VEILIGHEIDSRAPPORTAGE ROTTERDAM-RIJNMOND 2008 EMBARGO TOT 7 JULI 2008

Transcriptie

1 VEILIGHEIDSRAPPORTAGE ROTTERDAM-RIJNMOND 2008 EMBARGO TOT 7 JULI 2008

2 Colofon 1 e druk juli 2008 Uitgave van de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid en de Politie -Rijnmond, in opdracht van het naal College -Rijnmond Bevolkingsonderzoek uitgevoerd door Intomart GfK en Mediad Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid telefoon secretariaat Politie -Rijnmond telefoon secretariaat Auteursrecht voorbehouden Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt doo r middel van druk, fotokopie, digitale verwerking of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de hiervoor genoemde instanties.

3 Woord vooraf Voor u ligt de nale Veiligheidsrapportage Na het succes van de pilot in 2006 heeft de nale Veiligheidsrapportage zich een vaste plaats verworven in het regionale en gemeentelijke veiligheidsbeleid. Het doel van de nale Veiligheidsrapportage is het leveren van een bijdrage aan de gemeentelijke en regionale veiligheid. Dat gebeurt door meting van de objectieve veiligheid op basis van cijfers van de politie. Daarnaast wordt via een bevolkingsenquête de subjectieve veiligheid vastgesteld. De combinatie van beide instrumenten geeft een genuanceerd overzicht van de regionale veiligheidsituatie. Deze uitgebreide rapportage verschijnt tweejaarlijks. In de tussenliggende jaren wordt de veiligheidssituatie gevolgd aan de hand van de feitelijke cijfers. Het meetinstrument biedt gemeenten de mogelijkheid om vast te stellen op welke terreinen het beleid aangescherpt kan worden en hoe de problematiek van de eigen gemeente zich verhoudt tot die van de omliggende gemeenten. Dit jaar is ook voor het eerst zichtbaar hoe de veiligheidssituatie zich heeft ontwikkeld ten opzichte van de situatie tijdens de eerste meting in De structurele inbedding van de rapportage heeft tot enkele wijzigingen in de uitvoering geleid. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering is nu overgenomen door de afdeling Controlling van de Politie -Rijnmond. De verantwoordelijkheid voor de totstandkoming is in handen gebleven van de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid. Bij deze tweede uitgave van de Veiligheidsrapportage is gestreefd naar een verbetering van de gebruiksvriendelijkheid en de leesbaarheid. Daartoe is gekozen voor een thematische indeling in plaats van een beschrijving per gemeente. Bovendien is meer informatie uit de bevolkingsenquête opgenomen. Ik hoop dat deze rapportage voor iedereen die het integrale veiligheidsbeleid ter harte gaat een stimulans is om de veiligheid van de burgers in onze regio verder te vergroten. Mr. T.P.J. Bruinsma Burgemeester van Voorzitter van de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid Juli 2008

4

5 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Algemeen Uitvoering van het onderzoek Doel van het rapport Gemeenten in de regio Leeswijzer 8 Hoofdstuk 2 Samenvatting Geweld Inbraak in woning en schuur Diefstal Vandalisme Drugsoverlast Overlast Bedrijfscriminaliteit Gevoelens van tevredenheid en onveiligheid Conclusie 13 Hoofdstuk 3 Geweld Aangiften Slachtofferschap Buurtproblemen Conclusie 22 Hoofdstuk 4 Inbraak in woning en schuur Aangiften Slachtofferschap Buurtproblemen Conclusie 30 Hoofdstuk 5 Diefstal Aangiften Slachtofferschap Buurtproblemen Conclusies 42 5

6 Hoofdstuk 6 Vandalisme Aangiften Slachtofferschap Buurtproblemen Conclusies 50 Hoofdstuk 7 Drugsoverlast Meldingen Buurtproblemen Conclusies 53 Hoofdstuk 8 Overlast Meldingen Buurtproblemen Conclusies 60 Hoofdstuk 9 Bedrijfscriminaliteit Aangiften Conclusies 63 Hoofdstuk 10 Gevoelens van tevredenheid en onveiligheid Tevredenheid met de eigen buurt Onveiligheidsgevoelens Conclusies 69 6

7 1 Inleiding 1.1 Algemeen In 2006 is voor het eerst een veiligheidsrapportage gepresenteerd, die een beeld gaf van de veiligheid in de gemeenten van de regio -Rijnmond. Deze rapportage werd ontwikkeld door de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid in opdracht van het naal College. Uit de evaluatie van deze eerste rapportage bleek dat men meer informatie uit de bevolkingsenquête in de rapportage opgenomen wenste. Ook wilde men een rapportage van meer bescheiden omvang, waarbij het accent meer lag op ontwikkeling van de veiligheid in regio en gemeenten. In deze tweede rapportage is getracht aan beide wensen tegemoet te komen. Er is nu gekozen voor een rapportage op een aantal belangrijke veiligheidsthema s, waarbij objectieve en subjectieve informatie in samenhang worden gepresenteerd op regio- en gemeenteniveau. De informatie over onderzoeksgebieden binnen de gemeenten wordt in een apart bestand toegestuurd aan de gemeenten. 1.2 Uitvoering van het onderzoek Dit rapport bundelt objectieve en subjectieve gegevens over de veiligheidssituatie van de regio. De objectieve gegevens zijn afkomstig uit registratiesystemen van de politie, de subjectieve gegevens zijn verzameld tijdens ruim telefonische interviews met bewoners. De bewoners zijn bevraagd over hun veiligheidsbeleving en slachtofferschap van criminaliteit. Het veldwerk hiervoor is gedaan door Intomart GfK en Mediad. 1.3 Doel van het rapport Dit rapport heeft de volgende doelen: een beeld verschaffen van de veiligheidssituatie van de totale regio; het signaleren van sterke punten en verbeterpunten; het verstrekken van informatie die gebruikt kan worden om het veiligheidsbeleid waar nodig bij te sturen. 7

8 1.4 Gemeenten in de regio Hieronder worden de gemeenten in de politieregio -Rijnmond weergegeven, gerangschikt naar inwonertal. Deze volgorde zal ook in de rapportage worden aangehouden. Tabel 1.1 Gemeenten in de regio -Rijnmond, naar inwonertal Gemeente Inwoners Totaal Bron: CBS 1.5 Leeswijzer Zoals hierboven al is aangegeven is dit jaar gekozen voor een thematische hoofdstukindeling. In het rapport komen de onderwerpen geweld, inbraak, diefstal, vandalisme, drugsoverlast, andere vormen van overlast, bedrijfscriminaliteit en gevoelens van tevredenheid en onveiligheid aan bod. In de hoofdstukken worden eerst de politiegegevens (objectieve informatie) gepresenteerd, ofwel het aantal aangiften of meldingen van een bepaald delict. Om gemeenten te kunnen vergelijken worden deze gegevens gepresenteerd als aantal per 1000 inwoners, adressen etc. afhankelijk van het soort criminaliteit of overlast. Vervolgens worden in de meeste hoofdstukken de cijfers van slachtofferschap (subjectieve informatie) behandeld. Daarnaast wordt getoond welk percentage buurtbewoners meent dat een bepaald probleem vaak voorkomt in hun buurt (subjectieve informatie). Tenslotte wordt aan de hand van deze informatie nog een korte conclusie gegeven. 8

9 De gegevens worden grafisch weergegeven. Hierbij wordt steeds dezelfde volgorde aangehouden. De gemeenten staan op volgorde van inwonertal, van groot naar klein, dus van naar. Onder aan de grafieken en tabellen staat een regiogemiddelde weergegeven. Dit regiogemiddelde functioneert als een benchmark, want steeds kan gekeken worden hoe een bepaalde gemeente scoort ten opzichte van het regiogemiddelde. Niet alleen kan een vergelijking gemaakt worden met het regiogemiddelde, ook worden de cijfers van vergeleken met die van. Zo wordt zichtbaar of er ten opzichte van twee jaar geleden sprake is van een verbetering of verslechtering. 9

10 10

11 2 Samenvatting In deze samenvatting worden de meest opvallende uitkomsten van de Veiligheidsrapportage -Rijnmond opgesomd. Hierbij worden de politiecijfers, percentages slachtofferschap en het percentage bewoners dat meent dat een probleem vaak voorkomt in hun buurt, per thema samengevat. 2.1 Geweld De regio als geheel kent een lichte daling voor wat betreft het aantal aangiften van geweldsmisdrijven per inwoners. In tegenstelling tot de daling in aangiften in de regio, is in de kleinste gemeenten (, en ) een lichte stijging waar te nemen. Bij mishandeling en openlijk geweld tegen personen is sprake van een lichte stijging, waar zedenmisdrijven, straatroof en bedreiging juist een daling laten zien. In is het aantal aangiften het hoogst van de regio. Voor de regio -Rijnmond geldt in het algemeen: hoe groter de gemeente, hoe hoger het aantal aangiften per inwoners. De percentages slachtofferschap komen min of meer overeen met de aangiftecijfers. De hoogste slachtofferpercentages komen voor in de grootste gemeenten, met name in en en in mindere mate ook in de andere grote gemeenten. Ten opzichte van is het aantal bewoners dat vermoedt dat geweldsdelicten vaak voorkomen in hun buurt, gedaald. Dit geldt met name voor de gemeenten en. Ook het percentage burgers dat meent dat bedreiging vaak voorkomt in hun buurt, is licht gedaald. 2.2 Inbraak in woning en schuur Ten opzichte van zijn er in de regio in minder aangiften gedaan van inbraak in woningen, garages en schuren. Ook zeggen minder bewoners dat zij slachtoffer zijn geworden van een poging tot woninginbraak. Met name in de gemeenten,, en vormt woninginbraak een probleem. 2.3 Diefstal Sinds is er over het algemeen sprake van een daling in het aantal aangiften van autocriminaliteit. Aangifte van zakkenrollerij laat in de periode - weinig verandering zien. In navolging van het beeld bij de aangiften is ook bij de slachtofferschapcijfers van autocriminaliteit over het algemeen een daling waar te nemen. Ook het slachtofferschap van fietsdiefstal is gedaald, met uitzondering van de gemeenten,, en. 11

12 Op het gebied van buurtproblemen (diefstal en fietsdiefstal) verschilt het beeld sterk per gemeente. Over het algemeen is een lichte daling zichtbaar van het percentage inwoners dat denkt dat deze delicten vaak voorkomen. 2.4 Vandalisme Het aantal aangiften van vernielingen aan de auto en overige vernielingen, is toegenomen in de regio. Met name in is een sterke toename van het aantal aangiften van overige vernielingen. Hierbij moet worden vermeld dat dit grotendeels het gevolg is van gemeentelijk beleid om het doen van aangiften van vernielingen in de openbare ruimte te stimuleren. In vergelijking met andere gemeenten van gelijke grootte worden in veel aangiften van vernieling van de auto gedaan. Ook het slachtofferschap van vernieling aan de auto is hier hoog. De inschatting dat diefstal, vernieling of beschadiging van auto s een vaak voorkomend buurtprobleem is, is in sterk afgenomen. Wel blijft dit in vergelijking met gemeenten met een soortgelijk inwonertal erg hoog. 2.5 Drugsoverlast Een substantieel deel van de bevolking is van mening dat drugsoverlast in de eigen buurt voorkomt. Echter, een veel kleiner deel van de bevolking maakt daar ook daadwerkelijk melding van bij de politie. In de meer verstedelijkte gemeenten van de regio wordt naar verhouding vaker melding gedaan van drugsoverlast. Al met al neemt de drugsoverlast regionaal af als buurtprobleem, maar stijgt het wel in een aantal kleinere gemeenten. 2.6 Overlast naal gezien is het aantal meldingen van overlast in nagenoeg gelijk gebleven aan. Wat betreft overige overlast (anders dan burengerucht), neemt het aantal meldingen in verschillende gemeenten af. naal gezien dalen de diverse vormen van overlast als buurtprobleem, in een aantal gemeenten is echter wel een toename zichtbaar. Met name in wordt een aantal vormen van overlast gezien als een buurtprobleem. In is sprake van een toename van het percentage bewoners dat schat dat overlast van groepen jongeren vaak voorkomt in hun buurt. 2.7 Bedrijfscriminaliteit Aangaande bedrijfscriminaliteit zijn er weinig bijzondere ontwikkelingen zichtbaar. naal gezien is sprake van een daling in het aantal aangiften voor zowel winkeldiefstallen als voor bedrijfsinbraken. Hoewel in sprake is van een stijging van het aantal winkeldiefstallen, zou men dit in het licht van de invoering van het Keurmerk Veilig Ondernemen ook positief kunnen noemen. Tenslotte wordt hierbij een grotere aangiftebereid gestimuleerd. 12

13 2.8 Gevoelens van tevredenheid en onveiligheid Het merendeel van de bevolking in de regio -Rijnmond is tevreden over de eigen buurt. Ten opzichte van is in de meeste gemeenten de tevredenheid vrijwel onveranderd. Het laagst is de tevredenheid in en, maar ook daar is nog altijd vier op de vijf burgers tevreden. Het algemene gevoel van onveiligheid hangt samen met de mate van verstedelijking. In de grotere gemeenten voelt een groter deel van de bevolking zich vaak onveilig ten opzichte van de kleinere gemeenten. Ten opzichte van is het onveiligheidsgevoel in de grote steden over het algemeen gedaald. In de eigen buurt voelen inwoners van de grotere gemeenten zich over het algemeen onveiliger, dan de mensen in de minder verstedelijkte gemeenten. Interessant hierbij is dat en een sterke daling laten zien van de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt. 2.9 Conclusie In zijn geheel genomen is de ontwikkeling van de veiligheid in de regio positief. Uit de regiocijfers blijkt dat van veel soorten criminaliteit het aantal aangiften in is afgenomen ten opzichte van. Alleen vandalisme vormt hierop een uitzondering. Verder nam het aantal meldingen van overlast in deze periode licht toe. De meeste vormen van slachtofferschap zijn in deze periode gedaald. Veel vormen van criminaliteit worden niet langer gezien als een vaak voorkomend buurtprobleem. De gemeenten laten soms een meer divers beeld zien. Een afname in de regio betekent namelijk niet altijd dat in alle gemeenten een daling is geconstateerd. 13

14 14

15 3 Geweld 3.1 Aangiften Onder geweldsmisdrijven valt een aantal soorten aangiften. Tot geweldsmisdrijven worden zedenmisdrijven, openlijke geweldpleging tegen personen, straatroof of overval, bedreiging en mishandeling gerekend. Figuur 3.1 is een optelling van deze verschillende geweldsmisdrijven. Op de volgende pagina s zullen de aangiften van deze delictsoorten apart behandeld worden. Figuur 3.1 Aantal aangiften van geweldsmisdrijven per inwoners Uit figuur 3.1 is af te lezen dat het aantal aangiften van geweldsmisdrijven voor de totale politieregio een lichte daling laat zien. Het aantal is gedaald van 10,2 geweldsmisdrijven per inwoners in, naar 9,6 in. is koploper als het gaat om het aantal aangiften met betrekking tot geweld. Per inwoners worden daar 13,4 aangiften gedaan van geweldsmisdrijven. Dit is een daling van 0,8 aangiften per inwoners, ten opzichte van. Figuur 3.1 laat verder zien dat het aandeel aangiften van geweldsmisdrijven samenhangt met de gemeentegrootte. In grote gemeenten worden over het algemeen per inwoners meer aangiften van geweldsmisdrijven gedaan, dan in kleine gemeenten. 15

16 In is de daling het sterkst. Daar is het aantal aangiften van geweldsmisdrijven met 1,4 gedaald van 5,2 naar 3,8 per inwoners. Dit is vooral toe te schrijven aan een daling van het aantal aangiften van bedreiging en mishandeling. In was de stijging het grootst. Daar is het aantal geweldsmisdrijven gestegen van 2,6 naar 4,4 per inwoners. Deze stijging wordt met name veroorzaakt door een toename van het aantal aangiften van bedreiging. Figuur 3.2 Aantal aangiften van zedenmisdrijven per inwoners 0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 16

17 Figuur 3.3 Aantal aangiften van openlijk geweld tegen personen per inwoners 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 Figuur 3.4 Aantal aangiften van straatroof of overval per inwoners

18 Figuur 3.5 Aantal aangiften van bedreiging per inwoners Figuur 3.6 Aantal aangiften van mishandeling per inwoners

19 In de politieregio -Rijnmond zijn veel aangiftecijfers op het gebied van de verschillende vormen van geweld in afgenomen, ten opzichte van. Alleen de aangiften van mishandeling en openlijk geweld tegen personen laten een lichte stijging zien. In de vijf grootste gemeenten in de regio -,,, en - treffen we de hoogste aantallen aangiften van straatroof, bedreiging en mishandeling aan. Straatroof komt met name voor in grote gemeenten. In kleinere gemeenten wordt voor dit type delict nauwelijks aangifte gedaan. Wel scoort opvallend hoog. Van bedreiging wordt in alle gemeenten aangifte gedaan, alleen nergens zo vaak als in de vijf grootste gemeenten van de regio. Die staan wat betreft aangiften van bedreiging op eenzame hoogte. Van mishandeling wordt ook in en opvallend vaak aangifte gedaan. Die twee gemeenten zitten op hetzelfde niveau als. Het aantal aangiften van zedenmisdrijven in is in meer dan gehalveerd ten opzichte van, van 0,9 naar 0,4 per inwoners. Bij de beoordeling van zedenmisdrijven bij de kleinere gemeenten dient men rekening te houden met het feit dat het hier vaak gaat om zeer kleine aantallen. In is het aantal aangiften van openlijk geweld tegen personen in gehalveerd ten opzichte van, van 1,8 naar 0,9 aangiften per inwoners. In ligt het aantal aangiften van openlijk geweld tegen personen op hetzelfde (hoge) niveau van. 19

20 3.2 Slachtofferschap Aan de bewoners van de regio is tijdens telefonische interviews gevraagd of zij slachtoffer zijn geworden van de volgende geweldsmisdrijven: diefstal van tas of portemonnee met geweld en bedreiging met geweld en mishandeling. Aan de hand van de antwoorden zijn percentages berekend voor inwoners die slachtoffer zijn geworden. Deze percentages zijn weergegeven in tabel 3.1. In en werd een hoog percentage inwoners aangetroffen dat in één of meer keer slachtoffer is geworden van diefstal van de tas of portemonnee met geweld. In was in 0,6 procent van de inwoners slachtoffer van diefstal van de tas of portemonnee met geweld, in is het slachtofferschap in gedaald tot 0,0 procent. In is het percentage inwoners dat slachtoffer is geworden van bedreiging met geweld het hoogst (4,7%). wordt gevolgd door, met 3,7 procent. We zien ook weer hoog eindigen op het gebied van mishandelingen. scoort dus op alle drie de onderdelen van slachtofferschap van geweldsmisdrijven hoog. Tabel 3.1 Percentage inwoners dat één of meer keer slachtoffer is geworden van diefstal van de tas of portemonnee met geweld, bedrei ging met geweld en mishandeling Diefstal van tas Bedreiging Mishandeling of portemonnee Gemeente 0,5 0,5 2,6 3,2 0,5 0,5 0,4 0,1 4,7 3,5 1,1 0,6 0,0 0,2 2,1 3,1 0,4 0,6 0,0 0,3 2,0 3,7 0,3 0,4 0,1 0,1 2,9 1,8 0,8 0,1 0,1 0,1 1,6 2,1 0,2 0,0 0,0 0,0 1,4 1,2 0,2 0,2 0,0 0,0 1,1 1,8 0,5 0,0 0,1 0,0 2,1 2,5 0,3 0,3 0,0 0,2 3,7 1,9 0,4 0,3 0,0 0,0 1,7 1,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,9 2,6 0,1 0,1 0,0 0,0 0,7 1,6 0,0 0,5 0,0 0,6 2,7 0,5 0,2 0,6 0,0 0,0 1,1 1,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,9 1,5 0,0 0,0 0,0 0,0 2,5 1,5 0,5 1,0 0,0 0,0 0,7 0,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,1 0,0 0,0 0,0 0,3 0,3 2,4 2,7 0,5 0,4 20

21 3.3 Buurtproblemen Tijdens de telefonische interviews is de buurtbewoners gevraagd een inschatting te maken van de frequentie van bepaalde problemen in hun wijk. Hieronder geven we het aandeel bewoners weer dat heeft aangegeven dat bepaalde geweldsdelicten vaak voorkomen. Figuur 3.7 Percentage bewoners dat inschat dat geweldsdelicten vaak voorkomen in hun buurt 0% 2% 4% 6% 8% In de meeste gemeenten, maar vooral in en, is het percentage buurtbewoners dat inschat dat geweldsdelicten vaak voorkomen sterk gedaald. Met name in en is het percentage gestegen. 21

22 Figuur 3.8 Percentage bewoners dat inschat dat bedreigingen vaak voorkomen in hun buurt 0% 1% 2% 3% 4% Vooral in de gemeenten, en is het percentage inwoners dat inschat dat bedreigingen in hun buurt vaak voorkomen gestegen. 3.4 Conclusie is koploper in de regio voor wat betreft het aantal aangiften van geweldsmisdrijven per inwoners. Het aandeel van de bevolking dat aangifte doet in het kader van geweld hangt samen met de mate van verstedelijking. In het algemeen geldt in -Rijnmond: hoe meer verstedelijkt de gemeente, hoe hoger het aantal aangiften. In de meeste gemeenten en de regio als geheel is sprake van een lichte daling van het aantal aangiften. In de kleinste gemeenten (, en ) is sprake van een lichte stijging van het aantal aangiften. Niet alle vormen van aangifte laten een daling zien: bij mishandeling en openlijk geweld tegen personen is sprake van een lichte stijging. 22

23 De aangiftecijfers komen grosso modo overeen met de percentages slachtofferschap. We zien dat in de grootste gemeenten ( en ) en in mindere mate ook in de andere grote gemeenten sprake is van de hoogste slachtofferschappercentages. De mate waarin burgers van mening zijn dat geweldsdelicten voorkomen in hun buurt is ten opzichte van gedaald, met name in de gemeenten en. Bij bedreiging is het percentage burgers dat meent dat dit vaak voorkomt licht gedaald. In, en is evenwel sprake van een stijging. 23

24 24

25 4 Inbraak in woning en schuur 4.1 Aangiften Van tot heeft zich in de politieregio een opvallende daling van het aantal woninginbraken voorgedaan. Figuur 4.1 Aantal aangiften van woninginbraak per adressen In worden per adressen de minste aangiften van woninginbraak gedaan, namelijk 2. Ook in worden weinig woninginbraken aangegeven, 3 per adressen. In en is de daling van het aantal woninginbraken het sterkst. In is het aantal aangiften van woninginbraken met een derde gedaald, van 21 naar 14 per adressen. In is het aantal aangiften van woninginbraak zelfs bijna gehalveerd. Andere gemeenten met een opvallende daling van het aantal aangiften van woninginbraak zijn, en. In is het aantal aangiften van woninginbraken gehalveerd ten opzichte van, van 4 naar 2 per inwoners. In zijn de aangiften van woninginbraak zowel in als in bijzonder laag in vergelijking tot andere gemeenten met een soortgelijk inwonersaantal. 25

26 Niet in alle gemeenten is het aantal aangiften gedaald. Opvallend is de stijging van het aantal aangiften van woninginbraak in. Daar is sprake van een toename van 71 procent. Ook, en tonen een duidelijke stijging van het aantal gerapporteerde woninginbraken. Niet alleen het aantal woninginbraken is gedaald in de regio, ook het aantal aangiften van inbraken in garages en schuren is afgenomen. Figuur 4.2 Aantal aangiften van inbraak in garages, schuren etc. per adressen Het aantal aangiften van inbraak in garages en schuren is laag in,, en (minder dan 2 per inwoners). In is het aantal aangiften van diefstal in garages en schuren in relatie tot gemeenten van gelijke grootte relatief laag. In is de daling van het aantal aangiften van inbraak in garages, schuren, etc. verreweg het sterkst. In vergelijking tot is het aantal aangiften in bijna gehalveerd. Ook in is er sprake van een sterke daling van het aantal aangiften. In vergelijking tot is het aantal inbraken in garages en schuren met een kwart gedaald. Het aantal aangiften ligt hoog in,,, en. Dit is met name opvallend voor, aangezien dit een betrekkelijk kleine gemeente is. In is het aangifteniveau van inbraak in garages en schuren in nagenoeg gelijk aan dat van (namelijk 7 per adressen). 26

27 Ook voor dit type delict geldt dat een daling in de regio niet automatisch betekent dat het aantal aangiften in alle gemeenten daalt. In sommige gemeenten is duidelijk sprake van een stijging. In is de stijging van het aantal aangiften van inbraak in garages en schuren het sterkst. Met een stijging van 3 naar 7 per adressen is er sprake van een ruime verdubbeling. In is eveneens sprake van een verdubbeling van het aantal inbraakaangiften ten opzichte van. 4.2 Slachtofferschap Evenals het aantal aangiften, laat ook het slachtofferschap van een (poging tot) woninginbraak een daling zien. Figuur 4.3 Slachtofferschap van een poging tot woninginbraak per 100 woningen Slachtofferschap van een poging tot woninginbraak is het grootst in en (3,7 en 3,5 pogingen per 100 woningen). In is geen slachtofferschap gerapporteerd in. Dalingen van een poging tot woninginbraak treffen we aan in, en, waar het slachtofferschap is gehalveerd. Ook in,, Capelle aan den IJssel en is een afname zichtbaar, meestal tot 70 procent van het slachtofferschap van. 27

28 De grootste stijging vinden we in, waar het slachtofferschap is verviervoudigd. Ook in, en is het slachtofferschap toegenomen. Figuur 4.4 Slachtofferschap van woninginbraak per 100 woningen In de politieregio -Rijnmond zijn in naar verhouding minder burgers slachtoffer geworden van woninginbraak dan in. In is het slachtofferschap van woninginbraak het laagst in en. In was het aantal slachtoffers van inbraken nog hoog in, en, waar rond de 2 inbraken per 100 woningen plaatsvonden. Die drie gemeenten tonen in een afname, terwijl zich in en een toename voordeed. Dat zijn nu de twee gemeenten met het hoogste slachtofferschap van woninginbraak. Ook in heeft zich een stijging voorgedaan, een verdubbeling. In heeft het slachtofferschap zich zelfs meer dan verdrievoudigd. De belangrijkste dalers zijn, en. Daar heeft het slachtofferschap zich gehalveerd. 28

29 4.3 Buurtproblemen Uit figuur 4.1 bleek al dat het aantal woninginbraken in veel gemeenten is afgenomen. In de meeste gemeenten uit de politieregio -Rijnmond is tegelijk met een daling van het aantal aangiften ook het percentage inwoners dat inschat dat er vaak wordt ingebroken afgenomen. Figuur 4.5 Percentage inwoners dat inschat dat er vaak wordt ingebroken in woningen 0% 5% 10% 15% 20% 25% In de gemeenten (4%), (4%) en (5%) is het percentage inwoners dat aangeeft dat inbraak veelvuldig voorkomt, het laagst. Voor Krimpen aan den IJssel is dat opvallend, want die gemeente heeft een vrij gemiddeld aantal inbraakaangiften en behoort in figuur 4.1 en 4.2 niet tot de gemeenten met de laagste inbraakfrequentie. In is de inschatting dat er vaak wordt ingebroken in zowel als in gehalveerd ten opzichte van (een daling van respectievelijk 15% tot 7% en van 13% tot 5%). Uit figuur 4.1 blijkt dat het aantal aangiften van woninginbraak in deze gemeenten met ongeveer een derde is afgenomen. In is de inschatting dat er vaak wordt ingebroken het hoogst in,, en. Dit is opvallend, omdat volgens de aangiftecijfers van figuur 4.1 het aantal woninginbraken het grootst is in en. 29

30 In denken meer inwoners van de gemeente dat er vaak wordt ingebroken. In gaf 8 procent van de inwoners van aan dat inbraak een vaak voorkomend buurtprobleem is. In is dit aantal bijna verdriedubbeld, tot 21 procent. Dit is duidelijk meer dan in de andere gemeenten. Uit figuur 4.1 blijkt dat het aantal aangiften van woninginbraak in de gemeente in met ongeveer een kwart is toegenomen. Ook in de gemeenten, en denken in meer inwoners dat er vaak wordt ingebroken. In vond 8 procent van de inwoners van inbraak een frequent verschijnsel, terwijl dit percentage in is opgelopen tot 13 procent. In is er sprake van een toename van 7 procent naar 11 procent. In vond in nog 10 procent van de inwoners dat de inbraakfrequentie hoog ligt, terwijl dat in is opgelopen tot 13 procent. Uit figuur 4.1 blijkt dat het aantal aangiften van woninginbraak in en ook in werkelijkheid sterk gestegen is ten opzichte van. Het aantal aangiften van woninginbraken in is daarentegen afgenomen. 4.4 Conclusie Over het geheel genomen laat de ontwikkeling van woninginbraak een gunstig beeld zien in de regio. Trends in zowel de subjectieve als de objectieve gegevens zijn hetzelfde. In de gemeenten waar het aantal aangiften per adressen stijgt, nemen ook het slachtofferschap en woninginbraak als buurtprobleem toe. 30

31 5 Diefstal 5.1 Aangiften Omdat we niet beschikken over de aantallen auto s per gemeente, is het aantal aangiften in dit hoofdstuk steeds per inwoners weergegeven. Dit levert waarschijnlijk een vertekend beeld op, aangezien het autobezit per inwoner kan verschillen per gemeente. Zo zou men zich kunnen voorstellen dat inwoners van gemiddeld minder auto s bezitten, dan inwoners van. Hierdoor is het niet mogelijk om een regiogemiddelde te berekenen, of om gemeenten onderling te vergelijken. Onder motorvoertuigen worden personenauto s of motoren verstaan. In de meeste gemeenten is het aantal aangiften van diefstal uit of vanaf een motorvoertuig tussen en afgenomen. Figuur 5.1 Aantal aangiften van diefstal uit of vanaf motorvoertuigen per inwoners In is deze afname het sterkst. Het aantal diefstallen uit of vanaf motorvoertuigen is hier meer dan gehalveerd (van 7,2 naar 2,7 aangiften per inwoners). In (van 9,3 naar 5,0 aangiften per inwoners), (van 10,3 naar 7,5 aangiften per inwoners) en (van 17,8 naar 13,9 aangiften per inwoners) is het aantal diefstalaangiften eveneens verminderd. 31

32 In een aantal gemeenten is het aangifteniveau daarentegen opgelopen. Zo is in sprake van ruim een verdubbeling van het aantal aangiften (van 3,5 naar 7,2 aangiften per inwoners tussen en ). In en is het aantal diefstallen uit of vanaf motorvoertuigen eveneens toegenomen. In van 4,1 in naar 5,8 in en in van 3,7 in naar 5,7 in. Figuur 5.2 Aantal aangiften van diefstal van motorvoertuigen per inwoners 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 Uit figuur 5.2 valt af te lezen dat het aantal aangiften van diefstal van motorvoertuigen in de meeste gemeenten in de politieregio is afgenomen tussen en. In de gemeenten (van 1,2 naar 0,5 aangiften per inwoners) en (van 0,8 naar 0,3 aangiften per inwoners) is het aantal diefstalaangiften meer dan gehalveerd. In de twee grootste steden ( en ) wordt ook een afname van het aantal gestolen motorvoertuigen gerapporteerd. In daalde het aantal aangiften met 37 procent. In is er in twee jaar tijd een daling zichtbaar van 23 procent. In een aantal gemeenten is het aantal diefstallen van motorvoertuigen echter toegenomen. In verdubbelde het aantal motordiefstallen van 0,3 in naar 0,7 in. Daarnaast is er ook in sprake van een stijging van het aantal aangiften van motordiefstal (van 0,5 in naar 0,9 in ). In, en is het aantal aangiften verdubbeld, maar nog steeds laag. 32

33 Figuur 5.3 Aantal aangiften van diefstal van een (brom)fiets per inwoners Het aantal aangiften van (brom)fietsdiefstallen is in alle gemeenten, met uitzondering van en, afgenomen tussen en. In en is de toename minimaal. In is het aantal (brom)fietsdiefstallen bijna gehalveerd, van 12,3 naar 6,8 per inwoners. In is er zelfs sprake van meer dan een halvering van het aantal gerapporteerde (brom)fietsdiefstallen, van 6,9 naar 2,6 diefstallen per inwoners (een afname van 63 procent). In is het aantal (brom)fietsdiefstallen eveneens meer dan gehalveerd, van 2,7 naar 1,2 per inwoners. 33

34 Figuur 5.4 Aantal aangiften van diefstal uit of vanaf overige voertuigen per inwoners 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 Overige voertuigen betreffen voertuigen anders dan motorvoertuigen. In de praktijk gaat het hierbij vaak om bestelwagens. Uit figuur 5.4 blijkt dat er in in veel gemeenten meer aangifte is gedaan van diefstal uit of vanaf overige voertuigen dan in. In,, Krimpen aan den IJssel,,, en is het aantal aangiften van diefstal uit of vanaf overige voertuigen wel afgenomen. In is de daling van het aantal diefstallen vanaf overige voertuigen het sterkst. Het aantal diefstalaangiften is met 0,9 gedaald, van 1,3 naar 0,4 per inwoners. Dit betekent dat er in meer dan drie keer zo veel aangiften werden gedaan dan in. Opvallend is de sterke stijging van het aantal aangiften van diefstal uit of vanaf overige voertuigen in. Hier is sprake van een verdriedubbeling, van 0,5 aangiften per inwoners in naar 1,4 in. In is het aantal diefstalaangiften zelfs verviervoudigd, van 0,2 naar 0,8 per inwoners.,, en vertonen ook een stijging van het aantal gerapporteerde diefstallen uit of vanaf overige voertuigen. 34

35 Figuur 5.5 Aantal aangiften van zakkenrollerij per inwoners In hebben zich, ten op zichte van, weinig verschuivingen voorgedaan in de aangiftecijfers van zakkenrollerij. Alleen in de gemeenten en is er sprake van een substantiële toename van het aantal aangiften. In gaat het om een toename van 1,0 naar 1,7 aangiften. In nam het aantal aangiften toe van 1,9 naar 2,6 per inwoners. Zakkenrollerij is duidelijk een grote stedenprobleem. In de steden en komt het vaker voor dan in de kleinere gemeenten van de regio. 35

36 5.2 Slachtofferschap De bewoners van de regio zijn tijdens telefonische interviews bevraagd over hun ervaringen met de volgende soorten diefstallen: fietsdiefstal, autodiefstal, diefstal uit de auto en diefstal van de tas of portemonnee zonder geweld. Figuur 5.6 Slachtofferschap van diefstal uit de auto per 100 auto s Diefstal uit de auto kent net als in veruit de meeste slachtoffers in. Het aantal is weliswaar gedaald, maar staat in nog altijd op 6,8 diefstallen per 100 auto s. Behalve in is ook in een daling waar te nemen. Daar is het slachtofferschap in nog maar een derde van dat in. Ook in is sprake van een forse daling. In, en is het slachtofferschap gehalveerd. en laten een stijging zien van het slachtofferschap van diefstal uit de auto. Daar is in anderhalf keer zo veel ingebroken in auto s dan in. 36

37 Figuur 5.7 Slachtofferschap van autodiefstal per 100 auto s 0,0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 Autodiefstal lijkt nog steeds een probleem van de grote stad. heeft in de koppositie overgenomen van. In telde nog bijna 1 geval van autodiefstal per 100 auto s, in is dat gedaald naar 0,5. kent 1,3 slachtoffers, terwijl dat er in 0,7 waren. Deze laatste stijging is opvallend; het aantal aangiften hiervan daalt namelijk in. Er is geen verklaring voor deze ogenschijnlijk tegenstrijdige ontwikkeling. Een belangrijke daler is. Hier is het slachtofferschap in nog maar een derde van dat in. Ook in daalde het slachtofferschap sterk. In, en werd in nog wel slachtofferschap van autodiefstal gerapporteerd, in niet meer. en kennen de grootste stijgingen. Daar is het slachtofferschap vervier- en vervijfvoudigd. 37

38 Figuur 5.8 Slachtofferschap van fietsdiefstal per 100 fietsen Fietsdiefstal komt voornamelijk voor in grote steden. is koploper. In zijn er in deze gemeente per 100 fietsen, 5,2 fietsen gestolen.,, en volgen met gemiddeld 3,4 tot 2,4 gestolen fietsen per 100 fietsen. In vergelijking met is het slachtofferschap in bijna alle gemeenten gedaald. In en is de sterkste daling waargenomen (tot 40% van de waarde in ). In is het slachtofferschap van fietsdiefstal gehalveerd. De opvallendste stijger is, waar het slachtofferschap van fietsdiefstal van 0,2 naar 2,0 per 100 fietsen is gegaan. In figuur 5.9 is te zien dat het slachtofferschap van diefstal van de portemonnee zonder geweld iets is toegenomen in de regio. We zien echter grote schommelingen tussen gemeenten. In, en is sprake van een grote afname. In, Capelle aan den IJssel,, en zien we juiste een grote toename. In, en werd in geen slachtofferschap van diefstal van tas of portemonnee zonder geweld gerapporteerd, in wel. 38

39 Figuur 5.9 Percentage slachtofferschap van diefstal van tas of portemonnee zonder geweld 0,0 0,5 1,0 1,5 39

40 5.3 Buurtproblemen Figuur 5.10 Percentage inwoners dat inschat dat diefstal uit de auto vaak voorkomt 0% 5% 10% 15% 20% De inschatting dat diefstal uit de auto vaak voorkomt is tussen en in vrijwel alle gemeenten afgenomen. Het percentage inwoners dat denkt dat diefstal uit een auto vaak voorkomt, is het sterkst afgenomen in de stad. Daar is het percentage meer dan gehalveerd, van 11 procent in naar 5 procent in. Dit is opvallend, omdat het aantal aangiften licht stijgt. Er is geen verklaring te geven voor dit verschijnsel. In de gemeenten,,, en is het percentage mensen dat denkt dat diefstal uit de auto vaak voorkomt ook meer dan gehalveerd. Het percentage van de bevolking dat denkt dat diefstal uit een auto vaak voorkomt in de gemeenten Krimpen a/d IJssel, en is in laag; dit in vergelijking tot gemeenten van gelijke omvang. Uit figuur 5.1 blijkt dat het aantal aangiften in deze gemeenten ook daadwerkelijk laag ligt. In de gemeenten, en is sprake van een toename. Deze toename is het sterkst in, waar het percentage van (3,2%) met 2,8% is gestegen tot 6,0%. 40

41 De stad met het hoogste percentage inwoners dat diefstal uit de auto als een veel voorkomend buurtprobleem beschouwt, is. Uit figuur 5.1 blijkt dat deze inschatting overeenkomt met het aantal aangiften van diefstal uit of van motorvoertuigen. Ook hier scoort het hoogst. Figuur 5.11 Percentage inwoners dat inschat dat fietsdiefstal vaak voorkomt 0% 5% 10% 15% 20% 25% In liggen de percentages van inwoners die denken dat fietsendiefstal een frequent buurtprobleem is het laagst in en. De bewoners hebben een goede schatting gedaan, want in dezelfde gemeenten ligt het aangifteniveau van fietsdiefstal het laagst. De inschatting dat fietsdiefstal vaak voorkomt is in acht gemeenten toegenomen en in twaalf gemeenten afgenomen tussen en. De afname is het grootst in, waar het percentage inwoners met twee derde daalde (van 3 naar 1 procent). Een andere daling treffen we aan in, waar het percentage inwoners dat schat dat fietsdiefstal vaak voorkomt meer dan halveerde. In schatten de meeste bewoners dat fietsdiefstal vaak voorkomt. 41

42 In is de toename van de inschatting het grootst. Er is daar sprake van ruim een verdriedubbeling. Waar in nog 3 procent inschatte dat er sprake was van veel fietsdiefstal, is dit in opgelopen tot 11 procent. Deze toename, tezamen met het gestegen slachtofferschap, is opvallend, omdat het aantal aangiften van (brom)fietsdiefstal in iets is afgenomen. 5.4 Conclusies Het aantal aangiften van auto- en motorcriminaliteit is over het algemeen gedaald ten opzichte van. In een aantal kleinere gemeenten is sprake van een lichte toename. De aangiften van zakkenrollerij zijn in de periode - niet noemenswaardig veranderd. De slachtofferschapcijfers van autocriminaliteit volgen het beeld dat reeds te zien was bij de aangiften. Ook hier is, in algemene zin, sprake van een daling van het slachtofferschap. In de gemeenten,, en Capelle a/d IJssel is het slachtofferschap van fietsdiefstal gestegen, in de andere gemeenten is het slachtofferschap gedaald. Bij de gepercipieerde buurtproblemen (diefstal, fietsdiefstal) kan worden geconcludeerd dat het percentage van de bevolking dat denkt dat deze delicten vaak voorkomen, over de regio als geheel genomen, licht is gedaald. Daarbij verschilt het beeld sterk per gemeente. 42

43 6 Vandalisme In dit hoofdstuk worden de aangifte- en slachtoffercijfers weergegeven van vernieling van zaken die aan de buitenkant van de auto zitten (zoals spiegels en wieldoppen) en overige vernieling. In paragraaf 6.3 komen, naast de hiervoor genoemde onderwerpen, nog de volgende zaken aan bod: diefstal vanaf auto s, bekladding van muren of gebouwen en vernieling van straatmeubilair (telefooncellen, bushokjes etc.). 6.1 Aangiften In worden per inwoners de meeste aangiften gedaan van vernieling van auto s. Dat was in ook het geval en is, ten opzichte van toen, zelfs gestegen van 8,8 naar 9,8. komt in op de tweede plaats met 8,2 aangiften per inwoners (een stijging van 19 procent ten opzichte van ). Beide gemeenten worden gevolgd door, met 6,9 aangiften in tegen 5,9 in. De verhoudingsgewijs grootste stijgingen zijn te zien in (van 3,7 naar 5,7 aangiften) en (van 2,3 naar 3,6). Ook in (van 2,1 naar 3,1) en (van 4,6 naar 6,1) zien we een stijging. In, en is sprake van een daling van het aantal aangiften van vandalisme aan auto s. In is het aantal gedaald van 8,1 per inwoners in naar 6,9 in. In is het aantal gedaald van 6,5 naar 4,3 en in van 6,3 naar 3,4. 43

44 Figuur 6.1 Aantal aangiften van vernieling van de auto per inwoners is in koploper voor wat betreft het aantal aangiften van overige vernielingen (23,9 aangiften per inwoners). Nummer twee is, met 10,6 in. komt met 10,2 aangiften op de derde plaats. De grootste daling van het aantal aangiften is te zien in, van 13,9 in naar 7,1 in (een daling van 49 procent). Ook laat een duidelijke daling zien. In bedraagt de hoeveelheid aangiften 9,1 per inwoners, in was dat nog 12,8 per inwoners. Hiermee is het aantal aangiften in met 29,2 procent gedaald. De verhoudingsgewijs grootste stijging treft men aan in, waar het aantal aangiften bijna verdrievoudigd is. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van het door de gemeente ingezette beleid om van vernielingen in de openbare ruimte aangifte te doen. Ook in (van 2,9 naar 5,4) en (van 4,7 naar 7,4) was sprake van een stijging. 44

45 Figuur 6.2 Aantal aangiften van overige vernielingen per inwoners

46 6.2 Slachtofferschap De bewoners van de regio zijn tijdens telefonische interviews bevraagd over hun ervaringen met de volgende soorten van vandalisme: vernieling van de auto en overige vernielingen. Figuur 6.3 Percentage slachtofferschap van vernieling van de auto Vernieling van de auto komt in alle gemeenten voor, maar met name in de grotere steden. en zijn net als in koploper. kent 25 procent slachtoffers, in is het 31 procent. De grootste daling heeft plaatsgevonden in. Het percentage slachtoffers is hier afgenomen tot een derde van het percentage van. Ook in,, en was sprake van een afname (tussen 30 en 20 procent ten opzichte van ). heeft de grootste stijging van het percentage slachtoffers ondervonden. Het percentage is hier meer dan verdubbeld, naar 8 procent in. Daarnaast is een stijger, met een toename van 7 procent in naar 10 procent in. Opvallend is dat in de top drie staat qua percentage slachtoffers van vernieling van de auto, terwijl tot één van de kleinere gemeenten behoort. 46

47 6.3 Buurtproblemen Tijdens de telefonische interviews is de bewoners gevraagd een inschatting te maken van de frequentie van verschillende vormen van vandalisme in hun buurt. Figuur 6.4 Percentage bewoners dat inschat dat diefstal, vernieling of beschadiging van auto s vaak voorkomt in hun buurt 0% 5% 10% 15% 20% 25% Het hoogste percentage bewoners dat inschat dat er vaak diefstal, vernieling of beschadiging van auto s voorkomt in hun buurt treffen we aan in, namelijk 17 procent. Op de tweede plaats komt dat, ondanks een daling van 8 procent ten opzichte van, in een percentage telt van 16 procent. De derde plaats wordt ingenomen door, waar 14 procent van de buurtbewoners inschat dat er vaak diefstal, vernieling of beschadiging van auto s plaatsvindt. In (3%) en (2%) liggen de percentages het laagst. Net als in heeft ook in een afname plaatsgevonden. Het aantal buurtbewoners dat inschat dat er vaak auto s worden beschadigd, vernield of gestolen is gehalveerd, naar 5 procent in. In ligt het percentage 30 procent lager dan in. 47

48 In en is het percentage gestegen. In denkt in bijna tweederde van de bewoners meer dat er vaak diefstal, vernieling of beschadiging van auto s plaatsvindt in hun wijk. Figuur 6.5 Percentage bewoners dat inschat dat bekladding van muren of gebouwen vaak voorkomt in hun buurt 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% In en vinden we de hoogste percentages buurtbewoners die vinden dat bekladding van muren of gebouwen vaak voorkomt in hun buurt, namelijk 29 en 21 procent in. De laagste percentages treffen we aan in, (ieder 4%) en (5%). De grootste dalingen vinden we in de drie gemeenten met het laagste percentage., en zijn de drie grootste stijgers. In is het percentage bewoners dat inschat dat er vaak muren of gebouwen beklad worden meer dan verdubbeld, tot 10 procent. 48

49 Figuur 6.6 Percentage bewoners dat inschat dat vernieling van telefooncellen etc. vaak voorkomt in hun buurt. 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Het percentage buurtbewoners dat vindt dat vernieling van telefooncellen etc. vaak voorkomt is, met 38 procent in, het hoogst in. In was dit ook het geval. komt op de tweede plaats, met 35 procent, daarna komt met 32 procent. Dalingen treffen we aan in en. In beide gemeenten daalde het percentage met ongeveer een kwart. Stijgingen zijn te zien in,, en, waar het percentage ongeveer met de helft toenam. Bijvoorbeeld in van 19 naar 28 procent. 49

50 6.4 Conclusies Het aantal aangiften van vernielingen aan de auto en overige vernielingen is regionaal gezien toegenomen. In is het aantal aangiften van overige vernielingen erg toegenomen, maar dat is grotendeels het gevolg van gemeentelijk beleid om het doen van aangiften van vernielingen in de openbare ruimte te stimuleren. In worden, in vergelijking met andere gemeenten van gelijk grootte, veel aangiften gedaan van vernieling. Ook het slachtofferschap van vernieling aan de auto is er opvallend hoog. Vernieling van telefooncellen wordt als een buurtprobleem gezien door de inwoners van. De inschatting van diefstal, vernieling of beschadiging van auto s als buurtprobleem is in erg afgenomen, maar nog steeds hoog in vergelijking met gemeenten met een soortgelijk inwonertal. 50

51 7 Drugsoverlast 7.1 Meldingen Bij de politie komen meldingen binnen van drugsoverlast. Deze meldingen zijn weergegeven in figuur 7.1. Ondanks een daling sinds, blijft koploper voor wat betreft meldingen van drugsoverlast. In worden er per inwoners 2 meldingen gedaan. Na worden in de meeste meldingen gedaan. Het aantal meldingen per inwoners in is de helft van het aantal meldingen in. Behalve in is ook in,, en een daling waargenomen van het aantal meldingen van drugsoverlast. Met een aantal van 0,1 meldingen per inwoners is in de gemeente met de minste meldingen van drugsoverlast. In ligt het aantal meldingen in op 0,2 per inwoners. De grootste stijgingen zijn geconstateerd in,, en. Ook en laten een stijging van het aantal meldingen zien. telde in nog gemiddeld 0,3 meldingen. In is dit meer dan verdriedubbeld tot 0,8. In is een verdubbeling geconstateerd; van 0,4 naar 0,8 in. In en blijft het aantal meldingen in onder de 0,5 per 1000 inwoners, ondanks de verdubbeling. Figuur 7.1 Het aantal meldingen van drugsoverlast per inwoners 0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 51

52 7.2 Buurtproblemen Tijdens de telefonische interviews is de buurtbewoners gevraagd een inschatting te maken van de drugsoverlast in hun wijk. Figuur 7.2 Percentage bewoners dat inschat dat drugsoverlast vaak voorkomt in hun buurt 0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% Waar op basis van figuur 7.1 geconcludeerd zou kunnen worden dat drugsoverlast een typisch probleem is van grote steden, is dat in de bovenstaande figuur minder eenduidig. Zowel inwoners van grote gemeenten als inwoners van kleine gemeenten schatten in dat drugsoverlast vaak voorkomt in hun buurt., de gemeente waar de meeste meldingen worden gedaan, wordt maar liefst door vijf gemeenten voorbij gestreefd. Dit zijn, en de drie kleinste gemeenten (, en ). Net als het aantal meldingen, neemt ook het percentage bewoners dat inschat dat drugsoverlast vaak voorkomt af in. Waar in nog 11 procent van de inwoners van vond dat drugsoverlast vaak voorkwam, is dit in gedaald tot 7 procent. In constateerden we al een verdriedubbeling van het aantal meldingen. In figuur 7.2 zien we ook een stijging van het percentage bewoners dat inschat dat drugsoverlast vaak voorkomt in hun buurt (van 7 naar 11 procent). In gebeurt iets opvallends. De inschatting van de bewoners is gestegen, terwijl het aantal meldingen juist is verminderd. 52

53 7.3 Conclusies Alles overziend kunnen we concluderen dat een substantieel deel van de bevolking van mening is dat drugsoverlast in de buurt voorkomt. Een veel kleiner deel van de bevolking doet daar ook melding van. Daarbij wordt naar verhouding vaker melding gedaan van drugsoverlast in de meer verstedelijkte gemeenten van de regio. Hoewel drugsoverlast regionaal als buurtprobleem afneemt, stijgt het wel in een aantal kleinere gemeenten. 53

54 54

55 8 Overlast 8.1 Meldingen De top drie van meldingen van burengerucht is onveranderd gebleven. Ook in zijn het de grote gemeenten waar de meeste burengerucht gemeld wordt. blijft koploper. In werden hier 26 meldingen gedaan per inwoners. en volgen met ieder 18 meldingen in. Dalingen zijn te vinden in de kleinere gemeenten. telde in nog 13 meldingen, in is dit aantal gedaald naar 8. telde een daling van 3 meldingen en komt daarmee op 5. In was het aantal in nog 7, maar dit is in gedaald naar 4 meldingen per inwoners. Een stijging van het aantal meldingen is te vinden in, van 8 naar 10 in. Ook in is een stijging te zien. In was het gemiddeld aantal meldingen daar nog 6, voor is dit met 20 procent opgelopen naar 7 per inwoners. Figuur 8.1 Aantal meldingen van burengerucht per inwoners

56 Uit de regiocijfers blijkt dat het aantal meldingen van overige overlast in de regio is toegenomen. Overige overlast betreft overlastveroorzakende personen als gluurders en zwervers, baldadigheid en lastigvallen van personen op straat. In hebben in gemiddeld de meeste meldingen plaatsgevonden van overige overlast, namelijk 21. en volgen met respectievelijk 19 en 18 meldingen. Voor alledrie betekent dit een stijging vergeleken met het aantal meldingen in. Dalingen hebben plaatsgevonden in de gemeenten,, en. Hier nam het aantal meldingen met 15 tot 20 procent af. In is bijna een verdriedubbeling te zien van het gemiddeld aantal meldingen. In was het nog 6, maar in is het opgelopen tot 16. In is ook sprake van een stijging, van 13 in naar 17 in. Figuur 8.2 Aantal meldingen van overige overlast per inwoners

57 8.2 Buurtproblemen Tijdens de telefonische interviews is de buurtbewoners gevraagd te schatting hoe vaak bepaalde vormen van overlast voorkomen in hun wijk. Figuur 8.3 Percentage bewoners dat inschat dat overlast van groepen jongeren vaak voorkomt in hun buurt 0% 5% 10% 15% 20% 25% In en treffen we de laagste percentages bewoners aan die inschatten dat overlast van groepen jongeren vaak voorkomt in hun buurt. In en in zien we een daling van het percentage bewoners dat inschat dat overlast van groepen jongeren vaak voorkomt, in alle twee de gemeenten met 40 procent. Met 23 procent zijn in de meeste bewoners van mening dat overlast van groepen jongeren vaak voorkomt in hun buurt. Op nummer twee en drie komen en, ieder met 21 procent. en zitten niet alleen in de top drie, het zijn ook de grootste stijgers. 57