COCKPIT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "COCKPIT"

Transcriptie

1 4 - IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel. 7. Handrem. 8. Hendel motorkapontgrendeling. 9. Zekeringkast. 10. Schakelaar elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR). 11. Blokkeerschakelaar ruitbediening achter. 12. Uitschakeling airbag aan passagierszijde. 13. Koplampverstelling. 14. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster. 15. Zijruitontwaseming. 16. Luidspreker (tweeter). 17. Voorruitontwaseming.

2 IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Contact-/stuurslot. 2. Stuurkolomschakelaar autoradio. 3. Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers/boordcomputer. 4. Middelste verstelbare en afsluitbare ventilatieroosters. 5. Schakelaar alarmknipperlichten. Schakelaar centrale vergrendeling. 6. Multifunctioneel display. 7. Airbag passagier. 8. Dashboardkastje. 9. Schakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter. 10. Schakelaar stoelverwarming (volgens land van bestemming). 11. Schakelaar elektrisch bedienbare ruiten vóór. 12. Schakelaar elektrisch bedienbare spiegels. 13. Aansteker. 14. Asbak vóór. 15. Bedieningspaneel verwarming/ airconditioning. 16. Autoradio RD3.

3 6 - IN EEN OOGOPSLAG OPENEN Enkele sleutel - afstandsbediening Brandstoftank Motorkap A. Vergrendelen van de auto. B. Ontgrendelen van de auto. : Openen van de brandstofvuldop. Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter. : 62 A. Hendel motorkapontgrendeling interieur.

4 IN EEN OOGOPSLAG - 7 OPENEN Portieren Achterklep B. Veiligheidshaak. C. Motorkapsteun. : 62 Openen/sluiten voorportieren. : Vergrendelen. 2. Ontgrendelen. 3. Vergrendelen met de afstandsbediening (gelijktijdig met de portieren). 4. Ontgrendelen met de afstandsbediening (gelijktijdig met de portieren). : 61

5 8 - IN EEN OOGOPSLAG COMFORT Voorstoel verstellen 1. Verstelling in lengterichting. 2. Hoogte- en hoekverstelling van de hoofdsteun. 3. Toegang tot de achterzitplaatsen (3-deurs). 4. Hoogteverstelling. 5. Rugleuningverstelling. 6. Schakelaar stoelverwarming (volgens land van bestemming). : 46 Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd.

6 IN EEN OOGOPSLAG - 9 COMFORT Binnenspiegel instellen Buitenspiegels elektrisch verstellen Buitenspiegels handmatig verstellen 1. Selecteren van de dagstand van de spiegel. 2. Verstellen van de binnenspiegel. : 69 A. Selecteren van de linker of rechter buitenspiegel. B. Verstellen van de buitenspiegel. C. In de middenstand zetten van de selectieschakelaar. D. Elektrisch inklappen/uitklappen. : 69 A. Verstellen van de buitenspiegel. B. Handmatig inklappen/uitklappen. : 69

7 10 - IN EEN OOGOPSLAG COMFORT Veiligheidsgordels vóór Stuurwiel verstellen 2. In hoogte verstellen. : Ontgrendelen. 2. In hoogte verstellen. 3. Vergrendelen. : Vastmaken.

8 IN EEN OOGOPSLAG - 11 ZICHT Verlichting Ruitenwissers Ruitenwisser achter (ring A) Uit. Ring A Uit. Ring B of : 63 Parkeerlicht. Dimlicht/grootlicht. Automatisch inschakelen verlichting. Mistachterlicht. Mistlampen vóór en mistachterlicht. Ruitenwissers vóór 2 Hoge snelheid. 1 Normale snelheid. I Interval. of AUTO Automatisch wissen. 0 Uit. â Eén keer wissen (omlaag duwen). Ruitensproeiers: trek de schakelaar naar u toe. : 65 : 66 Interval. Ruitensproeier.

9 12 - IN EEN OOGOPSLAG VENTILATIE Verwarming Handbediende airconditioning Automatische airconditioning 1. Regeling luchtverdeling. 2. Toevoer van buitenlucht. 3. Temperatuurregeling. 4. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 5. Regeling luchtopbrengst. : Regeling luchtverdeling. 2. Toevoer van buitenlucht. 3. Temperatuurregeling. 4. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 5. Regeling luchtopbrengst. 6. Schakelaar airconditioning. : Regeling luchtopbrengst. 2. Regeling luchtverdeling. 3. Toevoer van buitenlucht. 4. Schakelaar airconditioning. 5. Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels. 6. Uit. 7. Temperatuurregeling. 8. Automatisch programma "comfort". 9. Automatisch programma "zicht". : 44

10 IN EEN OOGOPSLAG - 13 VENTILATIE Aanbevolen instellingen Gewenste werking... Luchtverdeling Luchtopbrengst Verwarming of handbediende airconditioning Luchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur Handbediende airconditioning WARM KOUD ONTWASEMEN ONTDOOIEN Automatische airconditioning: het is raadzaam de volautomatische werking te selecteren met de toets "AUTO".

11 14 - IN EEN OOGOPSLAG CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Instrumentenpaneel Verklikkerlampjes Schakelaars A. Als het contact wordt aangezet, moet de wijzer van de brandstofniveaumeter omhoog gaan. B. Bij draaiende motor moet het verklikkerlampje laag brandstofniveau uitgaan. C. Als het contact wordt aangezet, moet de motorolieniveaumeter enkele seconden één tot zes blokjes weergeven. Ga indien nodig tanken of vul olie bij. 1. Als het contact wordt aangezet, gaan de oranje en rode verklikkerlampjes branden. 2. Bij draaiende motor moeten deze lampjes weer uitgaan. Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er lampjes blijven branden. : 19 Het branden van een lampje geeft de staat van de desbetreffende functie aan. A. Blokkering ruitbediening achter. : 68 B. Uitschakeling ESP en ASR. : 82 C. Centrale vergrendeling/ ontgrendeling. : 60 : 17, 24

12 IN EEN OOGOPSLAG - 15 VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN Airbag voorpassagier Veiligheidsgordel bestuurder en airbags STARTEN Contact 1. Steek de sleutel in de schakelaar. 2. Selecteer de stand: "ON" (inschakelen) wanneer een passagier op de voorstoel zit of een kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" is bevestigd, "OFF" (uitschakelen) wanneer een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" is bevestigd. 3. Verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. : 84 A. Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder niet vastgemaakt of weer losgemaakt (rood). B. Verklikkerlampje airbag passagier; brandt als de airbag is uitgeschakeld. C. Verklikkerlampje airbags; gaat uit na het aanzetten van het contact. : Stand Stop. 2. Stand Accessoires. 3. Stand Aan. 4. Stand Starten.

13 16 - IN EEN OOGOPSLAG RIJDEN Snelheidsbegrenzer Snelheidsregelaar Weergave op het instrumentenpaneel 1. Selecteren/deactiveren van de snelheidsbegrenzer. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsbegrenzer aan/uit. De snelheidsbegrenzer werkt alleen bij een ingestelde snelheid vanaf 30 km/h. Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk bij draaiende motor. : Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar. 2. Verlagen van de ingestelde snelheid. 3. Verhogen van de ingestelde snelheid. 4. Snelheidsregelaar aan/uit. Het instellen van een snelheid en het activeren van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling (handgeschakelde versnellingsbak). : 79 Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is geselecteerd, worden de instellingen hiervan weergegeven op het display A van het instrumentenpaneel en gaat het verklikkerlampje B op het instrumentenpaneel branden wanneer het systeem wordt geactiveerd. Snelheidsregelaar Snelheidsbegrenzer

14 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 17 INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE - DIESEL (HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK) 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordel 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier 3. Verklikkerlampje airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor 8. Richtingaanwijzer links 9. Kilometerteller, onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter en snelheidsbegrenzer/-regelaar 10. Richtingaanwijzer rechts 11. Verklikkerlampje emissieregeling 12. Verklikkerlampje grootlicht 13. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 14. Verklikkerlampje dimlicht 15. Verklikkerlampje laden van de accu 16. Verklikkerlampje motoroliedruk en motorolietemperatuur 17. Temperatuurmeter motorolie 18. Schakelaar dagteller/ kilometerteller 19. Verklikkerlampje STOP 20. Snelheidsmeter 21. Koelvloeistoftemperatuurmeter 22. Toerenteller 23. Dimmer dashboardverlichting 24. Brandstofmeter 25. Verklikkerlampje brandstofreserve 26. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) 27. Verklikkerlampje snelheidsbegrenzer/-regelaar

15 18 - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN INSTRUMENTENPANEEL: BENZINE (AUTOMATISCHE TRANSMISSIE) 1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels 2. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier 3. Verklikkerlampje airbags 4. Verklikkerlampje mistlampen vóór 5. Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) 6. Verklikkerlampje mistachterlicht 7. Richtingaanwijzer links 8. Kilometerteller, onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter en snelheidsbegrenzer/-regelaar 9. Richtingaanwijzer rechts 10. Verklikkerlampje emissieregeling 11. Verklikkerlampje grootlicht 12. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en storing elektronische remdrukregelaar 13. Verklikkerlampje dimlicht 14. Verklikkerlampje laden van de accu 15. Verklikkerlampje motoroliedruk en motorolietemperatuur 16. Schakelprogramma's 17. Schakelstandindicatie 18. Schakelaar dagteller/ kilometerteller 19. Verklikkerlampje STOP 20. Snelheidsmeter 21. Koelvloeistoftemperatuurmeter 22. Toerenteller 23. Dimmer dashboardverlichting 24. Brandstofmeter 25. Verklikkerlampje brandstofreserve 26. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) 27. Verklikkerlampje snelheidsbegrenzer/-regelaar

16 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 19 VERKLIKKERLAMPJES Een verklikkerlampje dat constant blijft branden of bij draaiende motor knippert, is een teken dat het desbetreffende onderdeel of systeem niet goed werkt. Sommige verklikkerlampjes kunnen branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Negeer een dergelijke waarschuwing niet, maar raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. Stop onmiddellijk indien tijdens het rijden het verklikkerlampje STOP gaat branden, maar zorg ervoor dat u uw auto op een zo veilig mogelijke plaats tot stilstand brengt. Verklikkerlampje STOP Gekoppeld aan de verklikkerlampjes: - motoroliedruk en motorolietemperatuur, - handrem, - remvloeistofniveau, - storing elektronische remdrukregelaar. Gekoppeld aan de koelvloeistoftemperatuurmeter. Stop als het lampje bij draaiende motor knippert onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje motoroliedruk en -temperatuur Gekoppeld aan het verklikkerlampje STOP. Stop onmiddellijk. Wijst op hetzij: - te lage oliedruk. - te weinig olie in het smeersysteem. Vul indien nodig olie bij. - een te hoge temperatuur van de motorolie. Het verklikkerlampje brandt in combinatie met een geluidssignaal. Matig uw snelheid om de motorolietemperatuur te laten dalen. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje handrem, te laag remvloeistofniveau en elektronische remdrukregelaar (REF) Gekoppeld aan het verklikkerlampje STOP. Wijst op: - een (iets) aangetrokken handrem, - een te laag remvloeistofniveau (als het lampje ook bij losse handrem blijft branden), - een storing in de elektronische remdrukregelaar, als het verklikkerlampje brandt in combinatie met het verklikkerlampje ABS. Stop onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

17 20 - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Verklikkerlampje antiblokkeersysteem (ABS) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Als het lampje bij een snelheid van meer dan 12 km/h blijft branden of gaat branden, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. De normale remwerking met rembekrachtiging blijft echter behouden. Als het lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP/ASR) Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Tijdens het rijden gaat dit lampje branden als het systeem in werking treedt. Als het systeem wordt uitgeschakeld, blijft het lampje branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als het verklikkerlampje bij draaiende motor en tijdens het rijden blijft branden. Verklikkerlampje laden van de accu Wijst op: - een storing in het laadcircuit, - loszittende aansluitingen van de accu of de startmotor, - een gebroken of te slappe dynamoriem, - een defecte dynamo. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje emissieregeling (volgens uitvoering) Gaat bij het aanzetten van het contact enkele seconden branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden, wijst dit op een storing in het injectie-/ontstekingssysteem of in de emissieregeling. Als het verklikkerlampje knippert, kan bij een benzinemotor de katalysator beschadigd raken. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Voorgloeien (diesel) Wacht met het starten van de motor tot dit lampje uit is. Als de temperatuur al hoog genoeg is, gaat het lampje gedurende minder dan 1 seconde branden en kunt u de motor direct starten. Verklikkerlampje brandstofreserve Op het moment dat dit lampje gaat branden, bedraagt de actieradius nog minimaal 50 km (tankinhoud: ca. 50 liter). Verklikkerlampje snelheidsbegrenzer/- regelaar Dit lampje gaat branden als de snelheidsbegrenzer of - regelaar wordt ingeschakeld.

18 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 21 Verklikkerlampje veiligheidsgordel Dit lampje gaat branden als, bij ingeschakeld contact, de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Bij een snelheid hoger dan 20 km/h knippert het lampje gedurende ongeveer 2 minuten in combinatie met een steeds luider wordend geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier Als dit lampje gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, wijst dit erop dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zolang de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje airbags Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het airbagsysteem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): temperatuur is in orde. - Wijzer in zone (B): temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje STOP knippert. Stop onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.

19 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 21 Verklikkerlampje veiligheidsgordel Dit lampje gaat branden als, bij ingeschakeld contact, de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Bij een snelheid hoger dan 20 km/h knippert het lampje gedurende ongeveer 2 minuten in combinatie met een steeds luider wordend geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Verklikkerlampje uitschakeling airbag passagier Als dit lampje gaat branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display, wijst dit erop dat de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld. Zolang de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, blijft het verklikkerlampje branden. Raadpleeg in alle gevallen dat het lampje knippert het PEUGEOT-netwerk. Verklikkerlampje airbags Dit lampje gaat elke keer dat het contact wordt aangezet enkele seconden branden. Als het lampje bij draaiende motor gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, wijst dit op een storing in het airbagsysteem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Koelvloeistoftemperatuurmeter - Wijzer in zone (A): temperatuur is in orde. - Wijzer in zone (B): temperatuur is te hoog. Het verklikkerlampje STOP knippert. Stop onmiddellijk. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Temperatuurmeter motorolie Bij draaiende motor geeft de meter de temperatuur van de motorolie aan: - Wijzer in zone (C): olietemperatuur is in orde. - Wijzer in zone (D): olietemperatuur is te hoog. Verminder uw snelheid om de olietemperatuur te laten dalen.

20 22 - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Display stand selectiehendel automatische transmissie Verklikkerlampjes automatische transmissie Park (Parkeerstand) Reverse (Achteruit) Neutral (Neutraalstand) Drive (Rijstand) Handbediening: 1e versnelling ingeschakeld Verklikkerlampje "SPORT" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SPORT" wordt ingeschakeld. Verklikkerlampje "SNEEUW" Dit lampje gaat branden als het schakelprogramma "SNEEUW" wordt ingeschakeld. Storing Een storing wordt aangegeven door het knipperen van de verklikkerlampjes Sport en Sneeuw in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. 2e versnelling ingeschakeld 3e versnelling ingeschakeld 4e versnelling ingeschakeld

21 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 23 DISPLAY OP HET INSTRUMENTENPANEEL Dit heeft na het aanzetten van het contact 3 verschillende functies: - onderhoudsindicator, - motorolieniveaumeter, - kilometerteller, deze wordt na het uitzetten van het contact gedurende 30 seconden weergegeven. Het display geeft tevens informatie met betrekking tot de snelheidsregelaar of -begrenzer indien één van beide is ingeschakeld (zie het desbetreffende hoofdstuk). Onderhoudsindicator Deze geeft aan hoeveel kilometer u nog verwijderd bent van de eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het onderhoudsschema. Werking Zodra het contact wordt aangezet, gaat het lampje (een sleutel die onderhoudswerkzaamheden symboliseert) gedurende 5 seconden branden. De teller geeft (afgerond) het resterende aantal kilometers tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Voorbeeld: er is nog 4800 km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand of de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan km. Voorbeeld: er is nog 900 km af te leggen tot de eerstvolgende onderhoudscontrole. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden. Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat het lampje gedurende 5 seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er te veel gereden is. Voorbeeld: er had 300 km eerder een onderhoudscontrole uitgevoerd moeten worden. Bij het aanzetten van het contact en gedurende 5 seconden daarna geeft de teller aan: 5 seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller weer de normale kilometerstand aan, maar het lampje blijft branden. De kilometertotaalstand of de stand van de dagteller wordt aangegeven.

22 24 - CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Op 0 zetten van de onderhoudsindicator Het PEUGEOT-netwerk zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. De onderhoudsindicator kan op de volgende wijze op 0 worden gezet: - zet het contact af, - druk op de knop 1 en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende 10 seconden het motorolieniveau. Te veel olie Als de zes segmenten knipperen en "max" wordt weergegeven, is het motorolieniveau te hoog, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te hoog is, raadpleeg dan zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. Storing motorolieniveaumeter Het knipperen van de zes segmenten duidt op een storing in de motorolieniveaumeter. Er bestaat kans op ernstige motorschade. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. De kilometerteller begint 10 seconden af te tellen, - houd de knop 1 gedurende 10 seconden ingedrukt. De teller geeft [= 0] aan en het lampje met de sleutel gaat uit. Te weinig olie Als de zes segmenten knipperen en "min" wordt weergegeven, is het motorolieniveau te laag, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld. Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 15 minuten niet heeft gedraaid.

23 CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN - 25 KILOMETERTELLER DIMMER DASHBOARDVERLICHTING ALARMKNIPPERLICHTEN Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Druk op de knop 1 om te schakelen tussen: - de kilometerteller, - de dagteller, - de weergave van de snelheidsregelaar of -begrenzer indien één van beide is ingeschakeld. Druk, als de dagteller is ingeschakeld, op de knop 1 tot de nullen verschijnen om de dagteller op nul te zetten. Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt. Automatische ontsteking van de alarmknipperlichten Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten, afhankelijk van de remvertraging die optreedt, automatisch in. De alarmknipperlichten blijven knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.

24 26 - MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS KLOKJE Knop 1: instellen van de uren. Knop 2: instellen van de minuten. Houd de knop ingedrukt om de tijd in een hoger tempo in te stellen. DISPLAY A Dit display kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid), - de informatie van de radio, - de controle op geopende portieren (bijv.: "portier links voor geopend",...), - de waarschuwingsmeldingen (bijv.: "batterij afstandsbediening leeg") en de status van de functies van de auto (bijv.: "spaarstand actief"), kort weergegeven. Instellen van de parameters Houd de knop 1 gedurende twee seconden ingedrukt om de gegevens in te stellen. Zodra een gegeven knippert, kan het worden gewijzigd. Vervolgens kunnen door het indrukken van de knop 1 in onderstaande volgorde de verschillende gegevens geselecteerd worden: - taal, - uren (12 of 24 uur), - minuten, - jaar, - maand, - dag, - temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit). Door de knop 2 in te drukken kan het geselecteerde gegeven gewijzigd worden. Houd de knop ingedrukt om de instelling in een hoger tempo te wijzigen (terug naar het begin na de laatste waarde). Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het basisscherm weer en zijn de gewijzigde gegevens opgeslagen. Opmerking: druk kort op de knop 2 om gedurende enkele seconden de buitentemperatuur weer te geven.

25 MULTIFUNCTIONELE DISPLAYS - 27 MONOCHROOM DISPLAY B Dit kan de volgende informatie weergeven: - de tijd, - de datum, - de buitentemperatuur (knippert bij kans op gladheid), - informatie van de autoradio, - controle op geopende portieren. Het display geeft schematisch aan of een portier geopend is, - waarschuwingen (bijv.: "storing laden accu") of berichten (bijv.: "brandstofniveau laag") die tijdelijk worden weergegeven, kunnen worden gewist door op knop 1 of 2 te drukken, - de boordcomputer. Instellen van de gegevens Druk knop 1 in en houd deze gedurende 2 seconden ingedrukt. Het eerste gegeven knippert en kan worden veranderd. Hierna kunnen door het indrukken van knop 1 achereenvolgens de verschillende gegevens geselecteerd worden: - taal, - snelheidseenheden (km of mijl), - temperatuureenheden (graden Celsius of Fahrenheit), - tijdsaanduiding (in 12 of 24 uur), - uren, - minuten, - jaar, - maand, - dag. Door het indrukken van knop 2 kan het geselecteerde gegeven worden gewijzigd. Houd de knop ingedrukt om de gegevens in een hoger tempo in te stellen. Als de knop gedurende 7 seconden niet wordt ingedrukt, geeft het display het oorspronkelijke scherm weer en zijn de wijzigingen opgeslagen.

26 28 - AUDIO AUTORADIO RD3 Hendel 1 - Indrukken (achterzijde) Volume verhogen Functie 2 - Indrukken (achterzijde) Volume verlagen Gelijktijdig indrukken Geluid onderbreken (mute); geluid keert terug door indrukken van een willekeurige toets 3 - Indrukken 4 - Indrukken Automatisch zoeken naar zenders in oplopende frequentie (radio) - Volgende nummer selecteren (CD) Automatisch zoeken naar zenders in alopende frequentie (radio) - Vorige nummer selecteren (CD) 5 - Op het uiteinde drukken Wijzigen van de geluidsbron (radio/cd/cd-wisselaar) 6 - Draaien (rechtsom) Selecteren van volgende opgeslagen zender (radio) - Selecteren van volgende CD 7 - Draaien (linksom) Selecteren van vorige opgeslagen zender (radio) - Selecteren van vorige CD

27 AUDIO - 29 Toets Functie A AAN/UIT-schakelaar radio. B - Verlagen van volume. C + Verhogen van volume. D E RDS TA RDS-functie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: aan-/uitzetten van de regionale functie. Voorrang voor verkeersinformatie AAN/UIT. Langer dan 2 seconden indrukken: PTY-functie AAN/UIT. H Instelling van bassen, hoge tonen, loudness, balans en automatische volumeregeling. I 5 Hoger instellen van de aan de toets H gekoppelde functies. J 6 Lager instellen van de aan de toets H gekoppelde functies. L 8 Handmatig en automatisch zoeken van zenders in oplopende frequentie. Volgende nummer (CD) of PTY (radio) selecteren. M MAN Handmatige/automatische functie van de toetsen L en N. N 7 P Q R CH.CD CD Radio Handmatig en automatisch zoeken van zenders in alopende frequentie. Vorige nummer (CD) of PTY (radio) selecteren. Selecteren van de CD-wisselaar. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. Selecteren van de CD-speler. Langer dan 2 seconden indrukken: in willekeurige volgorde afspelen. Selecteren van de radiofunctie. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2, FMAST, AM. Langer dan 2 seconden indrukken: automatisch opslaan van voorkeuzezenders (autostore). S 5 Uitwerpen van de CD. 1 t/m Selectie van een opgeslagen zender. Langer dan 2 seconden indrukken: opslaan van een zender. 1 t/m Selecteren van CD's in de CD-wisselaar.

28 30 - AUDIO ALGEMENE FUNCTIES Aan/uit Druk, als het contact AAN is of in de stand ACCESSOIRES staat, op de knop A om de radio aan of uit te zetten. De radio kan gedurende 30 minuten werken zonder dat het contact aanstaat. Diefstalbeveiliging De radio is zodanig gecodeerd dat deze alleen in uw auto functioneert. Het heeft geen enkele zin de radio in een andere auto te monteren. De diefstalbeveiliging is volledig automatisch en behoeft daarom niet te worden ingeschakeld of ingesteld. AUDIO-INSTELLINGEN Druk herhaaldelijk op de toets H om achtereenvolgens de bassen (BASS), de hoge tonen (TREB), de loudness-functie (LOUD), de fader (FAD), de balans (BAL) en de automatische aanpassing van het volume te kiezen. Deze functie wordt na enkele seconden automatisch weer uitgeschakeld als er geen instellingen gewijzigd worden of door de toets H na het bereiken van de functie voor de automatische aanpassing van het volume nogmaals in te drukken. Opmerking: de instellingen voor de bassen, de hoge tonen en de loudness zijn gekoppeld aan de op dat moment ingeschakelde geluidsbron. Zo kan de toonhoogte voor de radio, CD of CD-wisselaar verschillend worden ingesteld. Bassen Druk, als er "BASS" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J om de bassen in te stellen. - "BASS -9" minimum instelling bassen. - "BASS 0" normale stand. - "BASS +9" maximum instelling bassen. Toonregeling Druk, als er "TREB" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J om de hoge tonen in te stellen. - "TREB -9" minimum instelling hoge tonen. - "TREB 0" normale stand. - "TREB +9" maximum instelling hoge tonen. REGELING VAN HET VOLUME Druk herhaaldelijk op de toets C om het volume te verhogen en op de toets B om het te verlagen. Door langer op de toetsen C en B te drukken wordt het volume sneller geregeld. Loudness-functie Met deze functie kunnen de bassen en hoge tonen bij een gering volume versterkt worden. Druk op de toetsen I of J om de functie in of uit te schakelen.

29 AUDIO - 31 Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume vóór versterkt. Met de toets J wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume rechts versterkt. Met de toets J wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets I of J om de functie in- of uit te schakelen. RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de relectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Druk op de toets R. Selecteren van het golfbereik Druk herhaaldelijk kort op de toets R om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.

30 AUDIO - 31 Faderregeling Druk, als er "FAD" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume vóór versterkt. Met de toets J wordt het volume achter versterkt. Balansregeling Druk, als er "BAL" op het display wordt weergegeven, op de toets I of J. Met de toets I wordt het volume rechts versterkt. Met de toets J wordt het volume links versterkt. Automatische volumeregeling Met deze functie wordt het volume automatisch aangepast aan het geluidsniveau ten gevolge van de snelheid van de auto. Druk op de toets I of J om de functie in- of uit te schakelen. RADIOFUNCTIE Opmerkingen over de radio-ontvangst De ontvangst van uw autoradio wijkt af van de ontvangst van uw radio thuis. De ontvangst van langegolf, middengolf en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, de relectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen, enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. Selecteren van de radiofunctie Druk op de toets R. Selecteren van het golfbereik Druk herhaaldelijk kort op de toets R om de gollengte FM1, FM2, FMast of AM te kiezen.

31 32 - AUDIO Automatisch afstemmen Druk kort op één van de toetsen L of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. De radio stopt bij de eerste zender die na het loslaten van de toets wordt gevonden. Als de functie TA is ingeschakeld, wordt alleen afgestemd op zenders die verkeersinformatie uitzenden. Eerst worden de sterkste zenders afgezocht in de stand "LO". Daarna wordt in de stand "DX" ook naar zwakkere zenders gezocht. Druk twee keer kort op de toets L of N om direct in de stand "DX" op de zwakkere zenders af te kunnen stemmen. Handmatig afstemmen Druk op de toets "MAN". Druk kort op de toets L of N om respectievelijk de volgende of vorige zender te selecteren. Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN" opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender. Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd één van de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore) Houd de toets R langer dan twee seconden ingedrukt. De autoradio slaat automatisch de 6 beste FM-zenders op. Deze zenders worden op de FMast-band opgeslagen. Als er minder dan 6 zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd. Oproepen van opgeslagen zenders Telkens als een van de toetsen "1" t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.

32 AUDIO - 33 RDS Verkeersinformatie (TA) Regionale functie (REG) Gebruik van de RDS-functie (Radio Data Systeem) op FM De RDS-functie biedt de mogelijkheid om naar een zender te luisteren, ongeacht de verschillende frequenties die voor deze zender gebruikt worden in de diverse regio's. Druk kort op de toets "RDS" om de functie in of uit te schakelen. Op het multifunctionele display verschijnt: - "RDS" als deze functie is ingeschakeld. - "(RDS)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Volgen van RDS-zenders Op het display wordt de naam van de zender aangegeven. Als de RDSfunctie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds de sterkste zender die hetzelfde programma uitzendt. Druk op de toets "TA" om deze functie in of uit te schakelen. Op het display verschijnt: - "TA" als deze functie is ingeschakeld. - "(TA)" als deze functie wel ingeschakeld, maar niet beschikbaar is. Als deze functie is ingeschakeld, wordt de geluidsbron die op dat moment te horen is (radio, CD of CDwisselaar) onderbroken om voorrang te verlenen aan de ontvangen verkeersinformatie. Druk op de toets "TA" om de verkeersinformatie te onderbreken, de functie is dan uitgeschakeld. Opmerking: het volume van de verkeersinformatie is onafhankelijk van het normale volume van de radio. U kunt dit instellen met de volumeknop. De instelling wordt opgeslagen en gebruikt bij volgende berichten. Sommige gekoppelde zenders zenden op bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie verschillende, regionale programma's uit. Met deze functie kan een regionaal programma worden beluisterd. Houd hiervoor de toets "RDS" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen.

33 34 - AUDIO Speciiek programma zoeken (PTY-functie) Met behulp van deze functie kunnen zenders met een speciieke programmering (info, cultuur, sport, pop...) beluisterd worden. Houd, als FM is geselecteerd, de toets "TA" langer dan twee seconden ingedrukt om deze functie in of uit te schakelen. Zoeken van een PTY-programmering: - Schakel de PTY-functie in, - Druk kort op één van de toetsen L of N om een overzicht met de verschillende programmatypes weer te geven, - Als er een programma naar wens wordt weergegeven, houd dan één van de toetsen L of N langer dan twee seconden ingedrukt om automatisch af te stemmen (na het afstemmen wordt de PTY-functie weer uitgeschakeld). In de stand PTY kunnen de verschillende programmatypes worden opgeslagen. Houd daarvoor de voorkeuzetoetsen "1" t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt. Een bepaalde programmering kan nu worden opgeroepen door de desbetreffende toets kort in te drukken. EON Dit systeem maakt koppelingen tussen zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem is het mogelijk om automatisch naar andere zenders binnen het gebied over te schakelen die verkeersinformatie of een PTY-programmering uitzenden. De EON-functie werkt alleen als de functie TA of PTY is ingeschakeld.

34 AUDIO - 35 CD-SPELER Selecteren van de CD-speler Zodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met de bedrukte zijde naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets Q. Selecteren van een nummer van de CD Druk op de toets L om het volgende nummer te selecteren. Druk op de toets N om terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige nummer. Random-functie (RDM) Houd, op het moment dat de CDspeler als geluidsbron is gekozen, de toets Q 2 seconden ingedrukt. De nummers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets Q opnieuw 2 seconden in om weer op normaal spelen over te schakelen. De random-functie wordt uitgeschakeld zodra de radio wordt uitgezet. Uitwerpen van een CD Druk op de toets S om de CD uit de CD-speler te werpen. Versneld afspelen Houd één van de toetsen L of N ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen. Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten. Het gebruik van gekraste CD's kan storingen veroorzaken. Gebruik uitsluitend CD's met een ronde vorm.

35 36 - AUDIO RADIO-ONTVANGST (ANTENNE AFSTELLEN) Opmerkingen over de radio-ontvangst. Een autoradio moet onder heel andere omstandigheden functioneren dan een radio in huis. De ontvangst van AM- (middengolf, lange golf) en FM-zenders (frequentiemodulatie) kan door diverse oorzaken worden gestoord. Dit ligt niet aan de kwaliteit van het apparaat, maar aan de opbouw van de radiosignalen en de wijze van verzenden. Bij AM-zenders kunnen er storingen optreden als er onder hoogspanningskabels, in tunnels of onder viaducten wordt gereden. Bij FM-zenders kunnen de afstand van de zender, relectie van het signaal door grote obstakels (bergen, gebouwen enz.) en het zenderbereik oorzaak zijn van een mindere ontvangst. 3-/5-deurs: stand van de aan de voorzijde gemonteerde antenne voor een optimale ontvangst. De achterop het dak gemonteerde vaste antenne hoeft niet te worden afgesteld (voorgeregelde antenne).

36 AUDIO - 37 AUDIOSYSTEEM 206 De luidsprekers bevinden zich: - in de voorstijlen: twee Tweeters (2) voor de weergave van de hoge tonen vóór in de auto. - in de voorportieren: twee Woofers (3) voor de weergave van de bassen (lage tonen) voorin. - in de achterportieren: twee Tweeters (4) geïntegreerd in twee Woofers (5) voor een optimaal evenwicht tussen de verschillende geluidsfrequenties achter in de auto - in de bagageruimte: een Subwoofer (6) voor de weergave van diepe bassen in het gehele interieur. U zult ongetwijfeld genieten van de dynamiek en de diepte van de geluidsweergave in de auto. Presentatie Uw 206 is voorzien van een audiosysteem van het merk JBL, afgestemd op het interieur van de auto. Een multifunctionele versterker (1) van 240 Watt (geïntegreerd in de subwoofer in de bagageruimte) stuurt 8 topklasse luidsprekers en de subwoofer afzonderlijk aan. Het systeem zorgt voor een optimale weergave en verdeling van het geluid in de auto, zowel voorin als achterin. Instellen in de CD- of radiofunctie De basisfuncties zijn gelijk aan die van de autoradio. Er zijn geen extra instellingen nodig. Om echter volledig te kunnen genieten van het JBL audiosysteem, wordt geadviseerd om de AUDIO-instellingen (BASS, TREB, FAD, BAL) in de stand "0" (nul) te zetten en de Loudness (LOUD) in de stand "ON" voor de CD-functie en in de stand "OFF" voor de radiofunctie.

37 38 - COMFORT

38 COMFORT - 39 VENTILATIE 1. Uitstroomopeningen voorruitontwaseming. 2. Uitstroomopeningen zijruitontwaseming. 3. Zijventilatieroosters. 4. Middelste ventilatieroosters. 5. Uitstroomopening voor beenruimte voor. 6. Uitstroomopening voor beenruimte achter (uitsluitend bij uitvoeringen met automatische airconditioning). Gebruiksadviezen en opmerkingen Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt. Als de knop van de luchtopbrengst in de stand OFF wordt gezet, wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd. Stel de luchtverdeling in naargelang de behoefte en de klimatologische omstandigheden. Wijzig de instelling van de temperatuur geleidelijkom een optimaal comfort te bereiken. Zet de knop van de luchttoevoer in de stand "Buitenlucht" voor een snelle ontwaseming. Als de temperatuur in de auto zeer hoog blijft nadat deze lang in de zon heeft gestaan, kunt u het interieur kort ventileren. Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopeningen onder de voorruit, de verschillende ventilatieroosters en de ventilatieopeningen voor de beenruimte vrij blijven. Bij een zware belasting van de motor (trekken van een zware aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor. Controleer regelmatig de staat van het interieurilter, dat zich onder de motorkap ter hoogte van de voorruit bevindt. De ilterelementen dienen periodiek te worden vervangen. Laat de ilterelementen twee keer zo vaak vervangen als de omstandigheden dit vereisen. Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag. Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden. Bij stilstand is het normaal dat er onder de auto een plasje water verschijnt, aangezien de airconditioning het condenswater druppelsgewijs afvoert via een daarvoor bestemde afvoeropening. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door controleren door het PEUGEOT-netwerk.

39 40 - COMFORT ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN Achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels Druk de schakelaar bij draaiende motor in om de achterruitverwarming en de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. De achterruitverwarming gaat na ongeveer 12 minuten automatisch uit. Druk nogmaals op de schakelaar om de achterruitverwarming opnieuw gedurende 12 minuten in te schakelen. Het is mogelijk de achterruitverwarming eerder uit te schakelen door de schakelaar nogmaals in te drukken. Schakel zodra de omstandigheden het toelaten de achterruitverwarming en verwarming buitenspiegels uit aangezien een laag stroomverbruik zorgt voor een vermindering van het brandstofverbruik. Handmatig ontwasemen Snel ontwasemen van de voorruit en zijruiten: - schakel de airconditioning in, - zet schakelaars van de temperatuurregeling en de luchttoevoer in de maximale stand, - sluit de middelste ventilatieroosters, - zet de knop van de luchttoevoer naar links in de stand "Buitenlucht". Automatisch ontwasemen, programma "Zicht" In sommige gevallen kan het programma AUTO niet toereikend blijken om de voorruit en zijruiten snel condens- en ijsvrij te maken (vocht, veel inzittenden, vorst...). Kies dan het programma "zicht", door op deze toets te drukken, dat zorgt voor een snelle ontwaseming van de ruiten. Druk nogmaals op de toets AUTO om dit programma af te sluiten en terug te keren naar het programma AUTO.

40 COMFORT - 41 VERWARMING/VENTILATIE De verwarming en ventilatie werken uitsluitend bij draaiende motor. 3. Regeling luchtopbrengst Draai de knop in één van de vier standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen. 4. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten. Toevoer van buitenlucht. 1. Temperatuurregeling Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen. 2. Luchtverdeling Luchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen-ontdooien). Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte. Luchtstroom naar de beenruimte. Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat. Luchtstroom naar interieur (linker, rechter en middelste ventilatieroosters). Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat. De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een tussenstand te zetten. Luchtrecirculatie. Zet om de luchtrecirculatiestand te gebruiken de knop 4 naar rechts in de stand "Luchtrecirculatie". Zet, zodra de omstandigheden dit toelaten, de knop 4 weer in de stand "Toevoer van buitenlucht" om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur afneemt.

41 42 - COMFORT AIRCONDITIONING De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk de schakelaar in, het verklikkerlampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de knop voor de regeling van de luchtopbrengst op "OFF" staat. Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte staat te houden. 1. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Het systeem stelt u in staat de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen en zorgt in de winter bij temperaturen boven 0 C voor een snelle ontwaseming van beslagen ruiten. 2. Temperatuurregeling Draai de knop van blauw (koud) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.

42 COMFORT Luchtverdeling Luchtstroom naar voorruit en zijruiten (ontwasemen - ontdooien). Luchtstroom naar voorruit, portierruiten en beenruimte. 4. Regeling luchtopbrengst Draai de knop in één van devier standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen. 5. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Toevoer van buitenlucht. Luchtrecirculatie Luchtstroom naar de beenruimte. Deze instelling wordt aanbevolen bij een koud klimaat. Luchtstroom naar interieur (linker, rechter en middelste ventilatieroosters). Deze instelling wordt aanbevolen bij een warm klimaat. De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een tussenstand te zetten. De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan van de voorruit en de zijruiten. Als de luchtrecirculatiestand gebruikt wordt terwijl de airco is ingeschakeld, wordt de capaciteit van de airco vergroot en worden de ruiten sneller ontwasemd. Als de luchtrecirculatiestand bij vochtig weer wordt gebruikt, bestaat het risico dat de ruiten beslaan. Zet om de luchtrecirculatiestand te gebruiken de knop 5 naar rechts. Zet, zodra de omstandigheden dit toelaten, de knop 5 weer in de stand "Toevoer van buitenlucht" om te voorkomen dat de luchtkwaliteit in het interieur afneemt.

43 44 - COMFORT AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor. Opmerking: voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen, mits de temperatuur in het interieur nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, dan treedt het automatische programma weer in werking. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil. Automatische werking 1. Temperatuurregeling De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Druk op de pijltjestoetsen 1 (omhoog en omlaag) om deze waarde te wijzigen. Instelling op ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. 2. Regeling door het programma AUTO Druk op de toets "AUTO". Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten. Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren.

44 COMFORT Airconditioning AAN/UIT Bij het indrukken van deze toets wordt de luchtverversing uitgeschakeld. De aanduiding ECO verschijnt op het display. Druk de toets nogmaals in om de automatische werking van de airconditioning te hervatten. De aanduiding A/C verschijnt op het display. Opmerkingen Om het beslaan van de ruiten te voorkomen is het raadzaam de stand ECO bij koud of vochtig weer niet te gebruiken. Laat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in perfecte staat te houden. 4. Luchtverdeling Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit (ontwasemen of ontdooien). - de voorruit en de beenruimte. - de beenruimte. - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte. - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. 5. Luchtopbrengst Druk op de toets "+" of "-" om de luchtopbrengst respectievelijk te vergroten of te verkleinen. 6. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. De recirculatiestand, aangegeven op het display, dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (kans op beslaan van de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit). Druk de toets nogmaals in om de automatische toevoer van buitenlucht te hervatten. 7. Uitschakelen van het systeem Bij het indrukken van de toets OFF worden alle functies van het systeem uitgeschakeld. De temperatuur en de ontwaseming worden dan niet meer geregeld, maar er blijft een kleine luchtstroom gehandhaafd. Het systeem wordt opnieuw met de laatste instellingen ingeschakeld door op de toets OFF, AUTO of zicht te drukken. Opmerking: druk op de toets toevoer van buitenlucht 7 om de luchttoevoer volledig af te sluiten.

45 46 - COMFORT

46 COMFORT - 47 VOORSTOELEN Toegang tot de achterbank is niet mogelijk als de rugleuning 1 - Verstelling in lengterichting. van de voorstoel volledig naar achteren is geklapt. Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. B. Druk één van de twee handgrepen met de hand naar voren om de rugleuning neer te klappen. De zitting gaat hierbij niet naar voren. Als de rugleuning wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. 2 - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun Naar boven: trek de hoofdsteun omhoog. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. De hoofdsteun is voorzien van een blokkeermechanisme waardoor de hoofdsteun niet naar beneden kan schuiven (veiligheidsvoorziening bij een botsing). Voor het lager zetten van de hoofdsteun moet tegelijkertijd: - de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt en - de hoofdsteun naar beneden worden geschoven. Druk de blokkeerpal op de geleider in om een hoofdsteun te verwijderen. De hoek van de hoofdsteunen kan ook worden afgesteld. Rijd nooit zonder hoofdsteunen; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. "Kommavormige" hoofdsteunen achter De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een opbergstand (laag) en kunnen worden verwijderd. Naar beneden: Druk de blokkeerpal op de geleider in. Verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag en druk op de ontgrendelingsknop. 3 - Toegang tot de achterbank 3-deurs: A of B (volgens uitvoering) A. Druk één van de twee handgrepen met de hand naar voren om de rugleuning neer te klappen en de stoel naar voren te schuiven. Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. Let erop dat niet wordt verhinderd dat de stoel weer in de oorspronkelijke stand wordt teruggeschoven; dit is nodig om de stoel te vergrendelen. 4 - Hoogteverstelling Trek de hendel omhoog. Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen. 5 - Rugleuningverstelling Duw de hendel naar achteren. 6 - Schakelaars stoelverwarming Druk de schakelaar in. De temperatuur wordt automatisch geregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming weer uit te schakelen.

47 COMFORT - 47 VOORSTOELEN Toegang tot de achterbank is niet mogelijk als de rugleuning 1 - Verstelling in lengterichting. van de voorstoel volledig naar achteren is geklapt. Til de beugel op en schuif de stoel naar voren of naar achteren. B. Druk één van de twee handgrepen met de hand naar voren om de rugleuning neer te klappen. De zitting gaat hierbij niet naar voren. Als de rugleuning wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. 2 - Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun Naar boven: trek de hoofdsteun omhoog. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. De hoofdsteun is voorzien van een blokkeermechanisme waardoor de hoofdsteun niet naar beneden kan schuiven (veiligheidsvoorziening bij een botsing). Voor het lager zetten van de hoofdsteun moet tegelijkertijd: - de blokkeerpal op de linker geleider worden ingedrukt en - de hoofdsteun naar beneden worden geschoven. Druk de blokkeerpal op de geleider in om een hoofdsteun te verwijderen. De hoek van de hoofdsteunen kan ook worden afgesteld. Rijd nooit zonder hoofdsteunen; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. "Kommavormige" hoofdsteunen achter De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een opbergstand (laag) en kunnen worden verwijderd. Naar beneden: Druk de blokkeerpal op de geleider in. Verwijderen: trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag en druk op de ontgrendelingsknop. 3 - Toegang tot de achterbank 3-deurs: A of B (volgens uitvoering) A. Druk één van de twee handgrepen met de hand naar voren om de rugleuning neer te klappen en de stoel naar voren te schuiven. Als de stoel wordt teruggeduwd, komt deze automatisch weer in de oorspronkelijke stand terug. Let erop dat niet wordt verhinderd dat de stoel weer in de oorspronkelijke stand wordt teruggeschoven; dit is nodig om de stoel te vergrendelen. 4 - Hoogteverstelling Trek de hendel omhoog. Verplaats uw gewicht om de stoel te verstellen. 5 - Rugleuningverstelling Duw de hendel naar achteren. 6 - Schakelaars stoelverwarming Druk de schakelaar in. De temperatuur wordt automatisch geregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming weer uit te schakelen.

48 48 - COMFORT ZITPLAATSEN ACHTER Neerklappen van de zitplaatsen achter: - til de zitting 1 aan de voorzijde op. - klap de zitting 1 tegen de rugleuning van de voorstoelen. - plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2. - trek aan de knop 3 om de rugleuning 4 los te maken. - verwijder de hoofdsteun, of schuif deze omlaag. - klap de rugleuning 4 neer. Kantel altijd eerst de zitting omhoog alvorens de rugleuning neer te klappen (voorkomen van beschadiging). Terugplaatsen: - klap de rugleuning omhoog. - klap de zitting neer. - breng de sluitingen van de veiligheidsgordels in de juiste positie alvorens de zitting aan de voorzijde te vergrendelen. Let op dat de gordels niet worden vastgeklemd.

49 COMFORT - 49 ACHTERBANK Neerklappen van de achterbank: - til de zitting 1 aan de voorzijde op. - klap de zitting 1 tegen de rugleuning van de voorstoelen. - plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2. - trek aan de knoppen 3 om de rugleuning 4 los te maken. - verwijder de hoofdsteunen, of schuif deze omlaag. - klap de rugleuning 4 neer. Kantel altijd eerst de zitting omhoog alvorens de rugleuning neer te klappen (voorkomen van beschadiging). Terugplaatsen: - klap de rugleuning omhoog. - klap de zitting neer. - breng de sluitingen van de veiligheidsgordels in de juiste positie alvorens de zitting aan de voorzijde te vergrendelen. Let op dat de gordels niet worden vastgeklemd.

50 50 - COMFORT Verwijderen van achterbankzitting - Klap de zitting tegen de rugleuning van de voorstoelen. - Knijp de lippen in om de zitting los te maken. - Verwijder de zitting. Neerklapbare rugleuning - Verwijder de hoofdsteun om de rugleuning volledig neer te kunnen klappen. - Druk de knop 5 naar achteren om de rugleuning neer te klappen. VERVOER VAN LANGE VOORWERPEN Voorstoel: - Klap de rugleuning neer met de hendel 5 (zie de desbetreffende paragraaf). Achterbank: - Verwijder de zitting. - Klap de rugleuning naar voren.

51 COMFORT - 49 ACHTERBANK Neerklappen van de achterbank: - til de zitting 1 aan de voorzijde op. - klap de zitting 1 tegen de rugleuning van de voorstoelen. - plaats de veiligheidsgordel onder de geleider 2. - trek aan de knoppen 3 om de rugleuning 4 los te maken. - verwijder de hoofdsteunen, of schuif deze omlaag. - klap de rugleuning 4 neer. Kantel altijd eerst de zitting omhoog alvorens de rugleuning neer te klappen (voorkomen van beschadiging). Terugplaatsen: - klap de rugleuning omhoog. - klap de zitting neer. - breng de sluitingen van de veiligheidsgordels in de juiste positie alvorens de zitting aan de voorzijde te vergrendelen. Let op dat de gordels niet worden vastgeklemd.

52 COMFORT - 51 ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: - conform Richtlijn 2003/20 dienen kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 m in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIXbevestigingen * uitgeruste plaatsen te worden vervoerd, - de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto, - kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd. BEVESTIGEN VAN EEN KINDERZITJE MET EEN DRIEPUNTS VEILIGHEIDSGORDEL "Met de rug in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de rijrichting" Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor wordt geplaatst, moet de stoel van de auto in de middelste stand met de rugleuning rechtop worden gezet en mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld. PEUGEOT beveelt u aan kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren: - met de rug in de rijrichting tot 2 jaar, - met het gezicht in de rijrichting vanaf 2 jaar. * De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend. Raadpleeg hiervoor de wetgeving in uw land. Middelste stand

53 52 - COMFORT DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes, voorzien van een artikelnummer, die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg Airbag aan passagierszijde OFF L2 "KIDDY Life" Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt PEUGEOT u aan de gordelbeschermer te gebruiken. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L3 "RECARO Start". L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.

54 56 - COMFORT ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het kinderzitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto rust en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met "het gezicht in de rijrichting" op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of verwijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje «met de rug in de rijrichting» op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Plaatsen van een stoelverhoger Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder. Laat uit veiligheidsoverwegingen: - geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, - nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, - de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de portieren achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de portierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.

55 52 - COMFORT DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes, voorzien van een artikelnummer, die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg Airbag aan passagierszijde OFF L2 "KIDDY Life" Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt PEUGEOT u aan de gordelbeschermer te gebruiken. Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg L3 "RECARO Start". L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.

56 COMFORT - 53 BEVESTIGEN VAN KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL Overeenkomstig de Europese wetgeving (Richtlijn 2000/3) geeft het overzicht de mogelijkheden weer voor het bevestigen met de veiligheidsgordel van een universeel (a) goedgekeurd kinderzitje afhankelijk van het gewicht van het kind en de plaats in de auto. Gewicht van het kind/leeftijdsindicatie Plaats Passagiersstoel vóór (c) Vaste of in hoogte verstelbare stoel Buitenste zitplaats en achter Tot 13 kg (groep 0 (b) en 0+) Tot ± 1 jaar 9-18 kg (groep 1) Van 1 tot ± 3 jaar kg (groep 2) Van 3 tot ± 6 jaar kg (groep 3) Van 6 tot ± 10 jaar U U U U U U U U Middelste zitplaats achter Driepunts veiligheidsgordel Middelste zitplaats achter (d) Tweepunts veiligheidsgordel X UF UF UF X UF UF UF (a) Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto's met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd. (b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. (c) Raadpleeg de wetgeving in uw land voordat u uw kind op deze zitplaats installeert. (d) De kinderzitjes "RECARO Start" (L3) en "KLIPPAN Optima" (L4) mogen niet op de middelste zitplaats achter worden geplaatst als deze zitplaats is voorzien van een tweepuntsgordel. U: Plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel. Kinderzitje geplaatst met de rug in de rijrichting of het gezicht in de rijrichting. UF: Plaats geschikt voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje met de veiligheidsgordel. Kinderzitje uitsluitend geplaatst met het gezicht in de rijrichting. X: Plaats niet geschikt voor het bevestigen van een kinderzitje uit de aangegeven gewichtsgroep.

57 54 - COMFORT ISOFIX-BEVESTIGINGEN Deze zitplaatsen zijn uitgerust met ISOFIX-bevestigingen. Het betreft 2 ringen die zijn geplaatst tussen de rug en de zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over 2 sloten die eenvoudig aan deze ringen kunnen worden verankerd. De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een betrouwbare, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto.

58 COMFORT - 55 ISOFIX KINDERZITJE AANBEVOLEN DOOR PEUGEOT EN GEHOMOLOGEERD VOOR UW AUTO Het RÖMER Duo Plus Isoix kinderzitje (gewichtsgroep B1) Groep 1: van 9 tot 18 kg Wordt met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste ISOFIX-bevestiging, de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.

59 TOEGANG TOT DE AUTO - 57 SLEUTELS Met behulp van de sleutels kan de airbag aan passagierszijde worden uitgeschakeld en kan het contact-/ stuurslot worden bediend. Zonder centrale vergrendeling/ontgrendeling Met behulp van de sleutel kunnen eveneens de voorportieren, de achterklep en de brandstofvuldop ontgrendeld en vergrendeld worden. Met centrale vergrendeling/ ontgrendeling Met behulp van de sleutel in het slot van een voorportier kunnen alle portieren en de achterklep gelijktijdig vergrendeld of ontgrendeld worden. Als een van de portieren of de achterklep geopend is, werkt de centrale vergrendeling niet. Met centrale vergrendeling/ ontgrendeling met afstandsbediening Druk op de knop A om de auto te vergrendelen. Het vergrendelen wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. Druk op de knop B om de auto te ontgrendelen. Dit wordt bevestigd door het snel knipperen van de richtingaanwijzers. Druk de knop van de afstandsbediening niet buiten het bereik van de auto in. Hierdoor kan het systeem buiten werking raken. In dat geval moet de afstandsbediening opnieuw gesynchroniseerd worden (zie het desbetreffende hoofdstuk). Waarschuwingssignaal sleutel Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl de sleutel nog in het contact steekt, klinkt er een geluidssignaal. Lokaliseren van de auto Om de eerder vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats: F Druk op de knop A, de plafonniers gaan branden en de knipperlichten knipperen gedurende enkele seconden. Batterij van afstandsbediening vervangen Type batterij: CR2016 / 3 V. Als de batterij leeg is, verschijnt in combinatie met een geluidssignaal de melding "Batterij afstandsbediening leeg" op het multifunctionele display. Draai de schroef los en wip het huis met een muntstuk bij het oog los om de batterij te vervangen. Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw gesynchroniseerd worden. Synchroniseren van de afstandsbediening F Zet het contact uit. F Zet het contact weer aan. F Druk direct gedurende enkele seconden op de knop A. F Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot. De afstandsbediening werkt nu weer.

60 58 - TOEGANG TOT DE AUTO ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een speciieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. De radiograische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Bij een storing in het systeem zal, als het contact wordt aangezet (2e stand van de sleutel), het verklikkerlampje van de schakelaar centrale vergrendeling op het middelste gedeelte van het dashboard snel gaan knipperen. De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart: Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. Bij verlies van de sleutels Als u uw sleutels verliest, kunt u zich met het kentekenbewijs van de auto en uw identiteitsbewijs wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan dan de code van de sleutel en de afstandsbediening achterhalen en nieuwe sleutels bestellen.

61 58 - TOEGANG TOT DE AUTO ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING Deze diefstalbeveiliging blokkeert het motormanagementsysteem zodra het contact wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak. In de sleutel is een chip aangebracht die over een speciieke code beschikt. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering, waarna de motor gestart kan worden. Noteer de sleutelnummers zorgvuldig. De sleutelcode is als streepjescode aangegeven op het label bij de sleutel. De radiograische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het herprogrammeren. Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur. Bij een storing in het systeem zal, als het contact wordt aangezet (2e stand van de sleutel), het verklikkerlampje van de schakelaar centrale vergrendeling op het middelste gedeelte van het dashboard snel gaan knipperen. De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar worden en moet in dat geval opnieuw worden geprogrammeerd. Let er bij het aanschaffen van een gebruikte auto op dat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart: Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. Bij verlies van de sleutels Als u uw sleutels verliest, kunt u zich met het kentekenbewijs van de auto en uw identiteitsbewijs wenden tot het PEUGEOT-netwerk. Het PEUGEOT-netwerk kan dan de code van de sleutel en de afstandsbediening achterhalen en nieuwe sleutels bestellen.

62 TOEGANG TOT DE AUTO - 59 PORTIEREN Openen van buitenaf Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit Openen van binnenuit Zonder centrale vergrendeling Druk de knop A in om het portier te vergrendelen. De vergrendeling werkt alleen voor het desbetreffende portier. Met de knop van het bestuurdersportier kunnen het portier en de achterklep worden vergrendeld. Trek aan de knop A of aan de handgreep om het portier te ontgrendelen. Met centrale vergrendeling Druk op de knop B om te vergrendelen/ontgrendelen. Waarschuwing "portier open" Als bij draaiende motor een portier niet goed is gesloten, zal een geluidssignaal te horen zijn in combinatie met een melding of bijbehorende afbeelding op het multifunctionele display. Tijdens het rijden gaat, als de knop van de plafonnier in de stand "verlichting gaat branden als een portier wordt geopend" staat, de plafonnier knipperen.

63 60 - TOEGANG TOT DE AUTO Inschakelen Druk lang op de knop B. Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen in combinatie met een melding op het multifunctionele display. Deze melding verschijnt opnieuw bij iedere keer dat er gestart wordt. Automatische centrale portiervergrendeling Zodra sneller wordt gereden dan 10 km/h, kunnen de portieren automatisch worden vergrendeld. Druk om bij een snelheid hoger dan 10 km/h de portieren tijdelijk te ontgrendelen kort op de knop B. U kunt deze functie desgewenst inschakelen of uitschakelen. Uitschakelen Druk lang op de knop B. Opmerkingen: als een van de portieren geopend is, werken de vergrendeling van binnenuit en de automatische centrale vergrendeling niet. Als de achterklep is geopend, blijft de automatische centrale vergrendeling van de portieren actief. KINDERBEVEILIGING Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderbeveiliging om het openen van binnenuit te verhinderen. Draai de knop 1 een achtste omwenteling (45 graden) met de contactsleutel.

64 TOEGANG TOT DE AUTO - 61 Waarschuwingsmelding "achterklep open" Als de achterklep niet goed is gesloten: - wordt u bij draaiende motor gewaarschuwd door een geluidssignaal en een melding of een afbeelding op het multifunctionele display, - gaat tijdens het rijden de plafonnier knipperen als de knop daarvan in deze stand staat. VERGRENDELEN OF ONTGRENDELEN VAN DE ACHTERKLEP Zonder centrale vergrendeling Draai de sleutel van A naar C om de klep te vergrendelen. Draai de sleutel van A naar B en druk de greep in, trek vervolgens de achterklep open. Met centrale vergrendeling Het vergrendelen en ontgrendelen van de achterklep gebeurt gelijktijdig met het ver- of ontgrendelen van de portieren. NOODBEDIENING Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling, de achterklep ontgrendeld worden: - klap de achterbank naar voren om vanuit de auto in de bagageruimte te komen, - trek aan de bekleding van de achterklep om deze los te maken, - trek de slotstang 1 omhoog. De verlichting van de bagageruimte gaat automatisch aan zodra de achterklep geopend wordt.

65 62 - TOEGANG TOT DE AUTO BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom. Trek de tankdop uit de vulopening. Op een label staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 50 liter. MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: trek aan de hendel aan de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is.

66 ZICHT - 63 LICHTSCHAKELAAR Verlichting vóór en achter Draai ring A om de verlichting in te schakelen. Lichten uit Parkeerlichten Dim-/grootlicht Automatisch inschakelen van de verlichting Overschakelen van dim- naar grootlicht Trek de hendel naar u toe. Geluidssignaal vergeten verlichting Als het contact is afgezet, het automatisch inschakelen van de verlichting is uitgeschakeld en het bestuurdersportier wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt. Mistlampen vóór/mistachterlicht De mistlampen en het mistachterlicht worden ingeschakeld door de ring naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien. Het branden van de mistlampen wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Auto's met mistachterlicht (ring B) Mistachterlicht Het mistachterlicht werkt alleen in combinatie met dimlicht en grootlicht. Opmerking: wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld, blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden (draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen. Het dimlicht en de parkeerlichten worden dan automatisch uitgeschakeld). Auto's met mistlampen vóór en mistachterlicht (ring C) Mistlampen vóór (draai de ring 1 stand naar voren). De mistlampen vóór werken in combinatie met de parkeerlichten en het dimlicht. Mistlampen vóór en mistachterlicht (draai de ring 2 standen naar voren). Opmerking: draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Opmerking: wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld of het dimlicht met de lichtschakelaar wordt uitgeschakeld, blijven de mistlampen vóór, het mistachterlicht en de parkeerlichten branden (draai de ring naar achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen. De parkeerlichten worden dan automatisch uitgeschakeld).

67 64 - ZICHT Follow me home De parkeer- en dimlichten kunnen gedurende ongeveer 30 seconden blijven branden als u de auto verlaat: - zet het contact in de stand STOP. - zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0. - geef een lichtsignaal. - verlaat en vergrendel de auto. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn. Richtingaanwijzers Links: omlaag. Rechts: omhoog. AUTOMATISCH INSCHAKELEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of als de ruitenwissers onafgebroken wissen en worden uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld. Indien nodig moet u het dimlicht handmatig inschakelen. Bij de alevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: - zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel). - zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0. - houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan 4 seconden ingedrukt. Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt een melding op het multifunctionele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Als de bestuurder de verlichting handmatig bedient, wordt de functie tijdelijk uitgeschakeld. Bij een storing in de lichtsensor wordt de verlichting ingeschakeld, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

68 64 - ZICHT Follow me home De parkeer- en dimlichten kunnen gedurende ongeveer 30 seconden blijven branden als u de auto verlaat: - zet het contact in de stand STOP. - zet de verlichtingsschakelaar in de stand 0. - geef een lichtsignaal. - verlaat en vergrendel de auto. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, zijn de mistlampen vóór en het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra ze niet meer nodig zijn. Richtingaanwijzers Links: omlaag. Rechts: omhoog. AUTOMATISCH INSCHAKELEN VAN DE VERLICHTING Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is of als de ruitenwissers onafgebroken wissen en worden uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of de ruitenwissers worden uitgeschakeld. Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen en zullen de lichten niet automatisch worden ingeschakeld. Indien nodig moet u het dimlicht handmatig inschakelen. Bij de alevering van de auto is deze functie ingeschakeld. In- of uitschakelen van de functie: - zet het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel). - zet de lichtschakelaar in de stand AUTO/0. - houd het uiteinde van de lichtschakelaar meer dan 4 seconden ingedrukt. Dek de lichtsensor, die aan de regensensor is gekoppeld en zich in het midden van de voorruit, achter de binnenspiegel bevindt, niet af. Deze sensor regelt de automatische verlichting. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de functie is een geluidssignaal te horen en verschijnt een melding op het multifunctionele display. Uitschakelen Bij het uitschakelen van de functie klinkt een geluidssignaal. Als de bestuurder de verlichting handmatig bedient, wordt de functie tijdelijk uitgeschakeld. Bij een storing in de lichtsensor wordt de verlichting ingeschakeld, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een melding op het multifunctionele display. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

69 ZICHT - 65 Langer dan 1 minuut nadat het contact is afgezet dient de schakelaar weer geactiveerd te worden: - zet de schakelaar in een willekeurige stand. - zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand. RUITENWISSERSCHAKELAAR Ruitenwissers vóór met intervalstand 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). I Interval. 0 Uit. â Eén keer wissen (omlaag duwen). In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rijsnelheid. Ruitenwissers vóór met automatische stand 2 Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). AUTO Automatisch wissen. 0 Uit. â Eén keer wissen (omlaag duwen). In de stand AUTO wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de hoeveelheid neerslag. Ruitensproeiers en koplampsproeiers Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe. De ruitensproeiers treden in werking, waarna gedurende enige tijd de ruitenwissers worden ingeschakeld. Als het dim-/grootlicht is ingeschakeld, worden tegelijk ook de koplampsproeiers geactiveerd.

70 66 - ZICHT Automatische ruitenwissers In de stand AUTO werkt de ruitenwisser automatisch en wordt de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast. Controle van werking Inschakelen Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het multifunctionele display. In het geval van een storing wordt de bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal. Als de schakelaar in de stand AUTO staat, werken de ruitenwissers dan in de intervalstand. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. Dek de regensensor, op de voorruit achter de binnenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat of zorg ervoor dat de schakelaar niet in de stand AUTO staat. Wacht 's winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is. Ruitenwisser achter Draai de ring A in de eerste stand voor de intervalschakeling. Nadat het contact is afgezet en weer is aangezet, dient de schakelaar opnieuw te worden geactiveerd. Zet daarvoor de schakelaar eerst in een willekeurige stand en zet hem vervolgens in de gewenste stand. Automatische werking ruitenwisser achter Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld en u de achteruitversnelling inschakelt, wordt de ruitenwisser achter ingeschakeld in de intervalstand. Opmerking: laat bij gebruik van een ietsendrager deze functie uitschakelen door het PEUGEOT- netwerk of maak gebruik van een speciale, door het PEUGEOT-netwerk gehomologeerde ietsendrager. Ruitensproeier achter Draai de ring A voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld.

71 ZICHT - 67 BOORDCOMPUTER Op 0 zetten Druk meer dan 2 seconden op de knop. Momenteel verbruik Dit is het gemiddelde brandstofverbruik dat geregistreerd is tijdens de laatste seconden. Deze informatie verschijnt alleen als er met een snelheid van meer dan 30 km/h wordt gereden. Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden achtereenvolgens aangegeven: Display B - de actieradius, - de afgelegde afstand, - het gemiddelde verbruik, - het momentele verbruik, - de gemiddelde snelheid. Actieradius In deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden. Opmerking: dit getal kan verhoogd worden door een verandering in de rijstijl of van het landschap, die een aanzienlijke verlaging van het momentele verbruik tot gevolg heeft. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, worden drie streepjes weergegeven. Na het tanken wordt de actieradius weer weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk wanneer er tijdens het rijden horizontale streepjes in plaats van cijfers op het display verschijnen. Gemiddeld verbruik Dit is het gemiddelde brandstofverbruik sinds de laatse nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand In deze stand geeft de boordcomputer de afgelegde afstand sinds de laatste nulstelling aan. Gemiddelde snelheid Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan).

72 68 - ZICHT ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde - Handbediening: Duw of trek de schakelaar 1 tot het zware punt. De ruit stopt zodra de toets wordt losgelaten. - Automatische bediening: Duw of trek de schakelaar 1 tot voorbij het zware punt. De ruit opent of sluit volledig. Het automatisch sluiten werkt alleen bij de ruit van het bestuurdersportier en bij draaiende motor. 2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde 3. Schakelaar ruitbediening links achter. 4. Schakelaar ruitbediening rechts achter. Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare ruiten achter (beveiliging voor kinderen) Met behulp van deze schakelaar kan de bediening van de elektrisch bediende ruiten achter geblokkeerd worden. Druk 1 keer op de schakelaar (het lampje van de knop gaat branden) om de blokkering te activeren. Druk nogmaals op de schakelaar (het lampje gaat uit) om de blokkering te deactiveren. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode, altijd de sleutel uit het contact. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet deze ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens het bedienen van de ruiten niet kunnen bezeren. ZIJRUITEN ACHTER (3-DEURS) Kantel de hendel naar voren en duw de ruit open.

73 ZICHT - 69 Binnenspiegel De binnenspiegel kent 2 standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde. Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Elektrisch verstelbare buitenspiegels Draai knop 1 naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw knop 1 in de vier richtingen om de spiegel af te stellen. Elektrisch inklapbare spiegels Draai, als het contact aan is, knop 1 in stand A. De weergegeven objecten in de spiegels aan bestuurdersen passagierszijde lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.

74 70 - INDELINGEN KOPLAMPEN VERSTELLEN Afhankelijk van de belading van de auto wordt aanbevolen de koplampen te verstellen of 2 personen op de voorstoelen personen personen personen + maximaal toegestane belading. 3. Bestuurder + maximaal toegestane belading. STUURWIEL IN HOOGTE VERSTELLEN Druk bij stilstaande auto de hendel naar beneden om het stuurwiel te ontgrendelen. Zet het stuurwiel in de gewenste stand en trek aan de hendel om het stuurwiel te vergrendelen. CLAXON Druk op een van de spaken van het stuurwiel. Stand 0: basisinstelling.

75 INDELINGEN - 71 PLAFONNIERS Plafonnier vóór (knop A) In deze stand gaat de plafonnier ongeveer 30 seconden branden: - als de auto wordt ontgrendeld, - als een portier wordt geopend, - als de achterklep wordt geopend, - als het contact wordt afgezet. De plafonnier gaat uit als de auto wordt vergrendeld. De plafonnier knippert als tijdens het rijden een portier of de achterklep niet goed is gesloten. Permanent uit. Brandt constant als het contact aan is of in de stand accessoires staat. Kaartleeslampje (knop B) Draai, als de sleutel in de stand accessoires staat of als het contact is aangezet, de knop B rechts- of linksom. VENSTERS VOOR TOL-/ PARKEERKAARTEN De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de tol- en/of parkeerkaarten worden bevestigd. ZONNEKLEP De zonnekleppen zijn voorzien van make-upspiegels, aan bestuurderszijde is deze met een klepje afgedekt.

76 72 - INDELINGEN ASBAK VÓÓR Sluit de asbak om deze te verwijderen. Trek aan de lip en trek de asbak omhoog. AANSTEKER Druk de aansteker in en wacht enkele ogenblikken tot de aansteker uit zichzelf terugspringt. Hij kan worden gebruikt als het contact in de stand accessoires (1e stand van de sleutel) of AAN staat. DASHBOARDKASTJE Trek aan de handgreep om het dashboardkastje te openen. De verlichting van het dashboardkastje gaat dan branden. 1. Vak voor boorddocumentatie. 2. Bekerhouder. 3. Pennenhouder. 4. Brillenvak. 5. Kaartenvak. 6. Muntenvak.

77 INDELINGEN - 73 INDELING BAGAGERUIMTE Hoedenplank Verwijderen van de hoedenplank: - maak de twee koorden 1 los, - til de hoedenplank iets op en verwijder hem. Bagagenet Bevestig het bagagenet aan de sjorogen op de vloer van de bagageruimte en op de achterbankleuning. Riemen Met behulp van een riem aan de zijkant van de bagageruimte kunnen diverse voorwerpen (bidons, verbandtrommel,...) worden vastgezet. Er zijn meerdere mogelijkheden om de hoedenplank op te bergen: - achter de voorstoelen, - achter de achterbank, met behulp van het bagagenet, - plat in de bagageruimte.

78 74 - RIJDEN AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE" Bij de automatische transmissie met vier versnellingen kunt u kiezen uit automatische bediening, aangevuld met de programma's sport en sneeuw, of sequentiële bediening. Schakelpatroon F Kies de gewenste stand door de selectiehendel in het schakelpatroon te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. Park (parkeerstand): om de auto stil te zetten of te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Reverse (achteruitversnelling): om achteruit te rijden (schakel deze stand alleen in als de auto stilstaat en de motor stationair draait). Neutral (neutraalstand): om de motor te starten en de auto te parkeren, met gebruik van de handrem. Laat, als bij het wegrijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven. Drive (rijstand): om automatisch te schakelen tijdens het rijden. Manual (sequentiële stand): om zelf te schakelen. S: programma sport. T: programma sneeuw. Starten F Controleer of de handrem is aangetrokken en zet de selectiehendel in stand P of N, F Draai het contact in de stand Starten. Wegrijden Starten in de stand P en wegrijden: F Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen, F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. U kunt ook starten vanuit de stand N: F Trap het rempedaal in en zet de handrem los, F Selecteer de stand R, D of M en laat langzaam het rempedaal los; de auto begint te rijden. LET OP Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingedrukt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait. Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij draaiende motor.

79 RIJDEN - 75 Automatische bediening Automatisch schakelen in de vier versnellingen: F Selecteer de stand D in het schakelpatroon. De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling afhankelijk van de volgende parameters: - het proiel van de weg, - de belading van de auto. De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. LET OP Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek. Opmerkingen Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingedrukt (kick down). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt. Bij het remmen schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat. Programma's Sport en Sneeuw Naast het auto-adaptieve programma heeft u de beschikking over twee speciieke programma's. De gekozen stand wordt in het instrumentenpaneel aangegeven. Programma Sport F Druk op de toets S als de motor is gestart. De versnellingsbak maakt automatisch een dynamische rijstijl mogelijk. Programma Sneeuw Dit programma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op een ondergrond met weinig grip. F Druk op de toets T als de motor is gestart. De versnellingsbak past zich aan voor het rijden op gladde wegen. Opmerking: U kunt op elk moment terugkeren naar het auto-adaptatieve programma. F Druk nogmaals op de toets S of T om het huidige programma uit te schakelen. Handmatige bediening Handmatig schakelen in de vier versnellingen: F Selecteer de stand M in het schakelpatroon, F Duw de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen, F Trek de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Opmerkingen Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand M1. De programma's S (sport) en T (sneeuw) kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.

80 76 - RIJDEN Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal in combinatie met de melding "Storing automatische transmissie" op het multifunctionele display, de aanduiding "-" en het knipperen van de pictogrammen Sport en Sneeuw op het instrumentenpaneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. HANDREM Aantrekken Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aangetrokken. Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen. Forceer in geen enkel geval de selectiehendel; dit kan schade aan de automatische transmissie veroorzaken. Loszetten Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen richting trottoir, trek de handrem aan en schakel een versnelling in.

81 76 - RIJDEN Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal in combinatie met de melding "Storing automatische transmissie" op het multifunctionele display, de aanduiding "-" en het knipperen van de pictogrammen Sport en Sneeuw op het instrumentenpaneel. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h of de ter plaatse geldende maximumsnelheid. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. HANDREM Aantrekken Trek, als de auto volledig stilstaat, de handrem aan. Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, geeft dit aan dat de handrem nog(iets) is aangetrokken. Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen. Forceer in geen enkel geval de selectiehendel; dit kan schade aan de automatische transmissie veroorzaken. Loszetten Trek aan de hefboom, druk de knop in en duw de handrem geheel omlaag. Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen richting trottoir, trek de handrem aan en schakel een versnelling in.

82 RIJDEN - 77 SNELHEIDSBEGRENZER Deze snelheidsbegrenzer is van de nieuwste generatie, waarbij de ingestelde snelheid wordt weergegeven op een display op het instrumentenpaneel. Met dit systeem kan de bestuurder een maximumsnelheid instellen, zodat deze niet wordt overschreden. Als de maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect. De begrenzer werkt met een ingestelde snelheid vanaf 30 km/h en blijft ook bij bediening van het rem- of koppelingspedaal geactiveerd. Het systeem kan worden bediend: - bij stilstaande auto, met draaiende motor, of - tijdens het rijden. Weergave op het instrumentenpaneel Druk, als de snelheidsbegrenzer is geactiveerd, op deze knop om de kilometerteller/dagteller weer te geven. Na enkele seconden, of door nogmaals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsbegrenzer. Selecteren van de functie F Draai de knop 1 in de stand LIMIT. De begrenzer is dan nog niet actief. Het display geeft het volgende weer. Instellen van een snelheid Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Als de toets 2 of 3 kort wordt ingedrukt, wordt de ingestelde snelheid met 1 km/h verlaagd of verhoogd. Druk lang op de toets om de ingestelde snelheid met 5 km/h te verlagen of verhogen. Houd de toets ingedrukt om de ingestelde snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen of verhogen. Inschakelen/uitschakelen van de begrenzer Druk op de toets 4 om de begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen. Als de begrenzer is ingeschakeld, verschijnt op het display (bijv. bij 110 km/h): Op dat moment gaat ook het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden.

83 78 - RIJDEN Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display (bijv. bij 110 km/h): Uitschakelen van de functie F Draai de knop 1 in de stand 0 of zet het contact af om het systeem uit te schakelen. De laatst ingestelde snelheid blijft in het geheugen opgeslagen. Storing In het geval van een storing van de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en verschijnt het volgende op het display: Opmerking: ook als de begrenzer (bijv. bij een steile afdaling) niet kan voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden, knippert deze snelheid op het display. Laat om de begrenzer weer in te schakelen het gaspedaal los om de wagensnelheid te verlagen tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal, kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en of deze goed is bevestigd. - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. Het is raadzaam uw voeten altijd dicht bij de pedalen te houden.

84 RIJDEN - 79 Eerste keer activeren/instellen van een snelheid Druk op de toets 2 of 3 zodra de gewenste snelheid is bereikt. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen en op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h): SNELHEIDSREGELAAR Deze snelheidsregelaar van de laatste generatie geeft de ingestelde snelheid weer op het instrumentenpaneel. Hiermee kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden. Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven ongeveer 40 km/h vanaf de 4e versnelling bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak. Bij auto's met automatische transmissie moet bij een snelheid hoger dan 40 km/h de selectiehendel in de stand D staan of moet in de sequentiële stand minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld. Weergave op het instrumentenpaneel Druk, als de snelheidsregelaar is geactiveerd, op deze knop om de kilometerteller/dagteller weer te geven. Na enkele seconden, of door nogmaals op de knop te drukken, keert het display terug naar de weergave van de snelheidsregelaar. Selecteren van de functie F Zet de draaiknop 1 in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Op het display verschijnt achtereenvolgens: Op dat moment gaat ook het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden. Opmerking: het is mogelijk even gas te geven zonder dat de snelheidsregelaar wordt uitgeschakeld. De ingestelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen. Snelheidsregelaar onderbreken Als u het rijden met de snelheidsregelaar wilt onderbreken: F Druk op de toets 4 of trap op het rem- of koppelingspedaal. Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h): Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat uit.

85 80 - RIJDEN Snelheidsregelaar opnieuw activeren Druk, na het onderbreken van de snelheidsregelaar, op de toets 4. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. Op het display verschijnt (bijv. bij 110 km/h): U kunt de snelheidsregelaar ook opnieuw activeren door op de toets 2 of 3 te drukken. Het systeem slaat dan de snelheid op waarmee op dat moment gereden wordt. Ingestelde snelheid wijzigen Voor het verhogen van de ingestelde snelheid zijn er twee mogelijkheden: Zonder het gaspedaal te gebruiken: F Druk op de toets 3. Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verhoogd. Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h verhoogd. Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verhoogd. Met het gaspedaal: F Geef gas tot de gewenste snelheid is bereikt, F Druk op de toets 2 of 3. Ingestelde snelheid verlagen: F Druk op de toets 2. Als de toets kort wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 1 km/h verlaagd. Als de toets lang wordt ingedrukt, wordt de snelheid met 5 km/h verlaagd. Als de toets ingedrukt gehouden wordt, wordt de snelheid in stappen van 5 km/h verlaagd. Ingestelde snelheid annuleren F Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid gewist. Uitschakelen van de functie F Draai de knop 1 in de stand 0 om het systeem uit te schakelen. Storing In het geval van een storing van de snelheidsregelaar wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes gedurende enkele seconden: Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snelheid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en of deze goed bevestigd is. - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. Het is raadzaam uw voeten altijd dicht bij de pedalen te houden.

86 VEILIGHEID - 81 ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) EN ELEKTRONISCHE REMDRUKREGELAAR (REF) Het antiblokkeersysteem zorgt samen met de elektronische remdrukregelaar tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en handelbaarheid van uw auto, vooral op slecht of glad wegdek. Zorg er bij het vervangen van de wielen (banden en velgen) voor dat er gehomologeerde wielen worden gemonteerd. Het antiblokkeersysteem treedt automatisch in werking als één van de wielen dreigt te blokkeren. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem, waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen verliezen. Als dit verklikkerlampje en het verklikkerlampje STOP gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding, duidt dit op een storing van de elektronische remdrukregelaar, waardoor u tijdens het remmen de controle over de auto zou kunnen verliezen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door trillingen in het rempedaal. Trap het rempedaal bij een noodstop zo krachtig mogelijk in en laat het niet los. NOODREMASSISTENTIE Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingedrukt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van het remmen wordt vergroot. Trap bij een noodstop het rempedaal volledig in zonder los te laten. Bij een noodstop worden, afhankelijk van de optredende remvertraging, de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Ze worden uitgeschakeld zodra weer wordt gasgegeven.

87 82 - VEILIGHEID ANTISPINREGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESP) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. Het ASR-systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren. Het ESP-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. In extreme situaties kan het systeem de auto echter niet altijd onder controle houden. Inschakelen van het ASR- en ESP-systeem Als het contact is aangezet, zijn het ASR- en ESP-systeem altijd ingeschakeld. Werking van het ASR- en ESP-systeem Als het ASR- of ESP-systeem ingrijpt, knippert het desbetreffende pictogram. Uitschakelen van het ASR/ESPsysteem In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn het ASR- en ESP-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip kunnen krijgen. F Druk op de schakelaar "ESP OFF", die zich links onder het stuurwiel bevindt. Het verklikkerlampje van de schakelaar en het pictogram gaan branden in combinatie met een melding op het multifunctionele display: het ASR/ ESPsysteem is uitgeschakeld. Het systeem wordt opnieuw: F automatisch ingeschakeld als het contact wordt afgezet. F handmatig ingeschakeld door nogmaals op de schakelaar te drukken. Controle van werking Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje van de schakelaar gaan knipperen en het pictogram verschijnen.raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om de systemen te laten controleren. De systemen ASR en ESP zorgen voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden. De goede werking van de systemen wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen en de procedures voor montage en het uitvoeren van werkzaamheden door het PEUGEOT-netwerk. Laat de systemen na een aanrijding controleren door het PEUGEOTnetwerk.

88 VEILIGHEID - 83 AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding (zie schema) worden blootgesteld: als de drempelwaarde voor het in werking treden wordt overschreden, worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto. Registratiezones voor een aanrijding A. Impactzone vóór. B. Impactzone opzij. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd. Bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor een afdoende bescherming. De kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: het uit de airbags ontsnappende gas kan enigszins irriteren. AIRBAGS VÓÓR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen de impactzone A, in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om de voorwaartse beweging van de inzittende te dempen. De kans op hoofd- en borstletsel wordt daardoor verminderd. Storing airbag vóór Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

89 84 - VEILIGHEID Uitschakeling (controle) Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld. De window-airbags zijn aangebracht in de hemelbekleding. De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en achter en de ruiten. De kans op hoofdletsel wordt daardoor verminderd. Bij een lichte aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. Uitschakelen airbag aan passagierszijde Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. F Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer in de stand "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. ZIJ-AIRBAGS EN WINDOW-AIRBAGS De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen de impactzone opzij B, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel. De kans op borstletsel bij de voorpassagiers wordt daardoor verminderd. De achterpassagiers worden door de zij-airbags achter op dezelfde manier beschermd als de voorpassagiers door de zij-airbags vóór. Storing airbags Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

90 VEILIGHEID - 85 Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen. Alleen het PEUGEOT-netwerk heeft hiervoor gekwaliiceerd personeel. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten. Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Window-airbags Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan irriterend zijn voor personen die hier gevoelig voor zijn. De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel en lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen ongeveer 30 milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer.

91 84 - VEILIGHEID Uitschakeling (controle) Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld. De window-airbags zijn aangebracht in de hemelbekleding. De window-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en achter en de ruiten. De kans op hoofdletsel wordt daardoor verminderd. Bij een lichte aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. Uitschakelen airbag aan passagierszijde Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. F Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde 1, draai deze in de stand "OFF" en verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen. In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje heeft verwijderd, zet dan de schakelaar weer in de stand "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. ZIJ-AIRBAGS EN WINDOW-AIRBAGS De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen de impactzone opzij B, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel. De kans op borstletsel bij de voorpassagiers wordt daardoor verminderd. De achterpassagiers worden door de zij-airbags achter op dezelfde manier beschermd als de voorpassagiers door de zij-airbags vóór. Storing airbags Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

92 VEILIGHEID - 85 Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags: Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen. Alleen het PEUGEOT-netwerk heeft hiervoor gekwaliiceerd personeel. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten. Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Window-airbags Bevestig nooit iets op de stijlen of op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan irriterend zijn voor personen die hier gevoelig voor zijn. De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel en lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen ongeveer 30 milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer.

93 86 - VEILIGHEID De veiligheidsgordels met gordelspanners werken alleen als het contact is aangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittende getrokken wordt. Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder VEILIGHEIDSGORDELS Hoogteverstelling van de veiligheidsgordel: - Verlagen: trek de knop naar u toe en schuif het bevestigingspunt omlaag. - Verhogen: schuif het bevestigingspunt omhoog. De veiligheidsgordel omdoen F Trek de gordel om u heen en steek de gesp in de gordelsluiting. F Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. De veiligheidsgordel losmaken F Druk op de knop van de gordelsluiting. Veiligheidsgordels vóór met pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers Dankzij de toepassing van veiligheidsgordels met gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers is de veiligheid van de voorste inzittenden bij frontale aanrijdingen nog verder verbeterd. De gordelspanners dienen om, afhankelijk van de kracht van de aanrijding, de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden te trekken. Als het contact wordt aangezet, gaat dit verklikkerlampje branden. Het verklikkerlampje blijft branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Bij een snelheid hoger dan ongeveer 20 km/h gaat het lampje gedurende twee minuten knipperen in combinatie met een steeds sterker wordend geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Na deze twee minuten blijft het lampje branden zolang de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. Veiligheidsgordels achter De zitplaatsen achter zijn voorzien van drie driepunts veiligheidsgordels met oprolautomaat.

94 VEILIGHEID - 87 De bestuurder moet ervoor zorgen dat alle passagiers tijdens het rijden op de juiste wijze hun veiligheidsgordel dragen. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen*, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt. Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting deblokkeren door kort aan de riem te trekken en deze weer los te laten. Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen, - mag deze door niet meer dan één volwassen persoon worden gedragen, - mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen, - moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, om te voorkomen dat de gordel gedraaid raakt, - mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt niets aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door het PEUGEOT-netwerk, met name op beschadigingen van de riem. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOTnetwerk. Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold. Voorschriften voor kinderen: - Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje, - Gebruik geen gordelgeleider* wanneer een kinderzitje is geïnstalleerd, - De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden, - Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. Het verklikkerlampje van de airbag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel vervangen door het PEUGEOT-netwerk. * Volgens uitvoering.

95 ONDERHOUD ,1 LITER (60 PK) EN 1,4 LITER (75 PK) BENZINEMOTOREN 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir remvloeistof. 5. Accu. 6. Luchtilter. 7. Motoroliepeilstok. 8. Reservoir motorolie.

96 90 - ONDERHOUD 1,6 LITER 16V (110 PK) BENZINEMOTOR 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir remvloeistof. 5. Accu. 6. Luchtilter. 7. Motoroliepeilstok. 8. Reservoir motorolie. 1,4 LITER HDI TURBODIESELMOTOR (70 PK) 1. Reservoir stuurbekrachtiging. 2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir remvloeistof. 5. Accu. 6. Luchtilter. 7. Motoroliepeilstok. 8. Reservoir motorolie. 9. Handopvoerpomp.

97 ONDERHOUD - 91 NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau F Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 liter per 1000 km.) De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de olieniveaumeter in het instrumentenpaneel of de oliepeilstok. Oliepeilstok 2 merktekens op de peilstok: A = maxi. Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uitkomen. B = mini. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd. Olie verversen Volgens de aanwijzingen in het onderhoudsboekje. Opmerking: vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie. Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij het PEUGEOT-netwerk. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen te voldoen. Remvloeistofniveau: De remvloeistof dient volgens de door de constructeur voorgeschreven intervallen te worden ververst. Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet. Opmerking: remvloeistof is een erg bijtend en schadelijk middel. Vermijd elk contact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de motorventilateur. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de motorventilateur nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul het systeem bij. Opmerking: de koelvloeistof behoeft niet te worden ververst. Bij uitvoeringen voorzien van een roetilter kan de motorventilateur bij afgezet contact nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, remvloeistof of koelvloeistof in het riool, in het water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging F Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloeistofniveau dient boven het MINI en dicht bij het MAXI merkteken te staan. Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk aanbevolen producten. Voor een optimale reiniging en om bevriezing te voorkomen, mag het reservoir niet met water worden bijgevuld.

98 92 - ONDERHOUD CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter controleren door het PEUGEOT-netwerk. Luchtfilter en interieurfilter Laat de ilters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanleiding geeft, moeten de ilters twee keer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Slijtage remschijven Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven het PEUGEOT-netwerk. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk. Oliefilter Vervang het olieilterelement periodiek, volgens het onderhoudsschema. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Laat het niveau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Raadpleeg de bladzijden in het onderhoudsboekje die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Gebruik uitsluitend de door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om de werking van belangrijke organen als de stuurbekrachtiging en het remsysteem te optimaliseren, worden door PEUGEOT speciieke producten geselecteerd en aangeboden. Vermijd het schoonspuiten van de motor om de elektrische systemen niet te beschadigen. BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk het brandstofsysteem te ontluchten: - vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel, - bedien de handpomp van de ontluchting tot u brandstof in de transparante slang onder de motorkap ziet komen, - houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.

99 PRAKTISCHE INFORMATIE - 93 WIEL VERWISSELEN Parkeren van de auto - Zet de auto, voor zover mogelijk, op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit in (stand P bij een automatische transmissie). Toegang tot het reservewiel en de krik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder onder de bagageruimte. - Neem de wielsleutel 1 uit het rechter zijpaneel van de bagageruimte. - Draai de bout van de reservewielhouder aan de binnenzijde onder de vloerbedekking met de wielsleutel 1 los. - Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reservewielhouder zakken. - Neem de doos met de krik 2 uit het reservewiel. Wiel demonteren - Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met de doos van de krik. - Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor het ventiel te steken en de wieldop los te trekken. - Draai de wielbouten iets los. - Plaats de krik in één van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen E bij het te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak steunt op de grond. - Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

100 94 - PRAKTISCHE INFORMATIE Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingen alleen: - op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - met aangetrokken handrem. - de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld. - blokkeer de auto met de doos van de krik. - ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt (gebruik bokken). Na het verwisselen van het wiel - Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk. - Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel. - Het noodreservewiel mag slechts tijdelijk worden gebruikt. - Bandenspanning van het noodreservewiel: 4,2 bar. - Maximumsnelheid met het noodreservewiel: 80 km/h.

101 PRAKTISCHE INFORMATIE - 95 BIJZONDERHEDEN LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De bouten van de lichtmetalen velgen zijn afgedekt met verchroomde doppen. Verwijder deze met de gele sleutel 4 alvorens de bouten los te draaien. De sleutel 4 bevindt zich in het rechter zijpaneel van de bagageruimte. Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is het normaal dat bij het monteren de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winterbanden met stalen velgen, is het noodzakelijk speciale bouten te gebruiken die verkrijgbaar zijn bij het PEUGEOT-netwerk. Antidiefstalbouten Als de velgen zijn voorzien van antidiefstalbouten (één per wiel), dient u eerst met behulp van het gele gereedschap (in de doos aan de linkerzijde van de bagageruimte) de chromen dop en vervolgens de plastic huls te verwijderen alvorens de bout los te draaien met behulp van de dopsleutel (in het dashboardkastje) en de wielsleutel, die zich in het rechter zijpaneel van de bagageruimte bevindt. Opmerking: noteer de op de dopsleutel gegraveerde code nauwkeurig. Met deze code kunt u bij uw PEUGEOT-servicepunt een nieuwe dopsleutel verkrijgen.

102 96 - PRAKTISCHE INFORMATIE LAMPEN VERVANGEN Verwijder aan de rechterzijde eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir om het vervangen van de lampen te vergemakkelijken: F draai de nok en de inkeping in lijn, F trek de vulpijp omhoog. 1. Dimlicht/grootlicht 2. Parkeerlichten 3. Richtingaanwijzers Dimlicht H7 55W / grootlicht H1 55W F Verwijder de beschermkap A om de lamp H7 55W te vervangen of B om de lamp H1 55W te vervangen. F Neem de stekker(s) C los. F Druk op het uiteinde van de borglip(pen) D om deze los te maken. Vervang de defecte lamp. F Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglip(pen) stevig vastzit(ten). F Sluit de stekker(s) weer aan. F Plaats de beschermkap(pen) en de vulpijp van het ruitensproeierreservoir (rechts).

103 PRAKTISCHE INFORMATIE - 97 Raak de lampen uitsluitend met een droge doek aan. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag. Reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een spons en zeepwater. Hogedrukreiniging Spuit bij het verwijderen van hardnekkig vuil met een hogedrukreiniger niet rechtstreeks op de omgeving van de koplampen en achterlichten. Hierdoor kunnen de lak en de afdichting beschadigd raken. Parkeerlicht W5W F Draai de stekker met de lamphouder 2 een kwart omwenteling en trek deze los. F Vervang de lamp. Zijknipperlichten WY5W amberkleurig F Druk het zijknipperlicht naar voren en trek het los. F Verwijder en vervang het zijknipperlicht. De zijknipperlichten zijn verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk. Richtingaanwijzers PY21W amberkleurig F Draai de stekker met de lamphouder 3 een kwart omwenteling (in de richting van de voorzijde van de auto) en trek deze los. F Vervang de lamp.

104 98 - PRAKTISCHE INFORMATIE Achterlichten 1. Richtingaanwijzer P21W. 2. Achteruitrijlicht P21W. 3. Rem-/achterlicht P21/5W. Maak de zijbekleding in de bagageruimte los. Maak de schuimrubber afdekking los en steek uw hand achter de afdekking om bij de vleugelmoer te komen. Verwijder de vleugelmoer. Verwijder de lichtunit. Druk op de nok A en neem de stekker los. Verwijder de isolatie. Duw de borglippen B naar buiten en verwijder de lamphouder. Vervang de defecte lamp(en). Controleer na het vervangen of de lamphouder, de achterlichtunit en de schuimrubber afdekking weer goed op hun plaats zitten. 3e remlicht 5 lampen W5W Draai de 2 moeren A met behulp van een 10 mm sleutel los. Verwijder de lichtunit. Druk de 2 borglippen B in om de lamphouder los te nemen. Vervang de defecte lamp(en).

105 PRAKTISCHE INFORMATIE - 99 Mistlampen vóór H1 55W Druk aan de onderzijde van het luik om het los te maken. Open het luik. Draai het afdekplaatje om het te verwijderen. Neem de stekker van de lamp los. Druk op de uiteinden van de beide borglippen om de lamp los te maken. Mistachterlicht P21W Neem het mistachterlicht uit de klemmen en trek deze los. Draai de stekker met de lamphouder een kwart omwenteling en trek deze los. Vervang de lamp. Kentekenplaatverlichting W5W Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas. Duw de schroevendraaier naar buiten om het lampglas los te maken. Verwijder het lampglas. Vervang de defecte lamp(en).

106 100 - PRAKTISCHE INFORMATIE ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en onder de motorkap. Vervangen van een zekering Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast. Gebruik de tang A. Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Goed Defect Zekeringkast dashboard Draai de schroef een kwart omwenteling met een muntstuk los en verwijder de afdekplaat om bij de zekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang A zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringkast onder het dashboard. Klem A

107 100 - PRAKTISCHE INFORMATIE ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en onder de motorkap. Vervangen van een zekering Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aangegeven op de zekeringkast. Gebruik de tang A. Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. Goed Defect Zekeringkast dashboard Draai de schroef een kwart omwenteling met een muntstuk los en verwijder de afdekplaat om bij de zekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang A zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringkast onder het dashboard. Klem A

108 PRAKTISCHE INFORMATIE Zekering Ampère Functies 1 15A Stoelverwarming - sirene alarm 4 20A Multifunctioneel display - bagageruimteverlichting - autoradio - stuurkolomschakelaars - trekhaak 5 15A Diagnosesysteem automatische transmissie 6 10A Koelvloeistofniveaumeter - automatische transmissie - autoradio - stuurwielsensor (ESP) 7 15A Dubbele bediening lesauto - naderhand ingebouwd alarmsysteem 9 30A Elektrisch bediende ruiten achter 10 40A Achterruit- en buitenspiegelverwarming 11 15A Ruitenwisser achter 12 30A Elektrisch bediende ruiten vóór - schuif-/kanteldak 14 10A Servicecentrale motor - airbags - stuurkolomschakelaars - regensensor 15 15A Instrumentenpaneel - multifunctioneel display - airconditioning - autoradio 16 30A Bediening centrale portiervergrendeling 20 10A Remlicht rechts 21 15A Remlicht links - derde remlicht 22 20A Plafonnier vóór - kaartleeslampje - verlichting dashboardkastje - aansteker S1 Shunt Shunt PARC

109 102 - PRAKTISCHE INFORMATIE Zekeringkast motorruimte of Maak het deksel los om de zekeringkast (naast de accu) in de motorruimte te openen. Sluit na de werkzaamheden het deksel zorgvuldig. Zekering Ampère Functies 1 * 20A Motorventilateur 2 * 60A ABS/ESP 3 * 30A ABS/ESP 4 * 70A Voeding intelligente servicecentrale 5 * 70A Voeding intelligente servicecentrale 6 * - Vrij 7 * 30A Voeding stuur-/contactslot 8 * 20A Versterker autoradio Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto is reeds rekening gehouden met de montage van zowel de standaarduitrusting als eventuele opties. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk voordat u andere elektrische voorzieningen of accessoires in de auto monteert of laat monteren. Sommige elektrische accessoires zelf, of de wijze waarop die zijn gemonteerd, kunnen de werking van de elektrische systemen van de auto (de elektronische bedieningssystemen, het audiosysteem en het laadcircuit) nadelig beïnvloeden. PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit het verhelpen van storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door PEUGEOT aanbevolen en geleverd worden. Dit geldt ook voor voorzieningen die niet volgens de voorschriften van PEUGEOT zijn gemonteerd en met name voor apparatuur met een stroomverbruik van meer dan 10 ma. * De hoofdzekeringen zorgen voor een extra beveiliging van de elektrische installatie. Laat werkzaamheden aan hoofdzekeringen alleen door het PEUGEOT-netwerk uitvoeren.

110 PRAKTISCHE INFORMATIE Zekering Ampère Functies 1 10A Elektronische eenheid voorgloeien (diesel) - sensor water in brandstof - schakelaar achteruitrijlicht - snelheidssensor - luchthoeveelheidsmeter (diesel) 2 15A Elektroklep absorptievat - brandstofpomp 3 10A Elektronische eenheid motor ABS/ESP - remlichtschakelaar ESP 4 10A Elektronische eenheid automatische transmissie - elektronische eenheid motor 5 - Vrij 6 15A Mistlampen vóór 7 20A Koplampsproeierpomp 8 20A Relais motorventilateur - elektronische eenheid motor - inspuitpomp diesel - brandstofdrukregelaar diesel - elektroklep motormanagement 9 15A Dimlicht links 10 15A Dimlicht rechts 11 10A Grootlicht links 12 15A Grootlicht rechts 13 15A Claxon 14 10A Ruitensproeierpomp voor en achter 15 30A Voorverwarming smoorklephuis - inspuitpomp diesel - lambdasonde - elektronische eenheid motor - luchthoeveelheidsmeter - bobine - elektroklep motormanagement - voorverwarming brandstof (diesel) - verstuivers 16 30A Relais luchtpomp 17 30A Hoge en lage snelheid ruitenwissers 18 40A Aanjager

111 104 - PRAKTISCHE INFORMATIE ACCU Laden met behulp van een acculader: - maak de accupoolklemmen los, - volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader, - sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel, - controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen. Starten met een hulpaccu: - sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's, - sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu, - sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto (bijvoorbeeld de rechter motorsteun), - stel de startmotor in werking en start de motor, - wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. - Wacht na het uitzetten van het contact 2 minuten alvorens de accu los te koppelen. - Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. - Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen. - Sluit de ruiten en het dak voordat de accupoolklemmen worden losgemaakt. - Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. ECO-MODE Nadat de motor is afgezet, wordt een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, telefoon, dimlicht, enz.) na in totaal ongeveer een half uur automatisch uitgeschakeld, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment geeft een melding op het multifunctionele display aan dat de eco-mode is ingeschakeld. De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt. Om de functies direct weer te kunnen gebruiken, moet de motor worden gestart en moet deze gedurende enige tijd draaien. De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.

112 PRAKTISCHE INFORMATIE AUTORADIO MONTEREN Uw auto is af fabriek voorzien van: - dakantenne, - coaxiale antennekabel, - basisontstoring, - bedrading voor luidsprekers vóór, - bedrading voor luidsprekers achter, - 2 stekkers (8-polig). INBOUWEN VAN LUIDSPREKERS Er is ruimte voor het inbouwen van: - luidsprekers met een diameter van 165 mm in de voorportieren, - luidsprekers met een diameter van 130 mm in de achterportieren, - tweeters met een diameter van 22,5 mm in de afdekplaten van de buitenspiegels. Stekkeraansluitingen A1 : - A2 : - A3 : - A4 : - A5 : - A6 : (+) na contact A7 : (+) constant A8 : massa B1 : (+) Luidspreker rechts achter B2 : (-) Luidspreker rechts achter B3 : (+) Luidspreker rechts voor en tweeter B4 : (-) Luidspreker rechts voor en tweeter B5 : (+) Luidspreker links voor en tweeter B6 : (-) Luidspreker links voor en tweeter B7 : (+) Luidspreker links achter B8 : (-) Luidspreker links achter Raadpleeg voordat u een autoradio of luidsprekers in uw auto monteert het PEUGEOT-netwerk.

113 106 - PRAKTISCHE INFORMATIE SLEPEN VAN DE AUTO Getakeld (slechts 2 wielen op de grond) Het takelen van de wagen bij de wielen geniet de voorkeur. Niet getakeld (vier wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Sleepoog voor AUTO'S MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK (dieselmotor) Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak moet de versnellingshendel tijdens het afslepen in de neutraalstand staan, omdat anders bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd kunnen raken en de rembekrachtiging niet werkt als de motor opnieuw wordt gestart. Maak nooit gebruik van de traverse van de radiateur. Bijzonderheden automatische transmissie Bij het slepen van de auto, zonder takelen, moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden: - selectiehendel in stand N, - rijd met een snelheid van maximaal 50 km/h en sleep de auto over een afstand van maximaal 50 km, - voeg geen extra vloeistof toe aan de automatische transmissie. Sleepoog achter Aan de voor- of achterzijde Bevestig de sleepstang aan het sleepoog.

114 PRAKTISCHE INFORMATIE TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Wij raden u aan uitsluitend gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading, en deze door het PEUGEOTnetwerk te laten monteren. Ook als de montage niet door het PEUGEOTnetwerk wordt uitgevoerd, moet gebruik worden gemaakt van de voorbereide elektrische aansluitingen aan de achterzijde van de auto en moeten de voorschriften van de fabrikant worden opgevolgd. Uw auto is hoofdzakelijk bedoeld voor het vervoer van personen en bagage, maar is tevens geschikt voor het trekken van een aanhanger. Het rijden met een aanhanger heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder. Door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt. Trek boven de 1000 m 10% van het maximum aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke volgende 1000 m. Adviezen Gewichtsverdeling: verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Koeling: het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental. Gebruik daarom een zo hoog mogelijke versnelling om het toerental te beperken en pas uw snelheid aan.het maximum aanhangergewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de temperatuur van de buitenlucht. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. Bij zeer zware gebruiksomstandigheden (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur), kunnen de prestaties van de motor worden verhoogd door de airconditioning uit te schakelen, waardoor het trekken van de aanhanger minder moeite zal kosten. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Banden: controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde. Remmen: het trekken van een aanhanger vergroot de remweg. Verlichting: controleer de verlichting van de aanhanger. Zijwind: houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.

115 108 - PRAKTISCHE INFORMATIE Aanbrengen/verwijderen van de mat Als de vloermat aan bestuurderszijde verwijderd moet worden, schuif dan de stoel in de achterste stand en verwijder de bevestigingen. Leg de vloermat weer terug op de pen en klem de bevestigingen vast. Controleer of de mat goed is bevestigd. Om te voorkomen dat de mat onder de pedalen schuift: - maak uitsluitend gebruik van matten die op de reeds in de auto aanwezige bevestigingen passen. Het gebruik van deze bevestigingen is verplicht. - leg nooit twee matten boven op elkaar. ONDERHOUD VAN DE CARROSSERIE Om de lak en de kunststof delen van de carrosserie in optimale conditie te houden adviseren wij u om de auto regelmatig - met de hand te wassen of, - gebruik te maken van een wasstraat, maar let op: herhaaldelijk gebruik van slecht onderhouden wasstraten kan haarkrasjes veroorzaken wat de lak, vooral zichtbaar bij donkere tinten, een mat aspect geeft, - met een hogedrukspuit te wassen: volg de voorschriften die op de installaties zijn aangebracht (druk en spuitafstand). Richt de hogedrukspuit niet op beschadigde plekken (bijv. in kleur gespoten bumpers of koplampen): was deze delen met de hand. Vermijd ook het binnendringen van water in de sloten. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om te weten welke middelen de beste, de meest doeltreffende, de minst gevaarlijke en de milieuvriendelijkste zijn. - Verwijder vogeluitwerpselen, hars, teer- en olievlekken zo snel mogelijk (deze bevatten agressieve stoffen die de lak sterk aantasten). - Reinig de koplampen nooit met een droge doek of een schuurmiddel en gebruik geen luchtige stoffen of oplosmiddelen; de koplampglazen zijn vervaardigd van polycarbonaat en voorzien van een vernislaag. - Gebruik geen benzine, petroleum of ontvetter voor het reinigen van de lak of van kunststof delen van de carrosserie. - Laat kleine lakbeschadigingen (steenslag, pitjes enz.) zo snel mogelijk bijwerken om corrosievorming te voorkomen.

116 PRAKTISCHE INFORMATIE ACCESSOIRES VOOR UW 206 Maak voor uw PEUGEOT alleen gebruik van de door het merk gehomologeerde accessoires en originele onderdelen. Al deze accessoires en onderdelen zijn, na getest en goedgekeurd te zijn ten aanzien van bedrijfszekerheid en veiligheid, aangepast aan uw PEUGEOT, iets wat PEUGEOT niet van andere producten kan garanderen. Het PEUGEOT-netwerk biedt u een ruime keuze aan originele, door PEUGEOT goedgekeurde accessoires met PEUGEOT-garantie: Reizen en vrije tijd: Trekhaak, bagagerek op kofferdeksel, kunststof bak bagageruimte, allesdragers, dakkoffers, skidragers, ietsendragers (plaats geen ietsendrager op de spoiler of de achterruit), sneeuwkettingen,... Styling: Lichtmetalen velgen, wieldoppen, spatlappen, schuif-/kanteldak, (maak voor montage alleen gebruik van originele PEUGEOT producten), mistlampen vóór, achterklepspoiler, sportuitlaat, aluminium en houten sierpanelen, dorpellijsten, carrosserieset, spatbordverbreders, een in twee kleuren uitgevoerd stuurwiel,... Uitrusting interieur: Middenarmsteun, schrijftafeltje, beschermingshoes passagiersstoel, stoelhoezen geschikt voor zij-airbags, matten, kunststof bak bagageruimte, lessenhouder, opbergbox voor CD's, telefoonhouder, portierwindschermen, opbergvak onder hoedenplank, zonneschermen,... Technologie: Audio-/telefoonsysteem, handsfree set, navigatiesysteem, CDwisselaars, autoradio's, luidsprekers, radiosierpaneel, hoedenplank met vier luidsprekers, Veiligheid: Alarminstallaties, ruiten graveren, wielbouten met slot, gevarendriehoek, verbanddoos, veiligheidsvest, stoelverhogers en kinderzitjes, kinderzitje Kiddy Isoix,... Entreprise: Ombouwpakket tot bedrijfswagen,... Afhankelijk van het land van bestemming is de aanwezigheid van een veiligheidsvest, een gevarendriehoek en een lampenset in de auto verplicht. Montage van radio- en communicatieapparatuur Voor het achteraf inbouwen van radio- en communicatieapparatuur met externe antenne, adviseren wij u het PEUGEOT-netwerk te raadplegen. Het PEUGEOT-netwerk kan u informeren over de gegevens van toegestane apparatuur (frequentiebereik, maximaal uitgaand vermogen, plaatsing antenne, speciieke voorwaarden voor montage), overeenkomstig de richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/CE). Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Houd rekening met deze bijzonderheid en wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.

117 110 - TECHNISCHE GEGEVENS MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN, BENZINE Modellen Type variant uitvoering 2CHFX 2AHFX 2CKFW 2AKFW 2CKFWA 2AKFWA 2ANFUA 2BNFUA 2CNFUA 2HNFUA 2JNFUA 2KNFU 2ANFUB 2BNFUB 2CNFUB 2HNFUB 2JNFUB Motor 1,1 liter 1,4 liter 1,6 liter 16 V Cilinderinhoud (cm 3 ) Boring x slag (mm) 72 x x 77 78,5 x 82 Maximum vermogen: ECE-norm (kw) 44, Toerental bij maximum vermogen (/min) Maximum koppel: ECE-norm (Nm) Toerental bij maximum koppel (/min) Brandstof Loodvrij Loodvrij Loodvrij Katalysator Ja Ja Ja Versnellingsbak Handgeschakeld (5 versn.) Handgeschakeld (5 versn.) Automaat (4 versn.) Handgeschakeld (5 versn.) Automaat (4 versn.) Inhoud olie (in liters) Motor (met ilter) 3,2 (2) - 3,4 (3) 3(2) - 3,25 (3) 3(2) - 3,25 (3) 3(2) - 3,25 (3) 3,2 (2) - 3,4 (3) Versnellingsbak - differentieel (2) Gewoon aftappen. (3) Aftappen door afzuigen.

118 TECHNISCHE GEGEVENS MOTOREN EN VERSNELLINGSBAKKEN, DIESEL Modellen Type Variant Uitvoering 2C8HX 2A8HX 2S8HX 2S8HZA 2A8HZA 2C8HZA Motor 1,4 liter Turbo HDI Cilinderinhoud (cm 3 ) 1398 Boring x slag (mm) 73,7 x 82 Maximum vermogen: ECE-norm (kw) 50 Toerental bij maximum vermogen (/min) 4000 Maximum koppel: ECE-norm (Nm) 160 Toerental bij maximum koppel (/min) 1750 Brandstof Diesel Katalysator Ja Roetilter Nee Versnellingsbak Inhoud olie (in liters) Motor (met ilter) Handgeschakeld (5 versn.) 3,8 Versnellingsbak - differentieel 2

119 112 - TECHNISCHE GEGEVENS VERBRUIKSCIJFERS Volgens richtlijn 80/1268/ECE (liter/100 km) Motor Versnellingsbak Type Variant Uitvoering 2... Binnen bebouwde kom Buiten bebouwde kom Mix CO 2 -uitstoot (g/km) 1,1 liter Handgeschakeld HFXF 8,2 5 6, ,4 liter Handgeschakeld KFWF 8,4 5 6,3 149 KFWA 8,5 5,2 6, ,4 liter Automaat KFWR 9,6 5,3 6, ,6 liter 16V Handgeschakeld 1,6 liter 16V Automaat 1,4 liter HDI-turbodiesel Handgeschakeld NFUF 8,6 5,1 6,4 153 HNFUF/NFUA 8,7 5,5 6,7 159 NFUR 9,9 5,5 7,1 179 HNFUR 10,2 5,8 7,5 176 NFUB 10,2 5,7 7, HXF 5,5 3,6 4, HZA 5,4 3,7 4,3 112 De aangegeven verbruikscijfers zijn de laatstbekende waarden ten tijde van het drukken van dit boekje. Deze verbruikscijfers zijn gebaseerd op metingen die zijn uitgevoerd onder wettelijk voorgeschreven gebruiksomstandigheden (richtlijn 80/1268/ ECE) en kunnen varieren afhankelijk van de rijstijl van de bestuurder, de verkeersomstandigheden, de weersomstandigheden, de belading van de auto, de staat van onderhoud van de auto en het gebruik van accessoires.

120 TECHNISCHE GEGEVENS GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (IN KG) Benzinemotor 1,1 liter 1,4 liter 1,4 liter 1,6 liter 16V 1,6 liter 16V Versnellingsbak Handgeschakeld Handgeschakeld Automaat Handgeschakeld Automaat Type variant uitvoering: HFX KFWF/A KFWR NFUA NFUF NFUB NFUR Ledig gewicht rijklaar Maximaal technisch toegestane massa totaal Maximaal toegestaan treingewicht Aanhanger ongeremd Aanhanger geremd * (binnen max. toegestaan treingewicht) Aanbevolen kogeldruk BESTELUITVOERING Dieselmotor 1,4 litre HDI 1,4 litre HDI Versnellingsbak Manuelle Manuelle Type variant uitvoering: 8HX 8HZA 2S8HZA 2S8HXF Ledig gewicht rijklaar Maximaal technisch toegestane massa totaal Maximaal toegestaan treingewicht Aanhanger ongeremd Aanhanger geremd * (binnen max. toegestaan treingewicht) Aanbevolen kogeldruk 50 -

121 114 - TECHNISCHE GEGEVENS Het maximaal toegestane treingewicht en de aanhangergewichten gelden tot een hoogte van maximaal 1000 meter; het opgegeven aanhangergewicht dient voor elke extra 1000 meter met 10% te worden verminderd. Bij het trekken van een aanhanger mag niet harder worden gereden dan 100 km/h of de geldende snelheidslimiet in het desbetreffende land (in Nederland wettelijk 80 km/h). Bij hoge buitentemperaturen kunnen de prestaties van de auto minder worden om de motor te beschermen. Als de buitentemperatuur meer dan 37 C bedraagt, moet het treingewicht worden verminderd. * Het totale gewicht van de aanhanger kan, binnen het maximum toegestane treingewicht, worden verhoogd indien de belading van de auto wordt verminderd. Houd er in dat geval rekening mee dat het trekken van een aanhanger met een licht beladen auto een negatieve invloed heeft op het weggedrag.

122 TECHNISCHE GEGEVENS AFMETINGEN 3-deurs 5-deurs

123 116 - TECHNISCHE GEGEVENS IDENTIFICATIE VAN UW 206 A. Constructeursplaatje op de middenstijl (plaats volgens uitvoering). B. Serienummer op de carrosserie (plaats volgens uitvoering). C. Serienummer op het dashboard. D. Bandenspanning en kleurcode. De sticker D op de middenstijl geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur goedgekeurde bandenmerken, - de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

4 - In een oogopslag

4 - In een oogopslag 4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1 - Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2 - Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3 - Airbag bestuurder. Claxon. 4 - Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG UW 206 CC IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Airbag bestuurder Claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakeling airbag aan passagierszijde* 4 Schakelaar stoelverwarming

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch

Nadere informatie

4 - IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG 4 - IN EEN OOGOPSLAG IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004 2 UW 807 IN EEN OOGOPSLAG UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 2 -

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85

IN EEN OOGOPSLAG. Blz. Stoelen Cockpit Dashboard Spiegels 85 UW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 64-71 Cockpit 26-27 Dashboard 32-63 Spiegels 85 Blz. Controles 96-99 Toegang tot de auto 72-75 Lekke band/ wiel verwisselen 100-103 Lampen vervangen 104-107 Afhankelijk

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 14. Dashboardkastje / aansluitingen audio/video. 15. Schakelaars stoelverwarming.

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen, achterbank 54-60 Schakelaars op stuurkolom 72-73 Instrumentenpaneel 28 Verwarming, airconditioning 50-53 Buitenspiegels 75 Blz. Controles 94-95 Toegang tot de

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel. 5. Alarmknop.

Nadere informatie

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1

UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 UW PARTNER IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 52-60 Schakelaars op stuurkolom 71-72 Instrumentenpaneel 28 Verwarming, airconditioning 48-51 Buitenspiegels 74 Blz. Controles 88-89 Toegang tot de auto 64-69

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Hendel motorkapontgrendeling 2. Koplampverstelling 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde 4. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster 5. Schakelaar verlichting en

Nadere informatie

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 74-85 Cockpit 29-31 Dashboard 37-73, 97-98 Spiegels 100 Blz. Controles 117-125 Toegang tot de auto 87-92 Wiel verwisselen 126-130 Lampen vervangen 131-135 In dit

Nadere informatie

2 UW IN EEN OOGOPSLAG

2 UW IN EEN OOGOPSLAG 2 UW IN EEN OOGOPSLAG UW IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Handgreep ontgrendelen motorkap 13 Schakelaar ruitenwissers/ ruitensproeiers 2 Zekeringenkastje 3 Opbergvak 4 Hoogteverstelling stuurwiel 5 Koplampverstelling

Nadere informatie

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. KLOKKEN 1. Toerenteller.

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar

Nadere informatie

1. AM/FM-radio gebruiken

1. AM/FM-radio gebruiken De tuner gebruiken 1. AM/FM-radio gebruiken Toets SOURCE MENU RECALL (BRONMENU OPHALEN) Stationsvoorkeuzetoetsen FUNCTION-toets BAND AUTO.P POWER-toets VOL-knop TUNE TRACKtoetsen Luisteren naar de AM/FM-radio

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 88-102 Schakelaars op stuurkolom 110-116 Instrumentenpanelen 28-29 Ventilatie, airconditioning 82-87 Spiegels 118-119 Blz. Controles 136-140 Toegang tot de auto

Nadere informatie

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG

UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 25 24 23 22 20 19 18 14 15 21 17 16 UW 306 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Verstelbaar zijventilatierooster. 10 - Bediening verwarming/ventilatie, airconditioning*.

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

Bedieningen Dutch - 1

Bedieningen Dutch - 1 Bedieningen 1. Functieschakelaar Cassette/ Radio/ CD 2. Golfband schakelaar 3. FM antenne 4. CD deur 5. Schakelaar om zender af te stemmen 6. Bass Boost toets 7. CD skip/ voorwaarts toets 8. CD skip/ achterwaarts

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG

UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 1 2 24 23 22 21 20 19 18 16 15 14 17 UW 306 CABRIOLET IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Verstelbaar zijventilatierooster. 10 - Bediening verwarming/ventilatie,

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

G A PSL O G O O EEN IN

G A PSL O G O O EEN IN IN EEN OOGOPSLAG 5 1 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Gescheiden ontgrendeling van cabine en laadruimte. Alleen vergrendeling van de laadruimte. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 7b 7a

Nadere informatie

Ontgrendelen van de achterdeuren

Ontgrendelen van de achterdeuren Toegang tot de auto 18 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het lampje op de afstandsbediening gaat branden, de plafonnier

Nadere informatie

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding

Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan. De Handleiding Groep 10 IMD42 Niels Cremers Marc Hensen Sander Keurentjes Mathijs Mejan De Handleiding Index Inleiding... 3 De meters... 4 Het stuur... 6 Het navigatie systeem... 9 De Console... 10 De radio... 11 2 Inleiding

Nadere informatie

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling Toegang tot de auto 7 TOEGANG TOT DE AUTO SLEUTEL AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Supervergrendeling Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY BEDIENINGS INSTRUCTIES 8-SYMBOOL AFSTANDBEDIENING Kinder slot Tijd Signaal indicator Thermostatische stand Batterij Countdown F or C Programma Eco stand Temperatuur Dubbele brander 8-SYMBOOL DISPLAY INSTELLING

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie KLIMAATREGELING Druk op de knop CLIMATE om het touchscreenmenu van de klimaatregeling weer te geven. 1. Menu voor instellingen van de klimaatregeling. 2. Menu voor stoelverwarming/-klimaat voorin. N.B.:

Nadere informatie

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 6b Verklaring : verwijzing rubriek 6a : verwijzing bladzijde Schuifdeur 2a 17 Trek

Nadere informatie

FIAT ULYSSE NL AUTORADIO

FIAT ULYSSE NL AUTORADIO FIAT ULYSSE 603.46.141 NL AUTORADIO De vast ingebouwde autoradio is ontwikkeld volgens de kenmerkende eigenschappen van het interieur en heeft een geheel eigen ontwerp dat volledig is afgestemd op de vormgeving

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

FIAT SCUDO NL AUTORADIO

FIAT SCUDO NL AUTORADIO FIAT SCUDO 603.46.374 NL AUTORADIO AUTORADIO RD1 F0F0590m INHOUD INLEIDING... 4 TIPS EN AANWIJZINGEN... 5 AUTORADIO RD1... 7 BESCHRIJVING VAN HET BEDIENINGSPANEEL... 8 BEDIENINGSKNOPPEN OP HET STUURWIEL...

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 530.02.160

F I A T 5 0 0 530.02.160 F I A T 5 0 0 530.02.160 I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze. Wij hebben dit boek samengesteld zodat u elk onderdeel

Nadere informatie

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

Climate control VENTILATIEOPENINGEN VENTILATIEOPENINGEN 1 1 2 2 3 3 E90911 1. Ventilatieopeningen voor het gezicht 2. Ventilatieopening voor de bestuurdersschoot 3. Bedieningselementen van ventilatieopeningen, middenconsole achterin Opmerking:

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Nadere informatie

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu.

veiligheid van de inzittenden; conditie van de auto; bescherming van het milieu. F I A T 5 0 0 603.81.189 I N S T R U C T I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk onderdeel

Nadere informatie

FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT MULTIPLA 603.45.730 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, H artelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Multipla. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1 DT-F1/DT-F1V NL Revision 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Plaats van de bedieningsorganen Toets AAN/UIT (dient ook als FM/TV golfbereikschakelaar op DT-F1V) Keuzetoets zendergeheugenplaats en opslaggebied

Nadere informatie

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis. INSTRUCTIEBOEKJE WELKOM Belangrijke informatie: het monteren van een uitrusting of een elektrische accessoire zonder artikelnummer van Automobiles PEUGEOT, kan een storing in het elektronische systeem

Nadere informatie

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1. Verstelling naar voren/naar achteren. 2. Hoogteverstelling.

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook COP LUM KA NL 16-07-2008 16:43 Pagina 1 FordKa Instructieboekje Owner s handbook Feel the difference K10468_Service_Portfolio_090508.1 1 09.05.2008 15:52:47 Uhr 001-025 Ford KA NL 22-07-2008 9:45 Pagina

Nadere informatie

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PANDA 603.81.058 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Panda. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT SCUDO 603.81.143 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat SCUDO. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten

Nadere informatie

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C)

Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) COUPÉ EVO DASHBOARD Brandstofmeter met reserveaanduiding Buitentemperatuurmeter met ijzelalarm (lager dan 3 C) Chroomlook ringen instrumentenpaneel ControlelampjesRichtingaanwijzer links en rechts, mistlampen

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding EXCLUSIV COMPACT THERMOSTAAT Dit product heeft de volgende eigenschappen: 1) Regeling van de verwarming 2) Eenvoudig te programmeren 3) Twee programma's: programma ingesteld af fabriek

Nadere informatie

Gebruik van de afstandsbediening

Gebruik van de afstandsbediening Gebruik van de afstandsbediening Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de afstandsbediening Wees voorzichtig met de afstandsbediening, hij is licht en klein. Als hij valt kan hij kapot gaan, de batterij

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje IN CITROËN JUMPY Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Instructieboekje Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Start Mirror Screen Start Het Instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen.

Nadere informatie

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen. Instructieboekje Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot Start Mirror Screen Start Het instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen van

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K

F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R U C T I E B O E K F I A T P U N T O 530.02.145 NL I N S T R U C T I E B O E K I N S T R I E B O E K Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. BLAUPUNKT RIO RCR 87 http://nl.yourpdfguides.com/dref/3310440

Uw gebruiksaanwijzing. BLAUPUNKT RIO RCR 87 http://nl.yourpdfguides.com/dref/3310440 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor BLAUPUNKT RIO RCR 87. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de BLAUPUNKT RIO RCR 87 in de gebruikershandleiding

Nadere informatie

RCW Afstandsbediening

RCW Afstandsbediening RCW Afstandsbediening Gebruikershandleiding - Nederlands MURCW 747 399569 Afstandsbediening. 1. Aan uit toets. 2. Selectie toets (koelen, verwarmen, automatisch koelen/verwarmen, ontvochtigen, ventileren).

Nadere informatie

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens 1. Als u de accu helemaal leeg hebt gereden, zorg er dan voor dat u uw accu kort hierna weer aan de lader zet (binnen enkele uren). 2. Laat de accu nooit

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering

Nadere informatie

gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw VOLVO XC90 quick guide

gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw VOLVO XC90 quick guide VOLVO XC90 quick guide gefeliciteerd MeT de AAnkOOP VAn Uw nieuwe VOlVO! Het is altijd spannend een nieuwe auto te leren kennen. Neem deze Quick Guide door om nog meer plezier te hebben van uw nieuwe Volvo.

Nadere informatie

Bediening van de tuner

Bediening van de tuner Bediening Bediening van de tuner FM ontvangstkenmerken Over het algemeen biedt FM een veel betere klankkwaliteit dan AM. FM en FM stereo hebben met andere karakteristieke problemen te kampen die AM niet

Nadere informatie

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK

FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK FIAT PUNTO 603.45.567 NL INSTRUCTIEBOEK Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Punto. Wij hebben dit boekje samengesteld zodat u elk

Nadere informatie

Lampen en waarschuwingslampjes

Lampen en waarschuwingslampjes Lampen en waarschuwingslampjes VERLICHTING OP BUITENKANT VAN AUTO Hoofdverlichtingsschakelaar H5740 1 1. Uit. 2. Stadslichten. 3. Koplampen aan. 4. Automatische controlelampjes. Stadslichten De voorste

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de PEUGEOTwebsite, in de rubriek "Persoonlijke pagina" of op het volgende adres: http://public.servicebox.peugeot.com/ddb/

Nadere informatie

PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252

PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252 PLL ALARM CLOCK RADIO Model : FRA252 NL HANDLEIDING NL HANDLEIDING WAARSCHUWING: OM HET RISICO OP BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOKKEN TE REDUCEREN, STEL HET APPARAAT NIET BLOOT AAN REGEN OF VOCHT. LET OP Het

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA

INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA INSTRUCTIEBOEK 530.05.014 NL ALFA Geachte klant, Wij bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen. Uw Alfa Spider is ontworpen voor een veilige, comfortabele en rustige rit, zoals u van Alfa Romeo

Nadere informatie

Let op: - Houd, zoals hieronder getoond, voor een goede ventilatie, genoeg ruimte rondom het apparaat vrij: (add line drawing)

Let op: - Houd, zoals hieronder getoond, voor een goede ventilatie, genoeg ruimte rondom het apparaat vrij: (add line drawing) Let op: - Houd, zoals hieronder getoond, voor een goede ventilatie, genoeg ruimte rondom het apparaat vrij: (add line drawing) - Verwijder a.u.b. niet het plastic kapje van de FM-antenne (A) aan de achterzijde

Nadere informatie