PITTIG KIND, MOEILIJKE OPVOEDING? Een studie met het temperamentsmodel van Rothbart

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PITTIG KIND, MOEILIJKE OPVOEDING? Een studie met het temperamentsmodel van Rothbart"

Transcriptie

1 Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste examenperiode PITTIG KIND, MOEILIJKE OPVOEDING? Een studie met het temperamentsmodel van Rothbart Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Psychologie, Optie Klinische Psychologie door Sofie Fockedey Promotor: prof. Dr. I. Mervielde Begeleiding: Dr. K. Van Leeuwen 1

2 Ondergetekende, Sofie Fockedey geeft toelating tot het raadplegen van de scriptie door derden.

3 VOORWOORD Bij het begin van deze scriptie zou ik een woord van dank willen richten tot een aantal personen die bijgedragen hebben tot de realisatie van deze scriptie. Vooreerst wil ik prof. Dr. Mervielde en Dr. K. Van Leeuwen bedanken omdat ze me de mogelijkheid gaven te werken aan een onderwerp die mijn belangstelling met zich meedraagt. Een speciaal dankwoordje gaat uit naar Dr. K. Van Leeuwen voor de goede begeleiding gedurende de voorbije twee jaar. Bij haar kon ik steeds terecht met vragen of problemen tijdens het schrijven van mijn scriptie. Daarnaast wil ik alle gezinnen die hun medewerking verleenden aan het onderzoek bedanken. Tenslotte wil ik mijn ouders bedanken voor de kans die zij me boden om de opleiding Psychologie te volgen en voor de vele steun en aanmoedigingen gedurende mijn opleiding. Ook dank aan mijn zus, broer en vrienden waarop ik kon rekenen de voorbije jaren. Mei 2008, Sofie Fockedey

4 INHOUDSTAFEL ABSTRACT INLEIDING 1 Temperament 2 Definitie temperament 2 Temperamentsmodel van Rothbart 3 Het meten van temperament 9 Opvoedingsgedrag, opvoedingsbeleving en temperament in relatie tot probleemgedrag 11 Opvoedingsgedrag en beleving 11 Probleemgedrag bij kinderen 13 Temperament in relatie tot probleemgedrag 14 Opvoedingsbeleving in relatie tot probleemgedrag 14 Opvoedingsgedrag in relatie tot probleemgedrag 15 Interactie-effecten tussen temperament en opvoeding in relatie tot probleemgedrag bij kinderen 16 Algemeen 16 Internaliserend probleemgedrag als afhankelijke variabele 17 Externaliserend probleemgedrag als afhankelijke variabele 19 Hypothesen in dit onderzoek 20 METHODE 22 Subjecten 22 Meetinstrumenten 23 Temperament van het kind (CBQ) 23 Probleemgedrag van het kind (CBCL) 24 Ouderlijk opvoedingsgedrag (SOG) 25 Opvoedingstevredenheid en competentie (PSOC) 26 Procedure 27 RESULTATEN 29 Beschrijvende statistiek 29 Relaties tussen ouderlijk opvoedingsgedrag, opvoedingsbeleving, probleemgedrag en temperament 30

5 Statistische analyses 30 Opvoedingsgedrag en probleemgedrag 34 Temperament en probleemgedrag 34 Opvoedingsgedrag en temperament 35 Opvoedingsbeleving en probleemgedrag 35 Opvoedingsbeleving en temperament 35 Onafhankelijke effecten en interactie-effecten tussen temperament en opvoedingsgedrag in relatie tot internaliserend en externaliserend probleemgedrag 36 Statistische analyses 36 Geslacht en leeftijdseffecten 37 Onafhankelijke effecten van opvoeding en temperament op internaliserend probleemgedrag 39 Onafhankelijke effecten van opvoeding en temperament op externaliserend probleemgedrag 40 Interactie-effecten 42 Testen en interpreteren van de interactie-effecten (post hoc testing) 42 DISCUSSIE 48 Opvoedingsbeleving, temperament en probleemgedrag bij het kind 48 Opvoedingsgedrag, temperament en probleemgedrag bij het kind 50 Onafhankelijke effecten 50 Interactie-effecten 52 Sterktes van het onderzoek en klinische implicaties 55 Beperkingen van het onderzoek en suggesties voor toekomstig onderzoek 57 REFERENTIES 60

6 TABELLEN Tabel 1. Omschrijvingen van de 15 Temperamentsfactoren in de Kindertijd 9 Tabel 2. Beschrijvende Statistiek van de Schaalscores 29 Tabel 3. Correlaties tussen Probleemgedrag, Opvoedingsbeleving, Temperament en Tweede-ordefactoren voor Ouderlijk Opvoedingsgedrag 31 Tabel 4. Correlaties tussen Probleemgedrag, Temperament, Opvoedingsbeleving en Subschalen van de Schaal voor Ouderlijk Gedrag 32 Tabel 5. Correlaties tussen Probleemgedrag, Opvoedingsbeleving, Opvoedingsgedrag en de subschalen van de Children s Behavior Questionnaire 33 Tabel 6. Temperament-Opvoedingsinteracties in Relatie tot Internaliserend en Externaliserend probleemgedrag 38 Tabel 7. T-testen van de enkelvoudige regressielijnen 42 FIGUREN Figuur 1. Interactie-effect tussen Surgency/Extraversion en vaderlijke negatieve 43 controle voor internaliserend probleemgedrag Figuur 2. Interactie-effect tussen Surgency/Extraversion en vaderlijk positief opvoeden voor externaliserend probleemgedrag 44 Figuur 3. Interactie-effect tussen Negative Affectivity en vaderlijke negatieve controle voor externaliserend probleemgedrag 45

7 ABSTRACT In deze studie is onderzocht in welke mate ouderlijke opvoedingsbeleving, probleemgedrag en het temperament van 3- tot 8- jarige kinderen uit de algemene populatie (N = 282) gerelateerd zijn aan elkaar. Verder is evidentie gezocht voor de effecten van temperament en ouderlijk opvoedingsgedrag op probleemgedrag bij het kind. In het bijzonder is er gefocust op de modererende effecten van de temperamentsfactoren op de relatie tussen ouderlijk opvoedingsgedrag en probleemgedrag bij het kind. Het temperamentsmodel van Rothbart is bij de meting en de bespreking van de resultaten als theoretische invalshoek gebruikt. Op de dataset zijn bivariate correlatieanalyses en hiërarchische multiple regressieanalyses uitgevoerd. Uit de analyse bleek dat ouderlijke opvoedingstevredenheid geassocieerd is met de temperamentsfactor Effortful Control en probleemgedrag bij het kind. Verder is er evidentie gevonden voor onafhankelijke effecten van de temperamentsfactoren en opvoedingsgedrag op probleemgedrag bij het kind. Een hoge score voor Negative Affectivity en veel moederlijke negatieve controle bleken de sterkste factoren bij het verklaren van internaliserend probleemgedrag bij het kind. Voor externaliserend probleemgedrag bleken de drie hogere orde temperamentsfactoren, en negatieve ouderlijke controle de sterkste factoren bij het verklaren van externaliserend probleemgedrag. Naast de onafhankelijke effecten is er evidentie gevonden voor drie significante interactie-effecten: tussen vaderlijke negatieve controle en Surgency/Extraversion op internaliserend probleemgedrag, tussen vaderlijk positief opvoeden en Surgency/Extraversion op externaliserend probleemgedrag en tussen vaderlijke negatieve controle en Negative Affectivity op externaliserend probleemgedrag. Deze interactie-effecten indiceren dat de effecten van opvoedingsgedrag op probleemgedrag kunnen verschillen afhankelijk van de temperamentskenmerken van het kind.

8 INLEIDING Alles wat met de opvoeding van kinderen te maken heeft, staat de laatste jaren sterk in de belangstelling. Via verschillende mediakanalen worden (jonge) ouders overspoeld met tips en informatie over hoe men zijn kinderen moet opvoeden. Onderwerpen rond de opvoeding van kinderen en mogelijke invloedsbronnen staan ook centraal in veel wetenschappelijk onderzoek. Wanneer we terug keren in de tijd, kunnen we opmerken dat er vooral veel onderzoek werd verricht met als achterliggende idee dat de ouders een allesbepalende rol hebben in de opvoeding van hun kinderen. Men ging er vanuit dat er een uni-directioneel verband bestond in de ouder-kindrelatie, en dat de richting van de beïnvloeding vertrok bij de ouders (Peterson & Rollins, 1987). Later werd deze visie ingeruild voor een bidirectionele, wederkerige visie. Zo zijn onderzoekers er meer en meer van overtuigd dat ouders het kind beïnvloeden, maar ook dat het kind en karakteristieken van het kind (o.a. het temperament van het kind), het ouderlijk (opvoedings)gedrag beïnvloeden (Bell, 1986; Lengua, Wolchik, Sandler, & West, 2000; Lytton, 1990; Petit & Lollis, 1997; Sanson, Hemphill, & Smart, 2004). Deze scriptie vertrekt vanuit dit standpunt. Zowel ouder als kind hebben een aandeel in de opvoeding, en we beschouwen opvoeding dan ook als een dynamisch proces van interacties. Een denkoefening kan dit verduidelijken. Als ouder van een kind dat als rustig, gemakkelijk omschreven kan worden, is het waarschijnlijk gemakkelijker om consequent te zijn in je opvoeding, terwijl het als ouder van een kind met een pittig temperament het als ouder veel moeilijker is om consequent te zijn in je opvoeding. Bovendien zullen ouders in het laatste geval misschien ook minder gevoelens van tevredenheid of competentie ervaren over hun opvoeding. Het bewust zijn van individuele verschillen in temperament bij kinderen en de invloed van deze individuele verschillen op de ouder-kind interactie, kan ouders helpen om bepaald gedrag van hun kind te herkaderen en hun ideeën te verruimen, wat kan leiden tot meer begrip, minder negatief affect, minder frustratie en betere interpersoonlijke interacties. Verder kunnen ouders leren anticiperen in mogelijke probleemsituaties. Bij het ontwikkelen en toepassen van interventies kan er ook rekening gehouden worden met de invloed van het temperament van het kind (O Connor & Dvorak, 2001). Zo kan de druk wat van de schouders van de ouders 1

9 gehaald worden en kan er in opvoedingsprogramma s de wederzijdse beïnvloeding benadrukt worden en dus het aandeel van het kind in rekening gebracht worden. In het onderzoek, beschreven in deze scriptie, wordt de relatie tussen het temperament van het kind, het ouderlijk opvoedingsgedrag, opvoedingsbeleving en probleemgedrag bij het kind, bekeken. Voor de bepaling van het temperament van het kind baseren we ons op het temperamentsmodel van Rothbart (1981, 1989; Rothbart & Derryberry, 1981; Rothbart & Posner, 1985). Temperament Definitie temperament Mijn kinderen verschillen van elkaar net als de dag van de nacht verschilt. Dit is een uitspraak die veel ouders waarschijnlijk herkennen of die anderen wel al eens gehoord hebben van ouders wanneer die hun kinderen typeren. Veel ouders, met twee of meer kinderen, zul je horen zeggen dat hun kinderen sterk verschillen vanaf de dag dat ze geboren zijn. Zo kunnen twee zes maanden oude baby s sterk verschillend reageren op een plots luid geluid. De ene baby kan beginnen te schreeuwen en te roepen. De andere baby kan net heel rustig reageren en zijn hoofd draaien om de bron van het geluid te lokaliseren. We kunnen ons nu de vraag stellen of deze intuïtieve verschillen die ouders opmerken, ondersteund kunnen worden met empirische evidentie. Temperament is sinds de jaren 60 een belangrijke variabele van onderzoek binnen de ontwikkelingspsychologie. Temperament is één van de meest bestudeerde persoonskarakteristiek bij jonge kinderen (Goldsmith, Buss, Pomin, Rothbart, Thomas, Chess, Hinde, & McCall, 1987; Kohnstamm, 2002). Hoewel er een zekere mate van onenigheid is over wat de term precies inhoudt en omvat, definiëren de meeste onderzoekers temperament als: de individuele verschillen die al vroeg in de ontwikkeling naar boven komen en latere persoonlijkheidstrekken beïnvloeden, die bovendien een sterke genetische en (neuro)biologische basis hebben. Temperament wordt beschouwd als een onderdeel van iemand zijn persoonlijkheid (Goldsmith et al., 1987; Rothbart, 1981; Rothbart & Ahadi, 1994; Sanson et al., 2004; Mervielde, De Clercq, De Fruyt, & Van Leeuwen, 2005).

10 Vanuit een theoretisch gezichtspunt kan men temperament en persoonlijkheid van elkaar onderscheiden en beschouwen als twee (deels overlappende) concepten, waarbij temperament hoofdzakelijk de biologische onderbouw vormt voor de persoonlijkheid die zich in de loop van het leven verder ontwikkelt (Goldsmith et al., 1987). Men gaat ervan uit dat het concept persoonlijkheid meer omvat dan het concept temperament (Goldsmith et al., 1987). Zo bestaat persoonlijkheid uit belangrijke cognitieve structuren zoals zelfconcept, specifieke verwachtingen en attitudes, perceptuele - en responsstrategieën etc. Allport (1937) schreef als eerste een tekstboek over persoonlijkheid. Daarin omschrijft hij persoonlijkheid als de innerlijke organisatie van eigenschappen, waarbij hij zowel de mentale als de lichamelijke aspecten benadrukt. Zodat ondanks schijnbare wisselingen een patroon in iemand zijn doen en laten vervat zit. Persoonlijkheid beschrijft men meestal aan de hand van de Big Five persoonlijkheidsfactoren: Neuroticisme (de mate waarin de buitenwereld als bedreigend en stresserend ervaren wordt), Extraversie (de mate waarin iemand zich op een actieve manier beweegt in de sociale realiteit), Openheid (de kwaliteit en de diepte van iemand zijn mentale leefwereld en alledaagse ervaringen), Altruïsme (continuüm gaande van warmte en medeleven tot vijandigheid), Consciëntieusheid (de mate van impulscontrole) (Costa & McCrae,1992). De empirische evidentie voor een dergelijk onderscheid tussen temperament en persoonlijkheid valt echter niet zo éénduidig te interpreteren (Van Leeuwen, Mervielde, De Clercq, & De Fruyt, 2007). Verschillende onderzoekers hebben aangetoond dat de traditionele temperamentsdimensies sterk gerelateerd zijn aan de dimensies van het vijf factoren model (Mervielde & Asendorpf, 2000; Rothbart, Ahadi, & Evans, 2000). Temperamentsmodel van Rothbart De meeste temperamentsmodellen gaan ervan uit dat er een (neuro)biologische of genetische basis is voor temperament en de bijhorende individuele gedragspatronen. De temperamentmodellen verschillen in termen van de klemtoon die ze op emotionele processen, stilistische componenten en aandachtsprocessen leggen (Mervielde et al., 2005). De eersten die in de kinderpsychologie het begrip temperament weer tot leven wekten, waren de Amerikaanse psychiaters Thomas en Chess (1977). Zij beschouwen temperament als een soort van gedragsstijl die al opgemerkt kan worden bij heel jonge

11 baby s. Ze onderscheiden in de normale populatie drie groepen van kinderen. Ze spreken van het gemakkelijke kind, het moeilijke kind en het kind dat langzaam op gang komt. Thomas en Chess gebruiken in hun temperamentsmodel het concept goodnessof-fit, om aan te duiden dat voor een harmonische uitgroei van het kind het zeer belangrijk is dat de ouders een omgeving bieden die past bij het temperament van het kind. Dat de aard van het kind en de kenmerken van de omgeving niet los van elkaar te zien zijn, daarover zijn de meeste psychologen het eens met Thomas en Chess. Maar de temperamentstype-indeling van Thomas en Chess heeft het inmiddels moeten afleggen tegen nieuwere indelingen die gebaseerd zijn op strenger wetenschappelijk onderzoek en die meer de biologische basis van temperament benadrukken (Kohnstamm, 2002). Zo legt Mary Rothbart in haar temperamentsmodel (1981, 1989; Rothbart & Derryberry, 1981; Rothbart & Posner, 1985) sterk de focus op de (neuro)biologische basis van de temperamentkenmerken, waarop baby s in aanleg verschillen. Rothbart en Bates (1998) definiëren temperament aan de hand van drie A s. Ze beschouwen temperament als de individuele verschillen in de Affectieve, Aandachts- en Activiteitsprocessen en niet zozeer als een bepaalde gedragsstijl (Derryberry & Rothbart, 1988; Rothbart et al., 2000). De affectieve processen staan in voor het in evenwicht houden van de emotionele balans tussen negatief affect en positief affect. De activiteitsprocessen omvatten de algemene alertheid, namelijk het niveau van arousal. De aandachtsprocessen bepalen hoe lang iemand zijn aandacht bij iets kan houden. Meer specifiek gezien beschouwt Rothbart (1981, 1986, 1989) temperament als relatief stabiele, en hoofdzakelijk biologisch bepaalde individuele verschillen in neurologische reactiviteit en (zelf)regulatie, die beïnvloed worden door erfelijkheid, rijping, en de ervaringen die het individu opdoet tijdens de levensloop. Volgens Rothbart (1981) zijn er afwisselend stabiele en instabiele perioden waarin het temperament zich ontwikkelt. Rothbart et al. (2000) benadrukken de noodzaak om rekening te houden met de leeftijd bij de bepaling van de structuur van het temperament. Zo zullen in de peutertijd andere temperamentsfactoren op de voorgrond staan dan in de kleutertijd. Centraal in het temperamentsmodel van Rothbart (1981, 1989; Rothbart & Derryberry, 1981; Rothbart & Posner, 1985) vinden we dus twee aanlegfactoren: reactiviteit en zelfregulering. Reactiviteit wordt gezien als de gevoeligheid, snelheid en

12 heftigheid waarmee er op prikkels wordt gereageerd door het autonoom zenuwstelsel, door het hormonale systeem en door het centraal zenuwstelsel. Dit uit zich in meer of minder sterke motorische reacties, in huilen, krijsen, rood aanlopen, etc. Zelfregulering verwijst naar de onbewuste processen die de baby hanteert om reacties af te remmen, te doseren of te versterken. Mogelijke processen kunnen zijn: aandacht richten, toenadering zoeken, vermijding en inhibitie. Men kan het dus zien als een soort van neurologisch regelmechanisme van de reactiviteit, dat vergelijkbaar is met de functie van een thermostaat. Naarmate de baby opgroeit, wordt de reactiviteit steeds meer gecontroleerd door het mechanisme van zelfregulatie dat steeds meer onder bewuste controle komt te staan (Kohnstamm, 2002). Aan de hand van de twee belangrijke aanlegfactoren, kan volgens Rothbart (1981) een moeilijkheidsgraad van het kind vastgesteld worden. Een moeilijke baby is een baby met sterke negatieve reactiviteit en geringe zelfreguleringmogelijkheden. De bepaling van de twee aanlegfactoren gebeurt aan de hand van een bevraging van de mening van de ouders of andere verzorgers. Een voordeel van ouderrapportage is volgens Rothbart (1981) dat de ouders een goed zicht hebben over het gedrag dat hun kind stelt in verschillende situaties. Maar dit voordeel houdt ook een potentieel nadeel in zich. Zo zal de meting van het temperament van het kind afhankelijk zijn van de huidige omgeving van het kind, en zal het beïnvloed worden door de ouder-kind interacties. Rothbart (1981) is van mening dat er een interactie bestaat tussen de ouderlijke sociale stimulatie van het kind en de patronen van reactiviteit en zelfregulering bij het kind, bepaald door het temperament. Rothbart (1981) besluit dat oudergebaseerde rapportage bij de meting van temperament moet gezien worden als de meting van de temperamentskenmerken zoals die zich voordoen in de interacties tussen ouders en het kind. Ook Bates, Dodge, Petit, en Ridge (1998) zien een nadeel in het gebruik van oudergebaseerde rapportage bij de meting van temperament. Zij maken de kanttekening dat het vooral gaat om een door volwassenen waargenomen moeilijkheid. Zij gebruiken hiervoor het begrip perceived difficultness. Bates et al. (1998) stellen dat moeders verschillen in hun incasseringsvermogen. Dergelijk objectief vastgesteld niveau van negatieve reactiviteit zal door de ene moeder als moeilijk worden bestempeld en door een andere moeder als gewoon, zoals andere kinderen. Zo zullen moeders die zelf nerveuzer zijn en wat angstiger in het leven staan, en zelf ook minder

13 effectief zijn in het reguleren van het gedrag van hun kind, gemiddeld hogere cijfers aanduiden op schalen voor waargenomen moeilijkheid van hun kind (Mednick, Hocevar, Schulsinger, & Baker, 1996). Onder de twee grote aanlegfactoren, reactiviteit en zelfregulatie, plaatst Rothbart (1981, 1986) zes temperamentsfactoren die belangrijk zijn in de eerste levensmaanden. Deze moeten door de ouders of de verzorgers van het kind gescoord worden. De zes temperamentsfactoren zijn: Activity level, Smiling/laughter, Fear, Distress to limitations, Soothability, en Duration of orienting. Onder de temperamentsfactor Activity level (activiteitsniveau) verstaat men de algemene bewegingsactiviteit van het kind, inclusief arm- en beenbewegingen, wriemelen en vooruit gaande bewegingen. De Smiling/laughter factor (glimlachen en lachen) houdt in dat men nagaat hoeveel het kind glimlacht of lacht in om het even welke situaties. De factor Fear (vrees) gaat na in welke mate het kind reageert met onmiddellijke angst en/of uitgestelde reactie op nieuwe of intense stimuli. De factor Distress to limitations (frustratie bij beperkingen) meet de mate waarin het kind reageert met het zich druk maken, wenen of angst tijdens het wachten of weigeren op voedsel, bij het zich bevinden in een benauwde plaats of positie, tijdens het aan- of uitkleden, wanneer er beperkingen aan het kind opgelegd worden, of wanneer het kind toegang tot een gewild object geweigerd wordt. De factor Soothability (kalmeerbaarheid) meet de mate waarin het kind zichzelf kan sussen of de verzorger in staat is om het kind te kalmeren wanneer het kind overstuur is. De temperamentsfactor Duration of orienting (volgehouden interesse) gaat na in hoeverre het kind in staat is om zijn interesse en aandacht bij objecten te houden gedurende lange tijdsperioden in de afwezigheid van plotselinge veranderingen in stimulatie (Rothbart, 1981). Rothbart (1981, 1986) is tot deze zes temperamentsfactoren gekomen door alle mogelijke kandidaatsvariabelen te selecteren uit de literatuur omtrent gedragsgenetica, het boek Temperament and Personality (Diamond, 1957) te raadplegen, en het werk van Shirley (1933), Escalona (1968), en Thomas en Chess (1963, 1968) erop na te slaan. De criteria waaraan mogelijke variabelen moesten voldoen waren dat er ofwel een sterke biologische basis in termen van overerfbaarheid waargenomen kon worden, of dat de variabelen door de onderzoekers beschouwd werden als basisdimensies van temperament bij (jonge) kinderen. Zo selecteerden ze een lijst van 11 veelbelovende

14 variabelen. Twee variabelen werden verworpen omdat ze conceptueel niet onafhankelijk waren. Voor drie andere variabelen was het niet mogelijk om een schaal te ontwikkelen met homogene items. Zo zijn zes temperamentsfactoren bekomen die een rol spelen in de vroege kindertijd (Goldsmith et al., 1987). Aan de hand van longitudinale thuisobservatie heeft Rothbart (1986) de stabiliteit van de temperamentsfactoren bepaald. Ze maakte hiervoor gebruik van een groep baby s (N = 46) waarvan het temperament op drie tijdsmomenten door observatoren gecodeerd werd. Er gebeurde een meting wanneer de baby s drie, zes en negen maanden oud waren. Uit de resultaten bleek dat de cross time correlaties (stabiliteit) over de verschillende tijdsintervallen voor alle temperamentsfactoren positief waren. Dus kinderen die eerder hoog scoorden op een bepaald tijdstip voor een temperamentsfactor, scoorden ook hoog voor deze factoren op een later tijdstip. De factoren Activity level and Smilling/laughter vertoonden een hogere mate van stabiliteit dan de andere temperamentsfactoren. Verder vond Rothbart (1986) dat de factoren meer stabiliteit vertonen naar het einde van de kindertijd (van 9 tot 12 maanden) in vergelijking met eerdere stadia van de kindertijd (van 3 tot 6 maanden). De studie van Rothbart (1986) heeft echter ook beperkingen. De belangrijkste houdt in dat de verzorgers mogelijk stabiele opvattingen over de kinderen hebben en dat men eerder deze meet in plaats van de stabiliteit van het gedrag en temperament van het kind over de tijd. De correlaties zijn nu eenmaal gebaseerd op de scores van de verzorgers en/of ouders. Deze beperking in acht genomen, kan men besluiten dat er vier belangrijke punten aangetoond worden. Ten eerste lijken stabiele individuele verschillen al in de eerste levensmaanden te verschijnen, wanneer ze gemeten worden door observatoren. Ten tweede zijn er voor de meeste van de temperamentsvariabelen gemiddelde niveaus van stabiliteit over tijd gedurende het eerste levensjaar gevonden. Ten derde blijkt de stabiliteit van temperament hoger te zijn over korte tijdsintervallen dan over lange tijdsintervallen. Ten vierde verhoogt het niveau van stabiliteit van temperament naarmate het kind ouder wordt. Rothbart et al. (2000) merkten op dat naarmate het kind opgroeit, andere temperamentsfactoren centraal komen te staan. Volgens Rothbart en Putnam (2002) kunnen er in de kindertijd (3-8 jaar) 15 temperamentsfactoren onderscheiden worden die aan de hand van de Children s Behavior Questionnaire (CBQ) gemeten kunnen

15 worden. In Tabel 1 zijn de temperamentsfactoren opgesomd en worden ze kort omschreven. Op basis van de 15 subschalen kunnen er drie hogere orde factoren afgeleid worden: Negative Affectivity, Surgency/Extraversion en Effortful Control (Ahadi, Rothbart, & Ye, 1993; Goldsmith, Buss, & Lemery, 1997; Kochanska, DeVet, Goldman, Murray, & Putnam, 1994; Putnam, Gartstein, & Rothbart, 2006; Rothbart, Ahadi, & Hershey, 1994; Rothbart, Ahadi, Hershey, & Fisher, 2001). Rothbart et al. (2000) vonden dat de drie hogere orde temperamentsfactoren een sterke overeenkomst vertonen met de Big Five persoonlijkheidsfactoren. Zo is de temperamentsfactor Surgency/Extraversion inhoudelijk gerelateerd aan de persoonlijkheidsfactor Extraversie, de temperamentsfactor Negative affectivity vertoont een sterke overeenkomst met Neuroticisme, en de factor Effortful control kan gelinkt worden aan Consciëntieusheid. Derryberry en Rothbart (1997) merkten op dat er bij de ontwikkeling van temperamentsmodellen gefocust moet worden op de assumptie dat interindividuele verschillen gekoppeld zijn aan onderliggende neurale systemen. Derryberry en Rothbart (1997) verfijnden en herformuleerden het reeds ontwikkelde temperamentsmodel van Rothbart (1981, 1989; Rothbart & Derryberry, 1981; Rothbart & Posner, 1985). Ze onderscheiden vier motivationele systemen (Appetitive system, Defensive/Fearful motivational system, Frustrative/Aggresive behavior system, en Affiliative/Nurturant system) en drie aandachtssystemen (Vigilance, Posterior attentional system, en Effortful control). Het Appetitive system mobiliseert toenaderingsgedrag die een beloning in het vooruitzicht stelt. Het neurologisch Behavioral Activation System (BAS; Gray, 1987) wordt hieraan gekoppeld. Het Defensive/Fearful motivational system omvat het neurologische systeem, Behavioral Inhibiton System (BIS; Gray, 1982), dat reageert op nieuwe stimuli en signalen die straf of geen beloning voorspellen. Het Frustrative/Aggresive behavior system omvat verschillende vormen van agressief gedrag. Derryberry en Rothbart (1997) koppelen het Fight Flight systeem van Gray (1987) hieraan. Het Affiliative/Nurturant system reguleert de sociale en intieme contacten en relaties. Het aandachtssysteem Viglilance reguleert en corrigeert de alertheid. Het tweede aandachtssysteem ( Posterior Attentional System ) zorgt ervoor dat de aandacht geswitcht wordt tussen stimuli uit de omgeving. Een laatste

16 aandachtssysteem ( Effortful Control ) regelt onder meer de aandacht voor semantische informatie. Tabel 1 Omschrijvingen van de 15 Temperamentsfactoren in de Kindertijd Temperamentsfactor Activity level Anger/Frustration Approach/Positive anticipation Attentional control Discomfort Falling reactivity/ Soothability Fear High intensity pleasure Inhibitory control Impulsivity Low intensity pleasure Perceptual sensitivity Sadness Shyness Smiling/laughter Omschrijving Algemene bewegingsactiviteit Mate van negatief affect wanneer het kind beperkt wordt in zijn mogelijkheden Mate van positief affect en mate van toenadering bij activiteiten waarbij men een positieve uitkomst verwacht Mate waarin men zijn aandachtsfocus kan blijven richten op iets, bij afwezigheid van plotse veranderingen Mate van negatief affect gerelateerd aan zintuiglijke stimulatie Mate waarin men in staat is om de hoeveelheid arousal te verminderen na periodes van stress en opwinding Mate van negatief affect als reactie op pijn, leed of potentieel bedreigende situaties Mate van plezier gerelateerd aan situaties met veel sensorische stimulatie Het vermogen om inadequate reacties te onderdrukken De snelheid waarmee een reactie geïnitieerd wordt Mate van plezier gerelateerd aan situaties met weinig sensorische stimulatie De mate van perceptuele gevoeligheid Mate van negatief affect en energie bij blootstelling aan situaties van verlies, gevoelens van ontgoocheling en lijden Het traag of beperkt toenadering zoeken in nieuwe situaties Mate van positief affect Het meten van temperament Rothbart beschouwt temperament als één van de vele factoren die iemands gedrag en ervaring beïnvloeden. Andere factoren die deze ook kunnen beïnvloeden zijn: de huidige gemoedstoestand, de mate van motivatie, de kennisstructuren waarover iemand beschikt, en persoonlijke verwachtingen. De onderzoekers verwachten dus dat

17 het uiten van specifieke reacties beïnvloed zal worden door voorgaande bekrachtiging of bestraffing en iemand zijn individuele kennisstructuur (Goldsmith et al., 1987). Rothbart en Derryberry (1981) willen het effect van deze variabelen minimaliseren door de temperamentsfactoren te meten over een ruime range van situaties en gebeurtenissen. Verder vermijden ze ook het gebruik van vragen die zouden kunnen peilen naar het individuele zelfconcept. In 1981 introduceerde Rothbart de Infant Behavior Questionnaire (IBQ). Dit is een rapportage-instrument voor ouders gebaseerd op de theoretische definitie van temperament als genetisch bepaalde individuele verschillen in reactiviteit en zelfregulatie. De verschillende items werden op een rationele manier afgeleid van de verschillende temperamentsdimensies. De IBQ meet op een psychometrisch adequate manier de zes temperamentsfactoren (Smiling/laughter, Fear, Distress to limitations, Soothability, Activity level, and Duration of orienting) die van belang zijn in het eerste levensjaar (Goldsmith et al., 1987; Rothbart, 1981, 1986). De IBQ is de laatste 25 jaar één van de meest gebruikte instrumenten om het temperament van (jonge) kinderen in kaart te brengen (Garstein & Rothbart, 2003). De laatste 15 jaar hebben Rothbart en collega s verschillende andere ouder- en zelfrapportage vragenlijsten ontwikkeld om temperament te meten in de kleuter- en kindertijd, vroege adolescentie en volwassenheid. Zo meet de Children s Behavior Questionnaire (CBQ) op een zeer gedifferentieerde manier het temperament van kinderen van drie tot acht jaar (Rothbart et al, 2001). De temperamentsdomeinen opgenomen in de CBQ zijn: positief/negatief affect, motivatie, activiteitsniveau, en aandacht. Voor de ontwikkeling van de schalen baseerden Putnam en Rothbart (2006) zich op de constructen van temperament in de vroege kindertijd, zoals gemeten door de IBQ (Rothbart, 1981), en op de constructen van temperament in de volwassenheid, zoals gemeten door de Physiological Reactions Questionnaire (Derryberry & Rothbart, 1988). De standaard vorm van de CBQ omvat 195 items die gescoord worden op een zeven-punten schaal. In de CBQ wordt aan de ouders ook de mogelijkheid geboden om een item te beantwoorden met de score niet van toepassing, wanneer ze hun kind nog niet in de beschreven situatie geobserveerd hebben (Putnam & Rothbart, 2006). De items zijn verdeeld over 15 schalen: Activity level, Anger/Frustration, Approach/Positive anticipation, Attentional control, Discomfort, Falling

18 reactivity/soothability, Fear, High intensity pleasure, Inhibitory control, Impulsivity, Low intensity pleasure, Perceptual sensitivity, Sadness, Shyness, en Smiling en laughter (Putnam & Rothbart, 2006). Uit onderzoek blijkt dat factoranalyse van de vijftien schalen van de CBQ consistent resulteert in een drie factoren oplossing: Negative Affectivity, Surgency/Extraversion en Effortful Control (Ahadi et al., 1993; Goldsmith et al., 1997; Kochanska et al., 1994; Putnam et al., 2006; Rothbart et al., 1994; Rothbart et al., 2001). De Negative Affectivity factor laadt respectievelijk positief op de Sadness, Fear, Anger/Frustration, Discomfort schalen en negatief op de Falling reactivity/soothability schaal. De Surgency/Extraversion factor heeft hoge positieve ladingen op de schalen: Impulsivity, High intensity pleasure en Activity level. De factor heeft hoge negatieve ladingen voor de Shyness schaal. De Effortful Control factor heeft hoge positieve ladingen op de schalen: Inhibitory control, Attentional control, Low intensity pleasure en Perceptual sensitivity. De schalen Positive anticipation en Smiling/laughter zijn inconsistent met betrekking tot hun primaire ladingen op de schalen en ze laden vaak hoog op verschillende schalen (Putnam & Rothbart, 2006; Putnam et al., 2006). Putnam en Rothbart (2006) hebben een verkorte (94 items en 15 schalen) en een zeer korte versie (36 items en 3 brede schalen) van de CBQ ontwikkeld. De verkorte versie van de CBQ is ontwikkeld om dezelfde vijftien schalen van de CBQ te meten en dus niet zozeer de drie onderliggende hogere orde factoren. Zo beschikt men toch over een uitgebreide meting van verschillende temperamentsfactoren met een kortere afnametijd in vergelijking met de CBQ. Volgens Putnam en Rothbart (2006) dient men dan wel rekening te houden met eventueel informatieverlies. De zeer korte versie van de CBQ is ontwikkeld om de drie hogere orde factoren (Negative Affectivity, Surgency/Extraversion en Effortful Control) te meten. Opvoedingsgedrag, opvoedingsbeleving en temperament in relatie tot probleemgedrag Opvoedingsgedrag en -beleving Om opvoeding en opvoedingsgedrag te omschrijven, kunnen er verschillende componenten belicht worden. In de pedagogische literatuur worden er voornamelijk twee hoofdcomponenten onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen. Men spreekt

19 enerzijds van het gedrag en anderzijds van de betekenis. Peterson en Rollins (1987) duiden dit aan door een objectieve en een subjectieve component in de ouder-kindrelatie, te onderscheiden. De objectieve component verwijst naar het observeerbare gedrag van de ouders en het kind in de opvoedingsrelatie. De subjectieve of betekeniscomponent verwijst naar mentale en emotionele processen in verband met de ouder-kindrelatie. Binnen elk van die hoofcomponenten kunnen verschillende dimensies onderscheiden worden. Zoals voor andere concepten binnen de gezinsopvoeding is er geen algemeen geaccepteerd classificatiesysteem voor de inhoud van het ouderlijke opvoedingsgedrag (Lytton & Romney, 1991). Nochtans zijn er twee dimensies die in de theoretische en empirische literatuur over het ouderlijke opvoedingsgedrag regelmatig teruggevonden worden: responsiviteit en controle. Onder responsiviteit begrijpt men de mate waarin ouders warmte uitstralen, betrokkenheid tonen, en hun kinderen aanvaarden. De controledimensie kan opgedeeld worden in een gedragsmatige en een psychologische component (Barber, Olsen, & Shagle, 1994). Gedragscontrole omvat alle ouderlijke gedragingen die dienen om de gedragswereld van het kind te reguleren en te structureren (Bean, Barber, & Crane, 2006). Onder psychologische controle verstaat men alle controlepogingen van de ouders die inwerken op de innerlijke, psychische wereld van het kind. Het is controle die de psycho-emotionele ervaringen en expressies van het kind beperken, invalideren en manipuleren (Barber, 1996). Verschillende combinaties van deze dimensies, worden omschreven als opvoedingsstijlen. Zo onderscheiden de Amerikaanse pedagogen Schaeffer en Edgerton (1985) twee verschillende opvoedingsstijlen. In de eerste plaats wordt het kind door de ouders ofwel overheerst ofwel juist vrijgelaten. In de tweede plaats wordt er van het kind gehouden door de ouders of wordt het als een hinderpaal ervaren. Verschillende combinaties van deze stijlen kunnen voorkomen, met elk een specifiek opvoedingsklimaat tot gevolg. Zo scheppen ouders die van hun kind houden en het zoveel mogelijk vrijlaten, een democratisch opvoedingsklimaat. Ouders die hun kind afwijzen en het vrijlaten, scheppen een klimaat van verwaarlozing. Liefdevolle overheersing kan leiden tot een te beschermend gezinsklimaat en liefdeloze overheersing tot een autoritair gezinsklimaat (Kohnstamm, 2002). In het onderzoek, beschreven in deze scriptie, wordt gebruik gemaakt van de Schaal voor Ouderlijk Gedrag voor kinderen jonger dan 8 jaar (SOG/4-7) om het

20 ouderlijk opvoedingsgedrag te meten. De SOG/4-7 bevat acht schalen die verwijzen naar concreet opvoedingsgedrag: Positief ouderlijk gedrag, Regels stellen, Disciplinering, Inconsequent straffen, Hard straffen, Negeren, Materieel belonen, en Sociaal belonen. Tweede orde factor analyse resulteerde in twee dimensies: Positief opvoeden (gebaseerd op de schalen Positief ouderlijk gedrag, Sociaal Belonen en Regels stellen) en Negatieve controle (gebaseerd op de schalen Straffen, Hard straffen en Negeren) (Van Leeuwen & Chantrain, 2004). Naast het ouderlijk opvoedingsgedrag is zowel in theoretische als empirische studies gebleken dat de ouderlijke cognities, en meer bepaald het zelfvertrouwen in het ouderlijk opvoedingsgedrag, eveneens een belangrijke rol spelen in de ouder-kind interacties (Bugental & Johnston, 2000). Aan de hand van de Parenting Sense of Competence Scale (PSOC) kan het vertrouwen van de ouders over het eigen opvoedingsgedrag bevraagd worden. De PSOC meet twee hogere orde factoren: Efficacy (de mate waarin een ouder zich competent en zelfverzekerd voelt bij het omgaan van probleemgedrag bij het kind) en Satisfaction (de kwaliteit van het affect dat geassocieerd wordt bij het ouderschap) (Johnston & Mash, 1989). Probleemgedrag bij kinderen Probleemgedrag bij kinderen kunnen we op een categoriale en een dimensionale manier benaderen (Rigter, 2002). Bij de categoriale benadering gaat men probleemgedrag van het kind classificeren in termen van categorieën. Hiervoor kan men de indeling van de Diagnostic and Statistical Manual of mental Disorders (DSM-IV-TR) hanteren. Dit is een systeem waarbij psychische stoornissen op vijf verschillende assen genoteerd worden. Elke as heeft betrekking op een bepaald onderdeel van de classificatie. Tegenover de categoriale benadering staat een dimensionale benadering waarbij probleemgedrag gesitueerd wordt op een continuüm en waarbij normgegevens gebruikt worden om uitspraken over het functioneren van het kind te doen. Het meest gebruikte dimensionale classificatiesysteem is de Child Behavior Checklist (CBCL) die ontwikkeld is door Achenbach (1991). Hiermee kunnen twee brede band syndromen gemeten worden: externaliserend gedrag (agressief gedrag, delinquent gedrag, hyperactiviteit, antisociaal gedrag, ) en internaliserend gedrag (somatische klachten, teruggetrokken gedrag, angstig gedrag, depressieve gevoelens, ) (Rigter, 2002).

21 Temperament in relatie tot probleemgedrag Verschillende studies hebben reeds aangetoond dat er een verband bestaat tussen temperament en de sociale ontwikkeling van een kind. Zo lijken bepaalde temperamentsfactoren samen te hangen met sociale vaardigheden, internaliserend en externaliserend probleemgedrag (Sanson et al., 2004). Schwartz, Snidman en Kagan (1999) besloten dat kleuters die hoog scoorden op de temperamentsfactor Inhibitory Control in de adolescentie meer sociale angstsymptomen vertonen. Prior, Smart, Sanson en Oberklaid (2000) vonden dat verlegenheid (hoge score op de temperamentsfactor Shyness ) in de vroege kindertijd een risicofactor voor latere angststoornissen vormden. Prior et al. (2000) gaven zelf aan dat er eerder sprake was van een beperkt verband, maar ze voegden eraan toe dat het risico steeg wanneer de hoge mate van verlegenheid stabiel gemeten werd over verschillende tijdsmomenten heen. Hagekull (1994) was van mening dat kinderen met veel negatieve affectiviteit een aanleg vertonen voor boos en agressief gedrag. Sanson et al. (2004) vermelden dat verschillende studies associaties gerapporteerd hebben tussen een globale meting van een moeilijk temperament met externaliserend probleemgedrag, maar ze merken hierbij op dat deze effecten naar alle waarschijnlijkheid complexer zijn dan ze aanvankelijk lijken en dat er eerder sprake is van een complex samenspel tussen verschillende factoren. Opvoedingsbeleving in relatie tot probleemgedrag Johnston en Mash (1989) vonden een verband tussen het zelfvertrouwen van de ouders op vlak van hun opvoedingsgedrag en probleemgedrag bij de kinderen. Johnston en Mash (1989) vonden dat moeders die probleemgedrag bij hun kind rapporteerden ook lagere scores hadden op vlak van hun opvoedingstevredenheid. Bij de vaders werd er een gelijkaardig verband gevonden, maar naast minder opvoedingstevredenheid rapporteerden de vaders ook minder opvoedingscompetentie. Ohan, Leung en Johnston (2000) bemerken dat er sprake kan zijn van een wederkerig verband. Zij stellen dat enerzijds ouder zijn van een kind dat probleemgedrag vertoont, een negatieve invloed kan hebben op de algemene indruk van de ouders over hun opvoedingscompetentie en tevredenheid. Anderzijds lijkt het waarschijnlijk dat een ouder die zichzelf weinig competent vindt en weinig tevreden is over zijn opvoedingsgedrag, minder responsief

22 zal reageren op de noden van het kind en zo de kans toeneemt dat het kind gedragsproblemen ontwikkelt. Opvoedingsgedrag in relatie tot probleemgedrag Bij de studie van opvoedingsgedrag in relatie tot probleemgedrag bij het kind, wordt ouderlijk opvoedingsgedrag als een sterke voorspeller voor externaliserend probleemgedrag bij het kind beschouwd. Zo wordt een gebrek aan positieve betrokkenheid of responsiviteit, een gebrek aan monitoring of supervisie, hard of inconsequent straffen bij ongewenst gedrag, onvoldoende beloning van aangepast gedrag, en een hoge mate van coërcief of reactief gedrag sterk gerelateerd aan externaliserend probleemgedrag bij het kind. (Forehand, Miller, Dutra, & Chance, 1997; Loeber & Dishion, 1983; Prinzie, Onghena, Hellinckx, Grietens, Ghesquière & Colpin, 2004; Rothbaum & Weisz, 1994; Ruchkin, Eisemann, & Hägglöf, 1999; Van Leeuwen et al., 2007; Wakschlag & Hans, 1999). In de literatuur wordt er iets minder empirische ondersteuning gevonden voor de effecten van ouderlijk gedrag op internaliserend gedrag bij het kind. Barber et al. (1994, 1996) besluiten dat ouderlijke psychologische controle een goede voorspeller is voor internaliserend gedrag bij het kind. Aunola en Nurmi (2005) vonden dat het effect van psychologische controle door de moeder op het probleemgedrag van het kind, versterkt werd wanneer de moeders ook een sterke mate van warmte en responsiviteit vertoonden. Hoewel psychologische controle meer op een subtiele en verborgen manier tot uiting komt, lijkt dit toch gevolgen op het leven en het algemeen welzijn van het kind te hebben (Barber, 1997; Garber, Robinson, & Valentiner, 1997; Steinberg, Mounts, Lamborn, & Dornbusch, 1991). Verder vonden Wood, McLeoad, Sigman, Hwang en Chu (2003) dat controlerend ouderlijk gedrag (geoperationaliseerd als overbezorgd gedrag, en minder verlenen van autonomie) geassocieerd is met verlegenheid en angststoornissen bij kinderen. Van Leeuwen, Mervielde, Braet, en Bosmans (2004) vonden op hun beurt onafhankelijke effecten van negatieve controle (geoperationaliseerd als ouderlijk gedrag dat de bedoeling heeft om het gedrag van het kind te beperken) en van weinig positief ouderlijk gedrag op internaliserend probleemgedrag van het kind.

23 We moeten opmerken dat onderzoek naar enkel de onafhankelijke effecten van ouderlijk gedrag op het probleemgedrag van het kind tot verkeerde conclusies kan leiden. Het is zinvoller om naast de onafhankelijke effecten, de interactie-effecten tussen de kenmerken van het kind (onder andere het temperament van het kind) en opvoeding in relatie tot de kindaanpassing te onderzoeken (Kochanska, Aksan, & Joy, 2007; Sanson et al., 2004; Van Leeuwen et al., 2004). Opvoeding moet echter beschouwd worden als een dynamisch proces van interacties. Interactie-effecten tussen temperament en opvoeding in relatie tot probleemgedrag bij kinderen Algemeen Onderzoekers richten zich steeds meer op het ingewikkelde patroon van interacties tussen de opvoedingsstijlen van de ouders en de persoonskenmerken en het temperament van het kind in relatie tot probleemgedrag bij kinderen (Kohnstamm, 2002). Zo gaat men steeds meer uit van de modererende invloed van de temperamentsfactoren van het kind op het verband tussen ouderlijk opvoedingsgedrag en de sociale ontwikkeling van het kind (Kochanska et al., 2007; Sanson et al., 2004). O Connor en Dvorak (2001) concluderen dat specifieke combinaties van persoonlijkheidskenmerken en ouderlijk gedrag, als protectieve of risicofactoren beschouwd kunnen worden. Veel auteurs gebruiken het concept goodness-of-fit waarmee men wil aantonen dat voor een al of niet harmonische uitgroei van kinderen het zeer belangrijk is dat de ouders een omgeving creëren die past bij het temperament van het kind. Voor deze auteurs zijn de aard van het kind en de kenmerken van de omgeving niet los van elkaar te zien (Chess & Thomas, 1999; Paterson & Sanson, 1999; Rothbart & Ahadi, 1994; Thomas & Chess, 1977). Sommige onderzoekers gebruiken de type-indeling van moeilijk en gemakkelijk temperament om de interactie-effecten tussen temperament en ouderlijk opvoedingsgedrag in relatie tot probleemgedrag na te gaan. Sanson en Rothbart (1995) stellen dat hoewel het construct moeilijk temperament zijn bruikbaarheid in onderzoek bewezen heeft, het ook een grote beperking met zich meedraagt. Zo combineert het verschillende componenten (reactiviteit en zelfregulatie) van temperament die elk op een verschillende manier in interactie kunnen treden met het ouderlijk gedrag. Sanson

24 en Rothbart (1995) concluderen dat onderzoek naar interactie-effecten tussen temperament en ouderlijk opvoedingsgedrag in relatie tot probleemgedrag gebruik dient te maken van specifieke temperamentsdimensies. Internaliserend probleemgedrag als afhankelijke variabele Surgency/Extraversion. Lengua et al. (2000) vonden dat de relatie tussen inconsequent straffen (inconsequente ouderlijke controle) en depressieve gevoelens bij kinderen (9-12 jaar) waarvan de ouders recent gescheiden waren, gemodereerd wordt door de impulsiviteit van de kinderen. Inconsequent straffen zorgde bij heel impulsieve kinderen voor meer problemen in vergelijking met kinderen die laag scoorden op de temperamentsfactor Impulsivity. Lengua et al. (2000) gaven aan dat impulsieve kinderen kwetsbaarder kunnen zijn voor het inconsequent ouderlijk gedrag aangezien ze in vergelijking met minder impulsieve kinderen, problemen ervaren om zelf hun emoties en gedrag te reguleren. Dit heeft een effect heeft op de manier waarmee de kinderen de echtscheiding van de ouders verwerken. Maar Lengua et al. (2000) wierpen ook de mogelijkheid op dat impulsieve kinderen meer negatieve interacties met anderen kunnen ervaren en dit kan leiden tot een lager zelfwaarde gevoel, teruggetrokken gedrag en depressieve gevoelens. In hetzelfde onderzoek van Lengua et al. (2000) besloten ze dat de relatie tussen negatief ouderlijk opvoedingsgedrag (komt overeen met een lage score voor ouderlijke responsiviteit) en depressieve gevoelens van het kind die recent een echtscheiding van de ouders meemaakte, gemodereerd wordt door positieve emotionaliteit bij het kind (komt overeen met een hoge score voor Smiling/Laughter en Positive Anticipation). Het negatief ouderlijk gedrag had een grotere invloed op de aanpassingsproblemen bij kinderen die laag op de factor positieve emotionaliteit scoorden. Positieve emotionaliteit fungeert als een protectieve factor die de impact van het negatief ouderlijk gedrag buffert. De kinderen die veel positieve emotionaliteit vertonen, blijken beter in staat om te focussen op de positieve aspecten van de omgeving en de ouder-kind interacties om zo een positief affect te behouden wanneer de moeder verwerpend gedrag stelt. Deze kinderen gaan waarschijnlijk meer positieve interacties of ondersteunende relaties aan met anderen buiten het gezin. Zo ontwikkelen ze een sterker zelfvertrouwen en meer tevredenheid en wordt de impact van de ouderlijke verwerping verlicht.

25 Negative Affectivity. Kochanska et al. (2007) vonden dat de temperamentsfactor Fear een modererend effect had op de relatie tussen ouderlijk opvoedingsgedrag en latere socialisatieprocessen van kinderen (2-5 jaar) uit de algemene populatie. Voor kinderen met relatief weinig vrees op jonge leeftijd (lage score op de factor Fear), voorspelde een positieve moeder-kind relatie toekomstig socialisatiesucces op vlak van de gewetensvorming op kleuterleeftijd. Verder concludeerden Kochanska et al. (2007) dat kinderen met een relatief hoge mate van vrees (hoge score op de factor Fear), wanneer ze hard gestraft worden door de ouders, minder in staat zijn om de ouderlijke boodschappen betreffende de socialisatie te verwerken, omdat hun arousal het optimale niveau overschrijdt. Voor deze kinderen, voorspelde de mate van machtsuitoefening door de vader latere socialisatieproblemen (Kochanska et al., 2007). In eerder onderzoek bekwam Kochanska (1997) vergelijkbare resultaten. Kochanska (1997) besloot dat het effect van matige ouderlijke discipline op latere socialisatieprocessen het grootste was voor jonge kinderen (4-5 jaar) met een hoge score voor de temperamentsfactor Fear gemeten op peuterleeftijd. Voor angstige kleuters zorgde een matige disciplinering door de moeder, in plaats van hard straffen, voor een optimaal niveau van arousal die de angsthantering bevorderde en de gewetensontwikkeling stimuleerden. Een positieve ouder-kindrelatie had meer effect voor kinderen met relatief weinig vrees op peuterleeftijd (lage score op de factor Fear). Effortful Control. In de literatuur worden er relatief weinig interactie-effecten tussen Effortful Control en ouderlijk opvoedingsgedrag op internaliserend probleemgedrag vermeld. De meeste empirische evidentie wordt gevonden voor interactie-effecten op externaliserend probleemgedrag. Zo vonden Van Leeuwen et al. (2004) geen significante interactie-effecten tussen ouderlijk opvoedingsgedrag (positief opvoeden en negatieve controle) en Consciëntieusheid bij kinderen (7-15 jaar) uit de algemene populatie voor het verklaren van internaliserend probleemgedrag, maar wel bij het verklaren van externaliserend probleemgedrag. De persoonlijkheidsfactor Consciëntieusheid komt volgens Rothbart en Putnam (2002) inhoudelijk overeen met de temperamentsfactor Effortful Control. Block en Block (1980) gaven echter wel aan dat kinderen die over een té sterke impulscontrole beschikten, en die bovendien opgroeien in een gezin met strikte regels, de neiging hadden om over-gecontroleerd gedrag te stellen. Kinderen met weinig impulscontrole en waarvan de ouders een onvoorspelbare,

Een aandachtige blik op

Een aandachtige blik op INLEIDING Een aandachtige blik op temperamentt Valerie Van Cauwenberge Prof. Dr. Roeljan Wiersema SWVG Studiedag Leuven, 2 december 21 Temperament = individuele id verschillen tussen kinderen in reactiviteit

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting Inleiding Depressie en angst zijn veel voorkomende psychische stoornissen. Het ontstaan van deze stoornissen is gerelateerd aan een breed scala van risicofactoren, zoals genetische kwetsbaarheid, neurofysiologisch

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als

Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als 1 Temperament van het kind en (adoptie)ouderschap Sara Casalin Ouders gebruiken voor het temperament van hun kind(eren) spontaan woorden als verlegen, blij, impulsief, zenuwachtig, druk, moeilijk, koppig,

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE

GROTE VARIATIE. Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese KENNISMAKING KINDEREN MET CEREBRALE PARESE VAKGROEP ORTHOPEDAGOGIEK VAKGROEP S-, PERSOONLIJKHEIDS- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE Determinanten van gedragsontwikkeling bij kinderen en jongeren met cerebrale parese Prof. dr. Sarah De Pauw - Dra. Lisa Dieleman

Nadere informatie

Opvoeding in de startblokken

Opvoeding in de startblokken Opvoeding in de startblokken Over het verband tussen ouderlijke opvoedingsattituden, -beleving, en -gedrag tijdens het eerste levensjaar van een kind Karla Van Leeuwen & Sofie Rousseau Gezins- en Orthopedagogiek,

Nadere informatie

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN?

SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF- EN BELONINGSGEVOELIGHEID EN EETSTIJLEN BIJ ADOLESCENTEN? VAKGROEP ONTWIKKELINGS-, PERSOONLIJKHEID- EN SOCIALE PSYCHOLOGIE (PP07) ONDERZOEKSGROEP KLINISCHE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE SPEELT EFFORTFUL CONTROL EEN ROL TER VERKLARING VAN HET VERBAND TUSSEN STRAF-

Nadere informatie

SAMENVATTING Introductie

SAMENVATTING Introductie Introductie Affect heeft een belangrijke functie in de organisatie van gedrag. Affect moet en kan in principe gereguleerd worden, als dit voor iemands doelen van belang is. Dysregulatie van effect verwijst

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch) SAMENVATTING (Summary in Dutch) Ontwikkeling van Persoonlijkheid en Probleemgedrag tijdens de Adolescentie Ieder individu is uniek. Echter, niemand is uniek genoeg om een persoonlijkheidstype te vormen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Wetenschappelijke kijk op hoogsensitiviteit. Xandra van Hooff GaveMensen

Wetenschappelijke kijk op hoogsensitiviteit. Xandra van Hooff GaveMensen Wetenschappelijke kijk op hoogsensitiviteit Xandra van Hooff GaveMensen Sensory Processing Sensitivity Sigmund Freud Introversie/extraversie Jung Innate sensitiveness Eysenck Linkt introversie/extraversie

Nadere informatie

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E.

Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Exposure to Parents Negative Emotions in Early Life as a Developmental Pathway in the Intergenerational Transmission of Depression and Anxiety E. Aktar Summary 1 Summary in Dutch (Samenvatting) Summary

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD

Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Valerie Van Cauwenberghe en Prof. dr. Roeljan Wiersema Emotieregulatie bij kinderen en jongeren met ADHD Dit onderzoek werd uitgevoerd door: Prof. dr.

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind

Samenvatting. Coparenting en Angst van het Kind Samenvatting Coparenting en Angst van het Kind In dit proefschrift worden verschillende associaties tussen coparenting en angst binnen het gezin getoetst, zoals voorgesteld in het model van Majdandžić,

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief N Individuele verschillen in borderline persoonlijkheidskenmerken Een genetisch perspectief 185 ps marijn distel.indd 185 05/08/09 11:14:26 186 In de gedragsgenetica is relatief weinig onderzoek gedaan

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Samenvatting Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken op het gebied van gehechtheid en psychosociaal functioneren in de volwassenheid. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de gehechtheidstheorie.

Nadere informatie

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg

JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Steunpunt WVG Minderbroedersstraat 8 B-3000 Leuven +32 16 37 34 32 www.steunpuntwvg.be swvg@kuleuven.be Rapport 42 JOnG!0: Longitudinale ontwikkeling van opvoeding, kindgedrag en zorg Onderzoeker: Promotor:

Nadere informatie

Temperamentsprofielen bij verslaving

Temperamentsprofielen bij verslaving 17 februari 2017 Temperamentsprofielen bij verslaving Dr Els Santens Psychiater Team Verslavingszorg Inhoud Kader doctoraatsonderzoek Verslaving Gray s Reinforcement Sensitivity Theory (RST) Temperamentsprofielen

Nadere informatie

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant:

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID 256-18 Datum 24.12.2014. Informant: TSCYC Ouderversie Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen ID 256-18 Datum 24.12.2014 Informant: Mieke de Groot-Aerts moeder TSCYC Inleiding 2 / 10 INLEIDING De TSCYC is een vragenlijst die

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie Stoornissen in het gebruik van middelen

Nadere informatie

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop SAMENVATTING Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop Inleiding Cognitief functioneren omvat verschillende processen zoals informatieverwerkingssnelheid, geheugen en executief functioneren,

Nadere informatie

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren:

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: Datum 18-11-2011 1 Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: een rol voor temperament en opvoedingsstijl? Helma Festen Klinische Psychologie Rijksuniversiteit Groningen h.festen@rug.nl

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19103 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pisanti, Renato Title: Beyond the job demand control (-support) model : explaining

Nadere informatie

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN

ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN ZELF-DETERMINATIE THEORIE EN PSYCHISCH WELZIJN Prof. Dr. Inge Antrop Dr. Katrijn Brenning MSc. Lana De Clercq Prof. Dr. Sarah De Pauw Ph.D. Lisa Dieleman Prof. Dr. Patrick Luyten Ph.D. Elien Mabbe Dr.

Nadere informatie

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model

Deel I: Integratie van Opvoeding in het I-Change Model Samenvatting Hoewel bekend is dat roken schadelijk is voor de gezondheid, beginnen adolescenten nog steeds met roken. Om dit te veranderen is het nodig een beter inzicht te krijgen in de factoren die

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Geen mythes, maar feiten. Hoe voeden Vlaamse ouders kinderen en adolescenten werkelijk op en hoe ervaren ze dit?

Geen mythes, maar feiten. Hoe voeden Vlaamse ouders kinderen en adolescenten werkelijk op en hoe ervaren ze dit? Geen mythes, maar feiten. Hoe voeden Vlaamse ouders kinderen en adolescenten werkelijk op en hoe ervaren ze dit? Sofie Rousseau Prof. dr. Karla Van Leeuwen Opvoedingsgedrag Opvoedingsbeleving Achtergrond:

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen

Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Opvoedingsvragen, nood aan ondersteuning en preventieve gezinsondersteuning bij gezinnen met jonge kinderen Prof. dr. Karla Van Leeuwen Dit onderzoek is uitgevoerd door: Karla Van Leeuwen (Promotor) Sofie

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode UNIVERSITEIT GENT Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode PITTIG KIND, MOEILIJKE OPVOEDING? Een studie met het temperamentsmodel van Thomas en Chess.

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Samenvatting. (Dutch Summary)

Samenvatting. (Dutch Summary) (Dutch Summary) In dit proefschrift is de ontwikkeling van gedrags- en emotionele problemen van tweelingen en eenlingen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar onderzocht. In hoofdstuk 1 wordt een introductie

Nadere informatie

Temperament bij vroeggeboren en op tijd geboren baby s: ontwikkeling en relatie met joint- attention vaardigheden op 8 maanden.

Temperament bij vroeggeboren en op tijd geboren baby s: ontwikkeling en relatie met joint- attention vaardigheden op 8 maanden. Academiejaar 2009 2010 Eerste Examenperiode Temperament bij vroeggeboren en op tijd geboren baby s: ontwikkeling en relatie met joint- attention vaardigheden op 8 maanden. Masterproef neergelegd tot het

Nadere informatie

Inhoud van de presentatie

Inhoud van de presentatie De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vanuit ontwikkelingspsychologisch perspectief Annelies Somers i.s.m. Prof. Hilde Colpin Prof. Karine Verschueren ~ Centrum voor Schoolpsychologie

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift bestaat uit een aantal studies waarin onderzocht is waar individuele verschillen vandaan komen in welbevinden (WB) en gerelateerde menselijke eigenschappen, zoals

Nadere informatie

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting

Perseverative cognition: The impact of worry on health. Nederlandse samenvatting Perseverative cognition: The impact of worry on health Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Perseveratieve cognitie: de invloed van piekeren op gezondheid Iedereen maakt zich wel eens zorgen.

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie TSCYC Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen HTS Report ID 15890-3156 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader INLEIDING TSCYC 2/8 Inleiding De TSCYC is een vragenlijst

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Titel: Cognitieve Kwetsbaarheid voor Depressie: Genetische en Omgevingsinvloeden Het onderwerp van dit proefschrift is cognitieve kwetsbaarheid voor depressie en de wisselwerking

Nadere informatie

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu Nederlandse Samenvatting De adolescentie is levensfase waarin de neiging om nieuwe ervaringen op te

Nadere informatie

EQ - emotionele intelligentie in kaart

EQ - emotionele intelligentie in kaart EQ - emotionele intelligentie in kaart 24-3-2014 BASISPROFIEL Laan van Vlaanderen 323 1066 WB Amsterdam INTRODUCTIE Het EQ rapport brengt iemands emotionele intelligentie in kaart. Dit is het vermogen

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant

Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel 28/04/2015 EMOTIONELE ONWIKKELING. buitenkant versus binnenkant Agressiebeheersing vanuit het emotionele ontwikkelingsprofiel Dr. Iris Van den Brandei.o. SEN vzw Centrum voor Therapie en Welzijn Balans EMOTIONELE ONWIKKELING buitenkant versus binnenkant intrapsychisch

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

M.L.H. de Roon. Master Thesis Pedagogische Wetenschappen Child and Family Studies

M.L.H. de Roon. Master Thesis Pedagogische Wetenschappen Child and Family Studies De ontwikkeling van externaliserend en internaliserend probleemgedrag bij kinderen van drie tot vier jaar en de invloed van temperament op probleemgedrag M.L.H. de Roon Master Thesis Pedagogische Wetenschappen

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Psychologische behandeling van bipolaire patiënten. Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden

Psychologische behandeling van bipolaire patiënten. Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden Psychologische behandeling van bipolaire patiënten Dinsdag 17 januari 2017 Dr. Manja Koenders PsyQ Rotterdam/Universiteit Leiden Omgaan met stessoren (1) Stressgevoeligheid Stress Generation theory The

Nadere informatie

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress WORK EXPERIENCE SCAN VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Voor elk bedrijf is het van belang de oorzaken van stresserende factoren zo snel mogelijk te herkennen om vervolgens het beleid hierop af te kunnen

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

WORK EXPERIENCE PROFILE

WORK EXPERIENCE PROFILE WORK EXPERIENCE PROFILE VANDERHEK METHODOLOGISCH ADVIESBUREAU Werkstress is een verschijnsel dat al jaren sterk de aandacht trekt. Statistieken van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid geven aan dat

Nadere informatie

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar Eerste Examenperiode Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2007-2008 Eerste Examenperiode BEPAALT TEMPERAMENT PROBLEEMGEDRAG BIJ PEUTERS (1,5 TOT 3 JAAR)? EEN LONGITUDINALE, CROSS-LAGGED STUDIE OP

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen.

rapporteerden. Er werden geen verschillen gevonden in schoolprestaties, spijbelgedrag en middelengebruik tussen de verschillende groepen. Samenvatting Samenvatting Depressie en angst zijn de meest voorkomende psychische stoornissen in de adolescentie met een enorme impact op het individu. Veel adolescenten rapporteren depressieve en angst

Nadere informatie

6DPHQYDWWLQJ. De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval.

6DPHQYDWWLQJ. De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval. 6DPHQYDWWLQJ De studie psychologie aan de Open Universiteit Nederland (OUNL) kent een hoge uitval. Van de ongeveer 1200 studenten die per jaar instromen, valt de helft binnen drie maanden af. Om een antwoord

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Dit proefschrift richt zich op het individuele, dyadische, en groepsniveau van complexiteit binnen gezinnen met adolescente kinderen. De gezinnen die werden bestudeerd bestonden

Nadere informatie

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie.

De rol van sekse, hechting en autonomie in as-i en persoonlijkheidspathologie. De rol van sekse, hechting en autonomie in asi en persoonlijkheidspathologie. Drs. N. Bachrach GZ psycholoog io Klinisch psycholoog VVGI Externpromovendus UvT Promotor Prof. Dr. M. Bekker Copromotor: Dr.

Nadere informatie

Problematisch middelengebruik in de adolescentie: Associaties met temperament en ruminatieve responsstijl. Wetenschapsdag Tienen 6 februari 2014

Problematisch middelengebruik in de adolescentie: Associaties met temperament en ruminatieve responsstijl. Wetenschapsdag Tienen 6 februari 2014 Problematisch in de adolescentie: Associaties met temperament en ruminatieve responsstijl Wetenschapsdag Tienen 6 februari 2014 Inleiding Adolescentie kwetsbare periode aanpassingsproblemen (bv. Problematisch

Nadere informatie

Inge Glazemakers. Overzicht. Hoop en verwachting. Ouderschap en opvoeding

Inge Glazemakers. Overzicht. Hoop en verwachting. Ouderschap en opvoeding Overzicht Inge Glazemakers Onze hoop en verwachtingen Opvoeden bij kinderen met metabole aandoening: een extra uitdaging Gedrag van kinderen: wat opvoeden soms moeilijk maakt Wat is positief opvoeden?

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) 2. Introductie slaapproblemen Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen

Nadere informatie

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis SAMENVATTING General Personality Disorder H. Berghuis Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift.

Nadere informatie

Parenting and personality as predictors of child and adolescent internalizing and externalizing problem behavior.

Parenting and personality as predictors of child and adolescent internalizing and externalizing problem behavior. Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Parenting and personality as predictors of child and adolescent internalizing and externalizing problem behavior Karla Van Leeuwen Promotor: Prof. Dr.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

HTS Report NEO-FFI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report NEO-FFI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam NEO-FFI-3 Persoonlijkheidsvragenlijst HTS Report ID 15890-3155 Datum 18.07.2017 Zelfrapportage INLEIDING NEO-FFI-3 2/8 Inleiding Dit rapport beschrijft de scores van de kandidaat op de NEO-FFI-3 persoonlijkheidsvragenlijst.

Nadere informatie

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum HTS Report DAPP-BQ Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie ID 5105-7038 Datum 20.07.2017 Screening INLEIDING DAPP-BQ 2/22 Inleiding De DAPP Screening is de verkorte versie van de DAPP-BQ,

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een Samenvatting Werkstress bij verpleegkundigen is al jaren wereldwijd een probleem. Werkstress kan negatieve gevolgen hebben voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid en kan het plezier in het werk

Nadere informatie

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Simon Janzen ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

HTS Report STAXI-2. Vragenlijst over boosheid. Simon Janzen ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam STAXI-2 Vragenlijst over boosheid HTS Report ID 255-237 Datum 16.11.2015 Zelfrapportage STAXI-2 Inleiding 2 / 11 INLEIDING De STAXI-2 is een vragenlijst waarmee op basis van zelfrapportage diverse aspecten

Nadere informatie

N ederlandse samenvatting

N ederlandse samenvatting N ederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Alle kinderen doen wel eens dingen die niet mogen of waarmee ze anderen benadelen. Maar, sommige kinderen doen dat vaker dan andere. Het is bekend dat

Nadere informatie