Inhoudsopgave. 1. Inleiding 2. Beleidsuitgangspunten 3. Monitoring

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "Inhoudsopgave. 1. Inleiding 2. Beleidsuitgangspunten 3. Monitoring"

Lotte Kuipersё
7 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Beleidsnotitie t.a.v. invoering Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting, voor wat betreft de toewijzing van sociale huurwoningen door toegelaten instellingen (woningcorporaties) Gemeente Houten vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders,

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Beleidsuitgangspunten 3. Monitoring 1. Inleiding Per is een Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting van kracht geworden. De onderhavige notitie heeft betrekking op het onderdeel toewijzing van sociale huurwoningen. De huidige regeling is een interimregeling (hierna: de Europese Richtlijn). Het is de bedoeling om de wettelijke uitwerking op te nemen in een wijziging van de Woningwet waarbij de regels over toegelaten instellingen (woningcorporaties) in hun geheel worden herzien. In de Europese Richtlijn is, ten aanzien van de woonruimteverdeling, opgenomen dat corporaties minimaal 90% van de vrijkomende woningen met een netto huur tot 652,52 (peildatum ) moeten verhuren aan huishoudens met een huishoudinkomen van minder dan ,- (peildatum ) (artikel 4, lid 1). De overige, maximaal 10% van de woningen met een huur van minder dan 652,52 mag toegewezen worden aan woningzoekenden met hogere inkomens. Lid 2 van artikel 4 bepaalt dat een woningcorporatie, bij het aangaan van overeenkomsten van huur en verhuur in de gevallen dat het huishoudinkomen hoger is dan , voorrang moet geven aan huishoudens voor welke de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is uit het oogpunt van gezondheid, veiligheid, sociale factoren, overmacht of calamiteiten (volgens art. 6, 9 Huisvestingsbesluit; art. 13.c Huisvestingswet). Vervolgens houdt de toegelaten instelling de volgorde aan die voortvloeit uit het daarover door haar vast te stellen beleid, tenzij uit de huisvestingsverordening een andere volgorde voortvloeit. In de Regionale Huisvestingsverordening Bestuur Regio Utrecht d.d. 1 januari 2011 zijn geen volgordecriteria voor de 10% opgenomen. In de (concept) prestatieafspraken tussen Woningstichting Viveste en de gemeente is uitgesproken dat beide partijen zich verantwoordelijk voelen om de 10%-beleidsruimte zo maximaal mogelijk te benutten. De toewijzing van deze 10% moet echter wel een volkshuisvestelijk belang dienen. Met het oog hierop is in de regionale woonruimteverordening de bepaling op genomen dat woningcorporaties 10% van het aanbod met een huur tussen 450,- en 652,52 mogen toewijzen aan huishoudens met een inkomen tussen ,- en ,- (artikel 2.3.1, lid 3). Bevoegdheid Na het gaan verhuren aan bovengenoemde urgenten kan de toegelaten instelling, indien er nog ruimte overblijft binnen de 10%-grens, aan andere huishoudens met hogere huishoudinkomens dan per jaar woningen gaan verhuren. Dit dient op een transparante wijze plaats te vinden aan de hand van door de toegelaten instelling vastgesteld beleid. Formeel legt de Europese Richtlijn de bevoegdheid voor correcte woningtoewijzing bij de toegelaten instellingen. Op grond van de Regionale huisvestingsverordening van het BRU verlenen Burgemeester en wethouders een huisvestingsvergunning voor zelfstandige woonruimte met een huurprijs onder de huurprijsgrens en zelfstandige woonruimte met een koopprijs onder de koopprijsgrens (hoofdstuk 2 BRU Regionale huisvestingsverordening). Op basis van 2

3 artikel is in Houten deze bevoegdheid gemandateerd aan woningstichting Viveste. Uit bovengenoemde (concept) prestatieafspraken blijkt dat beide partijen het belangrijk vinden dat de beleidsruimte zo maximaal mogelijk wordt benut. Viveste onderschrijft deze beleidsnotitie. In deze notitie is het beleid opgenomen over de toewijzing van de 10% woningen met een huur tussen de 450,- en 652,52 aan huishoudens met een inkomen tussen ,- en ,-. Hiermee wordt voldaan aan de bedoeling van de regeling (toelichting Europese Richtlijn, pag. 16). 2. Beleidsuitgangspunt De Houtense woningvoorraad De Houtense woningvoorraad bestaat voor ruim 70% uit koopwoningen, ruim 26% uit sociale huurwoningen en het restant is particuliere huurwoningen. Er is dus een zeer beperkt aanbod van vrije sector huurwoningen. Het gaat om ongeveer 600 woningen. Qua WOZ-waarde is de Houtense koopwoningmarkt als volgt opgebouwd: WOZ-waarde (per 2008) % van de koopwoningvoorraad in Houten < % % % > % Bron: gemeente Houten, afdeling Publiekszaken, NB: de WOZ-waarde loopt onder normale marktomstandigheden doorgaans 5% a 10% achter op de marktwaarde Als we alleen kijken naar de Houtense gestapelde koopwoningvoorraad, dan is dit het beeld: WOZ-waarde (per 2010) % koopappartementen* < % % % > % Bron: gemeente Houten, afdeling Publiekszaken, * d.w.z. bovenwoningen, benedenwoningen, appartementen, maisonnettes, penthouses (n=1317) Houten kent geen echt goedkope koopwoningvoorraad: er zijn nauwelijks koopwoningen in de bestaande woningvoorraad beneden , met uitzondering van enkele projecten met Koopgarantwoningen die in 2009/2010 zijn opgeleverd. Strengere hypotheekregels Deze beperking wordt nog versterkt door de nieuwe financiële richtlijnen inzake hypotheken, waarbij van de koopprijs van een woning, maximaal viermaal het jaarinkomen door middel van een hypotheek gefinancierd mag worden. Bij een inkomen van ,- per jaar betekent dit een maximale koopsom van ,-. 3

4 Door de prijsontwikkeling in de afgelopen jaren en de strengere hypotheekregels is het steeds moeilijker geworden om de overstap te maken van een huur- naar een koopwoning. Tot nu toe rekenden woningzoekenden er op dat zij toegang konden krijgen tot een sociale huurwoning, ongeacht de hoogte van hun inkomen. De Europese Richtlijn heeft in onze regio tot gevolg dat er voor de inkomens-categorie ,- tot ,- nauwelijks mogelijkheden zijn om zelfstandige huisvesting te vinden. Woningzoekenden met een inkomen hoger dan maken vanaf geen kans meer op een sociale huurwoning. Op zijn minst is te verwachten dat er voor woningzoekenden uit de inkomenscategorie tussen en sprake zal zijn van langere wachttijden. De praktijk zal dit moeten uitwijzen. Op grond van het bovenstaande is het beleidsuitgangspunt om maximaal de beleidsvrijheid, voor maximaal 10% van de jaarlijks vrijkomende woningen, te benutten om sociale huurwoningen beneden de huurprijsgrens toe te wijzen aan huishoudens met een huishoudinkomen tussen en De concrete uitwerking ten aanzien van de vraagkant is als volgt: Concreet wordt voorrang gegeven aan de huisvesting van de volgende woningzoekenden met: a) Allereerst: Urgent woningzoekenden (uit oogpunt van gezondheid, veiligheid, sociale factoren, overmacht of calamiteiten) met een inkomen tussen en (bijvoorbeeld aangepaste woningen voor gehandicapten, stadvernieuwingsurgenten en huisvesting van personen in blijf-van-mijnlijfhuizen). In geval van calamiteiten, zoals brand, kunnen ook woningzoekenden met een inkomen boven urgent worden verklaard. De urgentiecommissie woonruimteverdeling Houten adviseert over deze urgentieaanvragen. In haar jaarverslag legt de commissie verantwoording af. Het jaarverslag wordt aangeboden aan het College van burgemeester en wethouders. b) Daarna komen als bijzondere doelgroepen cliënten van Reinaerde, SBWU, Philadelphia, Fokus, Warande en Zorgspectrum met een inkomen tussen en in aanmerking. c) Vervolgens komen overige woningzoekenden met inkomen tussen en aan bod. Zij melden zich zelf aan volgens het gangbare systeem van woonruimteverdeling. Het volgordecriterium wordt bepaald door de Regionale Huisvestingsverordening van het BRU. Gedurende lange tijd is dat de (langste) registratieduur als woningzoekende. Wellicht worden in de toekomst ook woningen toegewezen op basis van criteria die verband houden met nader vast te stellen Lokaal Maatwerk. Wat betreft de aanbodzijde hebben Viveste en gemeente overeenstemming over de volgende uitgangspunten: Viveste zal woningen voor deze lagere middeninkomens aanbieden door een geografische spreiding over de kern Houten en de kleine kernen; Viveste zal hierbij streven naar een spreiding over de woningtypes conform de opbouw van het woningbezit (indicatief 60% eengezins- en 40% meergezinswoningen). 3. Monitoring 4

5 Viveste moet jaarlijks verslag doen aan het Waarborgfonds Sociale Woningbouw over de toewijzingen. Als de 10% overschreden wordt volgen er financiële sancties voor Viveste. Om de toewijzingen lokaal te monitoren zijn de volgende monitoringsinstrumenten afgesproken: Viveste volgt de stand van zaken per maand; Op 1 oktober legt Viveste een tussenrapportage voor aan de gemeente; Na afloop van een kalenderjaar maakt Viveste een jaarrapportage en legt dit voor aan de gemeente. Viveste zal hieromtrent ook afspraken maken met organisaties die, om redenen van zorgleverantie of woonbegeleiding aan bijzondere doelgroepen, delen van het woningbezit van Viveste verhuren. x-x-x 5

Vergelijkbare documenten

VERSLAG 2014 (inclusief vergelijking met de jaren ) URGENTIECOMMISSIE WOONRUIMTEVERDELING HOUTEN

VERSLAG 2014 (inclusief vergelijking met de jaren 2004-2013) URGENTIECOMMISSIE WOONRUIMTEVERDELING HOUTEN Jaarverslag 2014 urgentiecommissie woonruimteverdeling Houten Inleiding Op grond van artikel 2.5.2