Verdiepingsopdracht A Het literatuuronderzoek NIVEAU 4

Transcriptie

1 Verdiepingsopdracht A Het literatuuronderzoek NIVEAU 4 1 e jaar BOL WELZIJN februari instroom LET OP inleveren week 47 (17 november) INLEIDING Binnenkort ga je op stage. Je gaat dan aan de slag met de praktijkkaart en de competentiemeter. Je voert de opdrachten van de praktijkkaart uit en ontwikkelt daarmee beroepscompetenties. De opdrachten op jouw praktijkkaart worden door jouw praktijkbegeleider beoordeeld. Deze verdiepingsopdracht is bedoeld om meer te weten te komen over een onderwerp waar jijzelf interesse in hebt. Een onderwerp dat van toepassing is in jouw beroepspraktijk. Een hoofdvraag kan bijvoorbeeld zijn: kinderopvang: wat betekent bijtgedrag en hoe kun je daar het best op reageren? Sociaal cultureel werk: hoe begeleid je een cliënt die steeds betrokken is bij conflicten? DE OPDRACHT 1. Lees de hele opdracht, bijlage 1 en 2 en bestudeer de beoordelingscriteria. 2. Schrijf een literatuuronderzoek waarin je je verdiept in een onderwerp dat past bij je stage en waarover je zelf meer wilt weten. Formuleer een hoofdvraag. Bij de inleiding zijn een aantal voorbeelden genoemd, maar je bent vrij in je keuze. Bespreek dit in ieder geval met je praktijkbegeleid(st)er want hij/zij beoordeelt je literatuuronderzoek op inhoud. 3. Beschrijf wat de aanleiding is voor het onderwerp waarover je meer wilt weten: aan welk kind/cliënt denk je en wat zijn de situaties waarover je vragen hebt. 4. Formuleer 3 à 5 deelvragen waarop je antwoord wilt weten. 5. Zoek in literatuur naar antwoorden op je onderzoeksvragen. Schrijf 4 à 5 A4 s in eigen woorden wat deze antwoorden zijn. Je kunt hiervoor (school)boeken, websites of tijdschriften gebruiken. 6. Voer twee observaties uit naar aanleiding van je onderwerp volgens het stappenplan voor observaties. Schrijf een conclusie. Dit is het kind/de cliënt die de aanleiding was voor je onderzoeksvraag. Gebruik hiervoor je boek methodiek van begeleiden blz Vergelijk het antwoord op je onderzoeksvraag uit het literatuuronderzoek en de conclusies naar aanleiding van je observatie beschrijf overeenkomsten en/of verschillen in een conclusie van je onderzoek. 8. Voer een gesprek met een medewerker van je stage-instelling over wat je geleerd hebt van je literatuur-onderzoek. Herkent hij/zij de antwoorden? Wat is zijn/haar mening?. Gebruik de gespreks-technieken die je geleerd hebt bij communicatietechnieken en maak hier een verslag van. UITVOERING Zie overzicht indeling literatuuronderzoek en bijlage 2. INLEVERWEEK: uiterlijk week 47 bij loopbaanbegeleider MET HANDTEKENING van praktijkbegeleid(st)er. LET OP: je mag geen teksten kopiëren van internet of andere bronnen (medeleerlingen bijvoorbeeld) Al het werk is EIGEN werk. MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 1

2 Beoordeling praktijkbegeleider Beoordelingscriteria: inhoud van het literatuuronderzoek INHOUD door praktijkbegeleid(st)er Feedback Voldaan ja/nee 1 Onderwerp gekozen na overleg met praktijkbegeleid(st)er 2 Aanleiding is beschreven 3 3 à 5 onderzoeksvragen geformuleerd 4 4 à 5 A4 s met antwoorden uit literatuur in eigen woorden 5 2 observaties volgens stappenplan (bijlage 3) 6 Conclusie van het onderzoek en de observaties 7 Gesprek volgens communicatietechnieken: open vragen, doorvragen, parafraseren, reflecteren op gevoel. 8 Verslag van gesprek overeenkomstig het gesprek. 9 Gebruik van de Nederlandse taal VOLDOENDE: Inhoud: JA bij tenminste 7 van de 9 onderdelen; onderdeel 1,3,4 en 9 moeten voldoende zijn. GOED: Inhoud: JA bij alle onderdelen; Handtekening Praktijkbegeleid(st)er: RESULTAAT: Handtekening Loopbaanbegeleider: MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 2

3 Beoordelingscriteria: indeling van het literatuuronderzoek door loopbaanbegeleider Beoordeling niveau 4 op basis van bijlage 2 Indeling 1) Voorblad 1 pagina 2) Inhoudsopgave 1 pagina 3) Inleiding/aanleiding ½ pagina 4) Hoofdstukken 4-5 pagina s Denk aan de alinea s! 5) 2 observaties 1,5 pagina 6) Conclusie ½ pagina 7) Gespreksverslag 1 pagina Uitleg: Maak een mooi voorblad met: De titel van je literatuuronderzoek. Je naam. Klas. Datum. Netjes onder elkaar: Inleiding Titel hoofdstuk 1 Titel hoofdstuk 2 etc. Conclusie Bronvermelding Voor welke opleiding maak je dit literatuuronderzoek? Wat is je hoofdvraag Wat zijn je deelvragen? Waarom juist dit onderwerp en waarom is het leuk om dit literatuuronderzoek te lezen? Elk hoofdstuk: Heeft een eigen titel of kopje. Gaat over een andere deelvraag. Begint op een nieuwe pagina. Beschreven volgens stappenplan p.115 Antwoord op je hoofdvraag of probleemstelling Geef je mening over het onderwerp. Hoe vond je het om dit literatuuronderzoek te maken? verslag van gesprek waarin de conclusie van het onderzoe besproken. Ja/nee 8) Nawoord Wat heb je geleerd, wil je nog mensen bedanken? ¼ pagina 9) Bronvermelding ¼ pagina Welk materiaal heb je gebruikt? Geef titel + schrijver aan van boek Welke artikelen + schrijver Denk aan de alfabetische volgorde! Welke Internetsite(s)? Nog andere bronnen? 10) Nederlandse taal Spelling en grammatica controle VOLDOENDE: Inhoud: JA bij tenminste 7 van de 10 onderdelen; (3,4,5,6 en 7 moeten in ieder geval voldoende zijn) GOED: Inhoud: JA bij alle onderdelen; Handtekening Loopbaanbegeleider: RESULTAAT: MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 3

4 Bijlage 1: De aanpak van het maken van een literatuuronderzoek Eerst bepaal je het onderwerp van je literatuuronderzoek, en dan ga je beginnen met je onderzoek. Het onderwerp bespreek je eerst met je loopbaanbegeleider. Dit stappenplan helpt je bij elke stap van het maken van je literatuuronderzoek 1) Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag De probleemstelling is eigenlijk het centrum waar het literatuuronderzoek om draait. Het is een precieze formulering van het onderwerp dat je onderzoekt. Omdat de probleemstelling vaak wordt geformuleerd als vraag, wordt hij ook wel hoofdvraag genoemd. Stel bijvoorbeeld dat je hebt besloten om je literatuuronderzoek te schrijven over de zwerfjongeren in Hilversum. Om over dit onderwerp een samenhangend stuk te schrijven, is het belangrijk heel duidelijk te krijgen wat je erover wilt onderzoeken. Dit gaat bijna altijd het makkelijkst als je een vraag over het onderwerp kunt bedenken die je dan vervolgens kunt beantwoorden. Bijvoorbeeld: wat zijn de beste adviezen ter voorkoming van wiegendood ' Het beantwoorden van deze vraag levert de inhoud van je literatuuronderzoek op. Nog meer voorbeelden van mogelijke hoofdvragen Wat is de beste manier om een kind zindelijk te maken? Wat is de educatieve waarde van gamen? Op welke manier kun je mensen met Korsakov het best activeren? 2) Verdeel het onderwerp in stukken: de deelvragen Vaak is het onderwerp dat je in de hoofdvraag hebt vastgelegd nog steeds vrij algemeen omschreven. Daarom ga je het in stukken knippen met deelvragen. De deelvragen worden straks de onderwerpen van de hoofdstukken van je literatuuronderzoek. In het voorbeeld over wiegendood zouden de deelvragen er bijvoorbeeld zo uit kunnen zien: Wat wordt er precies bedoeld met wiegendood? Hoe vaak komt wiegendood per jaar voor? Wat zijn de oorzaken van wiegendood? Welke organisaties houden zich met het voorkomen van wiegendood bezig? Wat adviseren deze organisaties? Nu heb je het onderzoek verdeeld in een aantal kleinere stappen, die je stuk voor stuk kunt onderzoeken. 3) Verzamel informatie over het onderwerp van je literatuuronderzoek Nu je de hoofdvraag en de deelvragen op papier hebt gezet, kun je beginnen met je onderzoek. Daarvoor ga je verschillende bronnen raadplegen: boeken, tijdschriften, kranten, het internet. Je kunt ook iemand interviewen over het onderwerp. Het is altijd verstandig om meerdere bronnen te gebruiken, zodat je zoveel mogelijk verschillende informatie over het onderwerp vindt. Dan kun je een goed afgewogen en zo volledig mogelijk antwoord geven op de hoofdvraag. Internet als bron voor je literatuuronderzoek Als je op internet gaat zoeken naar informatie over je onderwerp, kom je vaak een heel eind door het onderwerp als zoekterm in een zoekmachine in te vullen. Je kunt ook op Wikipedia zoeken wat er daar over je onderwerp te vinden is. Als je een website gebruikt als informatiebron voor je literatuuronderzoek, noteer dan wel het adres, zodat je dat later ook in je bronvermelding kunt opnemen. In de bibliotheek zoeken naar bronnen voor je literatuuronderzoek Op internet kun je steeds meer vinden, maar nog heel veel informatie is alleen maar in boeken beschikbaar, of in (wetenschappelijke) tijdschriften. Daarom is het een goed idee om in de openbare bibliotheek of schoolbibliotheek te zoeken naar informatie over je onderwerp. Veel bibliotheken hebben een computercatalogus waarin je op onderwerp of op trefwoord kunt zoeken. Je kunt natuurlijk ook een MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 4

5 medewerker van de bibliotheek om hulp vragen. Je kunt zonder lid te zijn in de bibliotheek werken aan je onderzoek. Als je een aantal boeken en tijdschriften hebt gevonden, is het belangrijk om er een beetje in te bladeren en in te schatten of je er voor je literatuuronderzoek iets aan kunt hebben. Een goede methode is bijvoorbeeld om de inhoudsopgave na te lezen. Het is zonde van je tijd om een boek te gaan lezen als er maar een heel klein stukje, of niets, over je onderwerp in staat. Als er bijvoorbeeld één hoofdstuk over je onderwerp gaat, kun je ervoor kiezen om alleen dit hoofdstuk te lezen. Als je zo een aantal boeken, tijdschriften en andere bronnen hebt verzameld over je onderwerp, kun je beginnen met het lezen en bestuderen ervan. Een goed aantal bronnen ligt tussen de vijf en tien; als je er meer gaat gebruiken, kost dat veel tijd, en het wordt ook steeds moeilijker om het overzicht te bewaren over alle informatie die je vindt. 4) Beantwoord elke deelvraag apart Als je begint je bronnen te bestuderen, is het handig om pen en papier bij de hand te hebben. Zodra je iets tegenkomt dat één van je deelvragen (gedeeltelijk) beantwoordt, kun je dat noteren. Schrijf kort op wat je gevonden hebt, in welk boek en op welke bladzijde, of op welke website en waar precies. Het is ook een goed idee om je lijstje deelvragen en je hoofdvraag bij de hand te hebben en er af en toe naar te kijken, zodat je niet tijdens het lezen vergeet naar wat voor soort informatie je precies op zoek bent. Wanneer je alles gelezen hebt, kun je beginnen met schrijven. Dit werkt het beste als je het per deelvraag doet. Dus: schrijf de eerste deelvraag op en begin met het beantwoorden van de vraag. Schrijf alles op wat je gevonden hebt over dit onderwerp. Als je hiermee klaar bent, doe je hetzelfde voor de tweede deelvraag, en dan voor de derde, enzovoort, totdat alle deelvragen beantwoord zijn. Je hebt nu eigenlijk de hoofdstukken van je literatuuronderzoek al geschreven. Geef aan het einde van elk hoofdstuk antwoord op de deelvraag. Dit zou nu makkelijk moeten lukken, omdat je alles over dit onderwerp hebt gelezen en op een rijtje gezet. Als het nog niet lukt om antwoord te geven op de deelvraag, moet je misschien nog meer bronnen zoeken over het onderwerp om verder onderzoek te doen. Ga net zolang door totdat je een goed antwoord kunt geven op elke deelvraag. Opdelen in paragrafen en alinea s Wanneer een hoofdstuk niet erg lang is geworden, hoef je het niet verder op te delen. Als er wel een heleboel informatie in een hoofdstuk terecht is gekomen, kun je het hoofdstuk opdelen in paragrafen. Zo was er in het voorbeeld van de bevolkingsdichtheid in Nederland een deelvraag over de bevolkingsdichtheid in de verschillende provincies. Als je hier voor elke provincie veel informatie hebt gevonden, wordt het hoofdstuk er overzichtelijker van als je één paragraaf per provincie maakt. Of je het hoofdstuk nu wel of niet onderverdeelt in paragrafen, voor de duidelijkheid van je tekst is het altijd goed om deze in alinea's te knippen. Steeds als er een nieuw stukje van de informatie begint, laat je een nieuwe alinea beginnen. Meestal zijn alinea's zo'n vijf tot acht zinnen lang. Maar het belangrijkste is dat alle zinnen in een alinea een logisch verband met elkaar hebben. 5) Maak een samenvatting van je antwoorden op de deelvragen Nu je elke deelvraag hebt beantwoord, kun je de antwoorden allemaal achter elkaar zetten. De tekst die je zo krijgt, kun je later gebruiken in de samenvatting van je literatuuronderzoek, of in de conclusie. Schrijf niet alleen de antwoorden zelf op, maar maak er ook een paar inleidende zinnen bij, zoals: 'Eerst heb ik onderzocht wat er precies bedoeld wordt met de term wiegendood. Ik heb ontdekt dat de term wiegendood gebruikt wordt als een kind overlijdt in de wieg of het bedje zonder dat er een duidelijke oorzaak is. Daarna heb ik uitgezocht hoe vaak wiegendood voorkomt in Nederland. Enzovoort. Je antwoorden op de deelvragen zijn de resultaten van je onderzoek. Het grootste deel van het maken van je literatuuronderzoek is nu gebeurd. MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 5

6 6) Observaties Nadat je antwoorden op je (deel)vragen hebt gevonden in de literatuur, kun je (een van de) antwoorden controleren in de praktijk door observaties uit te voeren. Kloppen de antwoorden met wat je in de praktijk ziet?. 7) Als het goed is, kun je nu de hoofdvraag beantwoorden Je begon je onderzoek door een hoofdvraag te formuleren. Die heb je vervolgens in deelvragen geknipt, en deze heb je stuk voor stuk beantwoord. Met de samenvatting die je gemaakt hebt van je antwoorden, kun je nu de hoofdvraag, beantwoorden. Als dit nog niet lukt, moet je teruggaan naar de deelvragen en kijken of je vergeten bent een deelvraag te maken over een bepaald deel van het onderwerp. Dan kun je er nog een deelvraag bij maken, en nadat je deze beantwoord hebt, kun je hopelijk ook de hoofdvraag beantwoorden. Ga net zolang door totdat je een goed antwoord op de hoofdvraag hebt. Het kan natuurlijk wel eens gebeuren dat je een hoofdvraag bedacht hebt die niet volledig te beantwoorden is. Als de bronnen die je onderzocht hebt, echt geen antwoord kunnen geven op één van je deelvragen, bijvoorbeeld omdat er nog geen onderzoek is gedaan naar dit onderwerp, kun je dat vermelden in je antwoord. Je antwoord op de hoofdvraag is de conclusie van je literatuuronderzoek. 8) Gesprek Het is leuk om dat wat je in de theorie hebt uitgezocht, te bespreken met je praktijkbegeleider. Wat vind hij/zij van deze conclusie(s), herkent hij deze conclusie? MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 6

7 Bijlage 2: Indeling van je literatuuronderzoek: hulpmiddel voor een goed cijfer! 1 Voorblad Op de voorkant van je literatuuronderzoek komt de titel, eventueel met ondertitel, bijvoorbeeld: Wiegendood, hoe kun je het voorkomen. De titel staat meestal op de bovenste helft van het titelblad, in grote letters. Links of rechts onderaan kun je met kleinere letters je naam vermelden, met eventuele aanvullende gegevens, zoals datum, het vak waarvoor je het literatuuronderzoek hebt gemaakt, en eventueel je leerling- of studentnummer. 2 Inhoudsopgave In de inhoudsopgave staan alle onderdelen van het literatuuronderzoek genoemd, van de inleiding tot de bronvermelding. Voor elke hoofdstuktitel vermeld je het hoofdstuknummer, voor elke paragraaftitel het paragraafnummer. Achter elk onderdeel zet je het paginanummer waarop het begint. 3 Inleiding/aanleiding In de inleiding laat je de lezer weten hoe het literatuuronderzoek is opgebouwd. Dit doe je door eerst te vertellen wat de aanleiding voor je onderzoek is. Daarna vertel je wat de hoofdvraag is die je hebt onderzocht. Daarna noem je stuk voor stuk de deelvragen van je onderzoek, en vertel je in welk hoofdstuk je welke deelvraag gaat beantwoorden. Vervolgens zeg je dat er na de hoofdstukken een samenvatting en een conclusie volgen, waarin je antwoord zal geven op de hoofdvraag en de deelvragen. Het is belangrijk dat je nog niets vertelt over de antwoorden die je gevonden hebt op de hoofdvraag en de deelvragen, want je wilt de lezer hier nieuwsgierig maken! Nu moet hij of zij eerst de hoofdstukken gaan lezen en dan komen de antwoorden pas. De inleiding schrijf je dus ook pas als het literatuuronderzoek al helemaal af is. 4 De hoofdstukken Tijdens het volgen van het stappenplan voor het maken van een literatuuronderzoek heb je per deelvraag één hoofdstuk geschreven, dat je, afhankelijk van de lengte van het hoofdstuk, nog in paragrafen hebt ingedeeld. Deze hoofdstukken zet je nu in de volgorde waarin je ze hebt onderzocht achter elkaar in je literatuuronderzoek. Zo vormen ze een logische opbouw naar je samenvatting en conclusie. Je kunt nu eventueel nog titels bij de hoofdstukken bedenken, maar je kunt ook de deelvragen als hoofdstuktitel gebruiken. 5 Verslag observatie(s) Je voegt de rapportage van de observatie toe en beschrijft de conclusie van de observaties. Doe dit volgens blz 115. Boek methodiek van begeleiden (zie bijlage 3) 6 De conclusie In de conclusie vertel je dan eindelijk aan de lezer wat het antwoord op je hoofdvraag is. Soms is een antwoord maar een paar zinnen lang, soms veel langer. Hoe lang je conclusie is maakt eigenlijk niet uit; het belangrijkste is dat je hier een duidelijk antwoord kunt formuleren op de hoofdvraag. Je betrekt in je conclusie ook je conclusie van de observatie(s). 7 Verslag gesprek Het verslag bevat de vragen die je gesteld hebt en een verslag van het gesprek waarin je laat zien dat je de communicatietechnieken hebt gebruikt en de conclusie van je onderzoek hebt besproken (zie bijlage 3) MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 7

8 8 Nawoord Je kunt een nawoord in je literatuuronderzoek opnemen, maar het hoeft niet. Als je een nawoord schrijft, schrijf je meestal geen voorwoord, want ook een nawoord is bedoeld om te vertellen hoe je het maken van het literatuuronderzoek hebt ervaren, of om mensen te bedanken. Je kiest dus: of een voorwoord, of een nawoord, en dat houd je kort en to the point. Als er niemand is die je speciaal wilt bedanken, en je hebt niets bijzonders mee te delen over je ervaring tijdens het maken van het literatuuronderzoek, kun je beter helemaal geen voor- of nawoord opnemen. 9 Bronvermelding De bronvermelding of bibliografie van je literatuuronderzoek is heel belangrijk. Je hebt je onderzoek gedaan door het lezen en bestuderen van bronnen, en door observaties te doen. Zonder deze bronnen zou je niet ver gekomen zijn. Daarom vermeld je hier alle bronnen die je hebt gebruikt. Meestal doe je dat in alfabetische volgorde, waarbij je de achternaam van de (eerste) auteur aanhoudt als richtlijn. Als iemand nu jouw literatuuronderzoek leest en meer over het onderwerp wil weten, heeft hij of zij ook meteen een leeslijst om mee te beginnen. 10 Nederlandse taal Gebruik je grammatica- en spellingscontrole! Verwijzingen (niet verplicht) Als je in de tekst van je literatuuronderzoek letterlijk iets overneemt uit een bron, dan citeer je iemand. Het is dan belangrijk om precies te vermelden waar je gevonden hebt wat je citeert. Als je dit niet vermeldt, ben je zelfs schuldig aan plagiaat. Maar de belangrijkste reden om goed te vermelden wie je citeert, is natuurlijk dat het netjes is tegenover de auteur. Die heeft veel werk gestoken in het boek of artikel dat je gebruikt hebt als bron, terwijl jij het alleen maar hoeft over te schrijven. Een andere vorm van verwijzen is een verslag geven van wat je over een bepaald onderwerp hebt gevonden in één van je bronnen. Bijvoorbeeld: 'mevrouw X zegt in haar boek Y dat wiegendood niet meer voorkomt. Wanneer je iemand citeert, zet je altijd tussen aanhalingstekens wat je overneemt uit de tekst van iemand anders. Vervolgens kun je tussen haakjes achter dit citaat de naam van de auteur zetten, samen met het jaar van uitgave van de bron en het paginanummer. Dan kunnen je lezers in de bibliografie van je literatuuronderzoek opzoeken waar je het citaat vandaan hebt. Maar omdat dit soms ook storend kan zijn voor de lezer van de tekst, gebruiken veel mensen hiervoor voetnoten of eindnoten. Een voetnoot staat onder aan de pagina waarop het citaat ook staat. Als je veel noten wilt opnemen, om je bron te vermelden of om dingen uit de tekst verder te verduidelijken, kun je er ook voor kiezen om eindnoten te gebruiken. Dan komen alle noten aan het einde van het literatuuronderzoek in een apart hoofdstuk te staan, en heb je niet onderaan elke bladzijde een eindeloze lijst voetnoten staan, want ook dat kan de lezer afleiden. MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 8

9 Bijlage 3 Stappenplan voor een observatie en gesprek (zie boek Methodiek van Begeleiden blz. 115) Stap 1: de aanleiding Beschrijf zo concreet mogelijk de aanleiding voor de observatie. Stap 2: het observatiedoel en de vraagstelling Formuleer kort en duidelijk op welke vraag de observatie een antwoord moet geven en wat het doel is van de observatie. Stap 3: het concrete gedrag Als het observatiedoel en de vraagstelling duidelijk zijn, omschrijf je zo concreet mogelijk het gedrag dat je gaat observeren, zodat voor iedereen duidelijk is om welk gedrag het gaat. Stap 4: de observatiecategorieën (eventueel) Stap 5: de observatiemethode Beschrijf met welke methode je het gedrag gaat observeren en waarom je voor die methode kiest. Stap 6: plaats en tijd Beschrijf de ruimte waar de observatie plaatsvindt, de situaties die geobserveerd worden, data en tijdstip en eventueel personen die meewerken aan de observatie Stap 7: algemene gegevens Geef een korte omschrijving van de personen die je gaat observeren Stap 8: voer de observatie uit Stap 9: werk de observatie uit en trek een conclusie Communicatietechnieken Opening: Open uitnodiging, sfeer opbouwen, opdracht en aanleiding uitleggen Middengedeelte: open vragen stellen, doorvragen, aandachtgevend gedrag en kleine aanmoedigingen, parafraseren, reflecteren van gevoel Afronding: samenvatten, afsluiten, bedanken voor tijd en medewerking MBO college Hilversum Welzijn Verdiepingsopdracht A niveau 4 jaar Pagina 9