Advies. betreffende de nieuwe anti-crisismaatregelen van de federale regering en minister van Werk

Transcriptie

1 Brussel, 18 november Advies federaal banenplan Advies betreffende de nieuwe anti-crisismaatregelen van de federale regering en minister van Werk

2 Inhoud Advies Situering Het advies Afbakening Algemene opmerkingen Maatregelgewijze bespreking Creatie van vormingfonds binnen de RVA Instapstages Opleidingspremie Stages Tutoraat Promotie van de tewerkstelling van vormingsmedewerkers Definitie van risicogroepen Visie voor opleidingsvrijstellingen, betaald educatief verlof

3 Advies 1. Situering Op de Vesoc-werkgroep van 4 november 2009 werd aangekondigd dat de Vlaamse minister van Werk de SERV om advies zou vragen betreffende de nieuwe crisismaatregelen van de federale regering en de federale minister van Werk. Dit met het oog op de bespreking op de Interministeriële Conferentie. Er werd de wens uitgedrukt dat, gezien de hoogdringendheid, de Vlaamse minister dit advies ten laatste zou ontvangen op 18 november De SERV ontving de formele vraag tot een spoedadvies op 16 november Voorliggend advies van de SERV is een advies betreffende de plannen zoals verwoord in de Vesoc-nota VESOC-WG/D-09/48. Deze nota wordt als bijlage toegevoegd aan dit advies Andere recentere. Meer uitgewerkte documenten werden niet ter beschikking van de SERV gesteld. 2. Het advies 2.1. Afbakening Het ter advies voorliggende federale voorstel omvat meerdere actieterreinen. Het advies van de SERV heeft enkel betrekking op het luik competentieversterking. De SERV spreekt zich dus niet uit over de andere aspecten van het voorstel, noch in positieve noch in negatieve zin Algemene opmerkingen De voorstellen van de federale regering hebben inhoudelijk betrekking op de domeinen vorming en beroepsopleiding. De SERV wijst erop dat dit een exclusieve gemeenschapbevoegdheid betreft en onderschrijft in deze de visie van de Vlaamse minister van werk dat het federale beleid op dit domein het beleid van de Gemeenschappen moet faciliteren of versterken. De voorstellen van de federale regering vertrekken vanuit de omgekeerde en voor de SERV dus niet correcte logica. De middelen die het federale niveau in het kader van deze plannen voorziet voor competentieversterking, kunnen beter ter beschikking gesteld worden aan de regio s om het desbetreffende regionaal beleid te versterken. 3

4 Het is voor de SERV hoe dan ook belangrijk dat maatregelen die een negatieve impact zouden hebben op het Vlaams werkgelegenheidsbeleid, niet weerhouden worden. Voor de SERV kan het verder niet de bedoeling zijn om maatregelen die op Vlaams niveau niet succesvol waren onveranderd opnieuw te introduceren op het federale niveau. De plannen van de federale regering zijn een bundeling van een aantal ad hoc maatregelen. De SERV is er van overtuigd dat een aantal van deze maatregelen elkaar kunnen versterken en bovendien een grotere impact zouden hebben indien geïntegreerd in een planmatige aanpak. De SERV apprecieert volgende elementen als positief in de voorliggende plannen: het versterken van de stages, de verbetering van het systeem deeltijdsleren, de focus op de kwetsbare groepen zoals 50-plussers, de aanpak van knelpuntberoepen Maatregelgewijze bespreking Creatie van vormingfonds binnen de RVA Voor de SERV is het aangewezen dat de middelen die waren voorzien voor het nooit inwerking getreden Tewerkstellingsfonds nu effectief wel aangewend zullen worden waarvoor ze voorzien zijn, namelijk een arbeidsmarktbeleid in zake vorming en opleiding. De federale regering stelt voor deze middelen te beheren in een bijkomend fonds in de schoot van de RVA. Gezien de bevoegdheidsverdeling kan de SERV zich niet terug vinden in deze aanpak Instapstages De SERV is geen voorstander van deze maatregel ondermeer omwille van het gevaar voor verdringing en het gebrek aan aandacht voor opleiding. Daarom pleit de SERV voor een versterking van de IBO Opleidingspremie Voor de SERV is het beter invullen van knelpuntberoepen een noodzaak en ieder initiatief daar toe is toe te juichen. Gezien echter de ervaring op het Vlaamse niveau met een gelijkaardige maatregel in de schoot van de VDAB (met weliswaar een beperktere premie) vraagt de SERV om een voorafgaandelijk analyse van de impact van deze maatregel. 4

5 Voor de SERV zijn de beroepen van de toekomst ook ruimer te interpreteren dan enkel die beroepen die verbonden zijn met het leefmilieu Stages Zoals reeds aangegeven bij de algemene bedenkingen is de SERV van mening dat een aantal van de voorgestelde maatregelen deel zouden moeten uitmaken van een geïntegreerde en planmatige aanpak. Dit geldt zeker voor de stageproblematiek en de voorstellen die hier betrekking op hebben. Start en stagebonus Wanneer het voostel van de federale regering zo geïnterpreteerd moet worden dat het een verhoging van de start- en stagebonus inhoudt, dan kan de SERV zich terugvinden in wat voorgesteld wordt. Dit geldt ook voor het uitbreiden van het toepassingsgebied van de hier bedoelde maatregel naar de niet-leerplichtigen deeltijdsleren. Terugbetaling van medische onderzoeken De SERV apprecieert dit voorstel als positief. Stages inschakelen in de Startbaanovereenkomsten De SERV kan zich niet terugvinden in het voorstel om een deel van de 3% norm in het kader van de startbanen verplicht te reserveren voor stages. Het stimuleren van leercontracten en -overeenkomsten is volgens de SERV noodzakelijk. In dit kader kan de SERV zich dan ook vinden in de idee om leercontracten en -overeenkomsten en opleidingscontracten die al in de wetgeving vervat zitten dubbel te laten tellen voor de toepassing van de 3 % norm. De SERV wenst ook te wijzen op specifieke situatie van de non-profitsector. De werkgevers uit de openbare sector en de werkgevers uit de non-profitsector die ten minste 50 werknemers in dienst hebben, moeten jonge werknemers a rato van 1,5% van hun personeelsbestand tewerkstellen. Er moet uitgeklaard worden wat dit voorstel betekent voor de non-profitsector. Harmonisatie van het statuut van de stagiaires die alternerend leren en verbetering van de wetgeving op industrieel leerwezen. SERV is in deze reeds langer vragende partij om te komen tot een meer éénduidig statuut. 5

6 2.3.5 Tutoraat Inhoudelijk kan de SERV zich zeker vinden in tutor- of mentorschapsprojecten voor de groep van oudere werknemers. Bovendien kan zo ook de link gelegd worden met het stagebeleid dat dan weer moet zorgen voor een betere aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. In het licht hiervan beoordeelt de SERV beide voorstellen als positief Promotie van de tewerkstelling van vormingsmedewerkers. Volgens de SERV is het invoeren van een dergelijke maatregel, gezien de bevoegdheidsverdeling, werk voor de regionale overheden Definitie van risicogroepen Met de steun vanuit paritaire sectorfondsen die instaan voor het beheer van het equivalent van de sociale zekerheidsbijdrage van 0,10 % op de brutolonen, nemen heel wat werkgevers hun verantwoordelijkheid op voor de tewerkstelling van diverse kansengroepen op de arbeidsmarkt. Op basis van de verschillende behoeften op de arbeidsmarkt bepalen de sectoren aangepaste criteria voor de definitie van risicogroepen. Voor de SERV moet de wijze waarop de bijdrage ingezet wordt voorwerp vormen van overleg met de sectoren en moet er rekening gehouden worden met de regionale keuzes inzake risicogroepen (cf. verdringingeffect) Visie voor opleidingsvrijstellingen, betaald educatief verlof De Vlaamse sociale partners kijken uit naar de geplande modernisering van het BEV en wensen deze discussie dan ook in dit kader te positioneren. 6