door middel van een stootvaste waterbestendige plaat l Zorg voor een goede afwatering van eventueel lekwater Waterpas l Breng eerste laag isolatieplaten waterpas aan l Hiervoor is o.a. een slag- of smetlijn een handig hulpmiddel Halfsteensverband l Breng isolatieplaten verspringend (halfsteensverband) aan l Goed sluitend tegen de draagmuur l Goed aaneengesloten aanbrengen 29

30 3. Draagsteun later geplaatst Bevestiging isolatieplaten l Het exacte aantal isolatiepluggen per m 2 is afhankelijk van verschillende factoren zoals wandconstructie, gevelhoogte, windgebied e.d. en wordt bepaald op basis van een berekening of door opgave van de constructeur l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm mm l Gebruik minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) 50 mm mm l Boor circa mm uit de rand l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Gebruik bij passtukken die kleiner of gelijk zijn aan een halve isolatieplaat minimaal 2 isolatiepluggen per passtuk (gelijkmatig verdeeld over het passtuk) l Gebruik bij passtukken die groter zijn dan een halve isolatieplaat minimaal 3 isolatiepluggen per isolatieplaat Op maat maken l Zaag op maat met een fijn getande handzaag of cirkelzaag l Volg bij zaagwerk de desbetreffende veiligheidsmaatregelen altijd met zorg op (meer informatie in onze productveiligheidsinformatiebladen) l Voer kleine aanpassingen zoals inkepingen met een scherp mes of isolatie-mes uit l Bewerk de isolatieplaten altijd zo nauwkeurig mogelijk om de isolatiewaarde van de constructie te waarborgen 30

31 Aansluitingen l Realiseer de luchtdichting tijdens de ruwbouwfase, voordat de isolatieplaten worden aangebracht l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen aansluitingen zoals bijvoorbeeld kozijnen l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Voorzie het aangebrachte isolatieschuim van een geschikte tape ten behoeve van de waterkering en brandgedrag Hoekaansluiting l Breng de isolatieplaten vertand aan l Minimaal 4 isolatiepluggen per isolatieplaat (1 in iedere hoek) l Maak gebruik van een isolatieplug met een schoteldiameter van minimaal 50 mm l Plaats de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen elkaar l Boor circa mm uit de rand van de isolatieplaat l Boor op voldoende afstand uit de hoek om beschadiging van de draagmuur te voorkomen 50 mm l Houd voldoende ruimte wanneer een strakke aansluiting niet mogelijk is, vul ontstane naden of openingen (max. 15 mm) volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Voorzie de kopse kanten van de isolatieplaten van een geschikte tape l Tape bij elke zijde van de hoek minimaal 50 mm op de zwarte cachering van de isolatieplaat 31

32 3. Draagsteun later geplaatst Werkonderbreking l Verwerk de isolatieplaten droog l Bescherm tijdens werkonderbrekingen de isolatieplaten tegen weersinvloeden l Bescherming kan bijvoorbeeld door het goed afdekken met steigerdoeken en door het tapen van de kopse kanten van de isolatieplaten l 4 weken maximale open-standtijd Brandbarrière l In sommige situaties is het noodzakelijk om een brandbarrière toe te voegen aan de constructie l Monteer de brandbarrière conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de brandbarrière l Bevestig de isolatieplaten zo strak mogelijk tegen de brandbarrière om koudebruggen zoveel mogelijk te beperken Thermostop l Het toepassen van een thermostop (neopreen/ kunststof materiaal) tussen de draagsteunen en achterliggende constructie zal het effect van de koudebruggen verminderen l Neem contact op met de Technische Service Afdeling voor meer informatie 32

33 Gevelophangsysteem l Zorg dat de isolatie voldoende beschermd is tegen weersinvloeden alvorens het gevelbekledingssysteem wordt gemonteerd, denk hierbij aan het voorzien van tape bij eventuele sparingen, kopse kanten en waterdichte aansluitingen bij gebouwdelen l Neem contact op met de fabrikant van het desbetreffende gevelophangsysteem voor verdere en uitgebreidere verwerkingsinformatie l Breng maatvoering aan op de isolatieplaten l Maak sparingen in de isolatieplaten l Plaats de draagsteunen conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van het draagsysteem l Vul de ontstane naden of openingen volledig op (diepte en breedte) met isolatieschuim uit bussen (bij voorkeur elastisch blijvend FM330-schuim) l Volg hierbij de verwerkingsvoorschriften van de leverancier van het isolatieschuim op l Zorg voor een goede waterkering ter plaatse van de draagsteunen l Gebruik hiervoor een geschikte (zwarte) tape l Monteer de draaglijnprofielen op de draagsteunen l Vlak de draaglijnprofielen uit l Breng tot slot het gevelbekledingssysteem aan, conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant van de gevelbekleding 33

34 Productdetails Fundering met buitenwand 34

35 Buitenwand met raamopening (onderaansluiting) 35

36 Productdetails Buitenwand met raamopening (bovenaansluiting) 36

37 Hoekaansluiting buitenwand 37

38 Productdetails Buitenwand met brandbarrière 38

39 Plat dak met buitenwand 39

40 Contactdetails Klantenservice Neem voor offertes, orders, documentatie en monstermateriaal contact op met onze verkoopafdeling. U kunt ons op werkdagen van 8.00 tot en met uur bereiken via onderstaande contactgegevens: Tel: Fax: +31 (0) info@kingspaninsulation.nl Verkoopkantoor Kingspan Insulation B.V. Postbus HD Tiel Nederland Technische service Kingspan Insulation verleent gratis technische service. U kunt bij ons terecht voor advies en vragen over onze producten en hun toepassing. Bovendien kunt u bij ons terecht voor advies over bevestigingsmaterialen, technische informatie, verwerkingsadviezen, afschotplannen en bouwfysische berekeningen. Kortom, alles wat nodig is om de beste oplossing voor uw constructie te kunnen realiseren. U kunt onze technische service bereiken op werkdagen van 8.30 tot en met uur via onderstaande contactgegevens: Tel: Fax: +31 (0) techline@kingspaninsulation.nl De fysische en chemische eigenschappen van Kingspan Insulation B.V. producten vertegenwoordigen gemiddelde waarden, verkregen in algemeen geaccepteerde testmethoden en zijn onderhevig aan normale productietoleranties. Kingspan Insulation B.V. behoudt zich het recht om productspecificaties zonder voorgaande kennisgeving te wijzigen. De informatie, technische details, de bevestigingsvoorschriften etc. die in de desbetreffende documentatie zijn genoemd worden in goed vertrouwen afgegeven en zijn in overeenstemming met de door Kingspan Insulation B.V. bedoelde toepassing. Aan de afbeeldingen in dit document kunnen geen rechten worden ontleend. De afbeeldingen zijn bedoeld om een globale indruk te geven van het uiterlijk van de producten en tonen één van de verschillende toepassingsmogelijkheden. Kingspan Insulation B.V. garandeert niet dat de getoonde toepassingen toegestaan zijn volgens de geldende (plaatselijke) regelgeving. Verifieer aanbevelingen voor applicatie met de daadwerkelijke behoeften, geldende specificaties en regelgeving. Voor ieder andere applicatie of condities bij gebruik van onze isolatiematerialen dient u advies in te winnen bij Kingspan Insulation B.V. Raadpleeg onze technische service indien de toepassing of condities afwijken van de toepassingen vermeld in de documentatie. Controleer bij onze marketingafdeling of de door u gebruikte documentatie de laatst uitgegeven versie is. Kingspan Insulation B.V. Lorentzstraat 1, 7102 JH Winterswijk, Nederland Postbus 198, 7100 AD Winterswijk, Nederland Kingspan, Kooltherm en het logo van de leeuw zijn geregistreerde handelsmerken van de Kingspan Group plc in Nederland en andere landen. Alle rechten voorbehouden.