LESVOORBEREIDINGSFORMULIER DERDEGRAADSSTAGE Datum nazicht: Naam student: Stefanie Van Calenberg Stageschool: De Zonnebergen

Transcriptie

1 LESVOORBEREIDINGSFORMULIER DERDEGRAADSSTAGE Datum nazicht: Naam student: Stefanie Van Calenberg Stageschool: De Zonnebergen Nagekeken door: aanpassen - herwerken Stageklas: 2 de leerjaar Aantal lln.: 16 goedgekeurd Mentor: Suzanne en Anneleen VAK: MUVO- Beweging DATUM: 02/06/2015 BEGINSITUATIE: Aantal leerlingen: 16 leerlingen Klasschikking: Turnzaal Gebruikte handboek(en): / handtekening LESONDERWERP: Thema omgekeerd: Spiegelen TIJDSTIP: 1.5 lesuur Beginsituatie van de kinderen in verband met het lesonderwerp: De leerlingen kennen spiegels, ze staan er praktisch alle dagen voor. Ze kennen het principe en/of de werking van spiegels ( in de spiegels zie je jouw spiegelbeeld.) De klas bestaat 16 leerlingen waarvan 6 jongens en 10 meisjes. Thema: Omgekeerd. Ik heb gekozen om rond spiegels te werken. Leerlingen uit de eerste graad kennen spiegels en gebruiken deze ook. Ik ben dan ook van mening dat er voldoende ideeën zullen komen. Cognitieve creativiteit: De lln hebben zeker ervaring met fantasie ( gekke bekken trekken). Emotionele creativiteit: Ik probeer zoveel mogelijk zelf mee te doen en hen te laten samenwerken. Hierdoor is de drempel niet zo hoog. Sociale creativiteit: Samenwerken kan nog moeilijk zijn. Ik houd dat dus goed in de gaten en help waar nodig. Andere: Ik heb reeds bewegingslessen gegeven in mijn stageschool.

2 LEERPLANDOELEN EN LESDOELEN: (genummerde lijst van leerplandoelen (voluit) + concrete lesdoelen in chronologische volgorde met verwijzing naar de corresponderende leerplandoelen) Leerplandoelen 1.2 De leerlingen ervaren en exploreren verschillende houdingen en bewegingen. 4.1: De leerlingen kunnen bewegingen nauwkeurig nabootsen. 5.2: De leerlingen kunnen samen een bewegingsverhaal uitvoeren. 6.4: De leerlingen kunnen hun bewegingsexpressie en die van anderen kritisch en durven bespreken. Lesdoelen: De leerlingen experimenteren met spiegels. De leerlingen kunnen bewegingen zo exact mogelijk nadoen. De leerlingen kunnen synchroon bewegen. De leerlingen kunnen een eenvoudig bewegingsverhaal maken. Leerinhoud: Werken met spiegels Werken rond omgekeerde bewegingen Werken aan richting ( contrast synchroon bewegen) Spiegelen: Exacte bewegingen kunnen overnemen. Geconcentreerd kunnen kijken naar de andere om deze nadien zo goed mogelijk te kunnen nadoen.

3 TIMING LESDOELEN AANPAK (ONDERWIJSACTIVITEITEN EN ORGANISATIE) 8 min. FASE 1: opstart en opwarming Opdracht 1: Leuk is raar De leerkracht leest een gedicht voor : LEERACTIVITEITEN (INTERNE EN EXTERNE LEERACTIVITEITEN) De leerlingen luisteren aandachtig naar het gedicht. De leerkracht houdt een kort gesprek over het gedicht: Wat valt jullie op aan dit gedicht? - Wat is er gek in dit gedicht? - Klopt alles wat in dit gedicht staat? - Wie zou dit geschreven kunnen hebben? Opdracht 2: Gewoon dat is zo saai. Lkr: Stel je voor dat onze klas ook zo n omgekeerde wereld zou zijn, wat zou er dan allemaal anders zijn dan hoe het nu is? Mogelijke antwoorden van de lln: - Het staat vol leugentjes en onwaarheden. - Alles is omgekeerd. - Neen, het is precies een omgekeerde wereld. - Misschien een gekke clown of een verstrooide professor? De lln denken na over wat het begrip omgekeerd in een voor hen gekende context en omgeving kan in inhouden. Mogelijke antwoorden van de lln:

4 - Wij zouden vooraan staan en de juf zou neerzitten. - Eerst lange speeltijd en dan even kort werken. - 2 dagen school, 5 dagen vakantie. - De antwoorden staan in onze schriften, de juf moet ze opschrijven min. FASE 2: EXPERIMENTEREN VERKENNEN EN VERDIEPEN Lkr: Die omgekeerde wereld is soms veel dichter dan je denkt. Zo zie ik mezelf elke ochtend omgekeerd. Wie weet waarover ik het heb? Lkr: Wat is dat een spiegelbeeld? Lln: Over een spiegel. Als je in de spiegel kijkt, zie je je spiegelbeeld. Lln: net het omgekeerde. De lln experimenteren met spiegels. De leerlingen kunnen synchroon bewegen. 2.1 Experimenteren met spiegels Opdracht 1 : Spiegeltje, spiegeltje aan de wand. De leerkracht heeft een aantal spiegels rondgehangen in de ruimte. Ze zegt tegen de leerlingen : - Trek maar eens een gekke snuit in de spiegel - Stek je eens uit - Of doe eens een beweging die je s ochtend doet? - Wie weet er iets leuk om te doen? Opdracht 2: Spiegelen De leerkracht verdeelt de klas in duo s. Lkr: Leerling A neemt plaats op de rode lijn aan deze kant van de zaal, leerling B neemt plaats op de rode lijn aan de andere kant van de zaal. Op de zwarte lijn tussen jullie staat een denkbeeldige spiegel. Wat gaan jullie nu doen? Wel jullie gaan elkaar spiegelen. Leerling A begint, leerling B spiegelt. Daarna worden de rollen omgedraaid. De leerlingen doen allerlei bewegingen en bekijken hun in de spiegel. De leerlingen gaan in tweetallen tegenover elkaar staan in een lange rij. De leerkracht trekt een denkbeeldige spiegel van de ene kant van het lokaal naar het andere. De kinderen gaan elkaar spiegelen. Een rij kinderen is aangever, de andere is volger.

5 Stimulansen: Denk eens na over alledaagse bewegingen, denk maar aan tanden poetsen, kleding aandoen, Lkr: Vonden jullie dit leuk? Wat was er moeilijk? Wie wil er graag eens een beweging laten zien? De andere leerlingen mogen deze dan nadoen. De leerlingen delen hun ervaringen. Opdracht 3: De wereld op z n kop Lkr: In de spiegel zien we ons spiegelbeeld, maar ook in onze taal, kunnen we met woorden kan je spiegelen. Wie weet er nog hoe het in het gedichtje gebeurde? Lln: - de zon is vierkant, - de zee is droog - ziek zijn is gezond - De lln kunnen bewegingen zo exact mogelijk nadoen. Lkr: Wat zou het spiegelbeeld of het omgekeerde kunnen zijn van rechtstaan? Lkr: Goed, kijk goed naar wat ik doe want jullie gaan nu net het tegenovergestelde doen als mij. Ga ik staan, dan gaan jullie zitten. ( ) De leerkracht doet enkele dingen voor. Lkr: Wie wil er nu eens de leerkracht zijn? Het is de bedoeling dat de leerlingen het tegenovergestelde doen van wat de leider doet. Gaat de leider staan, dan blijven de leerlingen zitten. Gaat de leider springen, dan gaan de leerlingen stilstaan etc. De leerlingen doen het tegenovergestelde van wat de leerkracht doet. Gaat de leerkracht staan, dan blijven de leerlingen zitten.,

6 De leerlingen kunnen synchroon bewegen. De lln kunnen bewegingen zo exact mogelijk nadoen. De leerlingen kunnen synchroon bewegen. De lln kunnen bewegingen zo exact mogelijk nadoen. Opdracht 4: Rarara, wat doen wij? De leerkracht geeft elk duo een situatie. Lkr: Jullie hebben elk van mij een situatie, bedoeling is dat jullie deze beweging, die je normaal in de situatie zou doen, uitbeeld en dat de andere leerling deze exact hetzelfde doet. Vb : tanden poetsen, touw trekken, kleren aandoen,.. Stimulansen: Je hoeft niet in deze positie te blijven staan, je mag je bukken, strekken, Lkr: Verzin nu zelf eens een beweging die je uitbeelden. Lkr: Wie wil zijn beweging eens tonen? De andere leerlingen moeten dan raden wat onze leerlingen aan het doen zijn?. 2.2: Nadoen en bewegen Opdracht 1: Standbeeldenspel De leerkracht legt de opdracht uit. Lkr: Één leerling neemt een houding aan. De tweede leerling gaat achter de leerling staan en neemt de houding van nummer 1 exact over. Daarna worden de rollen omgedraaid. Leerling 2 neemt een houding aan, leerling 1 neemt dezelfde houding aan. Wisselen 3 keer. Opdracht 2 : Voortbewegen Lkr: Nu gaan we wat bewegen. Leerling 1 maakt langzame bewegingen, leerling 2 doet deze beweging zo goed mogelijk na. Nadien mag leerling 2 bewegingen doen en doet leerling 1 ze na. De leerlingen beelden hun beweging, die bij de situatie hoort, uit. De leerlingen verzinnen zelf een beweging om uit te beelden. Leerling 1 neemt een houding aan, leerling 2 gaat achter leerling 1 zitten en doet net hetzelfde. Leerling 1 maakt langzame bewegingen, leerling 2 doet deze beweging na.

7 Opdracht 3: In de schaduw = meebewegen Lkr: Eén leerling neemt een bepaalde houding aan van een voorwerp, dier, De andere leerling gaat achter de leerling zitten of staan en neemt dezelfde houding aan. Van zodra de eerste leerling beweegt, beweegt leerling 2 mee. Het ding of dier kan ronddraaien, traag bewegen, stilstaan, Terwijl jullie de bewegingen aan het tonen zijn, kan de leerkracht het woord REVERSE roepen. Hoor je dit woord, dan doe je de beweging opeens omgekeerd. Na enkele bewegingen wordt er gewisseld. Nadien met 3, 4, 5, Opdracht 4: Levende memory Lkr: Kennen jullie het spel memory? Wel, dit gaan we nu spelen. Straks gaan er 2 leerlingen naar buiten. De rest van de klas maakt duo s (Niet beste vriend/in, dat is te makkelijk om te raden). Elk tweetal verzint een korte beweging. De groep gaat in rijen staan, met de tweetallen verspreid door elkaar. De twee leerlingen die buiten stonden komen terug binnen. Elk om de beurt wijzen ze twee leerlingen aan. Deze doen hun beweging die ze vooraf hebben afgesproken. Doen de twee dezelfde beweging, dan heeft de speler een memory en mag nog een keer. Het tweetal gaat aan de zijkant staan. Zijn de bewegingen anders, dan is de andere speler aan de beurt. 30 min. FASE 3: VERWERKING : DE GROTERE OPDRACHT De leerlingen Eindopdracht kunnen De leerkracht zegt: bewegingen zo Nu is het aan jullie. Jullie gaan per 2 een bewegingsverhaaltje exact mogelijk maken waarin jullie niets zeggen. Jullie beelden dit verhaaltje nadoen. samen uit. Jullie mogen gebruik maken van de voorbeelden daarnet; jullie kunnen elkaar spiegelen, maar ook achter elkaar Leerling 1 neemt een houding van een voorwerp aan. Leerling 2 gaat achter leerling zitten of staan een neemt dezelfde houding aan. Van zodra leerling 1 beweegt, beweegt leerling 2 mee. Het ding kan traag bewegen, stilstaan, ronddraaien, De leerlingen antwoorden. De twee memory spelers gaan even naar buiten. De rest van de klas maakt tweetallen. (Niet beste vriend/in, dat is te makkelijk om te raden) Elk tweetal verzint een korte bewegingen groep gaat in rijen staan, met de tweetallen verspreid door elkaar. De memory spelers komen nu weer terug en beginnen het spel. De leerlingen denken na over de vorige opdrachten. Ze gaan op zoek naar passende bewegingen bij hun verhaal.

8 De leerlingen kunnen een eenvoudig verhaal vertellen met bewegingen. DIDACTISCH MATERIAAL: - Spiegels lopen, Jullie mogen zelf kiezen. Nadien doen jullie dit voor aan de andere leerlingen. Presentatie en feedback De leerkracht zegt: Wie wil er graag eerst zijn presentatie komen doen? Na elke presentatie wordt er feedback gegeven door de leerlingen. De leerkracht stelt onderstaande vragen. Wat vonden jullie ervan? Welk verhaal hebben ze ons verteld? Wat vond je van de bewegingen / spiegelingen? De leerlingen presenteren hun verhaaltje. De leerlingen geven feedback op de presentaties. BRONNEN: (noteren volgens de hogeschoolafspraken Bibliografisch refereren ) - Cursus Hogeschool OVERZICHT VAN DE BIJLAGEN: (genummerd overzicht met een korte omschrijving) - Gedicht Leuk is raar. BORDPLAN(NEN) / GRONDPLAN (L.O.):