5. De wegwijzer (een stappenplan voor het uitvoeren van een opdracht/prestatie) Hulpmiddel bij het reflecteren : STARRT-methode 11

Transcriptie

1 INHOUDSOPGAVE : Schooldeel 1. Mijn portret 2 2. Het BPV-gesprek -voorbereiding gesprek 3 -verslaglegging gesprek 4 3. Aan de slag met beroepsprestaties -aan de slag 6 -go / no go formulier 7 4. Overzicht fase-indeling met beroepsprestaties 8 5. De wegwijzer (een stappenplan voor het uitvoeren van een opdracht/prestatie) 9 6. Hulpmiddel bij het reflecteren : STARRT-methode Beroepshoudinglijst deelnemer en begeleider Formulier Urenoverzicht BPV per dag of per week Verzamelstaat afgeronde Beroepsprestaties Bijlagen: werkwijze leidraad 18 Leidraad een gesprek voeren 3F Leidraad een verslag schrijven 3F 11. Vroegtijdige beëindiging van de BPV Van begeleid naar zelfstandig functioneren 23 1

2 1. MIJN PORTRET 1 Mijn persoonlijke gegevens in het kort 2 Voor- en achternaam School Opleiding Leerjaar / BPV-periode BPV-docent vanuit school BPV-instelling Locatie / Afdeling / team BPV-begeleider(s) vanuit instelling Plaats hier een foto van jezelf Mijn vorige stage(s) Nr. Waar Wanneer Welke zorgcategorie Mijn opdrachten 3 Nummer/code opdracht Titel/omschrijving opdracht Werkproces/ Competenties Specifiek bewijsstuk bij de opdracht Mijn POP POP staat voor persoonlijk ontwikkelplan. Hierin staan mijn persoonlijke leerdoelen voor een periode van 10 tot 20 weken. Het POP zit in mijn ontwikkelportfolio en is afgesproken met mijn studieloopbegeleider. Ik ga het bespreken met mijn BPV-begeleiders van school en stage. In de stage werk ik aan de persoonlijke leerdoelen uit het POP via het uitvoeren van opdrachten. Mijn PAP 4 PAP staat voor persoonlijk activiteitenplan. Ik maak een PAP per opdracht en dus niet een totaal werkplan voor de hele BPV-periode. Ik doe dit volgens een model van school. In het PAP geef ik weer aan welke opdracht ik ga werken, wanneer en hoe. Ook geef ik aan hoe ik dat wil combineren met het ontwikkelen van mijn persoonlijke leerdoelen. Ik kies samen met mijn BPV-begeleiders in welke volgorde ik ga werken aan mijn opdrachten en ga met hun begeleiding het PAP opstellen, uitvoeren en tot slot evalueren. Hierbij wordt de beoordelingslijst bij de opdracht ingevuld en het specifieke bewijsstuk beoordeeld. 1 Met Mijn portret kun je jezelf kort introduceren in de BPV-instelling en aan je BPV-begeleider(s) daar. Hang deze bv. op in de teamkamer. 2 De uitgebreide persoonlijke gegevens staan op de volgende bladzijde en zijn alleen bedoeld voor je BPV-begeleiders. 3 Gebruik voor het invullen van dit schema het leerplanschema uit de bijlage van de BPV-wijzer. 4 In de BPV-wijzer staan nadere uitleg over hoe te werken aan de opdrachten en hoe hierbij te begeleiden / hierop te beoordelen. 2

3 2. HET BPV GESPREK tussen- en eindevaluatie Tijdens je BPV komt de SLB/BPV docent een aantal keren langs om samen met jou en je werkbegeleider/ praktijkopleider te bespreken hoe jouw voortgang is in de BPV Voor dit gesprek moet je een aantal zaken voorbereiden Wat je meeneemt: Je logboek en/of je feedback formulieren de ingevulde beroepshoudinglijst, 1 ingevuld door jezelf en 1 ingevuld door je werkbegeleider. ( zie tabblad verderop) Een schriftelijke voorbereiding waarin de volgende punten beschreven worden. 1.Het betreft: -Voorbereiding van; Tussenevaluatie / eindevaluatie* -BPV instelling; -Praktijkopleider; -Werkbegeleider; -SLB docent; -1 ste stage / 2 de stage / 3 de stage / 4 de stage / 5 de stage* 2. Reflectie volgens de STARRT-methode. Situatie tussenevaluatie; stand van zaken van je functioneren tot de tussenevaluatie Situatie eindevaluatie; stand van zaken van je functioneren tot de eindevaluatie Zie tabblad 6; Hulpmiddel bij het reflecteren: STARRT-methode De schriftelijke voorbereiding wordt minimaal drie werkdagen voor het BPV bezoek ingeleverd bij de SLB/BPV docent, je werkbegeleider en je praktijkopleider. 3

4 Verslag BPV gesprek Tussen / Eind beoordelingsformulier Naam Instelling Werkbegeleider Praktijkopleider SLB docent Datum gesprek 4

5 Naam en Handtekening Leerling Werkbegeleider Praktijkopleider SLB docent 5

6 3. AAN DE SLAG MET BEROEPSPRESTATIES Het werken aan beroepsprestaties kun je als volgt opbouwen. Stap 1; Op school wordt een start gemaakt met een beroepsprestatie, de docent geeft een inleiding op de nieuwe beroepsprestatie en jij gaat aan de slag volgens de stappen van de wegwijzer (zie tabblad verderop) Jij zorgt ervoor dat van de wegwijzer de volgende onderdelen gemaakt worden : oriënteren en plannen. Uit de oriëntatie fase komt een POP (persoonlijk ontwikkelplan) Uit de planning komt een PAP (persoonlijk actieplan). Stap 2 Je laat de oriëntatie en plannen (dus pop en pap) op school en in de BPV beoordelen. Dit noemen we ook wel een Go/No Go moment. Je moet dus zowel de werkbegeleider en school laten tekenen op bijgevoegd formulier. Het POP maak je voor een hele fase en is definitief voor aanvang van de BPV. Voor de verplichte beroepsprestatie is het PAP in concept klaar voor aanvang van de BPV. Tijdens de eerste twee weken kijk je en overleg je welke beroepsprestatie je nog meer kunt behalen op deze stageplek. Stap 3 Je gaat de beroepsprestatie in de praktijk uitvoeren aan de hand van de bijbehorende opdrachten en beschreven competenties. Je gaat leren, feedback vragen en deze feedback verwerken in je handelen. Als alle opdrachten klaar zijn en je bezig geweest bent met het ontwikkelen van de competenties plan je samen met je werkbegeleider een moment waarop je het geleerde onder examencondities laat aftoetsen. Aansluitend kan de werkbegeleider de beoordelingsformulieren invullen. Stap 4 Bij deze stap ga je controleren of je alles gedaan hebt wat nodig is voor het uitvoeren van deze beroepsprestatie met andere woorden zijn alle bewijsstukken aanwezig? (Wat er nodig is om de beroepsprestatie af te ronden staat bij de betreffende prestatie onder het kopje Resultaat) 6

7 GO / NO GO formulier Naam leerling Fase Naam prestatie Datum Bpv instelling GO NO GO Werkbegeleider naam: handtekening School GO NO GO BPV/SLB-docent naam: handtekening Indien er 2 x GO is kan de leerling starten met de prestatie Indien er een NO GO is moet de leerling de PAP aanpassen en opnieuw ter goedkeuring aanbieden 7

8 4. OVERZICHT FASE-INDELING MET BEROEPSPRESTATIES De opleiding is opgedeeld in 3 fasen waaraan beroepsprestaties gekoppeld zijn. Fase 1 Beroepsprestatie 1.1 Verwerken van gegevens Beroepsprestatie 1.3 Planmatig zorg verlenen 1 Beroepsprestatie 1.4 Begeleiden bij het uitvoeren van huishouden Niveau 3 en wonen Beroepsprestatie 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften Beroepsprestatie 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties Fase 2 Beroepsprestatie 2.3 Planmatig zorgverlenen 2 Beroepsprestatie 2.5 Ondersteunen bij het sociaal functioneren Beroepsprestatie 2.6 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag Beroepsprestatie 2.7 Begeleiden bij verandering, pijn en verliesverwerking Fase 3 Beroepsprestatie 3.1 Beroepsprestatie 3.2 Beroepsprestatie 3.3 Verdiepen in de branche Regie voeren Professionaliseren Verpleegtechnische vaardigheden (deze beroepsprestatie is voor fase 2 en fase 3) Beroepsprestatie 2.4 Uitvoeren van verpleegtechnische Vaardigheden 8

9 5. DE WEGWIJZER De wegwijzer is een hulpmiddel om aan beroepsprestaties te werken. De wegwijzer bestaat uit vijf stappen: - Oriënteren - Plannen - Uitvoeren - Controleren - Reflecteren Oriënteren Aan welke beroepsprestaties of proeve ga je werken? Wat zijn de afspraken hierover op school en in de praktijk? Welke werkprocessen en competenties staan in de prestaties of de proeve? Om welke opdrachten gaat het precies? Wat staat er bij het resultaat? Welke bewijsstukken? Welke prestatie-indicatoren staan in de beoordelingslijst? Wat is het beheersingsniveau? Welke kennis, vaardigheden en houding heb je nodig om de prestaties of proeve aan te tonen? (raadpleeg de competentiewijzer) Formuleer leervragen en leerdoelen in je persoonlijke opleidingsplan, je POP. Bespreek je POP met je begeleider(s). Plannen Schrijf een persoonlijk activiteitenplan, je PAP. Je verwerkt de vijf W s in je PAP. o Wat ga je doen? o Waar, in welke context? o Wie zijn er bij betrokken? o Wanneer? o Welke hulpmiddelen? Als je een GO hebt, ga je door naar stap 3. Uitvoeren Je werkt aan de prestaties of proeve volgens plan. Je controleert regelmatig of je volgens plan werkt. Je vraagt regelmatig feedback aan je begeleider(s) en medestudenten / collega s. Je stelt zo nodig het plan en de uitvoering bij. 9

10 Controleren Controleer of je volgens plan hebt gewerkt. Controleer of je bewijsstukken aan de beoordelingscriteria voldoen. Ga na of je de verkregen feedback hebt verwerkt. Evalueer met je begeleider(s) en medestudenten / collega s. Verzamel je bewijsstukken in je portfolio. Reflecteren Je kijkt terug op de uitvoering van de prestaties of de proeve en wat je er voor de toekomst van geleerd hebt. Dit doe je met behulp van de STARRT-methode. Je reflecteert op je rol en de keuzes die je gemaakt hebt tijdens de uitvoering. In het reflectieverslag kijk je terug op ontwikkelingsgerichte prestaties. In het verantwoordingsverslag kijk je terug op kwalificerende prestaties of de proeve. 10

11 6. HULPMIDDEL BIJ HET REFLECTEREN De STARRT-methode. Situatie Beschrijf één of meerdere beroepssituatie zo duidelijk mogelijk. - Wat was de situatie? - Waar en wanneer vond die situatie plaats? - Wie waren erbij betrokken? - Welke werkprocessen en competenties stonden centraal? - Wat was de moeilijkheidsgraad? - Wat was de mate van zelfsturing? - Wat boeide en belemmerde je? Taak Beschrijf nauwkeurig jouw taak of functie in die situatie. - Wat was jouw taak? - Wat wilde je bereiken? - Wat was je verantwoordelijkheid? Activiteiten Beschrijf concreet de activiteiten de je hebt ondernomen. - Welke activiteiten heb je gepland? - Welke middelen en materialen heb je gebruikt? - Vanuit welke methodiek/theorie heb je gehandeld? - Wat hielp je? - Hoe was het gedrag van anderen? - Hoe heb je gereageerd op het gedrag van anderen? Resultaat Beschrijf wat je hebt bereikt. - Wat zijn de resultaten? - Welke kennis, vaardigheden en houding heb je toegepast? - Welke keuzes hebt je gemaakt en waarom? - Ben je tevreden over de kwaliteit van je handelen? Reflectie Reflecteer op je eigen handelen. - Hoe kijk je terug op deze situatie? - Welke competenties heb je hierbij ontwikkeld? - Wat lukte goed? - Wat zou je anders doen? - Wat heb je geleerd? - Welke competenties wil je verder ontwikkelen? - Is je inzicht in je eigen beroepsidentiteit toegenomen? 11

12 Toepassing Beschrijf hoe je het geleerde kunt toepassen in andere, meer complexe situaties. - Wat ga je anders doen door nieuwe inzichten? - Welke leerdoelen neem je op in je POP? - Welke activiteiten plan je daarvoor in je PAP? - In welke situaties ga je het toepassen? - Welke mogelijkheden heb je tot beschikking 12

13 7. BEROEPSHOUDINGLIJSTEN Beroepshoudinglijst deelnemer Naam : BPV-instelling : Werkbegeleider : Praktijkopleider : BPV docent : Datum gesprek : OMGAAN MET ANDEREN Goed Voldoende Matig Onvoldoende Ik ben behulpzaam Ik ben vriendelijk en beleefd Ik durf op de voorgrond te treden Ik toon inzicht in de werkzaamheden Ik leg en onderhoud goed contacten Ik pas me snel aan Ik reageer goed op mensen om me heen Ik kan werk en privé gescheiden houden Ik toon respect ZELFKENNIS EN REFLECTIE Goed Voldoende Matig Onvoldoende Ik kan luisteren Ik kan mijn mening en ideeën overbrengen Ik sta open voor andere meningen en ideeën Ik zie mijn eigen goede punten Ik zie mijn eigen minder goede dingen Ik heb zelfvertrouwen Ik sta open voor opbouwende kritiek Ik doe iets met de kritiek die ik krijg VERANTWOORDELIJKHEID Goed Voldoende Matig Onvoldoende Ik kom mijn afspraken na Ik ben altijd aanwezig Ik kom op tijd Ik hou me aan de regels INZET EN INBRENG Goed Voldoende Matig Onvoldoende Ik toon initiatief Ik ben enthousiast en betrokken Ik werk in een goed tempo Ik lever een goede bijdrage aan de sfeer Ik speel een actieve rol bij gesprekken DIVERSEN Goed Voldoende Matig Onvoldoende Ik neem bijzonderheden waar Ik werk veilig en hygiënisch Ik werk nauwkeurig Ik werk zelfstandig Aanvullende opmerkingen: Let op : de resultaten hiervan kan je meenemen in je POP!!!! 13

14 Beroepshoudinglijst ingevuld door BPV begeleider Naam : BPV-instelling : Werkbegeleider : Praktijkopleider : BPV docent : Datum gesprek : OMGANG MET ANDEREN Goed Voldoende Matig Onvoldoende De student kan goed samenwerken De student is behulpzaam De student is vriendelijk en beleefd De student durft op de voorgrond te treden De student toont inzicht in zijn/haar werkzaamheden De student legt en onderhoudt goed contacten De student past zich snel aan De student reageert goed op mensen om hem/haar heen De student kan werk en privé gescheiden houden De student toont respect ZELFKENNIS EN REFLECTIE Goed Voldoende Matig Onvoldoende De student kan luisteren De student kan zijn/haar mening en ideeën overbrengen De student staat open voor andere meningen en ideeën De student ziet zijn/haar eigen goede punten De student ziet zijn/haar eigen minder goede dingen De student heeft zelfvertrouwen De student staat open voor opbouwende kritiek De student doet iets met de kritiek die de student krijgt VERANTWOORDELIJKHEID Goed Voldoende Matig Onvoldoende De student komt zijn/haar afspraken na De student is altijd aanwezig De student komt op tijd De student houdt zich aan de regels INZET EN INBRENG Goed Voldoende Matig Onvoldoende De student toont initiatief De student is enthousiast en betrokken De student werkt in een goed tempo De student levert een goede bijdrage aan de sfeer De student speelt een actieve rol bij gesprekken DIVERSEN Goed Voldoende Matig Onvoldoende De student neemt bijzonderheden waar De student werkt veilig en hygiënisch De student werkt nauwkeurig De student werkt zelfstandig Aanvullende opmerkingen: Handtekening + naam BPV begeleider Let op : de resultaten hiervan kan je meenemen in je POP!!!! 14

15 8. FORMULIER URENOVERZICHT BPV PER DAG OF PER WEEK Persoonlijke gegevens Deelnemer BPV-docent Werkbegeleider Datum / Week Aantal gewerkte uren BPV-instelling Start- en einddatum BPVperiode Gepland aantal BPV-uren (zie POK) Gewerkt aan beroepsprestatie / werkprocessen Paraaf werkbegeleider 15

16 Totaal werkelijk aantal BPV-uren Datum Handtekening deelnemer Handtekening werkbegeleider Verschil werkelijke geplande BPVuren 16

17 9. VERZAMELSTAAT AFGERONDE BEROEPSPRESTATIES Verzamelstaat afgeronde beroepsprestaties Fase 1 Beroeps Titel prestatie BP 1.1 Verzamelen van gegevens BP 1.3 Planmatig zorgverlenen 1 BP 1.4 Begeleiden bij het uitvoeren van Niv. 3 huishouden en wonen BP 1.4 Ondersteunen bij basisbehoeften BP 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties Proeve Datum behaald Handtekening SLB er Fase 2 BP 2.3 Planmatig zorgverlenen 2 BP 2.5 Ondersteunen bij sociaal funktioneren BP 2.6 Omgaan met grensoverschrijdend gedrag BP 2.7 Begeleiden bij verandering, pijn en verliesverwerking Proeve Fase 3 Fase 2 en 3 BP 3.1 BP 3.2 BP 3.3 Proeve BP 2.4 Verdiepen in de branche Regie voeren Professionaliseren Uitvoeren van verpleegtechnische Vaardigheden 17

18 10. Werkwijze Leidraad. Stap 1 voorbereiden Leidraad Een gesprek voeren 3F Met wie is het gesprek? Bedenk met wie je gaat spreken (SLBer, BPV begeleider, collega ) Welke manier van praten past in dit gesprek (formeel / informeel) Welke woorden en zinnen heb je nodig Waarom voer je het gesprek? Bedenk wat het doel van het gesprek is ( evaluatiegesprek ) Waarover gaat het gesprek? Bedenk over welke onderwerpen het gesprek kan gaan. Wat weet je er al van? Heb je alles goed doorgelezen (verslag, agendastukken.)? Stap 2 Voer het gesprek. Wat moet jij laten zien? Natuurlijk moet je alles kunnen wat hoort bij niveau 2F. De volgende punten horen bij niveau 3F: Gespreksonderwerp Je geeft de juiste informatie. Je stelt de goede vragen om de gewenste informatie te krijgen. Gespreksregels Je kiest de juiste manier van praten die past binnen de gegeven situatie (formeel, informeel). Je begint en sluit het gesprek goed af. Je ondersteunt je woorden met passend non-verbaal gedrag. Je kunt op doeltreffende wijze het woord nemen. Gespreksdoel Je kunt je eigen gespreksdoel tot uitdrukking brengen. Je werkt actief mee om het doel van het gesprek te bereiken. Je kunt goed reageren op uitingen van je gesprekspartner(s). Je kunt doelgericht doorvragen om de gewenste informatie te krijgen. Taal Je bent goed verstaanbaar, articuleert duidelijk en hebt geen storende pauzes. Je zinnen zijn grammaticaal correct, je herstelt direct zelf je fouten. Je hebt een goede woordenschat en bent trefzeker in je woordkeuze, af en toe gebruik je een woord nog verkeerd. Stap 3 Terugkijken Was iedereen tevreden aan het eind van het gesprek? Bedenk en bespreek wat beter kon in het gesprek (een tip). Bedenk of bespreek wat goed ging in het gesprek (een top). Gebruik deze tip en top bij een volgend gesprek. 18

19 Leidraad Een verslag schrijven 3F Stap 1 voorbereiden Lees de opdracht goed door Wat is de bedoeling van de opdracht? Wat moet er in ieder geval in het verslag staan? Maak een schrijfplan Welke vragen ga je beantwoorden in je verslag? Welke onderwerpen komen er in je verslag? Wat schrijf je in de inleiding, in het middenstuk en in de afsluiting? Stap 2 Schrijf het verslag. Houd je schrijfplan erbij. Stap 3 Terugkijken. Wat heb jij moeten laten zien? Natuurlijk moet je alles kunnen wat hoort bij een verslag schrijven op niveau 2F. De volgende punten horen bij niveau 3F: Inhoud De uitwerking voldoet aan de opdracht. Alle vragen zijn beantwoord waarbij je het belangrijkste goed naar voren brengt. Je hebt de bronnen vermeld (welke boeken, websites ) Opbouw Je gedachtegang is logisch, consequent en voor de lezer goed te volgen. Er is een opbouw (opening / inleiding, midden, slot). Je hebt een overzichtelijke alinea-indeling met tekstkopjes. Je verbindt je verhaal tot een samenhangend geheel met juiste verwijs- en verbindingswoorden. Je kunt informatie / een mening vragen en geven. Relaties als oorzaak / gevolg, voor- en nadelen zijn goed aangegeven. Taalverzorging Je past je woordgebruik en toon aan het publiek aan. Je schrijft zinnen correct, met incidenteel een fout. Je woordgebruik is gevarieerd en je gebruikt de woorden op de juiste manier. Je schrijft de werkwoordsvormen correct. Je hebt hoofdletters, punten, komma s, e.d. op een juiste manier gebruikt. Lay-out De tekst is goed leesbaar en duidelijk geschreven. Er staat een naam, klas en datum op de voorkant van je verslag. Het verslag heeft een titel, inhoudsopgave, paginanummers, bronvermelding. Stap 4 Verbeteren Was iedereen tevreden over je verslag? Bedenk en bespreek wat verbeterd kan worden aan je verslag (een tip). Bedenk of bespreek wat goed is aan je verslag (een top). Gebruik deze tip en top bij een volgend verslag. 19

20 11. Vroegtijdige beëindiging van de BPV Gegevens Naam: Klas: SLB er: Start BPV : Gepland einde BPV BPV organisatie: Praktijkopleider: Werkbegeleider: Datum vroegtijdige beëindiging: Reden beëindiging BPV Handtekeningen Student: Werkbegeleider: SLB er: Praktijkopleider: Datum: 20

21 12. Van begeleid naar zelfstandig functioneren van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. 21

22 Inleiding Wat mag je als werkbegeleider verwachten van een student tijdens de beroepspraktijkvorming en wat mag de student van de werkbegeleider verwachten t.a.v. de te ontvangen begeleiding. Opbouw per leerjaar: Leerjaar 1 verzorgende niveau 3 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als beginnende deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; - als beginnende deelnemer geleid zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 7; - als beginnende deelnemer onder begeleiding zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Leerjaar 2 verzorgende niveau 3 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als gevorderde deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; - als gevorderde deelnemer onder begeleiding zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 5; - als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 3; vanaf week15; - als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 3 verzorgende niveau 3 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als ervaren deelnemer / beginnend beroepsbeoefenaar. Stadium 1; vanaf week 1; - als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en onder begeleiding zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 7; - als beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties 22

23 Leerjaar 1 Verpleegkundige niveau 4 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als beginnende deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; - als beginnende deelnemer geleid zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 7; - als beginnende deelnemer onder begeleiding zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Leerjaar 2 verpleegkundige niveau 4 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als gevorderde deelnemer. Stadium 1; vanaf week 1; - als gevorderde deelnemer onder begeleiding zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 2; vanaf week 5; - als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties Stadium 3; vanaf week 15; - als gevorderde deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 3 verpleegkundige niveau 4 bol; - Tijdens de BPV wordt er in stadia toegewerkt naar het kunnen functioneren als ervaren deelnemer / beginnend beroepsbeoefenaar. Stadium 1; vanaf week 1; - als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe zorgsituaties en onder begeleiding zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in middencomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 7; - als ervaren deelnemer zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties Leerjaar 4 verpleegkundige niveau 4 bol; Stadium 1; vanaf week 1; - als beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties en geleid zorg verlenen aan zorgvragers in hoogcomplexe zorgsituaties. Stadium 2; vanaf week 4; - als beginnend beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe en middencomplexe zorgsituaties en onder begeleiding aan zorgvragers in hoogcomplexe zorgsituaties. Stadium 3; vanaf week 10; - als beginnende beroepsbeoefenaar zelfstandig zorg kunnen verlenen aan zorgvragers in laagcomplexe, middencomplexe en hoogcomplexe zorgsituaties 23

24 Geleid leren, begeleide leren, zelfstandig leren De student wordt naarmate zijn stage binnen de beroepspraktijkvorming vordert, steeds meer verantwoordelijk voor zijn eigen leerproces. In het leerproces van de student worden drie stadia onderscheiden: geleid leren, begeleid leren en zelfstandig leren. Bij de start van de BPV van de student vervullen de werkbegeleiders een sturende rol. Naarmate het leerproces vordert, verandert ook de rolverdeling tussen de werkbegeleider en de student. De rolverdeling tussen de werkbegeleider en de student is daarom elke stadium anders. In het laatste stadium van het leerproces heeft de werkbegeleider een coachende rol. Door een coachende begeleidingsrol wordt de student gestimuleerd om zelf meer inhoud en richting te geven aan het leerproces en daar verantwoordelijkheid voor te dragen. Onderstaand schema beschrijft de rol van de student en de rol van de werkbegeleider tijdens de verschillende stadia in het leerproces. De stappen die een student neemt tijdens het leren (oriënteren, uitvoeren en afsluiten) zijn hierbij een leidraad. Stadia in het leerproces van de student Geleid leren Begeleid leren Zelfstandig leren Stappen Oriënteren De student: Wacht af, Ontvangt informatie, Neemt nauwelijks initiatief. De student: Maakt samen met de begeleider een plan, Zoekt zoveel mogelijk zelf informatie op, Vraagt hulp als dat nodig is. De student: Neemt initiatief, Beoordeelt zijn eigen plan, Bepaalt zelf of hij hulp nodig heeft. Uitvoeren De werkbegeleider: Bereidt voor, Legt het wat en hoe uit, Doet het voor, Geeft het doel en nut aan, Motiveert de deelnemer Spoort initiatieven aan. De student: Voert voor- gestructureerde afgeronde taken uit, Wordt tussentijds beoordeeld. De werkbegeleider: Bespreekt de aanpak van de deelnemer, Legt uit als dat nodig is. De student: Vraagt feedback als dat nodig is. De werkbegeleider: Schept voorwaarden zodat de deelnemer de taak zelfstandig kan uitvoeren. De student: Controleert zijn eigen handelen aan de hand van zijn eigen plan, Motiveert zichzelf. Terugkijken De werkbegeleider: Beoordeelt tussentijds de werkzaamheden van de deelnemer, Stuurt de deelnemer bij, Geeft feedback. De student: Laat zijn werk beoordelen, Krijgt verbeterpunten voor de volgende keer. De werkbegeleider: Geeft feedback als de student hierom vraagt, Motiveert de student. De student: Kijkt terug op eigen werkzaamheden, Formuleert leerpunten. De werkbegeleider: Geeft feedback op de eigen controle en reflectie van de student. De student: Controleert zijn eigen werkzaamheden, Reflecteert op eigen gedrag en handelen. De werkbegeleider: Beoordeelt de werkzaamheden, Houdt de evaluatie in eigen hand, Formuleert verbeterpunten voor de student. De werkbegeleider: Bespreekt hoe het leren heeft plaatsgevonden, Motiveert tot het formuleren van leerpunten. De werkbegeleider: Geeft feedback op de eigen controle en reflectie van de student Bron: Calibris-training, Basisvaardigheden opleiden, begeleiden en beoordelen van de BPV-studenten 24

25 Niveau van beroepsontwikkeling Beginnende deelnemer Niveau 3; leerjaar 1 fase 1 Niveau 4; Leerjaar 1 fase 1 Gevorderde deelnemer Niveau 3; Leerjaar 2 fase 1 en fase2 Niveau 4; Leerjaar 2 fase 1 en fase 2 Ervaren deelnemer Niveau 3; Leerjaar 3 fase 2 Niveau 4; Leerjaar 3 fase 2 Beginnende beroepsbeoefenaar Niveau 3; Leerjaar 3 fase 3 Niveau 4; Leerjaar 4 fase 3 Vier niveaus van beroepsontwikkeling Onderstaand schema geeft per niveau van de beroepsontwikkeling weer wat verwacht mag worden t.a.v. complexiteit van zorg, de verantwoordelijkheid voor het werk, het beheersingsniveau van de vaardigheden en de begin situatie in verband met de begeleiding. Complexiteit van de zorgsituatie Is gericht op eigen functioneren op micro niveau, minder op de zorgvrager en de context. Ervaart elke situatie als nieuw, spannend. Herkent taken die samenhangen met het verlenen van laag complexe zorg op microniveau. Herkent taken die samenhangen met het verlenen van laag- en middencomplexe zorg, rekening houdend met de specifieke zorgsetting binnen een branche Herkent taken in laag-, midden- en (bij niveau 4) hoger complexe zorgsituaties, rekening houdend met de specifieke zorgsetting en binnen context van de branche Verantwoordelijk heid voor werk Voert activiteiten volgens vooraf vastgestelde planning en met duidelijke instructies geleid of onder begeleiding uit. Maakt onder begeleiding een planning van de werkzaamheden. Voert basisberoeps- vaardigheden volgens vooraf vastgestelde planning en met duidelijke instructies in toenemende mate onder begeleiding op afstand uit. Maakt zelfstandig een planning van de werkzaamheden i.vm. taken op micro niveau in laag complexe situaties en voert de planning zelfstandig uit. Kan taken op micro niveau in midden complexe zorgsituaties en op meso niveau geleid en onder begeleiding plannen, uitvoeren en evalueren Beheersingsniveau van de vaardigheden Kan basisberoeps- vaardigheden volgens standaarden uitvoeren. Is beperkt in staat basisberoeps- vaardigheden flexibel te hanteren. Kan beroepsvaardig-heden vlot uitvoeren in laagcomplexe zorgsituaties op micro niveau. Is in beperkte mate in staat beroeps- vaardigheden flexibel te hanteren Kan beroepsvaardig-heden vlot en flexibel uitvoeren in laagcomplexe zorgsituaties op micro niveau. Kan beroepsvaardig-heden vlot en in beperkte mate flexibel uitvoeren in middencomplexe zorgsituaties Kan beroepsvaardig-heden volgens plan zelfstandig, vlot en flexibel uitvoeren in laag-, midden- en (bij niveau 4) hoog complex zorgsituaties. Hierbij rekening houdend met individuele verschillen tussen zorgvragers en met de organisatie van de zorg. Beginsituatie in verband met de begeleiding Heeft zich basiskennis en basisvaardigheden m.b.t. Fase 1 eigen gemaakt in oefensituaties op school. Kan deze volgens de regels toepassen. Heeft veel instructie en begeleiding nodig. Is bezig zich basiskennis en basisvaardigheden eigen te maken t.a.v. Fase 1 en Fase 2. Kan dit deels zelfstandig, deels onder begeleiding toepassen bij het verzorgen/verplegen. Heeft zich kennis en vaardigheden eigen gemaakt t.a.v. Fase 2. Kan dit met redelijke mate van zelfstandigheid toepassen bij het verzorgen/verplegen binnen een branche Beheerst kennis en vaardigheden t.a.v. Fase 3. Kan deze toepassen binnen de branche verbijzondering. Kan transfers toepassen naar andere branches. 25

26 26