Het online-instructieboekje

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het online-instructieboekje"

Transcriptie

1 IN CITROËN JUMPY

2 Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks contact opnemen met het merk. Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt weergegeven met dit pictogram: Als de rubriek "MyCitroën" niet beschikbaar is op de website van Citroën voor uw land, kunt u uw instructieboekje op het volgende internetadres raadplegen: Selecteer: de link "Boorddocumentatie" op de startpagina (u hoeft zich niet aan te melden), de taal, het model van uw auto en de carrosserie-uitvoering, de uitgifteperiode van uw instructieboekje die overeenkomt met de datum van deel 1A van het kentekenbewijs van uw auto. U kunt hier online uw instructieboekje bekijken en hebt toegang tot de meest recente gegevens via het pictogram:

3 Wij maken u attent op het volgende: Uw auto is, afhankelijk van het uitrustingsniveau, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waarvoor uw auto bestemd is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingen voorzien. Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Citroën voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk Citroën om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer. Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden. Citroën beschikt wereldwijd over een uitgebreid gamma modellen. Modellen die worden gekenmerkt door een geraffineerde mix van hoogwaardige techniek en constante innovatie, evenals een moderne en creatieve benadering van het begrip mobiliteit. Wij danken u voor uw keuze en wensen u veel plezier met uw auto. Achter het stuur van uw nieuwe auto, geniet u optimaal, als u elke uitrusting, elke schakelaar en elke instelling kent. Goede Reis.

4 Inhoud 1. IN EEN OOGOPSLAG VOORDAT u GAAT RIJDEN ERGONOMIE en COMFORT VEILIGHEID Presentatie 4 Exterieur 6 Comfort 11 Zicht 13 Rijden 14 Indeling cabine 15 Laadruimte 16 Ventilatie 17 Eco-rijden 18 Afstandsbediening 0 Sleutel 1 Alarmsysteem Portieren 4 Instrumentenpaneel 7 Tijd instellen 8 Verklikkerlampjes 9 Brandstofniveaumeter 35 Koelvloeistof 35 Detectiesysteem te lage bandenspanning 36 Onderhoudsindicator 37 Dimmer dashboardverlichting 38 Versnellingsbakken 39 Schakelindicator 40 Automatische transmissie 41 Stuurwiel verstellen 44 Starten en stoppen 44 Lichtschakelaar 45 Ruitenwisserschakelaar 48 Snelheidsregelaar 50 Vaste snelheidsbegrenzer 5 Snelheidsbegrenzer 53 Verwarming/Handbediende airconditioning 56 Automatische airconditioning 58 Ontdooien en ontwasemen 6 Standkachel 64 Stoelen 67 Tweezitsbank vóór 69 Indeling cabine 71 Plafonniers 74 Parkeer-/tolkaarten 74 Dubbele cabine 75 Indeling laadruimte 76 Achtervering 78 Buitenspiegels 81 Elektrisch bedienbare ruiten 83 Handrem 84 Alarmknipperlichten 84 Parkeerhulp 85 Claxon 86 ABS 86 Brake Assist System 86 ASR en ESC 87 "Grip control" 88 Veiligheidsgordels 90 Airbags 93 Zij-airbags 95 Airbags vóór 96 Uitschakelen airbag passagierszijde 96 Kinderzitjes 97 Aanbevolen kinderzitjes 101

5 Inhoud 5. ACCESSOIRES SNEL WEER OP WEG TECHNOLOGIE aan BOORD 10. WEGWIJZER Trekken van een aanhanger 104 Overige accessoires 106 Gamma professionele uitrusting ONDERHOUD Accu 119 Bandenreparatieset 11 Wiel verwisselen 13 Afneembaar sneeuwscherm 17 Sneeuwkettingen 18 Lampen vervangen 19 zekeringen 134 Wisserbladen vervangen 139 Slepen van de auto TECHNISCHE GEGEVENS Urgence-oproep of Assistance-oproep 9.1 emyway 9.3 Autoradio 9.63 In de rubriek "Technologie aan boordi" maakt u kennis met de nieuwe radio- en navigatiesystemen. Exterieur 151 Cockpit 15 Interieur 154 Technische gegevens - Onderhoud 155 De rubriek "Wegwijzer" biedt u de mogelijkheid om de schakelaars, functies en desbetreffende paginanummers terug te vinden op de schematische afbeeldingen van de auto (visuele index). Motorkap openen 108 Dieselmotoren 109 Benzinemotor 110 Niveaus 111 Controles 113 Brandstof 116 Brandstoftoevoer uitgeschakeld 117 Ontluchten brandstofcircuit dieselmotor 117 Afmetingen 14 Gewichten 148 Identificatie 150 INHOUDSOPGAVE

6 4PRESENTATIE Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in korte tijd vertrouwd te maken met alle functies van uw nieuwe auto. Het instructieboekje is verdeeld in 10 rubrieken met elk een eigen kleur. In de rubrieken komen alle mogelijke functies van de auto gerangschikt per thema aan bod. In rubriek 8 vindt u een overzicht van de technische gegevens van uw auto. De visuele index achter in dit instructieboekje verwijst u naar de bladzijden met meer informatie over de desbetreffende uitrusting en functies. In de rubrieken kunt u de volgende symbolen aantreffen: dit symbool verwijst naar de rubriek en het gedeelte waar meer informatie over de desbetreffende functie is te vinden, dit symbool vraagt uw aandacht voor aanvullende informatie die u helpt de gebruiksmogelijkheden van uw auto optimaal te benutten, dit symbool geeft een waarschuwing met betrekking tot de veiligheid van de inzittenden en de voorzieningen aan boord.

7 5

8 Exterieur 6 a 8 b 3b 7 3a

9 Exterieur Achterdeuren Achtervering Wiel verwisselen 6 3a Sleutel - Afstandsbediening Parkeerhulp Afmetingen a Schuifdeur Wiel repareren Legenda : verwijzing rubriek : verwijzing pagina b IN EEN OOGOPSLAG 1

10 Exterieur 8 Motorkap openen Open het afdekkapje aan de linkerzijde bij de bevestiging van de bestuurdersstoel en trek de handgreep omhoog. Zet de motorkap op een kier, druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Plaats de stang in een van de twee uitsparingen (afhankelijk van de gewenste hoogte) om de motorkap te ondersteunen Sleepoog Dieselmotoren Benzinemotor Aan de voorzijde: maak het klepje los door op de onderzijde ervan te drukken. Aan de achterzijde: maak het klepje los met behulp van een muntstuk of het platte uiteinde van het sleepoog Wees voorzichtig bij werkzaamheden onder de motorkap. Raadpleeg het gedeelte "Niveaus" in de rubriek 6 voor het gebruik van de juiste vloeistoffen en de controle van de niveaus

11 9 Interieur COCKPIT 1. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers.. Instrumentenpaneel met display. 3. Schakelaar ruitenwissers, ruitensproeiers en boordcomputer. 4. Versnellingshendel. 5. Contact. 6. Bediening autoradio. 7. Airbag bestuurder, claxon. 8. Stuurwielverstelling in hoogte en diepte. 9. Koplampverstelling. 10. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer V-aansluiting (max. 10 W) type aansteker. 1. Asbak. 13. Dashboardkastje, AUX-aansluiting, schakelaar uitschakeling passagiersairbag. 14. "Grip control". IN EEN OOGOPSLAG 1

12 Interieur MIDDENCONSOLE EN DAKCONSOLE 10 TIJD INSTELLEN Afhankelijk van de uitvoering van uw auto is deze voorzien van: - een middenconsole met display: zie in de rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd instellen" of, - een middenconsole zonder display: zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit". 1. Plaats van de schakelaars: - centrale vergrendeling/ ontgrendeling, - vergrendeling/ontgrendeling laadruimte.. Bediening verwarming en/of airconditioning. 3. Pasjeshouder of schakelaars: - uitschakeling ESC, - uitschakeling inbraakalarm, verklikkerlampje alarm, - uitschakeling parkeerhulp. 4. Opbergvak. 5. Autoradio of opbergvak. 6. Middelste verstelbare ventilatieroosters. 7. Schakelaar alarmknipperlichten. 8. Display of opbergvak. 9. Plafonnier. 10. Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag. 11. Pasjeshouder, schakelaars stoelverwarming.

13 COMFORT Interieur Verstelling in lengterichting.. Rugleuningverstelling. Bestuurdersstoel 3. Hoogteverstelling. 4. Lendensteunverstelling. IN EEN OOGOPSLAG 5. Hoogteverstelling van de hoofdsteun

14 Interieur 1 Stuurwiel Buitenspiegels Elektrisch bedienbare ruiten In hoogte en diepte verstellen van het stuurwiel. Handmatig verstelbaar Veiligheidsgordels Hoogteverstelling. Vastmaken. Elektrisch verstelbaar, elektrisch in- en uitklapbaar

15 Interieur ZICHT 13 Lichtschakelaar Schakelaar ruitenwissers Lampen vervangen Lichten uit Parkeerlicht Dimlicht (groen) Grootlicht (blauw) AUTO, automatisch inschakelen van de verlichting 3 45 Hoge snelheid. 1 Normale snelheid. I Interval. 0 uit. Eén keer wissen. AUTO, beweeg de hendel één maal omlaag Zorg ervoor dat de koplampen en achterlichten in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder of sneeuw IN EEN OOGOPSLAG 1

16 Interieur RIJDEN 14 Noodoproep of hulpoproep Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende CITROËN-helpdesk. Raadpleeg voor meer details over deze uitrusting rubriek 9, "Technologie aan boord". 9 Autoradio 9 Snelheidsregelaar / sneheidsbegrenzer Om de snelheidsregelaar te kunnen gebruiken, moet de wagensnelheid hoger zijn dan 40 km/h en moet minimaal de vierde versnelling zijn ingeschakeld. Voor de snelheidsbegrenzer geldt een minimaal te programmeren snelheid van 30 km/h. 3 50, 53 emyway Vaste snelheidsbegrenzer 3 5 Met deze ergonomische autoradio beschikt u over kaartgegevens van heel Europa op SD-kaart, een Bluetooth-verbinding en een afspeelmogelijkheid voor MP3-/WMAbestanden. 9 Grip Control Dit systeem zorgt ervoor dat de auto in de meeste gevallen van weinig grip toch vooruit komt. 4 88

17 INDELING CABINE Interieur 15 Dakconsole 3 73 Dashboardkastje Opbergvak IN EEN OOGOPSLAG 1

18 Interieur LAADRUIMTE 16 Galerij in het interieur Sjorogen Zet de lading stevig vast met de sjorogen op de vloer van de laadruimte. Verticale afscheiding Bevestigingspunten voor sjorrail

19 Interieur VENTILATIE Tips voor het instellen Voor een optimale werking van het systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: 17 Gewenste werking Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie A/C Warm - Met handmatige bediening 3 56 Koud Ontdooien Ontwasemen Met automatische bediening en gescheiden regeling voor bestuurder en passagier 3 58 IN EEN OOGOPSLAG 1

20 Interieur 18 ECO-RIJDEN Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO -uitstoot van uw auto verminderen. Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volg de aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven. Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een elektronische gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in. Kies voor een soepele rijstijl Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO -uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt. Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig). Gebruik op slimme wijze de elektrische voorzieningen Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de airconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit. Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is. Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt. Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.

21 Interieur IN EEN OOGOPSLAG 19 Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal. Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden. Houd u aan de onderhoudsvoorschriften Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name: - voor een lange rit, - bij de wisseling van de seizoenen, - als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren. Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant voorgeschreven interval. Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt. U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert. 1

22 Toegang tot de auto 0 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk één keer op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het ontgrendelen wordt bevestigd door het twee keer knipperen van de richtingaanwijzers. Druk nogmaals op deze knop om de schuifdeur(en) en de achterdeuren te ontgrendelen. Het gedeeltelijk vergrendelen/ontgrendelen van de portieren is bij aflevering van de auto geactiveerd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk wanneer u het gedeeltelijk vergrendelen/ ontgrendelen van de auto (cabine of laadruimte) wilt laten deactiveren. Ontgrendelen van de laadruimte Druk op deze knop om alle deuren achter te ontgrendelen. Deze afzonderlijke vergrendeling van de cabine en de laadruimte is een veiligheidsvoorziening die er voor zorgt dat u die delen van de auto kunt afsluiten waar u niet bent. Centrale vergrendeling Druk kort op deze knop om de cabine, schuifdeuren en achterdeuren van uw auto te vergrendelen. Dit wordt bevestigd door het één keer knipperen van de richtingaanwijzers. Als één van de voorportieren is geopend of niet goed is gesloten, werkt de centrale vergrendeling niet. Supervergrendeling (volgens uitvoering) Door binnen vijf seconden na het inschakelen van de vergrendeling nogmaals op het gesloten hangslot te drukken wordt de supervergrendeling ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door het gedurende ongeveer twee seconden branden van de richtingaanwijzers. De supervergrendeling blokkeert het van binnenuit en van buitenaf openen van de portieren. Schakel daarom nooit de supervergrendeling in als er zich iemand in de auto bevindt. Als de bestuurder de supervergrendeling van binnenuit inschakelt, wordt zodra de auto wordt gestart de normale vergrendeling weer ingeschakeld. Uitklappen/inklappen van de sleutel Druk op deze knop om de sleutel uit te klappen. Druk om de sleutel in te klappen op de verchroomde knop en duw de sleutel in de houder. Wanneer u bij het inklappen niet op de knop drukt, kan het mechanisme beschadigd raken. Gebruiksvoorschrift Houd de afstandsbediening vrij van vet, stof en vocht. Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel hangt terwijl deze in het contactslot zit (sleutelhanger,...), kan storingen veroorzaken.

23 Toegang tot de auto Druk binnen 10 seconden op de vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd deze ten minste 5 seconden ingedrukt. Zet het contact af. Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. De afstandsbediening werkt nu weer. 1 ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING SLEUTEL Met de sleutel kunt u de sloten van de auto vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen en sluiten en de motor starten en afzetten. AFSTANDSBEDIENING Batterij vervangen Batterij: CR 160 / 3 V Als de batterij leeg is, verschijnt een melding op het display in combinatie met een geluidssignaal. Wip dan het huis met een muntstuk bij het oog los om bij de batterij te komen. Als de afstandsbediening na het vervangen van de batterij niet werkt, moet deze opnieuw gesynchroniseerd worden. Als de batterij niet wordt vervangen door een batterij van hetzelfde type, kan de afstandsbediening defect raken. Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde type als de oorspronkelijke batterijen of de door het CITROËN-netwerk voorgeschreven batterijen. Gooi de batterij van de afstandsbediening niet weg: de batterij bevat metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever de batterij in bij het CITROËN-netwerk of een speciaal verzamelpunt. Synchroniseren van de afstandsbediening Na het vervangen van de batterij of het losnemen van de accukabels kan het zijn dat de afstandsbediening gesynchroniseerd moet worden. Wacht ten minste 1 minuut voordat u de afstandsbediening gebruikt. Steek de sleutel in het contactslot met de knoppen (hangslot) van de afstandsbediening naar u toe. Zet het contact aan. Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor de elektronische startblokkering. Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van de motor en wordt automatisch ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd. Bij het aanzetten van het contact moet de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering. De sleutelbaard moet volledig worden uitgeklapt om een goede communicatie van de startblokkering mogelijk te maken. Bij verlies van uw sleutels Neem het kentekenbewijs van uw auto en een geldig identiteitsbewijs mee naar een servicepunt van het CITROËN-netwerk. Het CITROËN-netwerk kan de sleutel- en transpondercode achterhalen om nieuwe sleutels te bestellen. VOORDAT U GAAT RIJDEN

24 Toegang tot de auto Gebruiksvoorschrift Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering. Speel niet met de knop van de afstandsbediening, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Als zich in de buurt van de afstandsbediening andere apparaten bevinden die in hetzelfde frequentiegebied werken (mobiele telefoons, alarmsystemen van gebouwen), kan de werking van de afstandsbediening tijdelijk verstoord worden. De afstandsbediening werkt niet als de sleutel zich in het contact bevindt, ook al is het contact afgezet. Let er bij het aanschaffen van een tweedehands auto op dat: - uw sleutels door het CITROËN-netwerk in het elektronische geheugen worden opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart. Als u de auto verlaat, controleer dan of de verlichting uitgeschakeld is en laat geen waardevolle voorwerpen in het zicht achter. Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel uit het contactslot als u de auto verlaat, ook al is dit voor een korte tijd. ALARMSYSTEEM Het alarmsysteem (volgens uitvoering) bestaat uit twee soorten beveiliging: - de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de motorkap wordt geopend. - de interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt waargenomen (breken van een ruit, iets of iemand in het interieur). Als uw auto is voorzien van een scheidingswand, werkt de interieurbeveiliging niet in de laadruimte. Vergrendelen van de auto met volledig ingeschakeld alarm Inschakelen - Zet het contact uit en verlaat de auto. - Schakel binnen vijf minuten na het verlaten van de auto het alarmsysteem in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening. Het rode lampje op de middenconsole zal één keer per seconde knipperen. Uitschakelen - Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan (het rode lampje gaat uit). Vergrendelen van de auto met alleen de omtrekbeveiliging ingeschakeld Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje open wilt laten of als er een huisdier in de auto achterblijft. - Zet het contact af. - Verlaat de auto. - Druk binnen tien seconden op deze knop op de middenconsole totdat het rode lampje continu blijft branden. - Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen of de supervergrendeling in te schakelen met behulp van de afstandsbediening (het rode lampje zal één keer per seconde knipperen).

25 Toegang tot de auto Activering Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking, knipperen de richtingaanwijzers ongeveer 30 seconden en zal het rode lampje snel knipperen. - Plaats om het alarm uit te schakelen de sleutel in het contactslot en zet het contact aan. Als het alarm tien keer achter elkaar is afgegaan, wordt het systeem uitgeschakeld. Voer dan de procedure voor het activeren opnieuw uit. Vergrendelen van de auto zonder het alarm in te schakelen - Vergrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier. Schakel het alarm niet in bij het wassen van uw auto. Storing afstandsbediening Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de afstandsbediening niet meer werkt: - Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal afgaan. - Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt. Storing Als bij het aanzetten van het contact het rode lampje gedurende 10 seconden blijft branden, duidt dit op een storing in de verbinding met de sirene. Laat het systeem door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Automatisch inschakelen Volgens land van bestemming wordt het alarmsysteem ongeveer minuten nadat een laatste portier, schuifdeur of achterdeur is gesloten, automatisch ingeschakeld. Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier, schuifdeur of achterdeur te voorkomen, moet nogmaals op de ontgrendelknop op de afstandsbediening worden gedrukt. Breng geen wijzigingen aan aan het alarmsysteem, dit kan leiden tot storingen. 3 VOORDAT U GAAT RIJDEN

26 Toegang tot de auto 4 PORTIEREN Laadruimte Van buitenaf Gebruik de afstandsbediening om de auto te vergrendelen/ontgrendelen. Steek de sleutelbaard in het slot van het bestuurdersportier als de afstandsbediening niet werkt. Van binnenuit Cabine en laadruimte Druk één keer op de schakelaar om de voorportieren en achterdeuren van de auto te vergrendelen, mits ze zijn gesloten. Druk nogmaals op de schakelaar om de auto centraal te ontgrendelen. De schakelaar werkt niet als de auto van buitenaf is vergrendeld met de afstandsbediening of met de sleutel in het portierslot. Druk één keer op de schakelaar om de achterdeuren vanuit de cabine te ontgrendelen/vergrendelen. Het gedeeltelijk vergrendelen/ ontgrendelen van de portieren is bij aflevering van de auto geactiveerd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk wanneer u het gedeeltelijk vergrendelen/ontgrendelen van de auto (cabine of laadruimte) wilt laten deactiveren. De portieren kunnen altijd van binnenuit worden geopend. Het verklikkerlampje op de schakelaar: - knippert als de portieren zijn vergrendeld bij stilstaande auto en afgezette motor, - gaat branden als de portieren zijn vergrendeld en het contact wordt aangezet. Het rijden met vergrendelde portieren kan bij een noodgeval de toegang tot de auto voor de hulpdiensten bemoeilijken. Anti-overvalsysteem Bij het starten van de auto vergrendelt dit systeem automatisch de voorportieren. Zodra sneller wordt gereden dan ongeveer 10 km/h, vergrendelt het systeem ook de achterdeuren. Activeren/deactiveren van de functie Houd bij aangezet contact deze knop lang ingedrukt om de functie te activeren of deactiveren. Verklikkerlampje geopende portieren Controleer als dit lampje brandt of de portieren van de cabine, de achterdeuren of schuifdeuren goed gesloten zijn.

27 Toegang tot de auto 5 SCHUIFDEUR Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur gesloten om te voorkomen dat de brandstofvulklep wordt beschadigd. Van buitenaf Trek de handgreep naar u toe en vervolgens naar achteren. Van binnenuit Duw de handgreep naar achteren om de schuifdeur te ontgrendelen en te openen. Open de schuifdeur volledig, zodat hij wordt geblokkeerd door het systeem aan de onderzijde van de deur. Gebruiksvoorschrift Controleer of de rail op de vloer vrij is van voorwerpen die het openen of sluiten van de schuifdeur in de weg kunnen staan. Ga om veiligheidsredenen en om storingen te voorkomen niet rijden met geopende schuifdeuren. Uit te voeren handeling bij een lege accu Voorportier passagierszijde en zijdeuren Gebruik het slot om de portieren mechanisch te vergrendelen in geval van een storing in de accu of de centrale vergrendeling. - Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde om het portier te openen en uit te stappen. - Steek, om het portier te vergrendelen, de sleutel in de slotplaat in de zijkant van het portier en draai de sleutel een achtste omwenteling. Bestuurdersportier - Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom om het portier te vergrendelen en linksom om het portier te ontgrendelen. VOORDAT U GAAT RIJDEN

28 Toegang tot de auto 6 ACHTERDEUREN Van buitenaf De twee achterdeuren openen in een hoek van 90. Trek om de achterdeuren te openen de handgreep naar u toe en trek vervolgens aan de hendel om de linkerdeur te openen. Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de linkerdeur en vervolgens de rechterdeur. Openen met 180 De uitklapbare deurvangers maken het mogelijk de achterdeuren in een hoek van 90 tot 180 te openen. Trek de deurvanger naar u toe op het moment dat de deur gedeeltelijk openstaat. Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug. Als de achterdeuren in een hoek van 90 zijn geopend, zijn de achterlichten niet goed zichtbaar. Gebruik om achteropkomend verkeer te waarschuwen in dat geval een gevarendriehoek of een ander wettelijk voorgeschreven waarschuwingsmiddel. ACHTERKLEP (VOLGENS UITVOERING) Van buitenaf De achterklep kan worden vergrendeld en ontgrendeld met de afstandsbediening. Druk om de achterklep te openen op de knop en trek de achterklep open. U kunt gebruik maken van een lus om de geopende achterklep te sluiten. Van binnenuit Noodbediening Hiermee kan bij een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep van binnenuit ontgrendeld worden. Klap de achterstoelen naar voren om bij het slot te komen. Steek een kleine schroevendraaier in deze opening om de achterklep te ontgrendelen.

29 Cockpit COCKPIT INSTRUMENTENPANEEL 1. Kilometer-/mijlenteller.. Display. 3. Brandstofniveaumeter, koelvloeistoftemperatuurmeter. 4. Toerenteller. 5. Dimmer dashboardverlichting. 6. Nulstelling dagteller/ onderhoudsindicator. Display instrumentenpaneel - Snelheidsbegrenzer/-regelaar. - Afgelegde afstand in km/mijl. - Onderhoudsindicator, motorolieniveaumeter, kilometer-/ mijlenteller. - Water in brandstoffilter. - Voorgloeien diesel. - Opschakelindicator. Verklikkerlampje en schakelaars op de dakconsole - Verklikkerlampje uitschakeling passagiersairbag. - Schakelaars stoelverwarming bestuurder/passagier (uitvoering met voorstoelen). VOORDAT U GAAT RIJDEN

30 Cockpit 8 TIJD INSTELLEN Middenconsole zonder display Met de knop aan de linkerzijde van het instrumentenpaneel kan het klokje worden ingesteld door de handelingen in onderstaande volgorde uit te voeren: - linksom draaien: de minuten knipperen, - rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), - linksom draaien: de uren knipperen, - rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een sneller tempo in te stellen), Instrumentenpaneel zonder display - linksom draaien: tijdsaanduiding in 4H of 1H, - rechtsom draaien: 4H of 1H selecteren, - linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen. Als er ongeveer 30 seconden geen handelingen worden uitgevoerd, verschijnt de huidige weergave. Middenconsole met display De tijdweergave is afhankelijk van de uitvoering. De toegang tot de Datum is alleen actief als de datum geheel in letters wordt weergegeven (volgens uitvoering). Raadpleeg om de op het display weergegeven tijd in te stellen in de rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd instellen".

31 Cockpit VERKLIKKERLAMPJES Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische controle uitgevoerd. Deze lampjes zullen direct weer uitgaan. Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft branden of gaat knipperen, wordt dit een waarschuwing, eventueel in combinatie met een geluidssignaal of een melding op het display. Negeer deze waarschuwingen niet. 9 Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen STOP Handrem / remvloeistofniveau / elektronische remdrukregelaar (REF) Motoroliedruk en - temperatuur brandt in combinatie met een ander verklikkerlampje en een melding op het display. brandt. ernstige storingen met betrekking tot de functies "Remvloeistofniveau", "Motoroliedruk en -temperatuur", "Koelvloeistoftemperatuur", "Elektronische remdrukregelaar", "Stuurbekrachtiging", "Detectie te lage bandenspanning". handrem (nog iets) aangetrokken. Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN - netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan. brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door CITROËN voorgeschreven remvloeistof bij. blijft branden, terwijl het niveau correct is, in combinatie met het verklikkerlampje ABS. brandt tijdens het rijden. blijft branden, terwijl het niveau correct is. een storing in de elektronische remdrukregelaar. een te lage druk of een te hoge temperatuur. een ernstige storing. Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN -netw erk of een gekwalificeerde werkplaats. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. VOORDAT U GAAT RIJDEN

32 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen Koelvloeistoftemperatuur en -niveau brandt en wijzer in het rode gebied. knippert. een abnormale verhoging van de temperatuur. een te laag koelvloeistofniveau. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Service blijft kort branden. blijft branden. lichte storingen of waarschuwingen. ernstige storingen. Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display. Zie rubriek 9, het gedeelte " Boordcomputer" en vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen. Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Veiligheidsgordel 1e zitrij niet vastgemaakt brandt en gaat vervolgens knipperen. in combinatie met een geluidssignaal en blijft vervolgens branden. dat de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt. tijdens het rijden is de veiligheidsgordel van de bestuurder of de voorpassagier niet vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Veiligheidsgordels". De bestuurder moet controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben vastgemaakt.

33 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen 31 Airbag vóór / zij-airbag / window-airbag knippert of blijft branden. een storing van een airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags". Uitschakeling airbag vóór aan passagierszijde brandt. dat deze airbag handmatig is uitgeschakeld op het moment dat een kinderzitje met de rug in de rijrichting op deze plaats is bevestigd. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen aan boord". Laag brandstofniveau Emissieregeling EOBD Laden accu brandt en wijzer in het rode gebied. blijft branden zodra het contact wordt aangezet. knippert. knippert of blijft branden. brandt. knippert. blijft branden, terwijl de controles zijn uitgevoerd. dat zodra dit lampje gaat branden er nog ongeveer 8 liter brandstof aanwezig is. dat er onvoldoende brandstof in de tank aanwezig is. dat de brandstoftoevoer is onderbroken ten gevolge van een ernstige aanrijding. een storing in het systeem. een storing in het laadcircuit. het overgaan naar de waakfase van de actieve functies (eco-mode). een storing in een elektrisch circuit, de ontsteking of het brandstofsysteem. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken. Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 80 liter. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu". Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu". Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. VOORDAT U GAAT RIJDEN

34 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen 3 brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Geopend portier brandt in combinatie met een melding op het display. een niet goed gesloten portier, deur of motorkap. Controleer of de portieren van de cabine, de achterdeuren, de schuifdeuren en de motorkap (als de auto is voorzien van een alarmsysteem) goed zijn gesloten. Achtervering met luchtvering knippert. een abnormaal verschil tussen de gedetecteerde en de optimale wagenhoogte. Automatische regeling: rijd stapvoets (tot ongeveer 10 km/h) tot het lampje uitgaat. Handmatige regeling: stel de wagenhoogte, die in de onderste of bovenste stand stond, optimaal in. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Achtervering". brandt bij het wegrijden of tijdens het rijden. een storing in de luchtvering. Stop onmiddellijk. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. ABS ABS blijft branden. een storing in het antiblokkeersysteem. De conventionele werking van het remsysteem, zonder bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadzaam de auto stil te zetten en contact op te nemen met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. knippert. een ingreep van het ESCsysteem. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal over de wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Veilig rijden". ESP ESC blijft branden. blijft branden in combinatie met het verklikkerlampje van de knop (op het dashboard). een storing in het systeem. Bijv.: een te lage bandenspanning. dat het systeem op verzoek van de bestuurder is uitgeschakeld. Bijv.: controleer de bandenspanning. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het systeem is uitgeschakeld. Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als de auto sneller dan 50 km/h rijdt of als de knop op het dashboard wordt ingedrukt.

35 Cockpit Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen 33 Remblokken brandt. dat de remblokken aan vervanging toe zijn. Laat de remblokken vervangen door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dimlicht / verlichting overdag brandt. een handmatig geselecteerde stand of het automatisch inschakelen van de verlichting. het inschakelen van de verlichting zodra het contact wordt aangezet. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede stand. Volgens land van bestemming. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Grootlicht dat u de hendel naar u toe trekt. Trek de hendel naar u toe om over te schakelen naar dimlicht. Richtingaanwijzers Mistlampen vóór Mistachterlicht Roetfilter knippert in combinatie met geluidssignaal. brandt. brandt. brandt. het inschakelen van de richtingaanwijzers met de lichtschakelaar links van het stuurwiel. dat de functie handmatig is geselecteerd. dat de functie handmatig is geselecteerd. een storing van het roetfilter (niveau brandstofadditief, kans op verstopping,...). Rechts: beweeg de hendel omhoog. Links: beweeg de hendel omlaag. De mistlampen werken uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Het mistachterlicht werkt uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Schakel het mistachterlicht uit als het zicht meer dan 50 m bedraagt. Laat u het branden, dan kunt u medeweggebruikers verblinden en het risico lopen te worden bekeurd. Laat het filter controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles". VOORDAT U GAAT RIJDEN

36 Cockpit Display status signaleert Wat te doen 34 Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Stuurkolomschakelaars". Opschakelindicator brandt. een aanwijzing, onafhankelijk van de rijomstandigheden en de verkeersdrukte. Schakel een hogere versnelling in bij een handgeschakelde versnellingsbak om het brandstofverbruik te verminderen. De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor het wel of niet opvolgen van deze aanwijzing. Voorgloeien dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de dieselmotor noodzakelijk is (koude omstandigheden). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te starten. Roetfilter brandt. een storing van het roetfilter (niveau brandstofadditief, kans op verstopping,...). Laat het filter controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles". Water in het brandstoffilter brandt in combinatie met een melding op het display. de aanwezigheid van water in het brandstoffilter. Laat het filter onmiddellijk aftappen door het CITROËNnetwerk of eengekwalificeerde werkplaats. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Controles". Onderhoudssleutel brandt. een bijna verstreken onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het garantieen onderhoudsboekje. Maak een afspraak voor een onderhoudscontrole met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Klokje wordt weergegeven. het instellen van de tijd. Gebruik de linkerknop van het instrumentenpaneel. Raadpleeg in de rubriek het gedeelte "Cockpit".

37 Cockpit Als het lampje gaat branden: - stop onmiddellijk en zet het contact af. De koelventilator kan nog ongeveer 10 minuten blijven werken, 35 - wacht tot de motor is afgekoeld om het koelvloeistofniveau te controleren en eventueel koelvloeistof bij te vullen. BRANDSTOFNIVEAUMETER Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra het contact wordt aangezet. De wijzer staat op: - 1: de brandstoftank is volledig gevuld, ongeveer 80 liter. - 0: de brandstoftank is bijna leeg, het verklikkerlampje blijft branden. Het lampje gaat branden op het moment dat er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank aanwezig is. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Brandstof". KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR De wijzer van de koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt zich vóór het rode gebied: normale werking. Onder zware gebruiksomstandigheden of bij warm weer kan de wijzer in de buurt van het rode gebied komen. Als de wijzer in het rode gebied komt: Ga langzamer rijden of laat de motor stationair draaien. Het koelcircuit staat onder druk, neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om brandwonden te voorkomen: - laat de motor nadat deze is afgezet minimaal een uur afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert, - draai de dop eerst een kwart omwenteling los om de druk te laten dalen, - controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niveau in het expansievat, - verwijder indien nodig de dop om koelvloeistof bij te vullen. Laat uw auto controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de wijzer in het rode gebied blijft staan. Raadpleeg in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". VOORDAT U GAAT RIJDEN

38 Cockpit EMISSIEREGELING Lekke band 36 EOBD (European On Board Diagnosis) is een Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van: - CO (koolmonoxide), - HC (koolwaterstoffen), - NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes; de samenstelling van de uitstoot wordt gecontroleerd door de lambdasondes voor en achter de katalysator. In het geval van een storing in de emissieregeling wordt de bestuurder gewaarschuwd door het branden van dit specifieke verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. De katalysator kan beschadigd raken. Laat het systeem controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. DETECTIESYSTEEM TE LAGE BANDENSPANNING Sensoren controleren continu de bandenspanning en zenden een waarschuwingssignaal uit als de bandenspanning te laag is, een band lek is of bij een storing van een sensor. Als er een probleem wordt gesignaleerd, wordt dit aangegeven door een afbeelding, een geluidssignaal en een melding op het display. Het controlelampje STOP gaat branden. Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur en de remmen. Repareer de beschadigde band tijdelijk met behulp van de noodreparatieset of monteer het reservewiel. Vervang de beschadigde band en laat de bandenspanning zo snel mogelijk controleren. Zie in rubriek 7 het gedeelte "Wiel verwisselen". Als de beschadigde band vervangen wordt door een band zonder sensor (bijvoorbeeld het reservewiel), zal een melding worden uitgezonden, om aan te geven dat de spanning van deze band niet gecontroleerd kan worden en ook om u eraan te herinneren de beschadigde band met de sensor te laten repareren. Storing of sensor(en) niet gedetecteerd Te lage bandenspanning Het controlelampje Service gaat branden. Bij een waarschuwing voor een te lage bandenspanning is de vervorming van een band niet altijd zichtbaar. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning van alle banden. Het controlelampje Service gaat branden. Bij het vervangen van een wiel of bij een storing van een sensor wordt de spanning van de band niet meer gecontroleerd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de defecte sensor(en) te vervangen.

39 Cockpit Het vervangen van een band op een wiel dat met dit systeem is uitgerust moet worden uitgevoerd door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als u bij het vervangen van een band een wiel plaatst dat niet door uw auto gedetecteerd wordt (bijvoorbeeld: montage van winterbanden), moet u het systeem opnieuw laten initialiseren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het detectiesysteem voor te lage bandenspanning is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Gebruiksvoorschriften Ondanks dit systeem moet de bandenspanning nog regelmatig worden gecontroleerd (ook van het reservewiel) voor een optimale wegligging en een langere levensduur van de banden, zeker wanneer er vaak met zware belading en hoge snelheden wordt gereden. Neem de aanbevolen bandenspanning in acht om het brandstofverbruik van de auto te verlagen. Het systeem kan tijdelijk worden verstoord door radiogolven in hetzelfde frequentiegebied. ONDERHOUDSINDICATOR De onderhoudsindicator informeert de bestuurder over de afstand tot de volgende onderhoudscontrole, afhankelijk van het gebruik van de auto. Werking Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden het sleutelsymbool branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers (afgerond) tot de eerstvolgende onderhoudscontrole aan. Het onderhoudsinterval wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsindicator op basis van twee parameters: - het aantal afgelegde kilometers, - de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudscontrole. Afhankelijk van de gebruiksgewoonten van de bestuurder kan de factor tijd worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is meer dan 1000 km Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole bedraagt 4800 km. Als het contact wordt aangezet geeft het display gedurende enkele seconden het volgende aan: Enkele seconden na het aanzetten van het contact geeft de teller eerst het oliepeil en vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan. De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is minder dan 1000 km Elke keer dat het contact wordt aangezet knippert de sleutel en de resterende kilometers worden aangegeven: Enkele seconden na het aanzetten van het contact, wordt het oliepeil aangegeven, geeft de teller vervolgens weer de normale kilometerstand en de stand van de dagteller aan en blijft de sleutel branden. Dit om aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden. 37 VOORDAT U GAAT RIJDEN

40 Cockpit 38 De afstand tot de eerstvolgende onderhoudscontrole is overschreden Elke keer als het contact wordt aangezet, gaat de sleutel gedurende enkele seconden knipperen en geeft de teller het aantal kilometers aan dat er te veel gereden is. Bij draaiende motor blijft de sleutel branden totdat de onderhoudscontrole is uitgevoerd. Op 0 zetten Het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats zet de onderhoudsindicator na elke onderhoudscontrole weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto hebt uitgevoerd, kan de onderhoudsindicator op de volgende wijze op 0 gezet worden: - zet het contact af, Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact wordt eerst de onderhoudsindicator weergegeven en vervolgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau. Olieniveau correct Te weinig olie Als de aanduiding "OIL" knippert in combinatie met het verklikkerlampje service, een geluidssignaal en een melding op het display, is het motorolieniveau te laag, waardoor ernstige motorschade kan ontstaan. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie worden bijgevuld. Oliepeilstok A = maxi, het oliepeil mag nooit boven dit niveau uitkomen. Een te hoog oliepeil kan schade aan de motor veroorzaken. Raadpleeg in dat geval zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. B = mini, als het oliepeil niet boven dit niveau uitkomt, moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven type motorolie worden bijgevuld via de vuldop. Nulstelling dagteller Druk, terwijl het contact aan is, de knop in tot de nullen verschijnen. - druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, - zet het contact aan. De kilometerteller begint terug te tellen. Laat de knop los als de onderhoudsindicator "=0" aangeeft; de sleutel verdwijnt. Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijf minuten. Het resetten van de onderhoudsindicator zal anders niet worden opgeslagen. Storing motorolieniveaumeter Als de aanduiding "OIL--" knippert, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid. Dimmer dashboardverlichting Druk, tijdens het branden van de verlichting, op de knop om de sterkte van de dashboardverlichting te veranderen. Als de verlichting de zwakste (of felste) stand heeft bereikt, laat dan de knop los en druk deze vervolgens opnieuw in om de verlichting weer feller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.

41 Versnellingsbakken en stuurwiel Achteruitversnelling inschakelen Trek bij een auto met zesversnellingsbak de ring onder de pookknop omhoog om de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto volledig stilstaat. Zet de pook met beleid in de achteruitversnelling om bijgeluiden te beperken. 39 Vijfversnellingsbak VERSNELLINGSBAKKEN EN STUURWIEL Trap om soepel te kunnen schakelen het koppelingspedaal altijd volledig in. Om te voorkomen dat de werking van het pedaal wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken. Zesversnellingsbak Schakelen in de 5 e of 6 e versnelling Verplaats de versnellingshendel helemaal naar rechts om de 5 e of 6 e versnelling in te schakelen. VOORDAT U GAAT RIJDEN

42 Versnellingsbakken en stuurwiel 40 Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid. De bestuurder blijft dan ook altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem. Deze functie kan niet worden uitgeschakeld. SCHAKELINDICATOR Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen. Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief in de handgeschakelde stand. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende versnellingen in te hoeven schakelen. Als dit pictogram gaat branden wordt de bestuurder geadviseerd een hogere versnelling in te schakelen. Bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak kan behalve de pijl ook het nummer van de aanbevolen versnelling worden weergegeven. Het systeem past het schakeladvies aan de rijomstandigheden (helling, belading van de auto,...) en de rijstijl van de bestuurder (veel vermogen nodig, accelereren, remmen,...) aan. Het systeem zal nooit adviseren om de eerste versnelling of de achteruitversnelling in te schakelen, noch om terug te schakelen.

43 Versnellingsbakken en stuurwiel 41 AUTOMATISCHE TRANSMISSIE Schakelkeuze - Kies de gewenste stand door de selectiehendel te verplaatsen. De gekozen stand wordt met een pictogram in het instrumentenpaneel aangegeven. Park: parkeerstand van de selectiehendel. Voor het stilzetten van de auto en het starten van de motor. Reverse: achteruitstand van de selectiehendel. Voor achteruitrijden. Neutral: neutraalstand van de selectiehendel. Voor het parkeren van de auto (met aangetrokken handrem) en het starten van de motor. Drive: rijstand van de selectiehendel. Voor vooruitrijden en automatisch schakelen. Manual: selecteren van de versnelling met de selectiehendel (+ of -). Voor rijden in de handbediende stand. VOORDAT U GAAT RIJDEN

44 Versnellingsbakken en stuurwiel 4 Starten van de auto Bij draaiende motor wegrijden in de stand P : - Trap altijd het rempedaal in om uit de stand P te kunnen schakelen, - selecteer de stand R of D, De versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling afhankelijk van de volgende parameters: - de rijstijl, - het profiel van de weg, - de belading van de auto. De versnellingsbak werkt dan automatisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. Achteruit - Selecteer de stand R als de auto stilstaat en de motor stationair draait. Stilzetten van de auto, starten van de motor - laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden. U kunt ook wegrijden vanuit de stand N : - Trap het rempedaal in en zet de handrem los, - selecteer de stand R, D of M, - laat langzaam het rempedaal los; de auto begint meteen te rijden. - Selecteer de stand D. Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt tot voorbij het zware punt (kick down). De versnellingsbak schakelt automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximum toerental bereikt. Bij een afdaling schakelt de versnellingsbak automatisch terug om sterker op de motor af te remmen en voor een optimale acceleratie zodra het gaspedaal weer wordt ingetrapt. Om de veiligheid te verbeteren schakelt de versnellingsbak niet naar een hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat. Bij stilstand met de selectiehendel in stand D (drive), treedt een trillingsdempend systeem in werking zodra het rempedaal ingetrapt wordt. - Selecteer de stand P om de auto stil te zetten en te starten, met of zonder gebruik van de handrem. Als de accu geen stroom levert en de selectiehendel in de stand P staat, is het onmogelijk om naar een andere stand te schakelen. - U kunt ook de stand N selecteren om de auto te parkeren of de motor te starten, met gebruik van de handrem. Laat, als bij het wegrijden per ongeluk de selectiehendel in de stand N staat, het motortoerental terugvallen tot stationair voordat de stand D wordt geselecteerd om vervolgens weer gas te geven.

45 Versnellingsbakken en stuurwiel Storing Een storing wordt aangegeven door een geluidssignaal in combinatie met de melding "Storing automatische transmissie" op het display. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma (blokkering in de 3e versnelling). U kunt dan een hevige schok waarnemen bij het selecteren van R vanuit de stand P, of R vanuit de stand N, (zonder gevaar voor de versnellingsbak). Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Handbediende stand Handmatig schakelen met de selectiehendel. - Selecteer de stand M van de selectiehendel, - beweeg de selectiehendel naar het symbool + om op te schakelen, van 1 t/m 6, - beweeg de selectiehendel naar het symbool - om terug te schakelen. Er kan elk moment van de stand D (automatische stand) naar de stand M (handbediende stand) worden geschakeld. In de handbediende stand kan alleen worden geschakeld als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie automatisch de stand 1. Gebruiksvoorschrift Zet de selectiehendel nooit in de stand N als de auto rijdt. Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de auto niet volledig stilstaat. Zet de selectiehendel nooit in een andere stand om af te remmen op een glad wegdek. In de volgende gevallen is er kans op grote schade aan de versnellingsbak: - als u het gaspedaal en het rempedaal gelijktijdig intrapt, - als u in geval van een lege accu de selectiehendel vanuit de stand P in een andere stand probeert te zetten. Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R, D of M is geselecteerd, zet de auto zich al in beweging, zelfs als het gaspedaal niet wordt ingetrapt. Laat daarom geen kinderen alleen in de auto achter als de motor draait. 43 VOORDAT U GAAT RIJDEN

46 Versnellingsbakken en stuurwiel Starten en stoppen Gebruiksvoorschrift: starten 44 Verklikkerlampje geopend portier Controleer als dit lampje brandt of de portieren, achterdeuren, schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten! STUURWIEL IN HOOGTE EN DIEPTE VERSTELLEN Ontgrendel het stuurwiel, alleen bij stilstaande auto, door de hendel omlaag te bewegen. Stel het stuurwiel in de gewenste stand en zet dan de hendel weer goed vast. STARTEN EN STOPPEN Stand "AAN" en "Accessoires". Verdraai terwijl u de contactsleutel omdraait het stuurwiel iets (zonder te forceren) om het stuurslot te ontgrendelen. In deze stand kunnen verschillende accessoires functioneren. Stand "Starten". De startmotor wordt in werking gezet. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen. Stand STOP: stuurslot. Het contact is afgezet. Draai het stuurwiel tot het stuurslot wordt vergrendeld. Haal de sleutel uit het contact. Verklikkerlampje voorgloeien dieselmotor Als de motor voldoende op temperatuur is, gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit en kunt u de motor direct starten. Wacht bij koud weer tot dit lampje uitgaat en zet vervolgens de startmotor in werking (stand "Starten") tot de motor aanslaat. Sleutel Zorg ervoor dat de sleutel niet in contact komt met smeer, stof of regen en bewaar de sleutel niet in een vochtige omgeving. Hang geen zware voorwerpen, zoals een sleutelhanger, aan de sleutel; dit kan storingen in het contactslot veroorzaken. Gebruiksvoorschrift: stoppen Ontzien van de motor en de versnellingsbak Laat de motor voordat u het contact afzet enkele seconden draaien om het toerental van de turbocompressor (dieselmotor) te laten dalen. Geef geen gas bij het afzetten van het contact. Het inschakelen van alleen een versnelling bij het parkeren van de auto is niet afdoende.

47 Lichten uit Stuurkolomschakelaars 45 Automatische verlichting, als uw auto is voorzien van een lichtsensor. Parkeerlichten Dimlicht (groen) Grootlicht (blauw) STUURKOLOMSCHAKELAARS RICHTINGAANWIJZERS (knipperend) Links : duw de hendel helemaal omlaag, voorbij het zware punt. Rechts : duw de hendel helemaal omhoog, voorbij het zware punt. Verlichting vóór en achter Draai de ring A om de verlichting in te schakelen. Zie in rubriek het gedeelte "Cockpit" voor meer informatie over de verklikkerlampjes. Overschakelen van dim- naar grootlicht Trek de hendel, voorbij het zware punt, naar u toe. Vergeten verlichting Als het contact is afgezet en er wordt een voorportier geopend, klinkt een geluidssignaal. ERGONOMIE en COMFORT 3

48 Stuurkolomschakelaars 46 Mistlampen vóór/mistachterlicht Deze worden ingeschakeld door de ring B naar voren te draaien en uitgeschakeld door de ring naar achteren te draaien. Het branden van de mistlampen wordt aangegeven door een verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Deze branden in combinatie met parkeer- en dimlicht. Mistlampen vóór (groen, draai de ring 1 stand naar voren). Mistlampen vóór (groen) en mistachterlicht (amberkleurig, draai de ring standen naar voren). Draai de ring twee standen naar achteren om achtereenvolgens het mistachterlicht en de mistlampen vóór te doven. Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend voor medeweggebruikers en daarom niet toegestaan. Vergeet niet de mistlampen uit te zetten zodra het niet meer nodig is. De automatische verlichting schakelt het mistachterlicht uit, maar de mistlampen vóór blijven branden. Verlichting overdag Afhankelijk van het land van bestemming, kan de auto zijn uitgerust met verlichting overdag. Als de auto wordt gestart, wordt het dimlicht ingeschakeld. Dit verklikkerlampje gaat branden op het instrumentenpaneel. De verlichting van de cockpit (instrumentenpaneel, display, bedieningspaneel airconditioning,...) gaat niet branden, behalve wanneer de automatische stand van de verlichting wordt ingeschakeld of wanneer de verlichting handmatig wordt ingeschakeld.

49 Stuurkolomschakelaars Automatisch inschakelen van de verlichting Het parkeerlicht en het dimlicht worden automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is en als de ruitenwissers wissen. De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of het wissen is gestopt. Inschakelen Draai de ring in de stand AUTO. Bij het inschakelen van de functie verschijnt een melding op het display. Uitschakelen Draai de ring naar voren of naar achteren. Bij het uitschakelen van de functie verschijnt een melding op het display. De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld als de verlichting met de lichtschakelaar wordt bediend. 47 Deze functie is niet mogelijk in combinatie met verlichting overdag. Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor voldoende licht waarnemen, waardoor de lichten niet automatisch zullen worden ingeschakeld. Schakel indien nodig het dimlicht handmatig in. Dek de lichtsensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet af. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische verlichting en ruitenwissers. Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden en wordt het pictogram service weergegeven in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Afhankelijk van de belading van de auto kan het noodzakelijk zijn om de koplampen in hoogte te verstellen. 0 - Geen belading. 1 - Gedeeltelijke belading. - Gemiddelde belading. 3 - Maximaal toegestane belading. Stand 0: basisinstelling. Reizen naar het buitenland Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. ERGONOMIE en COMFORT 3

50 Stuurkolomschakelaars 48 Trek de hendel naar u toe, de ruitensproeiers treden in werking in combinatie met het tijdelijk inschakelen van de ruitenwissers. De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn ingeschakeld. Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir in de rubriek 6 het gedeelte Niveaus. RUITENWISSERSCHAKELAAR Handbediende ruitenwissers vóór Hoge snelheid (hevige neerslag). 1 Normale snelheid (matige regenval). I 0 Uit. Interval. Eén keer wissen (omlaag duwen). In de Intervalstand wordt de snelheid van de wissers aangepast aan de rijsnelheid. Als het contact langer dan één minuut is afgezet terwijl de schakelaar in de stand, 1 of I stond, dient de schakelaar weer geactiveerd te worden: - zet de schakelaar in een willekeurige stand, - zet de schakelaar vervolgens in de gewenste stand. Automatische ruitenwissers Dek de regensensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet af. De ruitenwissers werken automatisch in de stand AUTO, waarbij de snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag wordt aangepast. De werking van de ruitenwissers in andere standen dan de stand AUTO komt overeen met die van de handbediende ruitenwissers.

51 Stuurkolomschakelaars Inschakelen Duw de hendel omlaag. Bij het inschakelen van de automatische ruitenwissers verschijnt een melding op het display. Als het contact meer dan 1 minuut afgezet is geweest, moet de automatische werking van de ruitenwissers opnieuw worden geactiveerd door de schakelaar één keer omlaag te bewegen. Deactiveren/Uitschakelen Zet de schakelaar in de stand I, 1 of. Als de functie wordt uitgeschakeld, verschijnt er een melding op het display. In het geval van een storing in de werking van de automatische ruitenwissers werken de ruitenwissers in de intervalstand. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Zet het contact uit als de auto gewassen wordt in een wasstraat, om te voorkomen dat de automatische ruitenwissers worden ingeschakeld. Wacht 's winters met het inschakelen van het automatisch wissen tot de voorruit ontdooid is. Onderhoudsstand ruitenwissers vóór Als de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut nadat het contact is afgezet wordt bediend, bewegen de ruitenwissers naar de voorruitstijlen. Deze stand moet worden gebruikt voor s winters parkeren en het vervangen of reinigen van de ruitenwisserbladen. Zie in de rubriek 7 het gedeelte Ruitenwisserbladen vervangen. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers na de werkzaamheden weer in de ruststand te zetten. Ruitenwisser achter Draai de ring tot de eerste stand. Ruitensproeier achter Draai de ring voorbij de eerste stand, zodat de ruitensproeier in werking treedt en vervolgens de ruitenwisser enige tijd wordt ingeschakeld. Wacht 's winters, als de ruit met sneeuw of ijs bedekt is, met het inschakelen van de ruitenwisser achter. Zet eerst de achterruitverwarming aan, wacht tot de sneeuw of het ijs begint te smelten en veeg de ruitenwisser achter schoon. Zet dan pas de ruitenwisser achter aan. 49 ERGONOMIE en COMFORT 3

52 Stuurkolomschakelaars 50 Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsregelaar". Functie uitgeschakeld, OFF (bijvoorbeeld bij 107 km/h). Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 107 km/h). SNELHEIDSREGELAAR "CRUISE" Voor het instellen van de gewenste wagensnelheid. Met dit systeem kan de bestuurder - bij normaal doorstromend verkeer - met een constante, zelf ingestelde snelheid rijden, behalve op steile hellingen. Deze voorziening werkt alleen bij snelheden boven 40 km/h, vanaf de 4e versnelling. Wagensnelheid hoger dan ingestelde snelheid (118 km/h), de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Storing in de werking van het systeem, OFF - de streepjes knipperen.

53 Stuurkolomschakelaars 51 Selecteren van de functie - Zet de draaiknop in de stand CRUISE. De snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet geactiveerd en er is nog geen snelheid ingesteld. Tijdelijk overschrijden van de ingestelde snelheid Het is mogelijk gas te geven en tijdelijk met een hogere snelheid dan de ingestelde snelheid te rijden. De ingestelde snelheid zal dan knipperen. Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de ingestelde snelheid weer aangenomen. Opnieuw activeren - Druk na het onderbreken van de snelheidsregelaar op deze toets. De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer aan. U kunt ook de procedure "eerste keer activeren" herhalen. Eerste keer activeren/ instellen van een snelheid - Breng uw auto met het gaspedaal op de gewenste snelheid. - Druk op de toets SETof SET+. De snelheid is nu in het geheugen opgeslagen/geactiveerd en deze snelheid wordt door de auto gehandhaafd. Uitschakelen (OFF) - Druk op deze toets of trap op het rem- of koppelingspedaal. Ingestelde snelheid wijzigen De ingestelde snelheid kunt u op twee manieren verhogen: Zonder het gaspedaal: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen. ERGONOMIE en COMFORT 3

54 Stuurkolomschakelaars 5 Met het gaspedaal: - trap het gaspedaal in tot de gewenste snelheid is bereikt, - druk op de toets Set + of Set -. Verlagen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set -. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verlagen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen. Uitschakelen van de functie - Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem volledig uit te schakelen. Ingestelde snelheid annuleren Als bij stilstaande auto het contact wordt afgezet, wordt de ingestelde snelheid uit het geheugen gewist. Storing De ingestelde snelheid wordt gewist en in plaats daarvan verschijnen drie streepjes op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Gebruiksvoorschrift Let bij het wijzigen van de ingestelde snelheid door het ingedrukt houden van de toets goed op omdat de snelheid zeer snel kan worden verhoogd of verlaagd. Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer druk verkeer. Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten bij de pedalen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en vast aan de bevestigingen op de vloer, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. VASTE SNELHEIDSBEGRENZER De vaste snelheidsbegrenzer (volgens uitvoering) begrenst de maximumsnelheid van de auto op 90, 100, 110 of 130 km/h. Een sticker in het interieur geeft aan dat deze functie aanwezig is. De vaste maximumsnelheid kan niet worden gewijzigd. Deze vaste snelheidsbegrenzer werkt niet volgens het principe van een snelheidsregelaar. De functie kan niet tijdens het rijden worden in- en uitgeschakeld.

55 Stuurkolomschakelaars Op het controledisplay wordt aangegeven of de functie is geselecteerd. Ook de ingestelde snelheid wordt hier weergegeven: 53 Functie geselecteerd, weergave van het symbool "Snelheidsbegrenzer". Functie uitgeschakeld, laatst ingestelde snelheid - OFF SNELHEIDSBEGRENZER "LIMIT" "Dit is de gekozen snelheid die de bestuurder niet wil overschrijden". Het instellen van de maximumsnelheid is mogelijk bij stilstaande auto met draaiende motor, of tijdens het rijden. De ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen. De snelheid wordt verhoogd naarmate het gaspedaal dieper wordt ingetrapt tot aan het zware punt van het gaspedaal, waarbij de ingestelde snelheid is bereikt. Als het gaspedaal tot voorbij het zware punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde snelheid echter overschreden. Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd. Het systeem kan worden bediend bij stilstaande auto met draaiende motor, of tijdens het rijden. (bijvoorbeeld bij 107 km/h). Functie ingeschakeld, (bijvoorbeeld bij 107 km/h). Wagensnelheid hoger dan de ingestelde snelheid (bijvoorbeeld 118 km/h), de weergegeven ingestelde snelheid knippert. Storing in de werking van het systeem, OFF - de streepjes knipperen. ERGONOMIE en COMFORT 3

56 Stuurkolomschakelaars 54 Selecteren van de functie - Draai de knop in de stand LIMIT. De begrenzer is dan geselecteerd, maar nog niet actief. Het display geeft de laatst ingestelde snelheid weer. Instellen van een snelheid Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen. Verhogen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set +. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verhogen. Verlagen van de ingestelde snelheid: - druk op de toets Set -. Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/h te verlagen. Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen van 5 km/h te verlagen. Inschakelen/uitschakelen (Off) Druk één keer op deze toets om de begrenzer in te schakelen. Druk nogmaals op de toets om de begrenzer uit te schakelen (OFF).

57 Stuurkolomschakelaars 55 Overschrijden van de ingestelde snelheid Als het gaspedaal geleidelijk dieper wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal echter met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt, wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en knippert de ingestelde snelheid op het display. Laat om de begrenzer weer in te schakelen de snelheid zakken tot een snelheid lager dan de ingestelde snelheid. Knipperen van de snelheidsweergave De snelheid knippert: - als het gaspedaal tot voorbij het zware punt wordt ingetrapt, - als de begrenzer door het profiel van de weg of bij een steile afdaling niet kan voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden, - tijdens snel accelereren. Uitschakelen van de functie - Draai de knop in de stand 0 of zet het contact af om het systeem uit te schakelen. De laatst ingestelde snelheid blijft in het geheugen opgeslagen. Storing De ingestelde snelheid wordt gewist en in plaats daarvan verschijnen drie streepjes op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Gebruiksvoorschrift Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Let op uw snelheid als deze door het profiel van de weg of door snel accelereren kan worden overschreden, zodat u optimaal de controle over uw auto kunt bewaren. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en op de vloer is bevestigd, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. ERGONOMIE en COMFORT 3

58 Ventilatie Luchtopbrengst Luchtverdeling De kracht van de luchttoevoer via de ventilatieroosters varieert van 1 tot 4. In de stand 0 is er geen luchttoevoer. Zet de knop in de gewenste stand voor een optimaal comfort. Draai de knop in de gewenste stand om de luchtstroom te verdelen naar: de zijventilatieroosters en middelste ventilatieroosters, VENTILATIE HANDMATIGE BEDIENING Het bedieningspaneel van de handmatige airconditioning (volgens uitvoering) bevindt zich op de middenconsole. Airconditioning A/C De airconditioning (volgens uitvoering) werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op de toets om de airconditioning in te schakelen; het lampje gaat branden. Druk nogmaals op de toets om de airconditioning uit te schakelen; het lampje gaat uit. De airconditioning werkt niet als de knop van de aanjager in de stand 0 staat. Temperatuurregeling Zet de knop in de gewenste stand: - van blauw (toevoer van koude lucht), - naar rood (toevoer van warme lucht). de zijventilatieroosters, de middelste ventilatieroosters en de beenruimte, de beenruimte, de voorruit en de beenruimte, de voorruit. De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een tussenstand te zetten, aangegeven door " ".

59 Ventilatie Toevoer van buitenlucht Het lampje van de toets is uit. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Luchtrecirculatie in het interieur Het lampje van de toets brandt. Deze stand dient bovendien om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Als deze stand gebruikt wordt terwijl de airconditioning en de aanjager (stand 1 t/m 4) zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van de verwarming (knop temperatuurregeling naar rood) of de airconditioning (knop temperatuurregeling naar blauw) sneller vergroot. Gebruik de luchtrecirculatie niet langer dan nodig is. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Gebruik deze stand zo veel mogelijk. Tips voor het instellen Voor een optimale werking van het handbediende systeem is het raadzaam de volgende instellingen te gebruiken: Gewenste werking Warm Koud Ontdooien Ontwasemen Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie Airconditioning A/C 57 ERGONOMIE en COMFORT 3

60 Ventilatie 58 AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING Het bedieningspaneel (volgens uitvoering) bevindt zich op de middenconsole. Gebruiksvoorschrift Om het interieur maximaal te koelen of te verwarmen kan de temperatuur lager dan 15 worden ingesteld door de knop naar links te draaien tot LO wordt weergegeven of hoger dan 7 worden ingesteld door de knop naar rechts te draaien tot HI wordt weergegeven. Voor een optimaal comfort is het raadzaam de waarde links en rechts zo in te stellen dat het verschil niet meer dan 3 bedraagt. Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.

61 Ventilatie Automatische werking Automatisch programma "comfort" Dit is de normale gebruiksstand van de airconditioning. Druk op deze toets. Het symbool AUTO verschijnt. Afhankelijk van de gekozen instellingen regelt het systeem de luchtverdeling, de luchtopbrengst en de luchttoevoer om het comfort en de luchtcirculatie in het interieur optimaal te houden. U hoeft het systeem niet meer zelf bij te regelen. Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de luchtopbrengst geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Voor uw comfort worden de instellingen tussen twee startmomenten opgeslagen, mits de temperatuur in het interieur nauwelijks is veranderd. Is dit wel het geval, dan treedt het automatische programma weer in werking. Ingestelde waarde bestuurders- of passagierszijde De op het display weergegeven waarde heeft betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit. Draai deze knop naar links of naar rechts om de waarde te verlagen of te verhogen. Voor een optimaal comfort wordt de waarde 1 aanbevolen. Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en 4 gebruikelijk. Zorg ervoor dat de zonnesensor, die zich achter de binnenspiegel op de voorruit bevindt, niet wordt afgedekt. Deze sensor regelt de airconditioning. 59 ERGONOMIE en COMFORT 3

62 Ventilatie Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het systeem handmatig aanpassen. De overige functies worden automatisch geregeld. Bij het indrukken van de toets AUTO zal het systeem weer volledig automatisch functioneren. - de voorruit, Regeling luchtverdeling Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroom te verdelen naar: - de voorruit en de beenruimte, - de beenruimte, - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte, - de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengst De luchtopbrengst kan vergroot of verkleind worden door respectievelijk de toets "kleine propeller" of "grote propeller" in te drukken. Het symbool van de luchtopbrengst op het display, de propeller, wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller. Uitschakelen van het systeem Druk op de toets "kleine propeller" van de luchtopbrengstregeling tot het symbool van de propeller is verdwenen. Alle functies van de airconditioning worden dan uitgeschakeld, behalve de luchtrecirculatie en de achterruitverwarming (volgens uitvoering). De ingestelde waarde wordt niet meer geregeld en verdwijnt van het display. Het is raadzaam om niet langdurig met uitgeschakelde airconditioning te rijden. Druk op de toets "grote propeller" van de luchtopbrengstregeling 7 of op de toets AUTO om het systeem weer met de laatst ingestelde waarden in te schakelen. Toevoer van buitenlucht/ luchtrecirculatie Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd. Het symbool van de luchtrecirculatie wordt weergegeven. De luchtrecirculatie dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat). Druk de toets zodra de luchtrecirculatie niet meer nodig is nogmaals in om de toevoer van buitenlucht te hervatten. Airconditioning AAN/UIT Druk op deze toets: het symbool A/C wordt weergegeven en de airconditioning wordt geactiveerd. Druk nogmaals op deze toets om de aircondioning uit te schakelen.

63 Ventilatie GEBRUIKSVOORSCHRIFT VOOR DE VENTILATIE EN DE AIRCONDITIONING Ventilatieroosters Houd de ventilatieroosters altijd open Voor een optimale verdeling van de warme of koude lucht over het interieur hebt u de beschikking over ventilatieroosters in het midden en opzij, die gekanteld en naar links of rechts en naar het bovenlichaam van de voorste inzittenden gedraaid kunnen worden. Sluit de ventilatieroosters niet, maar richt de luchtstroom voor een optimaal comfort tijdens het rijden naar de zijruiten. Uitstroomopeningen naar de beenruimte in de auto completeren het geheel. Interieurfilter, koolstoffilter Zorg ervoor dat dit filter in goede staat verkeert en laat de filterelementen regelmatig vervangen. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles". Airconditioning Voor een doeltreffende werking van de airconditioning moeten de ruiten onder alle weersomstandigheden gesloten zijn. Als de auto echter langdurig in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur zeer hoog blijft, kunnen de ruiten wel even geopend worden om de ventilatie te bevorderen. Het is raadzaam de stand AUTO zo veel mogelijk te gebruiken: het systeem regelt de luchtopbrengst, de comforttemperatuur in het interieur, de luchtverdeling, de luchttoevoer of -recirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de door u ingestelde waarde. Laat de airconditioning minimaal één keer per maand 5 à 10 minuten functioneren om het systeem in perfecte staat te houden. Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt, dit is een normaal verschijnsel. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem in dat geval door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. ERGONOMIE en COMFORT 3

64 Ventilatie 6 ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN Handbediening Zet de schakelaar van de luchtverdeling in deze stand. Schakel de airconditioning in. Zet de knop van de temperatuurregeling in deze stand. Zet de aanjager in de hoogste stand. Schakel zodra de omstandigheden dit toelaten de toevoer van buitenlucht weer in om de lucht in het interieur te verversen (lampje uit).

65 Ventilatie 63 Achterruitverwarming en/of verwarming buitenspiegels Druk bij draaiende motor op deze toets om de achterruitverwarming en/of de verwarming van de elektrisch verstelbare buitenspiegels in te schakelen. Deze functie wordt uitgeschakeld: - door op de toets te drukken, - door de motor af te zetten, - automatisch, om onnodig stroomverbruik te voorkomen. Automatische airconditioning: programma "zicht" Voor het snel ontwasemen of ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel inzittenden, vorst) kan het programma "comfort" (AUTO) niet toereikend blijken. Kies dan het programma "zicht". Het verklikkerlampje van het programma "zicht" gaat branden. Het systeem schakelt de airconditioning in, regelt de luchtopbrengst, schakelt de achterruitverwarming in en stuurt de optimale luchtstroom naar de voorruit en de zijruiten. De luchtrecirculatie wordt uitgeschakeld. ERGONOMIE en COMFORT 3

66 Ventilatie 64 STANDKACHEL Verwarming van het koelvloeistofcircuit Dit aanvullende en afzonderlijke systeem warmt het korte koelvloeistofcircuit van de dieselmotor op om het starten te vergemakkelijken. Het systeem verbetert de prestaties van het ontdooien en het ontwasemen Auto's uitgerust met een HDi-motor kunnen zijn voorzien van een standkachel. Het is normaal dat bij stationair draaiende of stilstaande motor een lichte fluittoon en rook- en geurvorming merkbaar zijn. Gebruiksvoorschrift Gebruik om koolmonoxidevergiftiging te voorkomen de standkachel nooit in afgesloten ruimten zoals een garage of werkplaats zonder afzuiginstallatie. Parkeer om brandgevaar te voorkomen de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier...). De temperatuur rondom de standkachel mag niet hoger zijn dan 10 C. Een hogere temperatuur (bijv. in een oven van een spuiterij) kan het elektrische circuit van de auto beschadigen. De standkachel wordt gevoed door brandstof uit de brandstoftank van de auto. Controleer, voordat u de standkachel programmeert of inschakelt, of er nog voldoende brandstof in de tank aanwezig is.

67 Ventilatie Laat de standkachel ten minste 1 keer per jaar aan het einde van de herfst controleren. Onderhoud en reparaties aan het systeem mogen alleen worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen. 65 ERGONOMIE en COMFORT 3

68 66

69 Stoelen 67 - Rugleuningverstelling Trek de hendel omhoog en zet de rugleuning in de gewenste stand. VOORSTOELEN Afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto zijn er de volgende mogelijkheden voor de zitplaatsen vóór: - bestuurdersstoel en passagiersstoel, - bestuurdersstoel en tweezitsbank. Afhankelijk van de uitvoering zijn de volgende verstellingen mogelijk: 1 - Verstelling in lengterichting Til de beugel op en schuif de stoel in de gewenste stand. 3 - Hoogteverstelling van de bestuurdersstoel Afhankelijk van de uitvoering en inrichting van uw auto kan de stoel als volgt versteld worden: - passief: trek de hendel omhoog en verplaats uw gewicht om de gewenste stand te verkrijgen. ERGONOMIE en COMFORT 3

70 Stoelen 68 - actief: pomp de stoel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. 4 - Verstelling lendensteun bestuurdersstoel Zet de hendel omhoog of omlaag om de gewenste stand te verkrijgen. De juiste stand van de hoofdsteun is als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. Zet, om de hoofdsteun te verwijderen, deze in de hoogste stand, druk op de lippen en trek de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog. Steek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen in de openingen van de rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. Verstelbare armsteun Omhoogklappen van de armsteun: - klap de armsteun omhoog totdat deze zich langs de rugleuning bevindt. Armsteun gebruiken: - klap de armsteun volledig omlaag, - breng de armsteun langzaam omhoog totdat deze in de gewenste positie staat, - klap de armsteun omhoog en herhaal bovenstaande procedure als de armsteun te ver omhoog is gezet. Hoogteverstelling van de hoofdsteun Trek de hoofdsteun naar voren en schuif hem omhoog of omlaag. Schakelaars stoelverwarming Druk de desbetreffende schakelaar op de dakconsole in. De temperatuur wordt automatisch geregeld. Druk nogmaals op de schakelaar om de verwarming uit te schakelen.

71 Stoelen TWEEZITSBANK VÓÓR De tweezitsbank (volgens uitvoering) is niet verstelbaar en voorzien van drie veiligheidsgordels. 69 Hoofdsteun Druk op de lip om de hoofdsteun hoger of lager te zetten. Druk om de hoofdsteun te verwijderen op de lippen en trek de hoofdsteun omhoog. De hoofdsteun is correct afgesteld als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt. Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld. ERGONOMIE en COMFORT 3

72 Stoelen 70 Schrijftafel De rugleuning van de middelste zitplaats van de bank (rij 1) kan worden neergeklapt om te worden gebruikt als schrijftafel met twee bekerhouders (volgens uitvoering). Trek aan de handgreep aan de bovenzijde van de rugleuning.

73 Praktische voorzieningen 71 AAN BOORD INDELING CABINE Afhankelijk van de uitvoering is de cabine voorzien van de volgende inrichting. Zonneklep Klap de zonneklep omlaag om verblinding door de zon te voorkomen. De zonneklep aan de bestuurderszijde is voorzien van een etui voor het opbergen van tolkaarten, tickets,... Dashboardkastje Het dashboardkastje is voorzien van een slot en is afsluitbaar met de sleutel. Het bevat drie aansluitingen voor externe elektronische apparatuur (videocamera,...) als de auto is voorzien van een kleurenscherm. Bovendien bevat het dashboardkastje bekerhouders en speciale ruimtes voor wegenkaarten, een pakje sigaretten, een document met A4-formaat, een pen, enz. Opbergvak ERGONOMIE en COMFORT 3

74 Praktische voorzieningen 7 Asbak 1V-aansluiting De 1V-aansluiting, type aansteker, is geschikt voor apparaten met een vermogen tot maximaal 10 W. Opbergvak en flessenhouder (1,5 L) Gemorste vloeistof kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken. Wees daarom voorzichtig met het gebruik van vloeistoffen. Tickethouder Volgens uitvoering.

75 Praktische voorzieningen 73 Dakconsole De dakconsole bevindt zich boven de zonnekleppen en bevat twee opbergvakken waarin bijvoorbeeld een trui of een map kan worden opgeborgen. Let erop dat harde voorwerpen in de opbergvakken gerammel kunnen veroorzaken. Tip: de holle ruimte in het midden van de dakconsole ligt in het verlengde van het dak tussen de laadruimte en de cabine en is geschikt voor het vervoer van lange voorwerpen. Zorg ervoor dat deze voorwerpen stabiel liggen en goed zijn vastgemaakt. De tunnel kan worden aangevuld met een galerij in de laadruimte, die als accessoire kan worden besteld. Auto's met een verhoogd dak zijn voorzien van een plank boven de dakconsole, die plaats biedt aan kleine en lichte voorwerpen (riemen, doeken, handschoenen, helmen, enz.). ERGONOMIE en COMFORT 3

76 Praktische voorzieningen 74 Plafonnier vóór PLAFONNIERS Automatisch inschakelen/uitschakelen De plafonnier vóór gaat automatisch branden als de sleutel uit het contact wordt gehaald, bij het ontgrendelen van de auto, zodra een voorportier wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De plafonnier gaat geleidelijk uit nadat het contact is aangezet en nadat de auto is vergrendeld. Blijft branden, bij aangezet contact. Plafonnier achter Cabine: de plafonniers gaan branden zodra een van de voorportieren wordt geopend. Laadruimte: de plafonnier gaat branden zodra een van de achterportieren wordt geopend. Als de portieren enkele minuten geopend blijven, gaan de plafonniers uit. Uit. Leeslampjes vóór (volgens uitvoering) Deze kunnen bij aangezet contact worden in- en uitgeschakeld met behulp van een schakelaar. Vensters voor parkeer-/tolkaarten De athermische voorruit bevat twee niet-reflecterende gedeelten aan weerskanten van de binnenspiegel. Hier kunnen de parkeer- en-/of tolkaarten worden bevestigd.

77 Praktische voorzieningen 75 DUBBELE CABINE Bank De dubbele cabine bestaat uit een driezitsbank op de tweede zitrij, waarvan de niet-deelbare rugleuning is bevestigd aan de scheidingswand met raam. De zitplaatsen achter zijn via de schuifdeur bereikbaar. Gebruiksvoorschrift Hoofdsteunen en veiligheidsgordels Elke zitplaats is voorzien van een hoofdsteun waarvan de hoogte en de hoek verstelbaar is. De drie zitplaatsen van de bank zijn voorzien van veiligheidsgordels met een oprolautomaat. De veiligheidsgordels zijn op de rugleuning van de bank bevestigd. Zorg ervoor dat de gordel in de daarvoor bestemde gordelsluiting wordt geplaatst. Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik hiervan rubriek 4, "Veiligheidsgordels". De bevestigingspunten van de veiligheidsgordels mogen niet gebruikt worden om lading vast te zetten. Gebruik hiervoor de sjorogen op de vloer. Er mag geen kinderzitje op de bank van de dubbele cabine worden bevestigd. Zijruiten achter De zijruiten van uw auto (volgens uitvoering) kunnen worden geopend. Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit open, er zijn 4 standen mogelijk. Tijdens het rijden moet de ruit zijn gesloten of in één van de 4 standen zijn geblokkeerd. ERGONOMIE en COMFORT 3

78 Praktische voorzieningen 76 INDELING LAADRUIMTE Afhankelijk van de uitvoering van de auto maken de volgende inrichtingen uw laadruimte compleet. Sjorogen Zet uw lading vast met de sjorogen op de vloer van de laadruimte. Om veiligheidsredenen (noodstop) is het raadzaam de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij de cabine te plaatsen. Zet de lading stevig vast met de sjorogen op de vloer van de laadruimte. Bevestigingspunten voor sjorrail Aan weerszijden van de laadruimte bevinden zich bevestigingspunten voor een sjorrail. Bekleding De wanden van de laadruimte zijn aan de onderzijde bekleed om beschadiging door lading te voorkomen. Dakkoffer bij uitvoeringen met verhoogd dak De dakkoffer is een extra opbergruimte in de laadruimte, boven de cabine.

79 Praktische voorzieningen ERGONOMIE en COMFORT 77 1V-aansluiting Deze werkt bij aangezet contact. Maximaal vermogen: 10 W. Schot Het schot achter de voorstoelen beschermt de bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende lading. Een scheidingswand met of zonder ruit scheidt de laadruimte af van de cabine. Verticale laddervormige afscheiding of scheidingswand De verticale laddervormige afscheiding of scheidingswand bevindt zich achter de bestuurdersstoel en beschermt de bestuurder tegen schuivende lading. 3

80 Achtervering 78 ACHTERVERING Er zijn typen vering leverbaar. Standaard vering De lange veerwegen zorgen zowel in onbeladen als in beladen toestand voor een stabiel weggedrag. U hoeft er geen werkzaamheden aan te verrichten. Zorg er wel voor dat het veersysteem goed wordt onderhouden en dat het laadvermogen niet wordt overschreden. constante wagenhoogte achter. Twee wagenhoogtesensoren detecteren het verhogen of verlagen van het laadgewicht van de auto. Zodra alle portieren van de auto zijn gesloten, activeren de sensoren de automatische regeling van de wagenhoogte en wordt op basis van de rijomstandigheden de optimale hoogte van de achtervering bepaald. Twee functies 1. Automatische regeling. Handmatige regeling 1 - Automatische wagenhoogteregeling achter De luchtvering regelt automatisch de hoogte van de achtervering van uw auto. Als de wagenhoogte niet optimaal is en wordt aangepast, knippert een rood verklikkerlampje op het instrumentenpaneel van uw auto, rijd met een lage snelheid tot het verklikkerlampje uitgaat. Automatische wagenhoogteregeling uitschakelen De knop waarmee de automatische wagenhoogteregeling kan worden uitgeschakeld, bevindt zich rechts aan de achterzijde van de auto. Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop. Het uitschakelen wordt bevestigd door het lampje dat ongeveer 30 seconden blijft branden. De automatische wagenhoogteregeling moet onder de volgende omstandigheden zijn uitgeschakeld: - werkzaamheden aan de onderzijde van de auto, - wielen verwisselen, - vervoeren van de auto per vrachtauto, trein, ferryboot, schip,... Automatische wagenhoogteregeling weer inschakelen Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop los. Het inschakelen wordt bevestigd door het lampje dat uit gaat. Luchtvering achter (volgens uitvoering) Dit type vering zorgt onafhankelijk van de belading (als het laadvermogen niet wordt overschreden) voor een De automatische wagenhoogteregeling wordt onderbroken: - als een portier/achterdeur is geopend, - tijdens het remmen of bij stilstaande auto en ingetrapt rempedaal (bijv. wachten voor het rode licht). Afhankelijk van de instellingen kan er tijdens deze handelingen een geluidssignaal klinken.

81 Achtervering - Handmatige regeling van de wagenhoogte achter (volgens uitvoering) De knop bevindt zich rechts aan de achterzijde van de auto. Met behulp van deze handmatige regeling kan de wagenhoogte achter worden verlaagd of verhoogd om het in- en uitladen te vergemakkelijken. De onderste en bovenste aanslag begrenzen de hoogteregeling. Voer deze handelingen altijd uit bij stilstaande auto en: - gesloten voorportieren en schuifdeuren, - aangetrokken handrem, - zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt. Eerste gebruik Druk ongeveer seconden op de knop om de functie te initialiseren. Omlaag: verlagen van de laaddrempel Houd de onderzijde van de knop ingedrukt. Laat de knop los om de beweging te stoppen. Als de onderste aanslag is bereikt, klinken drie piepsignalen. De beweging stopt dan automatisch. Omhoog: verhogen van de laaddrempel Houd de bovenzijde van de knop ingedrukt. Laat de knop los om de beweging te stoppen. Als de bovenste aanslag is bereikt, klinken drie piepsignalen. De beweging stopt dan automatisch. Terugkeren naar de optimale wagenhoogte Druk twee keer op de bovenzijde (bij een lage stand van de vering) of onderzijde (bij een hoge stand van de vering) van de knop. Storingen Als op de knop wordt gedrukt en de wagenhoogte niet verandert, klinken 3 piepsignalen om u erop te attenderen dat de wagenhoogteregeling niet werkt door een van de volgende oorzaken: - het rempedaal wordt ingetrapt bij aangezet contact, - de handmatige wagenhoogteregeling is overbelast, - een te lage accuspanning, - overig. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het geluidssignaal niet stopt. 79 ERGONOMIE en COMFORT 3

82 Achtervering 80 Handmatige wagenhoogteregeling uitschakelen Bij stilstaande wagen: - druk de knop lang in, - laat de knop los. Het uitschakelen wordt bevestigd door het lampje dat ongeveer 30 seconden blijft branden. Handmatige wagenhoogteregeling weer inschakelen Bij stilstaande auto: - druk lang op de knop, - laat de knop los. Gebruiksvoorschrift Als het systeem veel wordt gebruikt bij afgezet contact, kan de accu snel ontladen raken. Het rijden met: - een te lage wagenhoogte kan schade aan de onderzijde van de auto veroorzaken, - een te hoge wagenhoogte kan het weggedrag van de auto negatief beïnvloeden. Langdurig parkeren Zet de auto wanneer u deze voor langere tijd parkeert altijd op een vlakke ondergrond zonder obstakels om te voorkomen dat de onderzijde wordt beschadigd als de auto zakt. Als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt, kan de wagenhoogte door de automatische wagenhoogteregeling worden gewijzigd op het moment dat de auto wordt ontgrendeld of een portier van uw auto wordt geopend. Verklikkerlampje Zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit". Het inschakelen wordt bevestigd door het lampje dat uit gaat. Afhankelijk van de instellingen kan er tijdens deze handelingen een geluidssignaal klinken. De handmatige wagenhoogteregeling moet onder de volgende omstandigheden zijn uitgeschakeld: - werkzaamheden aan de onderzijde van de auto, - wielen verwisselen, - vervoeren van de auto per vrachtauto, trein, ferryboot, schip,... Het rijden met: - wijzig de stand van de handbediende wagenhoogteregeling die in de laagste of hoogste stand staat, - rijd voorzichtig sneller dan 10 km/h tot het systeem weer in de automatische stand staat.

83 Spiegels en ruiten 81 SPIEGELS EN RUITEN BUITENSPIEGELS De buitenspiegel heeft een bolvormig spiegelglas om het gezichtsveld aan weerszijden van de auto te vergroten. De weergegeven objecten lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten. Elektrisch verstelbare buitenspiegels - Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. - Duw de knop B in de 4 richtingen om de spiegel af te stellen. - Zet de knop A weer in het midden. Elektrisch inklappen/uitklappen (volgens uitvoering) Bij stilstaande auto en aangezet contact kunnen de buitenspiegels van binnenuit elektrisch worden in- of uitgeklapt: - Zet de knop A in de middelste stand. - Trek de knop A naar achteren. Buitenspiegels met verwarming (volgens uitvoering) Druk op de toets van de achterruitverwarming om de verwarming van de buitenspiegels in te schakelen. Handmatig verstelbare buitenspiegels Stel de spiegel met behulp van de hendel in de gewenste stand. Tijdens het parkeren kunnen de buitenspiegels handmatig ingeklapt worden. Stel de spiegel na het uitklappen bij stilstaande auto handmatig of elektrisch terug in de gewenste stand. De spiegel zal niet breken, ook niet bij vorst. ERGONOMIE en COMFORT 3

84 Spiegels en ruiten 8 Binnenspiegel De binnenspiegel kent standen: - dagstand (normaal), - nachtstand (antiverblinding). De spiegel kan in de dag- en nachtstand gezet worden met behulp van het hendeltje aan de onderzijde.

85 Spiegels en ruiten Resetten Nadat de accukabels los zijn geweest, moet de ruitbediening opnieuw gereset worden. Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt getrokken, sluit de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten. 83 Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN 1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde. Schakelaar ruitbediening passagierszijde U kunt de ruiten op twee manieren bedienen: Handbediening Duw of trek de schakelaar tot aan het zware punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten. Automatische bediening Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals op de schakelaar om het openen of sluiten te stoppen. De elektrische ruitbediening wordt uitgeschakeld: - ongeveer 45 seconden na het afzetten van het contact. - als bij afgezet contact een voorportier wordt geopend. Beveiliging tegen beknellen (volgens uitvoering) Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk weer open. Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de schakelaar om de ruit helemaal te openen. Trek vervolgens binnen 4 seconden de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen uitgeschakeld. Gebruiksvoorschrift Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk daarvoor op de desbetreffende schakelaar. Wanneer de bestuurder de ruit aan de passagierszijde bedient, moet hij ervan verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten van de ruit verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening. Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen bezeren. ERGONOMIE en COMFORT 3

86 Veiligheid tijdens het rijden 84 VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN HANDREM Het is dan niet voldoende om alleen een versnelling in te schakelen bij het parkeren van de auto, zeker niet bij een beladen auto. Aantrekken Trek aan de hendel van de handrem om de auto op de handrem te zetten. Controleer voordat u uitstapt of de handrem goed is aangetrokken. Als de handrem nog (iets) is aangetrokken, wordt dit aangegeven door dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel. Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de wielen richting trottoir en trek de handrem aan. Trek de handrem uitsluitend bij stilstaande auto aan. Trek, in het uitzonderlijke geval dat de handrem wordt gebruikt als de auto rijdt, deze voorzichtig aan om de achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar). Loszetten Trek aan de hendel van de handrem en druk op de knop om de handrem los te zetten. ALARMKNIPPERLICHTEN Druk deze knop in: de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet. Gebruik de alarmknipperlichten alleen bij een noodsituatie, een noodstop of in uitzonderlijke omstandigheden.

87 Parkeerhulp Activeren/Deactiveren Druk op deze schakelaar om het systeem te activeren of te deactiveren. De geactiveerde of gedeactiveerde toestand van het systeem wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact. 85 Storing PARKEERHULP ACHTER De parkeerhulp achter met geluidssignalen en/of een grafische weergave bestaat uit vier parkeersensoren die zijn aangebracht in de achterbumper. Het systeem waarschuwt de bestuurder voor elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, ) dat zich binnen het bereik van het systeem achter de auto bevindt. Het waarschuwt u niet voor objecten die zich direct onder de bumper bevinden. Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden of gelijksoortige voorwerpen worden waargenomen bij aanvang van de aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de auto te dicht genaderd is. Inschakelen van de achteruitversnelling Een geluidssignaal bevestigt dat het systeem in werking treedt zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is. Als de auto minder dan ongeveer 30 centimeter van het obstakel verwijderd is, is het geluidssignaal continu hoorbaar. Weergave op het display Uitschakelen van de parkeerhulp Zet de versnellingsbak in de neutraalstand. Als het systeem bij het inschakelen van de achteruitversnelling niet werkt, gaat het lampje van de schakelaar branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Gebruiksvoorschrift Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of bij slecht weer niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw. Het systeem zal automatisch worden uitgeschakeld bij het trekken van een aanhanger of de montage van een fietsdrager (auto met een door CITROËN aanbevolen trekhaak of fietsdrager). De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de bestuurder die desondanks waakzaam moet blijven en verantwoordelijk is. Geadviseerd wordt het systeem uit te schakelen als de auto is voorzien van een ladder achterop of als lading wordt vervoerd die langer is dan de auto. VEILIGHEID 4

88 Veiligheid tijdens het rijden CLAXON Druk op het midden van het stuurwiel. ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - EBD) Het ABS zorgt samen met de elektronische remdrukregelaar (EBD) tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een slecht of glad wegdek. Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen, terwijl de remdrukregelaar de remdruk over de vier wielen verdeelt. Gebruiksvoorschrift Het ABS treedt automatisch in werking als één van de wielen dreigt te blokkeren. Het systeem zorgt niet voor een kortere remweg. Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.) kan de remweg door de werking van het ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los, ook niet op een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel heen kunt sturen. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal. Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat er wielen worden gemonteerd die zijn voorzien van een artikelnummer van CITROËN. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een ABS geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met de ABS verklikkerlampjes remsysteem en STOP, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar. Door deze storing zou u tijdens het remmen de controle over uw auto kunnen verliezen. Stop onmiddellijk op een veilige plaats. Raadpleeg in beide gevallen het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt: trap het rempedaal volledig in zonder het los te laten. Het systeem wordt ingeschakeld als de snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht verandert. Houd het rempedaal ingetrapt om de werking van het brake assist system voort te zetten.

89 ANTISPINREGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH STABILITEITSPROGRAMMA (ESC) Deze systemen staan in verbinding met het ABS en zijn hier een aanvulling op. De ASR zorgt voor een optimale overbrenging van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens het accelereren de controle over de auto verliest. Het systeem past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te voorkomen via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. Het systeem zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren. Houd als het ESC is ingeschakeld in een bocht het stuurwiel altijd in de gewenste richting en stuur niet tegen. Het ESC-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting. Werking van het ASR- en ESCsysteem Het lampje knippert tijdens een ingreep van OFF de ASR of het ESC. Uitschakelen ASR/ESC In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...) kan het nuttig zijn het ASR/ESC uit te schakelen, zodat de wielen kunnen slippen en weer grip kunnen krijgen. - Druk op de knop die zich op de middenconsole bevindt. - Het verklikkerlampje gaat branden: de systemen ASR en ESC zijn uitgeschakeld. De systemen worden opnieuw: - automatisch ingeschakeld als de wagensnelheid hoger wordt dan 50 km/h, - handmatig ingeschakeld door nogmaals op de knop te drukken. Controle van werking ESP Gebruiksvoorschrift Veiligheid tijdens het rijden Bij een storing in de systemen zal het verklikkerlampje gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem na te laten kijken. Het verklikkerlampje kan ook gaan branden in het geval van een te lage bandenspanning. Controleer van alle banden de bandenspanning. Het ASR-/ESC-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's en het te hard rijden. De goede werking van het systeem wordt verzekerd onder voorwaarde dat de voorschriften van de constructeur op het gebied van wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem en elektronische onderdelen worden nageleefd en dat de procedures voor montage en het uitvoeren van werkzaamheden worden opgevolgd. Laat deze systemen na een aanrijding controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 87 VEILIGHEID 4

90 Veiligheid tijdens het rijden 88 "GRIP CONTROL" Gebruiksvoorschriften Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar het is ook mogelijk om zo nu en dan te rijden op minder goed begaanbare wegen. Vooral als uw auto zwaar beladen is, is deze niet geschikt voor gebruik als terreinauto. Denk hierbij aan: - rijden op terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarbij onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler,...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten, - rijden op terrein met steile hellingen en weinig grip, - oversteken van beekjes en stroompjes. Op een ondergrond van sneeuw, modder of zand zorgt dit systeem voor voldoende tractie dankzij een compromis tussen veiligheid, grip en trekkracht, gecombineerd met Michelin Agilis 51 M+S all terrain banden. Met dit systeem komt de auto in de meeste situaties waarbij er weinig grip is toch vooruit. Het gaspedaal moet voldoende worden ingetrapt om via het motorvermogen de verschillende parameters zo optimaal mogelijk te beheren.

91 Veiligheid tijdens het rijden De ESC -stand is de normale stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen. Elke keer als u het contact afzet, wordt het ESC automatisch weer ingeschakeld. In de stand " Sneeuw " past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment heeft. Tijdens het optrekken optimaliseert het systeem de wielslip zodanig dat de beschikbare grip effectief wordt gebruikt voor een maximale acceleratie. In de stand " Zand " is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt. Activeer op zand geen andere standen, omdat anders de kans bestaat dat de auto vast komt te zitten in het terrein. 89 ESP OFF De stand ESC OFF is alleen geschikt voor het wegrijden en bij lage snelheden. Deze stand is alleen mogelijk bij snelheden tot 50 km/h. In de stand " Off road " wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt verwijderd en het wiel vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naar het wiel met de meeste grip overgebracht. Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben. VEILIGHEID 4

92 Veiligheidsgordels Gebruiksvoorschrift 90 VEILIGHEIDSGORDELS Hoogteverstelling Knijp de knop van de geleider in en schuif deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel). Als uw auto is voorzien van een tweezitsbank, is de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet in hoogte verstelbaar. Vastmaken Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de gesp te controleren. Losmaken Druk op de rode knop. Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van de motor het verklikkerlampje branden. Verklikkerlampje veiligheidsgordel passagier Als uw auto is voorzien van een passagiersstoel vóór, gaat als bij het starten van de motor de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, dit verklikkerlampje branden. De bestuurder dient er vóór het wegrijden zeker van te zijn dat alle inzittenden hun veiligheidsgordels op de juiste manier hebben vastgemaakt. Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit. De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan uw lichaamsbouw. Gebruik geen accessoires om de veiligheidsgordels minder strak te laten aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen, veiligheidsspelden,...). Controleer zowel voor als na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold. Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of de achterbank of de gordel goed is opgerold en de gordelsluiting zich op de juiste plaats bevindt. De gordelspanners van de veiligheidsgordels vóór kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, onafhankelijk van de airbags afgaan. De gordelspanners trekken de veiligheidsgordels direct stevig tegen het lichaam van de inzittenden. Het afgaan van de gordels gaat gepaard met een lichte onschadelijke rookvorming en een geluid als gevolg van de

93 Veiligheidsgordels pyrotechnische lading in het systeem. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt. De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. De veiligheidsgordels met pyrotechnische gordelspanners werken alleen als het contact aan staat. U kunt de gordel losmaken door de rode knop op de gesphouder in te drukken. Geleid de gordel tijdens het oprollen. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, gaat het verklikkerlampje airbag branden. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel: - mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen, - moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en moet de gordel in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, - dient deze strak om het lichaam te worden gedragen. De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst. De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst. Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien van armsteunen, moet de heupgordel altijd onder de armsteun door worden geleid. Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken. Voorschriften voor kinderen: - maak voor kinderen tot 1 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje. - laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden. Raadpleeg voor meer informatie over kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen in de auto". Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk, dat tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert. Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig (ook na een kleine aanrijding) controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats: de gordels mogen geen slijtagesporen en scheuren vertonen en er mogen geen wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht. Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het CITROËNnetwerk. VEILIGHEIDSGORDELS ZITPLAATSEN VÓÓR Met airbags vóór De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers. Zonder airbags vóór Als uw auto is voorzien van een tweezitsbank vóór zonder airbags vóór, is de veiligheidsgordel van de middelste passagier niet voorzien van een pyrotechnische gordelspanner. Voorbank Als uw auto voorzien is van een voorbank, let er dan op dat de juiste gordel in de juiste gordelhouder wordt vastgemaakt. Verwissel de gordelhouder of de gordel van de bestuurder niet met die van de middelste zitplaats. 91 VEILIGHEID 4

94 9

95 Airbags De airbags werken alleen als het contact aan is. 93 De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd. De rook is niet schadelijk, maar kan voor gevoelige personen irriterend zijn. De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen. AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld: - bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen en zorgen voor een betere bescherming van de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden wordt belemmerd, - bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren, en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze situaties voor uw bescherming. De kracht van de aanrijding is afhankelijk van het soort obstakel en de snelheid van de auto op dat moment. Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel is geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Kinderen aan boord". VEILIGHEID 4

96 Airbags 94 Gebruiksvoorschrift Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten. Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel. Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden. Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de armen, als de airbag wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten stromen. Zij-airbags Bedek de stoelen uitsluitend met de goedgekeurde stoelhoezen. Deze belemmeren het activeren van de zij-airbags niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen; dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of middel. Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten. Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten. Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet op het dashboard laat rusten; hij kan anders ernstig letsel oplopen als de airbag wordt opgeblazen. Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken. Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla niet op het stuurwiel.

97 Airbags Storing Zij-airbags De zij-airbags (volgens uitvoering) beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de kans op borstletsel te verkleinen. De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van de voorstoelen aangebracht. Activering De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone opzij ( B ), loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het desbetreffende portierpaneel. Registratiezones voor een aanrijding A. Impactzone vóór B. Impactzone opzij Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij over de kop slaan, kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd. Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de airbag niet geactiveerd. Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, raadpleeg dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd. 95 VEILIGHEID 4

98 Airbags 96 Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Airbags vóór Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor de passagier in het dashboard aangebracht. Activering Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen de impactzone A, in de lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond moet bevinden. De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het dashboard om te voorkomen dat de inzittende naar voren wordt geworpen. Uitschakelen Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld: - Zet het contact af, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen van de airbag aan passagierszijde, - draai deze in de stand "OFF", - verwijder de sleutel zonder de stand van de sleutel te veranderen. Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel brandt zolang de airbag is uitgeschakeld. Inschakelen In de stand "OFF" werkt de airbag aan passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet. Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw passagier te garanderen. Storing airbag vóór Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, laat het systeem dan controleren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als de twee verklikkerlampjes airbag permanent branden, plaats dan geen kinderzitje met de rug in de rijrichting. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

99 Kinderen aan boord ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES 97 Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf. Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op: - kinderen jonger dan 1 jaar of kleiner dan 1,50 meter dienen in goedgekeurde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd, - de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op de achterbank van uw auto, - kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting worden vervoerd, - een kind mag nooit op de schoot van een passagier worden vervoerd. KINDERZITJE VÓÓR "Met de rug in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot jaar. Wanneer een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders kan het kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de rijrichting" Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf jaar. Wanneer een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel vóór wordt geplaatst, mag de airbag aan passagierszijde niet worden uitgeschakeld. De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend. Raadpleeg hiervoor de wetgeving in uw land. Raadpleeg de lijst met de voor uw land goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen en een (uitschakelbare) passagiersairbag is afhankelijk van de uitvoering. VEILIGHEID 4

100 Kinderen aan boord 98 De procedure voor kinderzitjes en de functie uitschakelen van de airbag aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele CITROËN-gamma. Als de airbag aan passagierszijde niet kan worden uitgeschakeld, is het absoluut verboden een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen. Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags". Airbag aan passagierszijde OFF Sticker op beide zijden van de zonneklep aan passagierszijde

101 Kinderen aan boord AR BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR HR HU IT LT LV НИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. Това можеда причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето. NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM. Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ. Brug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan forekomme. Verwenden Sie NIEMALS einen Kindersitz oder Babyschale gegen die Fahrtrichtung bei AKTIVIERTEM Airbag, TOD oder ERNSTHAFTE VERLETZUNGEN können die Folge sein. Μη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε μια θέση που προστατεύεται από ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY to the CHILD can occur NO INSTALAR NUNCA EL SISTEMA DE RETENCIÓN PARA NIÑOS DE ESPALDAS AL SENTIDO DE LA CIRCULACIÓN SOBRE UN ASIENTO PROTEGIDO CON UN COJÍN INFLABLE FRONTAL ( AIRBAG ) ACTIVADO. ESTO PUEDE CAUSAR LA MUERTE DEL BEBE O HERIRLO GRAVEMENTE. Ärge kasutage kunagi lapse turvatooli seljaga sõidusuunas sõiduki istmel mis on kaitstud AKTIVEERITUD TURVAPADJAGA. See võib põhjustada lapsele RASKEID VIGASTUSI või SURMA. ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY. Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN. NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l arrière sur un siège protégé par un COUSSIN GONFLABLE frontal ACTIVÉ. Cela peut provoquer la MORT de l ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM. To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta. SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést olyan ülésen, amely AKTIVÁLT ÁLLAPOTÚ (BEKAPCSOLT) FRONTLÉGZSÁKKAL van védve. Ez a gyermek halálát vagy súlyos sérülését okozhatja. NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG frontale ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino. NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS. NAV PIEĻAUJAMS uzstādīt uz aizmuguri vērstu bērnu sēdeklīti priekšējā pasažiera vietā, kurā ir AKTIVIZĒTS priekšējais DROŠĪBAS GAISA SPILVENS. Tas var izraisīt BĒRNA NĀVI vai radīt NOPIETNUS IEVAINOJUMUS. 99 VEILIGHEID 4

102 Kinderen aan boord 100 MT NL NO PL PT RO RU SK SL SR SV TR Qatt m ghandek thalli tifel/tifla marbut f siggu dahru lejn l-airbag attiva, ghaliex tista tikkawza korriment serju jew anke mewt lit-tifel/tifla Plaats NOOIT een kinderzitje met de rug in de rijrichting op een zitplaats waarvan de AIRBAG is INGESCHAKELD. Bij het afgaan van de airbag kan het KIND ERNSTIG OF DODELIJK GEWOND raken. Installer ALDRI et barnesete med ryggen mot kjøreretningen i et sete som er beskyttet med en frontal AKTIVERT KOLLISJONSPUTE, BARNET risikerer å bli DREPT eller HARDT SKADET. NIGDY nie instalować fotelika dziecięcego w pozycji «tyłem do kierunku jazdy»na siedzeniu wyposażonym w CZOŁOWĄ PODUSZKĘ POWIETRZNĄ w stanie AKTYWNYM.W przeciwnym razie dziecko narażone będzie na ŚMIERĆ lub BARDZO POWAŻNE OBRAŻENIA CIAŁA w momenicie wyzwolenia poduszki powietrznej NUNCA instale um sistema de retenção para crianças de costas para a estrada, num banco protegido por um AIRBAG frontal ACTIVADO. Esta instalação poderá provocar FERIMENTOS GRAVES ou a MORTE da CRIANÇA. Nu instalati NICIODATA un sistem de retinere pentru copii, dispus cu spatele in directia de mers, pe un loc din vehicul protejat cu AIRBAG frontal ACTIVAT. Aceasta ar putea provoca MOARTEA COPILULUI sau RANIREA lui GRAVA. ВО ВСЕХ СЛУЧАЯХ ЗАПРЕЩАЕТСЯ использовать обращенное назад детское удерживающее устройство на сиденье, защищенном ФУНКЦИОНИРУЮЩЕЙ ПОДУШКОЙ БЕЗОПАСНОСТИ, установленной перед этим сиденьем. Это может привести к ГИБЕЛИ РЕБЕНКА или НАНЕСЕНИЮ ЕМУ СЕРЬЕЗНЫХ ТЕЛЕСНЫХ ПОВРЕЖДЕНИЙ NIKDY nepoužívajte na prednom sedadle chránenom AKTÍVNYM AIRBAGOM detské zadržiavacie zariadenie umiestnené v proti smere jazdy. Môže to spôsobiť SMRŤ, alebo VÁŽNE ZRANENIE DIEŤAŤA. NIKOLI ne nameščajte otroškega sedeža s hrbtom v smeri vožnje, če je VARNOSTNA BLAZINA pred sprednjim sopotnikovim sedežem AKTIVIRANA. Takšna namestitev lahko povzroči SMRT OTROKA ali HUDE POŠKODBE. NIKADA ne koristite dečje sedište koje se okreće unazad na sedištu zaštićenim AKTIVNIM VAZDUŠNIM JASTUKOM ispred njega, jer mogu nastupiti SMRT ili OZBILJNA POVREDA DETETA. Använd ALDRIG en bakåtvänd barnstol i ett säte skyddat av en AKTIV AIRBAG framför det. Det kan orsaka ALLVARLIGA eller DÖDLIGA skador på barnet. KESİNLKLE HAVA YASTIĞI AKTİF olan ön koltuğa yüzü arkaya dönük bir çocuk koltuğu yerleştirmeyiniz. Bu ÇOCUĞUN ÖLMESİNE veya ÇOK AĞIR YARALANMASINA sebep olabilir.

103 Kinderen aan boord DOOR CITROËN AANBEVOLEN KINDERZITJES CITROËN levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van Citroën die met een driepuntsveiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt: 101 Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg L1 "RÖMER Baby-Safe Plus" Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. Groep en 3: van 15 tot 36 kg L4 "KLIPPAN Optima" Vanaf 6 jaar (ongeveer kg): gebruik alleen de zitverhoging. L5 "RÖMER KIDFIX" Kan worden bevestigd op de ISOFIX-bevestigingen van de auto. Het kind wordt door de veiligheidsgordel op zijn plaats gehouden. VEILIGHEID 4

104 Kinderen aan boord BEVESTIGING KINDERZITJES MET DE VEILIGHEIDSGORDEL 10 Dit overzicht geeft de mogelijkheden weer met betrekking tot het bevestigen, met een veiligheidsgordel, van een universeel gehomologeerd kinderzitje, gerangschikt naar gewicht van het kind en de plaats in de auto: Gewicht van het kind en leeftijdsindicatie Plaats Minder dan 13 kg (Groep 0 (a) en 0+) Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18 kg (Groep 1) Van 1 tot ongeveer 3 jaar Van 15 tot 5 kg (Groep ) Van 3 tot ongeveer 6 jaar Van tot 36 kg (Groep 3) Van 6 tot ongeveer 10 jaar Losse stoel U U U U 1e zitrij (b) Tweezitsbank, buitenste zitplaats U U U U Tweezitsbank, middelste zitplaats L1 - L4, L5 L4, L5 (a): Groep 0: vanaf de geboorte tot 13 kg. Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd (b): raadpleeg de huidige wetgeving in uw land alvorens een kinderzitje op deze plaats te bevestigen. U : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd kinderzitje met een veiligheidsgordel, zowel met de "rug in de rijrichting" als met het "gezicht in de rijrichting".

105 Kinderen aan boord ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar in geval van een botsing. Zorg ervoor dat de autogordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen. Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of niet aanwezig is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken. Laat uit veiligheidsoverwegingen: - geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, - nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, - de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de portieren per ongeluk worden geopend. Zorg ervoor dat de achterzijruiten niet verder dan voor 1/3 deel worden geopend. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen. Plaatsen van een stoelverhoger Het bovenste gedeelte van de autogordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. CITROËN beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder. 103 VEILIGHEID 4

106 Trekken van een aanhanger 104 TREKKEN VAN EEN AANHANGER, EEN CARAVAN, EEN BOOT... Raadpleeg voor meer informatie over de aanhangergewichten de documenten van de auto (kentekenbewijs,...) of in rubriek 8 het gedeelte "Gewichten". Adviezen Bij het slepen van een auto dienen de wielen van de gesleepte auto vrij rond te draaien; de versnellingsbak moet in de neutraalstand staan. Verdeling gewicht Verdeel het gewicht in de caravan/ aanhanger gelijkmatig en houd u aan de toegestane kogeldruk. Koeling Het trekken van een aanhanger op een helling veroorzaakt een hogere koelvloeistoftemperatuur. De koelventilator wordt elektrisch bediend en is niet afhankelijk van het motortoerental.

107 Trekken van een aanhanger Gebruik daarom een zo hoog mogelijke versnelling om het toerental te beperken en pas uw snelheid aan. Let in elk geval goed op de aanwijzing van de koelvloeistoftemperatuurmeter. Gebruiksvoorschrift Onder zeer zware gebruiksomstandigheden (het trekken van het maximale aanhangergewicht op een steile helling bij hoge temperatuur) wordt de airconditioning automatisch uitgeschakeld, zodat de prestaties van de motor weer kunnen worden verhoogd. Als het verklikkerlampje van de koelvloeistoftemperatuur gaat branden, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor af. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Banden Controleer de bandenspanning van de auto (zie rubriek 8 in het gedeelte "Identificatie") en de aanhanger en breng deze indien nodig op de juiste waarde. Remmen Het trekken van een aanhanger vergroot de remweg. Rijd met matige snelheid, schakel tijdig terug, rem geleidelijk. Zijwind De zijwindgevoeligheid van de auto is groter. Rijd daarom soepel en met matige snelheid. ABS/ESC Het ABS of ESC werkt uitsluitend op de auto en niet op de aanhanger. Parkeerhulp achter Bij het trekken van een aanhanger is de parkeerhulp uitgeschakeld. Trekhaak Wij raden u aan gebruik te maken van originele CITROËN-trekhaken met bijbehorende kabelset, die tijdens de ontwikkeling van uw auto uitgebreid zijn getest en gehomologeerd, en de montage hiervan toe te vertrouwen aan het CITROËN-netwerk. In geval van montage buiten het CITROËNnetwerk, moet deze montage worden uitgevoerd met gebruikmaking van de voorbereide geïntegreerde elektrische voorzieningen aan de achterzijde van de auto en de voorschriften van de constructeur. Conform de algemene voorschriften die hierboven zijn vermeld, attenderen wij u op het risico dat het monteren van een trekhaak of elektrisch accessoire zonder artikelnummer van CITROËN met zich meebrengt. Hierdoor kunnen storingen in het elektrisch systeem van uw auto ontstaan. Raadpleeg eerst de fabrikant. 105 ACCESSOIRES 5

108 Uitrusting ACCESSOIRES 106 Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat u dit te bieden. ALLESDRAGERS Maximale belasting: 100 kg. Dit accessoire is niet beschikbaar voor de H-uitvoering. IMPERIAAL Monteer dwarsdragers op de daarvoor bestemde zes bevestigingspunten. Maximale belasting: 170 kg. GALERIJ IN HET INTERIEUR Hierin kunt u lange voorwerpen vervoeren die niet te zwaar zijn (leidingen, buizen, etc...). Dit accessoire is niet beschikbaar voor de H-uitvoering.

109 Uitrusting Gamma professionele uitrusting In een speciaal uitgegeven catalogus met accessoires vindt u verschillende uitrustingsen indelingsmogelijkheden, zoals: Imperiaal voor uitvoeringen met korte, middellange of lange wielbasis (alle typen laadstop). Loopplank, laadrol, treeplank. Trekhaak, kabelset. Imperiaals voor verschillende dakhoogten, dakstangen, ladder. Scheidingswanden en -roosters, vloerbeschermingsplaten van gelakt hout en met antisliplaag. Beschermingsroosters, multimedia. Daarnaast is een ander gamma van accessoires opgebouwd rond de thema's comfort, vrijetijdsbesteding en onderhoud: Inbraakalarm, graveren van ruiten, verbanddoos, veiligheidsvest, parkeerhulp achter, gevarendriehoek,... Stoelhoezen geschikt voor voorstoelen met zij-airbags, passagiersbank, rubber mat, moquettestoffen mat, sneeuwkettingen. Om te voorkomen dat de werking van de pedalen wordt gehinderd: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed bevestigd is, - leg nooit meerdere matten boven op elkaar. Autoradio's, handsfree-sets, luidsprekers, CD-wisselaar, navigatiesysteem,... Voordat nieuwe audio- en/of telematica-apparatuur wordt gemonteerd, moet aan de hand van de specificaties altijd worden gecontroleerd of deze kan worden gecombineerd met de standaarduitrusting van de auto en of het elektrische systeem van de auto er niet door wordt overbelast. Monteren van zenders voor radiocommunicatie Alvorens achteraf een zender voor radiocommunicatie in te bouwen met externe antenne op uw auto, adviseren wij u contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk CITROËN. Het CITROËN-netwerk zal u informeren over de gegevens van de zenders (frequentie, maximum vermogen, stand antenne, specifieke montagevoorschriften) die kunnen worden gemonteerd, conform de Richtlijn Elektromagnetische compatibiliteit automobielen (004/104/EG). Spatlappen vóór, spatlappen achter,... Ruitensproeiervloeistof, zekeringen, ruitenwisserbladen, reinigings-/ onderhoudsmiddelen voor interieur en exterieur, lampen,... Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van CITROËN voorkomen, kan storingen in het elektronische systeem van uw auto veroorzaken. Houd rekening met deze bijzonderheid en wij raden u aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer. Afhankelijk van het land van bestemming is de aanwezigheid van een veiligheidsvest, een gevarendriehoek en een lampenset in de auto verplicht. 107 ACCESSOIRES 5

110 Motorkap openen 108 MOTORKAP OPENEN Binnenzijde: - open het afdekkapje in de beenruimte bij de linker voorstoel. - trek de handgreep omhoog. Buitenzijde: zet de motorkap op een kier, druk de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op. Motorkapsteun Plaats de stang in een van de twee uitsparingen (afhankelijk van de gewenste hoogte) om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen. Controleer of de motorkap goed vergrendeld is. Waarschuwing "Motorkap open" Deze waarschuwing is alleen beschikbaar in combinatie met de alarmoptie. Als de motorkap niet goed gesloten is terwijl de motor draait of de auto rijdt, wordt u hiervoor gewaarschuwd door een pictogram en een afbeelding op het display in combinatie met een geluidssignaal.

111 Onder de motorkap Motorolie (bij)vullen. ONDER DE MOTORKAP DIESELMOTOREN 1 - Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. - Zekeringkast. 3 - Reservoir koelvloeistof. 4 - Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5 - Luchtfilter. 6 - Motoroliepeilstok. 7 - Motorolie (bij)vullen. 8 - Reservoir stuurbekrachtiging. 9 - Afneembaar sleepoog Handopvoerpomp ( a: 1,6 L HDi; b: L HDi) Trechter voor het bijvullen van motorolie ( L HDI). Ga als volgt te werk als uw auto van deze vulpijp is voorzien: A - Verwijder de olievuldop. B - Haal de vulpijp uit de houder. C - Plaats de vulpijp in de vulopening, zoals weergegeven in de afbeelding. D - Draai de vulpijp een kwart omwenteling naar links om deze te vergrendelen en vul het motorolieniveau bij. Voer om de vulpijp weer terug te plaatsen de handelingen in omgekeerde volgorde uit en vergeet niet de dop A stevig vast te draaien. ONDERHOUD 6

112 Onder de motorkap 110 BENZINEMOTOR 1. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.. Zekeringkast. 3. Reservoir koelvloeistof. 4. Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 5. Luchtfilter. 6. Motoroliepeilstok. 7. Motorolie (bij)vullen. 8. Reservoir stuurbekrachtiging. 9. Afneembaar sleepoog.

113 Niveaus NIVEAUS Voer de onderstaande controles regelmatig uit om uw auto in goede staat te houden. Raadpleeg de voorschriften bij het CITROËN-netwerk of in het garantie- en onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje zit. 111 Let erop dat u bij het eventueel verwijderen en monteren van de afdekkap van de motor, de bevestigingsclips niet beschadigt. Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel olie bijvullen. De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste auto te geschieden, met behulp van de oliepeilstok. Oliepeilstok merktekens op de peilstok: A = maxi. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als het oliepeil boven dit merkteken uitkomt. B = mini. Laat het oliepeil nooit onder dit merkteken uitkomen. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van de motoren en de emissieregelsystemen mogen in geen geval additieven aan de motorolie worden toegevoegd. Olie verversen Dit dient volgens het onderhoudsschema van de constructeur te worden uitgevoerd. Het is verplicht uitsluitend olieën te gebruiken met de door de constructeur voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg de voorschriften bij het CITROËN-netwerk. Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit de houder. Gebruik bij de liter HDi-motor de bijgeleverde trechter om olie bij te vullen via de vulopening van het carter. Controleer na het bijvullen het motorolieniveau (het niveau mag niet boven het bovenste merkteken uitkomen). Draai de olievuldop vast alvorens de motorkap te sluiten. Keuze van de viscositeitsgraad De olie dient in ieder geval aan de door de constructeur voorgeschreven normen te voldoen. Remvloeistof verversen De remvloeistof dient volgens de door de constructeur voorgeschreven intervallen te worden ververst. Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en aan de DOT4-normen voldoet. Het niveau dient steeds tussen de merktekens MINI en MAXI van het reservoir te staan. Raadpleeg als het reservoir vaak bijgevuld moet worden zo snel mogelijk het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. Verklikkerlampjes Zie in de rubriek het gedeelte "Cockpit" voor meer informatie over de verklikkerlampjes. ONDERHOUD 6

114 Niveaus 11 Koelvloeistofniveau Gebruik om ernstige motorschade te voorkomen uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator. Wacht voor werkzaamheden aan het koelsysteem ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat de koelventilator nog kan (gaan) werken als de sleutel uit het contactslot is verwijderd en het koelsysteem onder druk staat. Draai de dop eerst een kwart omwenteling los om de druk te laten dalen en te voorkomen dat de hete koelvloeistof uit het koelsysteem spuit. Trek, als de druk eenmaal gedaald is, de dop los en vul koelvloeistof bij. Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bijvullen Het niveau dient steeds tussen de merktekens MINI en MAXI van het expansievat te staan. Laat het koelsysteem, als meer dan 1 liter moet worden bijgevuld, controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Controleer het niveau van de stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op een vlakke ondergrond staat en de motor koud is. Draai de dop met geïntegreerde peilstok los en controleer of het niveau tussen de merktekens MINI en MAXI staat. Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers Wij adviseren u voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid de producten uit het CITROËN-gamma te gebruiken. Inhoud reservoir ruitensproeiers: ongeveer 4,5 liter. Als uw auto is voorzien van koplampsproeiers, bedraagt de inhoud van het reservoir 7,5 liter. Voor een optimale reiniging en om bevriezing te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegestaan. Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door het verklikkerlampje service in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display. Als dit bij draaiende motor gebeurt, komt dit doordat het roetfilter verstopt dreigt te raken (uitzonderlijke rij-omstandigheden: veelvuldig stadsverkeer, lage snelheid, lange files,...). Om het filter te regenereren, wordt geadviseerd zo snel mogelijk, indien de omstandigheden dit toelaten, gedurende minstens 5 minuten met een snelheid van 60 km/uur of hoger te rijden (totdat de melding op het display verdwijnt en het verklikkerlampje service uit gaat). Tijdens het regenereren van het roetfilter, kunnen enkele geluiden van het relais hoorbaar zijn onder het dashboard. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de melding niet verdwijnt en het lampje service blijft branden. Bijvullen Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

115 Controles CONTROLES Oliefilter Roetfilter (diesel) Accu Laat uw accu voor de winter door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral bij stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, te laten controleren. Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit behalve door lekkage van het remsysteem ook veroorzaakt worden door slijtage van de remblokken. Slijtage remschijven/-trommels Raadpleeg voor meer informatie over de controle van uw remschijven/-trommels het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt, moet de handrem zelfs tussen twee onderhoudscontroles worden afgesteld. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Vervang het oliefilterelement regelmatig, volgens het onderhoudsschema. Koolstoffilter en interieurfilter Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stofdeeltjes permanent en krachtig gefilterd worden. Een verstopt interieurfilter vermindert de prestaties van de airconditioning en kan nare geuren in het interieur veroorzaken. Wij adviseren u een gecombineerd interieurfilter de gebruiken. Danzij het specifieke tweede actieve filter, draagt het bij aan de zuivering van de door de inzittenden ingeademde lucht en aan een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, onaangename geuren en vette aanslag). Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor informatie over het vervangingsinterval van de filterelementen. Als de omgeving (veel stof) en de gebruiksomstandigheden van de auto (veel stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen. Raadpleeg in rubriek 6 het gedeelte "Onder de motorkap". Het roetfilter levert een actieve bijdrage aan het verbeteren van de luchtkwaliteit door het tegenhouden van onverbrande vuildeeltjes. Dit wordt automatisch en periodiek geregeld door het motormanagementsysteem. Dit lampje gaat branden als er kans is op verstopping van het roetfilter. Deze waarschuwing wijst op een beginnende verzadiging van het roetfilter (veelvuldige stadsritten: lage snelheden, verkeersopstoppingen ). Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als deze waarschuwing niet verdwijnt. Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties van de auto en heeft geen gevolgen voor het milieu. Om het filter te regenereren wordt aangeraden zo spoedig mogelijk, als de verkeerssituatie dit toelaat, gedurende ten minste 5 minuten met een snelheid van meer dan 60 km/h te gaan rijden (tot de waarschuwing verdwijnt). ONDERHOUD 6

116 Controles 114 Tijdens het regenereren kan een verhoogd stationair toerental worden waargenomen, kan de ventilator aanslaan en kan een hoge uitlaattemperatuur ontstaan. Het is dan ook raadzaam de auto uit de buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre bladeren, dennenaalden of bosrand) te parkeren om brandgevaar te voorkomen. Aftappen van water in het brandstoffilter Als dit lampje gaat branden, moet het brandstoffilter worden afgetapt. Om te voorkomen dat het lampje gaat branden kan het filter ook op regelmatige basis worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt. Draai de aftapplug aan het uiteinde van de transparante slang los. Ga door met aftappen tot al het water uit het filter is weggelopen via de transparante slang. Draai vervolgens de aftapplug weer vast. De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde motoren. Raadpleeg voor alle werkzaamheden het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. 1,6 l HDi l HDi Handgeschakelde versnellingsbak Laat het niveau controleren volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Raadpleeg de bladzijden in het garantie- en onderhoudsboekje, die betrekking hebben op de motoruitvoering van uw auto, voor het laten controleren van de belangrijkste niveaus en bepaalde onderdelen volgens het onderhoudsschema van de constructeur. Gebruik uitsluitend door CITROËN aanbevolen producten of gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om de werking van belangrijke organen zoals het remsysteem te optimaliseren, worden door CITROËN specifieke producten geselecteerd en aangeboden. Vanwege de kans op beschadiging van het elektrisch systeem is het reinigen van de motorruimte met een hogedrukreiniger niet toegestaan. Na het wassen kan er zich een laagje vocht, of in de winter ijs, vormen op de remschijven en remblokken: de remwerking kan daardoor afnemen. Rem een paar keer lichtjes om de remmen vocht- en ijsvrij te maken.

117 Innovatie voor nog betere prestaties Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & Development-teams van TOTAL voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste technologieën die in auto s van het merk CITROËN worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in het dagelijkse leven. Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de motor. Een optimale bescherming van uw motor Het gebruik van TOTAL smeermiddelen bij het onderhoud van uw CITROËN zorgt voor een langere levensduur en betere prestaties van de motor, waarbij tevens het milieu wordt gerespecteerd. prefereert

118 Brandstof 116 BRANDSTOF TANKEN Tanken Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur (volgens uitvoering) gesloten om te voorkomen dat de brandstofvulklep wordt beschadigd. - Open de brandstofvulklep. Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwart omwenteling. - Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de binnenzijde van de vulklep. Het is normaal dat bij het openen van de tankdop een geluid van aanzuigende lucht hoorbaar is, aangezien er een vacuüm ontstaat dat wordt veroorzaakt door de afdichting van het brandstofcircuit. Op een label staat de voorgeschreven soort brandstof aangegeven. Er moet minimaal 8 liter brandstof worden getankt om er voor te zorgen dat de brandstofmeter het niveau weer aangeeft. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automatisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank bedraagt ca. 80 liter. - Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep. Te laag brandstofniveau Zodra dit lampje gaat branden en als de wijzer aan het begin van het rode gebied staat, is het minimum brandstofniveau bereikt. Op dat moment is er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege brandstoftank te voorkomen. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.

119 Brandstof Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren BRANDSTOFTOEVOER UITGESCHAKELD 117 DIESEL Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer automatisch door de brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat knipperen, verschijnt een melding op het display. Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 en E4 (deze bevatten resp. 10% en 4% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 8 en EN Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazilië. Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 1414) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%). Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit). Controleer buiten de auto of u geen brandstof ruikt en of er geen brandstoflekkage is en herstel de brandstoftoevoer als volgt: - zet het contact af (stand STOP), - neem de sleutel uit het contactslot, - plaats de sleutel in het contactslot, - zet het contact aan en start de motor. HANDOPVOERPOMP DIESEL In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk het brandstofsysteem te ontluchten: - vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel, - bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in de motorruimte) tot u brandstof in de transparante slang ziet komen, - houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat. ONDERHOUD 6

120 Brandstof 118 KNOP VAN DE HANDOPVOERPOMP DIESEL In het geval van een lege brandstoftank is het mogelijk het brandstofsysteem te ontluchten met behulp van de drukknop: - vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel, - open de motorkap, - maak de beschermkap los om de drukknop van de handopvoerpomp te kunnen bereiken, - zet de kap aan de rechterzijde van de motor, - plaats de twee uitsparingen in de nokken aan de achterzijde van de motor om de beschermkap weer terug te plaatsen, Als de motor niet meteen aanslaat, blijf het dan niet proberen. Bedien de drukknop van de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw. - duw de drukknop krachtig in om de pomp in te schakelen; de brandstof verschijnt in de slang, - houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat, - druk de beschermkap vast, - sluit de motorkap.

121 Accu ACCU De accu bevindt zich in een ruimte onder de vloer, vóór de linker voorstoel. Deze sticker geeft aan dat er een speciale 1V-loodaccu is gebruikt die alleen losgekoppeld en/of vervangen mag worden bij het CITROËN-netwerk of bij een gekwalificeerde werkplaats. Het negeren van deze aanwijzing kan ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan vervanging toe is. Laden met behulp van een acculader: - maak de accupoolklemmen los, - volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader, - sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel, - controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een (witte of groene) oxidatielaag, neem dan de accukabels los en reinig de polen en de klemmen. Starten met een hulpaccu: - sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's, - sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu, - sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk van de accu verwijderd massapunt van de te starten auto, - stel de startmotor in werking en laat de motor draaien, - wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Het is raadzaam de accu los te koppelen als uw auto langer dan een maand buiten gebruik is. Wacht minuten na het uitzetten van het contact alvorens de accu los te koppelen. Maak de accupoolklemmen niet los bij draaiende motor. Laad de accu niet op zonder de accukabels los te nemen. Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn aangesloten, het contact AAN en wacht 1 minuut alvorens de motor te starten, zodat de elektronische systemen geïnitialiseerd kunnen worden. Raadpleeg het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats als er zich na deze handeling toch nog problemen voordoen. 119 SNEL WEER OP WEG 7

122 Accu ECO-MODUS 10 Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet contact na 30 minuten een aantal elektrische voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening, plafonniers, autoradio, enz.) automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. Op dat moment knippert het verklikkerlampje voor het laden van de accu en verschijnt er een melding op het display. Start de motor en laat deze enige tijd draaien om de bovengenoemde voorzieningen weer te kunnen gebruiken. De beschikbare tijd bedraagt het dubbele van de tijd dat de motor heeft gedraaid. Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en 30 minuten bedragen. Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.

123 Wiel repareren BANDENREPARATIESET De bandenreparatieset bevindt zich links achter in de auto. De set voor voorlopige bandenreparatie bestaat uit een compressor en een flacon (dat een afdichtmiddel bevat). Auto's die voorzien zijn van een set voor tijdelijke bandenreparatie hebben geen reservewiel, noch gereedschap (krik, slinger,...). Gebruik van de set - zet het contact af, - plak de sticker met de snelheidslimiet op het stuurwiel om u er aan te herinneren dat u met een tijdelijk gerepareerd wiel rijdt, - controleer of de schakelaar A in de stand "0" staat, - sluit de slang van de flacon 1 aan op het ventiel van de lekke band, - sluit de stekker van de compressor aan op de 1V-aansluiting van de auto, - start de motor en laat deze draaien, - activeer de compressor door op de schakelaar A in de stand "1" te drukken tot de bandenspanning,0 bar bedraagt, Als deze spanning na ongeveer vijf tot tien minuten niet bereikt kan worden, kan de band niet worden gerepareerd; raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om u te helpen. - verwijder de compressor, maak de flacon los en berg deze op in een lekvrije tas zodat de vloeistof geen vlekken achterlaat in uw auto, - rijd onmiddellijk ongeveer drie kilometer met beperkte snelheid (tussen 0 en 60 km/u), zodat het afdichtingsproduct het lek kan dichten, - zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning, SNEL WEER OP WEG 7

124 Wiel repareren 1 - sluit de slang van de compressor direct aan op het ventiel van de gerepareerde band, - sluit de stekker van de compressor opnieuw aan op de 1V-aansluiting van de auto, - start de motor opnieuw en laat deze draaien, - breng de band op de voorgeschreven spanning met behulp van de compressor (op spanning brengen: schakelaar A in de stand " 1 " ; spanning verminderen: schakelaar A in de stand " 0 " en knop B indrukken), zoals vermeld op de bandenspanningssticker (op de portierstijl aan bestuurderszijde); vergeet vervolgens niet te controleren of het lek goed is gedicht (geen lagere bandenspanning na enkele kilometers), - verwijder de compressor en berg de complete set op, - rijd met matige snelheid (maximaal 80 km/u) over een afstand van maximaal ongeveer 00 km, - neem zo snel mogelijk contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om de band door een technicus te laten repareren of te laten vervangen. Let op: de flacon met vloeistof bevat ethyleenglycol, dit middel is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen. Houd het middel buiten bereik van kinderen. De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof staat vermeld op de flacon. De flacon is voor eenmalig gebruik; eenmaal geopend moet de flacon vervangen worden. Werp de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij het CITROËN-netwerk of een officieel inzamelpunt. Vergeet niet een nieuwe flacon met afdichtingsproduct aan te schaffen, verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

125 Wiel verwisselen 1. PLAATSEN VAN DE AUTO - Zorg ervoor dat alle inzittenden de auto hebben verlaten en zich op een veilige plek bevinden Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond. - Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin tegenover het te verwisselen wiel met een wielblok (indien aanwezig). WIEL VERWISSELEN Volg onderstaande instructies op als uw auto is uitgerust met een reservewiel onder de auto. Onder bepaalde omstandigheden (terrein of zware belading) is het noodzakelijk de auto op te krikken om het reservewiel uit de houder te kunnen verwijderen. Roep in dat geval de hulp in van het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Schakel de niveauregeling (volgens uitvoering) uit. Zie in de rubriek 3 het gedeelte "Achtervering".. GEREEDSCHAP - Open de kunststof afdekkap links achter in de auto (volgens uitvoering). - Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel. 1. Wielsleutel.. Krik. 3. Sleepoog. De krik en het overige gereedschap zijn speciaal ontwikkeld voor uw auto. Gebruik deze niet voor andere doeleinden. SNEL WEER OP WEG 7

126 Wiel verwisselen RESERVEWIEL - Het reservewiel is vanaf de achterzijde bereikbaar. - Open het deksel bij de dorpel om bij de bout van de reservewielhouder te komen. - Neem de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel bij het te verwisselen wiel. U kunt de plafonnier inschakelen voor extra licht. - Open de achterdeuren. - Draai de bout los met de wielsleutel tot de reservewielhouder volledig gezakt is.

127 Wiel verwisselen VERWISSELEN - Verwijder de wieldop door deze los te trekken met behulp van het sleepoog. - Draai de wielbouten iets los. - Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik op een stevige ondergrond staat en zich loodrecht onder het steunpunt bevindt. - Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond. - Draai alle wielbouten geheel los. - Verwijder de wielbouten en het wiel. Draai de krik niet uit voordat de wielbouten van het te verwisselen wiel iets zijn losgedraaid en het wiel dat zich schuin tegenover het te verwisselen wiel bevindt, is geblokkeerd met een wielblok. SNEL WEER OP WEG 7

128 Wiel verwisselen 5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL - Plaats het wiel op de naaf en draai de wielbouten met de hand vast. - Draai de wielbouten met de wielsleutel enigszins vast. - Laat de auto volledig zakken door de krik omlaag te draaien en verwijder de krik vervolgens. - Draai de wielbouten met de wielsleutel volledig vast, zonder te forceren. - Berg het wiel met de lekke band op in de reservewielhouder. - Hang de reservewielhouder op aan de haak en draai deze omhoog met behulp van de bout en de wielsleutel. Controleer of het wiel en de reservewielhouder goed vast zitten tegen de vloer van de auto. - Let erop dat u het deksel bij de dorpel sluit. - Berg de sierdop op in de auto. Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt. Gebruik nooit ander gereedschap in plaats van de wielsleutel.

129 Sneeuwscherm 6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL 17 Het wiel dient op dezelfde manier te worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet bovendien niet de sierdop te monteren. Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Identificatie" voor de plaats van de sticker met informatie over de banden. Het noodreservewiel is niet geschikt voor het afleggen van lange afstanden, laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het noodreservewiel door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats controleren. Laat bovendien de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en het oorspronkelijke wiel in de plaats van het reservewiel monteren door het CITROËNnetwerk of een gekwalificeerde werkplaats. AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM Afhankelijk van het land van bestemming wordt het afneembare sneeuwscherm op het onderste gedeelte van de voorbumper geplaatst om een opeenhoping van sneeuw bij de koelventilateur van de radiateur te voorkomen. Vergeet niet het sneeuwscherm te verwijderen als de buitentemperatuur hoger is dan 10 C (en er geen kans op sneeuw meer is) of als de auto een aanhanger trekt. PLAATSEN - Breng het afneembare sneeuwscherm aan in de richting van de centreerstift A op de voorbumper. - Zet het scherm vast door de vier hoeken aan te drukken ter hoogte van de clips B. VERWIJDEREN - Steek een schroevendraaier in de opening ter hoogte van de clips. - Wip de vier clips B één voor één los. SNEL WEER OP WEG 7

130 Sneeuwkettingen Sneeuwkettingen 18 Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto. Uitsluitend de aangedreven wielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag niet worden voorzien van een sneeuwketting. Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto: Maat van de af fabriek gemonteerde banden 15/65 R15 15/60 R16 MICHELIN 15/60 R16 BRIDGESTONE Maximale afmeting van de schakels 1 mm Neem voor meer informatie over sneeuwkettingen contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid. Montagetips Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond. Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt. Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant. Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje met een snelheid van maximaal 50 km/h. Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn. Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Het is raadzaam voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.

131 Lamp vervangen Type A Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los. Type B Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in en draai hem linksom. 19 LAMPEN VERVANGEN LAMPEN Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt: Type C Halogeenlamp: duw de borgveer open en verwijder de lamp uit de lamphouder. Wacht na het uitschakelen van de verlichting enkele minuten alvorens een halogeenlamp te vervangen (om brandwonden te voorkomen). Raak de lamp niet met de hand aan, maar gebruik een droge, pluisvrije doek. Controleer na het vervangen of de verlichting goed werkt. SNEL WEER OP WEG 7

132 Lamp vervangen 130 KOPLAMPEN Open de motorkap. Steek uw hand achter de koplampunit om bij de lampen te komen. Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde. 1. Dimlicht/Grootlicht Type C, H4-55W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het middelste deksel. - Neem de stekker los. - Duw de borgveer open. - Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit op de groeven van de lampunit. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting.. Parkeerlicht Type A, W5W - 5W - Trek aan de rubber borglip en verwijder het deksel. - Trek aan de stekker om de met een drukbevestiging gemonteerde lamphouder los te nemen. - Vervang de lamp. - Plaats het deksel terug en controleer of het rondom goed aansluit voor een goede afdichting. 3. Richtingaanwijzers Type B, PY1W - 1W (amberkleurig) - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Druk de lamp iets in en draai hem linksom. - Vervang de lamp. 4. Mistlampen vóór Type C, H1-55W Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

133 Gebruik hogedrukreiniger Lamp vervangen Richt bij het wassen van hardnekkig vuil met een hogedrukspuit niet direct op de koplampen, de verlichting en omringende delen om te voorkomen dat de lak en de afdichting beschadigd raken. 131 ZIJKNIPPERLICHT Type A, WY5W - 5W (amberkleurig) - Druk het zijknipperlicht naar achteren en trek het los. - Houd de stekker vast en draai de lamphouder een kwart omwenteling naar links. - Draai de lamp een kwart omwenteling naar links, verwijder hem en vervang hem. - Breng het zijknipperlicht vanaf de achterzijde aan en duw hem naar de voorzijde van de buitenspiegel. De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zijknipperlichten) moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS Type A, 1V5W - 5W Voor/achter - Maak de plafonnier los door aan weerszijden een schroevendraaier door de gleuf te steken. - Trek de lamp los en vervang hem. - Bevestig het lampglas en controleer of het goed vastzit. SNEL WEER OP WEG 7

134 Lamp vervangen 13 ACHTERLICHTEN Zie voor meer informatie "Lampen". 1. Remlichten/achterlichten - Bepaal de plaats van de defecte lamp en open de achterdeuren in een hoek van 180. Raadpleeg in rubriek het gedeelte "Toegang tot de auto". Type B, P1/5W - 1/5W - Verwijder de twee bevestigingsmoeren. - Trek aan de buitenzijde de lampunit los.. Richtingaanwijzers Type B, PY1W - 1W (amberkleurig) 3. Achteruitrijlichten Type B, P1W - 1W 4. Mistachterlicht Type B, P1W - 1W - Maak de 8 borglippen los en verwijder de lamphouder uit de lampunit. - Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen. - Vervang de lamp. Let bij het monteren op het volgende: - maak de 8 borglippen vast, - controleer of de twee witte nokjes in de uitsparingen van het rubber komen voor een goede afdichting van de lamp, - controleer of de bedrading nergens klem zit.

135 Lamp vervangen 133 KENTEKENPLAATVERLICHTING Type A, W5W - 5W DERDE REMLICHT Type A, W5W - 5W Type B, P1 W - 1W Met achterklep - Wip het lampglas met behulp van een schroevendraaier op het door de pijl aangegeven punt los. - Vervang de lamp. - Breng het lampglas aan en druk het aan de bovenzijde vast. Met achterdeuren - Maak de bekleding aan de binnenzijde los. - Druk de borglip opzij en neem de stekker los. - Verwijder de plastic afdekkap. - Draai de lamphouder een kwart omwenteling linksom. - Vervang de lamp. Lamp, bereikbaar vanaf de buitenzijde (achterdeuren) - Draai de twee bouten los met behulp van een Torx TM -sleutel met 0 mm-hulpstuk. - Verwijder de lampunit. - Vervang de lamp. Type B, P1W - 1W Lamp op de bovenste deur - Verwijder de bouten met behulp van een 8 mm-sleutel. - Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen. - Vervang de lamp. Lamp, bereikbaar via de binnenzijde (achterklep) - Draai de twee bouten los met behulp van een Torx TM -sleutel met 0 mm-hulpstuk. - Verwijder de kunststof afdekkap. - Druk de twee borglippen uit elkaar en verwijder de lamphouder. - Druk de defecte lamp iets in en draai hem linksom om hem te verwijderen. - Vervang de lamp. SNEL WEER OP WEG 7

136 Zekering vervangen ZEKERINGEN VERVANGEN 134 De drie zekeringkasten bevinden zich: - aan de rechterzijde van het dashboard (achter het wegklapbare opbergvak), - in het interieur (accucompartiment), - onder de motorkap. Er is een extra zekeringkast aanwezig (volgens uitvoering) voor de trekhaakaansluiting en aansluitingen voor een carrosserieopbouw (plancher cabine). Deze bevindt zich rechts achter de scheidingswand. De aanwijzingen in dit boekje hebben uitsluitend betrekking op zekeringen die door de gebruiker vervangen kunnen worden. Raadpleeg voor overige werkzaamheden het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Voor technici: raadpleeg voor alle informatie met betrekking tot zekeringen en relais de elektrische schema's van de "Reparatiemethoden" die verkrijgbaar zijn via het netwerk. Vervangen van een zekering Voordat u een zekering vervangt, dient u eerst de oorzaak van de storing op te sporen en te (laten) verhelpen. Vervang een defecte zekering altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte. CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt door het monteren van extra accessoires die niet door CITROËN aanbevolen en geleverd worden, of door voorzieningen die niet volgens haar voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt met name voor apparatuur met een gezamenlijk stroomverbruik van meer dan 10 milliampère.

137 Zekering vervangen Zekeringen F Ampère A Functie Ruitenwisser achter - Vrij 3 5 Elektronische eenheid airbags 4 10 Sensor verdraaiing stuurwiel, diagnoseaansluiting, sensor ESC, handbediende ventilatie, schakelaar koppelingspedaal, koplampverstelling, pomp roetfilter ZEKERINGEN DASHBOARD (RECHTS) - Kantel het opbergvak omlaag en trek het met kracht naar buiten om bij de zekeringen te komen Elektrisch verstelbare buitenspiegels, motor ruitbediening passagierszijde 6 30 Voeding ruitbediening vóór 7 5 Plafonniers en verlichting dashboardkastje 8 0 Multifunctioneel display, sirene inbraakalarm, autoradio, CD-wisselaar, autoradio/telefoon, servicecentrale trekhaakaansluiting (montage achteraf), aansluitingen carrosserieopbouw (plancher cabine) 9 10 Diagnoseaansluiting laadruimte Wagenhoogteregeling achter, stuurkolomschakelaars, instrumentenpaneel Diagnoseaansluiting, contact-/stuurslot 1 15 Handsfree set, elektronische eenheid airbags, elektronische eenheid parkeerhulp 13 5 Servicecentrale motor, servicecentrale trekhaakaansluiting Regensensor, automatische airconditioning, instrumentenpaneel Vergrendeling/ontgrendeling/supervergrendeling te openen carrosseriedelen 16 - Vrij Achterruitverwarming, verwarming buitenspiegels Alleen verwarming buitenspiegels SNEL WEER OP WEG 7

138 Zekering vervangen 136 Zekeringen F Ampère A Functie 1 30 Stoelverwarming 0/- Acculaadmodule/Vrij 3 40/50 Servicecentrale trekhaakaansluiting (montage achteraf)/ Aansluitingen carrosserieopbouw (plancher cabine) 4 - Vrij Sloten achterdeuren Sloten achterdeuren 38 0 Ruitenwisser achter (achterdeuren) 39 - Vrij ZEKERINGEN INTERIEUR - Maak het deksel van het accucompartiment los. - Verwijder de rode accuklem (+). Sluit het deksel na de werkzaamheden zorgvuldig Inklapbare spiegels

139 Zekering vervangen Zekeringen F Ampère A Functie Elektronische eenheid motor, brandstof- en luchtinlaatsysteem, motorventilateurgroep 15 Claxon 3 10 Pomp ruitensproeiers voor en achter 4 0 Pomp koplampsproeiers 5 15 Brandstofsysteem 6 10 Stuurbekrachtiging, extra schakelaar rempedaal 7 10 Remsysteem (ABS/ESC) 8 0 Bediening startmotor 9 10 Hoofdschakelaar rempedaal ZEKERINGEN ONDER DE MOTORKAP - Open de motorkap en schuif de steun van het reservoir van de ruitensproeiervloeistof weg om gemakkelijker bij de zekeringen te kunnen komen. - Maak de zekeringkast los en kantel deze omlaag om bij de zekeringen te komen Brandstof- en luchtinlaatsysteem, emissieregeling Ventilatie vóór 1 30 Ruitenwissers vóór Intelligente servicecentrale (BSI) Vrij SNEL WEER OP WEG 7

140 Zekering vervangen 138 Zekeringen F Ampère A Functie 1 15 Vrij 15 Relais contact en optionele generator 3 15 Voeding 1 V aanhanger 4 15 Permanente voeding carrosserieopbouw 5 10 Alarmknipperlichten ZEKERINGEN TREKHAAKAANSLUITING/ CARROSSERIEOPBOUW/ PLANCHER CABINE De specificaties in dit document dienen uitsluitend ter indicatie, want deze zijn afhankelijk van de door de carrosseriebouwer aan deze extra zekeringkast toegekende functies.

141 Ruitenwisserblad vervangen 139 WISSERBLADEN VERVANGEN De ruitenwissers vóór in een speciale stand zetten - Beweeg de ruitenwisserschakelaar binnen één minuut na het afzetten van het contact omlaag om de ruitenwissers naar de voorruitstijlen te bewegen (speciale stand). Vervangen van een wisserblad vóór - Til de ruitenwisserarm op. - Maak het wisserblad los en verwijder het. - Monteer het nieuwe wisserblad. - Zet de ruitenwisserarm terug. Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers in de ruststand te zetten. Vervangen van het wisserblad achter - Til de ruitenwisserarm op, maak de clip los en verwijder het wisserblad. - Monteer het nieuwe wisserblad en zet de ruitenwisserarm terug. SNEL WEER OP WEG 7

142 Slepen van uw auto 140 SLEPEN VAN DE AUTO Zonder takelen (4 wielen op de grond) Gebruik hiervoor altijd een sleepstang. Aan de voorzijde - maak het klepje aan de onderkant los met behulp van het vlakke gedeelte van het sleepoog, - draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Aan de achterzijde - maak het klepje los met behulp van een muntstuk of het platte uiteinde van het sleepoog, - draai het demonteerbare sleepoog vast tot het stuit. Getakeld ( wielen op de grond) Het takelen van de wagen bij de wielen geniet de voorkeur. Auto met handgeschakelde versnellingsbak (diesel) Zet de versnellingshendel van een auto met handgeschakelde versnellingsbak in de neutraalstand. Als dit advies niet wordt gevolgd, kunnen tijdens het slepen bepaalde onderdelen van het remsysteem beschadigd raken en bestaat de mogelijkheid dat de rembekrachtiging na het opnieuw starten van de motor niet meer werkt.

143 Slepen van uw auto Algemene aanwijzingen Volg de huidige wetgeving in uw land op. Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept. De bestuurder van de auto die wordt gesleept moet over een geldig rijbewijs beschikken. Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden. Bij het slepen van de auto met stilstaande motor zijn de rem- en stuurbekrachtiging uitgeschakeld. Laat uw auto in de volgende gevallen slepen door een professioneel bergingsbedrijf : - als de auto is gestrand op de autosnelweg, - bij auto's met vierwielaandrijving, - als het niet mogelijk is de versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de handrem los te zetten, - bij takelen met slechts twee wielen op de grond, - bij het ontbreken van een goedgekeurde sleepstang SNEL WEER OP WEG 7

144 14 Afmetingen

145 Afmetingen AFMETINGEN (IN MM) De auto is leverbaar in lengten (L1, L) en hoogten (H1, H). Raadpleeg de onderstaande tabellen: L1 H1 H1 H L L Totale lengte H Totale hoogte 1894 * / * / 76 A Wielbasis B Overhang vóór 975 C Overhang achter Totale breedte: zonder stootlijsten 1870 D met stootlijsten 1895 buitenspiegels ingeklapt 1986 buitenspiegels uitgeklapt 194 E Spoorbreedte vóór F Spoorbreedte achter I Lengte laadvloer J Maximale hoogte laadruimte K Maximale breedte laadruimte 1600 M Breedte tussen wielkasten 145 Draaicirkel tussen stoepranden (m) 1,18 1,59 Maximale beladingen (kg) Nuttig laadvermogen Nuttige hoogte 170 m * Waarde luchtvering achter. TECHNISCHE GEGEVENS 8

146 Afmetingen 144 ACHTERDEUREN (mm) L1 L H1 H1 H N Nuttige hoogte O Nuttige breedte 137

147 Afmetingen SCHUIFDEUR (mm) L1 L H1 H1 H P Hoogte Q Breedte 94 TECHNISCHE GEGEVENS 8

148 146 Afmetingen

149 Afmetingen PLANCHER CABINE (mm) 147 L L Totale lengte 5016 A Wielbasis 31 B Overhang vóór 975 C Overhang achter 90 Maximale overhang opbouw 140 D Totale breedte (zonder buitenspiegels) 1895 E Spoorbreedte vóór 1574 F Spoorbreedte achter Maximaal toelaatbaar treingewicht - - Maximaal toelaatbare belasting vooras Maximaal toelaatbare belasting achteras 1700 TECHNISCHE GEGEVENS 8

150 Gewichten GEWICHTEN EN AANHANGERGEWICHTEN (KG) 148 Raadpleeg voor meer informatie het kentekenbewijs van uw auto. Houd u aan het in uw land voorgeschreven maximale aanhangergewicht. Raadpleeg voor meer informatie over de mogelijkheden voor het trekken van een aanhanger en over het maximum treingewicht het CITROËN-netwerk. Verminderde belading auto Als het maximale totaalgewicht van de auto nog niet is bereikt, kan er lading naar de aanhanger worden verplaatst. Zorg er in elk geval voor dat het maximale aanhangergewicht en het treingewicht (aangegeven in het kentekenbewijs) niet worden overschreden. Neem de aanhangergewichten van uw auto in acht. Het aanhangergewicht geremd met verminderde belading van de auto kan worden verhoogd op voorwaarde dat de belading van de auto zoveel wordt verminderd dat het maximum toegestaan treingewicht niet wordt overschreden. Bij een hoge buitentemperatuur zullen ter bescherming van de motor de prestaties minder zijn. Verminder als de buitentemperatuur hoger is dan 37 C het maximale aanhangergewicht tot 700 kg, zonder bagage naar de auto te verplaatsen. Maximumsnelheid bij het trekken van een aanhanger: 100 km/h (neem de plaatselijk geldende maximumsnelheid in acht).

151 TECHNISCHE GEGEVENS 149 8

152 Identificatie 150 IDENTIFICATIEGEGEVENS A. Constructeursplaatje 1 - Serienummer VF. - Maximum technisch toegestane massa totaal. 3 - Maximum toegestaan treingewicht Maximum aslast vóór Maximum aslast achter. B. Serienummer op de carrosserie. Gebruik het platte uiteinde van het sleepoog om het klepje te openen. C. Banden en kleurcode van de lak. De sticker C op het voorportier geeft de volgende informatie: - de maat van de velgen en banden, - de door de constructeur aanbevolen bandenmerken, - de bandenspanning (deze moet minstens eens per maand bij koude banden gecontroleerd worden), - de kleurcode van de lak.

153 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 9.1

154 URGENCE-OPROEP OF ASSISTANCE-OPROEP 9. CITROËN OPROEP NAAR URGENCE MET LOKALISERING Druk in geval van nood langer dan seconden op deze toets. Het knipperen van het groene LED-lampje en een geluidssignaal g bevestigen dat de oproep p naar de alarmcentrale CITROËN-Urgence is verstuurd *. Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd. Het groene LED-lampje dooft. Wanneer u deze toets op een willekeurig moment langer dan 8 seconden ingedrukt houdt, annuleert u de oproep. Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht. Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit. Deze oproep wordt beheerd door de CITROËN-Urgence alarmcentrale die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwalificeerde hulpdiensten. In landen waar de alarmcentrale niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (11), zonder lokalisatie. Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft waargenomen, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan. Indien u gebruik maakt van de dienst CITROËN etouch, beschikt u ook over aanvullende diensten via uw persoonlijke pagina MyCITROEN op de CITROËN-internetsite voor uw land. Surf hiervoor naar * Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid. Raadpleeg het CITROËN-netwerk. CITROËN OPROEP NAAR ASSISTANCE MET LOKALISERING Druk langer dan seconden op deze toets voor het aanvragen van hulp bij het stranden van de auto. Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep is verstuurd. * Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de aanvraag geannuleerd. Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht. WERKING VAN HET SYSTEEM Bij het aanzetten van het contact, gaat het groene lampje 3 seconden branden. Dit duidt op een goede werking van het systeem. Het oranje lampje knippert: er is een storing in het systeem. Het oranje lampje blijft branden: de noodbatterij moet vervangen worden. Raadpleeg in beide gevallen het CITROËNnetwerk. Wanneer u uw auto buiten het CITROËN-netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de aanwezigheid van deze diensten bij het netwerk te laten controleren en eventueel configureren. In een meertalig land kunt u het systeem laten configureren in de officiële landstaal van uw voorkeur. Om technische redenenen, zoals het verbeteren van de telematicadiensten aan de klant, behoudt de constructeur zich het recht voor om op elk willekeurig moment het telematicasysteem in de auto te wijzigen.

155 emyway GPS-NAVIGATIE MULTIMEDIA-AUTORADIO/ BLUETOOTH-TELEFOON Dit systeem is zodanig gecodeerd dat het uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Wanneer de eco-modus is geactiveerd schakelt het systeem zichzelf na het afzetten van de motor automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. INHOUD 01 Basisfunctie - Bedieningspaneel blz. 0 Algemene werking blz. 03 Bediening op stuur blz. 04 Audio-instellingen blz. 05 Navigatie blz. 06 Verkeersinformatie blz. 07 Telefoneren blz. 08 Radio blz. 09 Multimediaspelers blz. 10 Configuratie blz. 11 Boordcomputer blz Menustructuur display blz. 9.5 Veelgestelde vragen blz

156 01 BASISFUNCTIES Lang indrukken: toegang tot de " Audio-instellingen ": klankkleur, lage-/hoge-tonenregeling, loudness, verdeling, balans links-rechts, balans voor-achter, automatische volumecorrectie. Toegang tot het menu " RADIO " en weergave van de zenderlijst. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron tuner. Toegang tot het Menu " MUSIC " en weergave van de tracks of de afspeellijsten van de CD/MP3/ Apple -apparatuur. Lang indrukken: weergave van het paneel met audio-regelknoppen voor de geluidsbron "MEDIA" (CD/USB/iPod/Streaming/AUX). Draaiknopje voor selecteren en bevestigen: Selecteren van een item op het display en bevestigen van uw keuze door het knopje kort in te drukken. Als er geen menu of lijst wordt weergegeven: druk het knopje kort in om een contextmenu op te vragen, afhankelijk van de weergave op het scherm. Draaien bij weergave van de kaart: in/- uitzoomen op de kaart. Kort indrukken (motor afgezet): aan/uit. Kort indrukken (draaiende motor): uit-/inschakelen van geluidsbron. Instellen geluidsvolume (het geluidsvolume van elke geluidsbron wordt afzonderlijk ingesteld, ook dat van de verkeersinformatie en de navigatie-aanwijzingen). Kort indrukken: selecteren van een opgeslagen radiozender. Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de huidige radiozender. Toets MODE: Selecteren van het type permanente weergave. Lang indrukken: Black panelfunctie (DARK). Toegang tot het menu " Navigatie " en weergave van de laatste bestemmingen. 9.4

157 01 BASISFUNCTIES Toegang tot het menu " Configuratie ". Lang indrukken: toegang tot het GPS-bereik en de demo-modus. Toegang tot het menu "Telefoon" en weergave van de laatste gesprekken of inkomend gesprek accepteren. Selecteren: - vorige/volgende item in een lijst of een menu. - vorige/volgende mediabestand. - vorige/volgende radiofrequentie (stap voor stap). - vorige/volgende MP3-bestand. Omhoog/omlaag voor de functie " De kaart verplaatsen ". Lang indrukken: resetten van het systeem. Toegang tot het menu " Verkeersinformatie TMC " en weergave van de actuele verkeersinformatie. Huidige bewerking afbreken, terug naar vorige map. Lang indrukken: terug naar vorige weergave. Selecteren: - vorige/volgende radiozender (automatisch). - vorige/volgende nummer van een CD of mediaspeler. - linker of rechter gedeelte van het scherm als er een menu wordt weergegeven. Links/rechts voor de functie " De kaart verplaatsen ". 9.5

158 0 ALGEMENE WERKING Druk een paar keer achter elkaar op de toets MODE om naar de volgende menu's te gaan: "RADIO" "KAART OP VERKLEIND SCHERM" (tijdens navigatie) "TELEFOON" (tijdens communicatie) " KAART OP VOLLEDIG SCHERM " SETUP : INSTELLINGEN: datum en tijd, configuratie weergave, geluid. Geluidsbron veranderen: RADIO : RADIO als geluidsbron. MUSIC: MUSIC als geluidsbron. Gebruik voor het schoonmaken van het display een zacht, niet-schurend doekje (bijvoorbeeld een brillendoekje) zonder schoonmaakmiddel. Raadpleeg de rubriek "Menustructuur display" voor een gedetailleerd overzicht van de keuzemogelijkheden binnen de menu's. 9.6

159 0 ALGEMENE WERKING WEERGAVE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Door de draaiknop in te drukken krijgt u toegang tot de snelkeuzemenu's. 1 1 DTMF-tonen Ophangen 1 Bestemming kiezen Adres invoeren RADIO: TA in-/uitschakelen RDS in-/uitschakelen TELEFOON (tijdens communicatie): 1 1 Veranderen van frequentieband Verkeersbericht (TA) FM AM Privémodus In de wacht zetten MULTIMEDIASPELERS, CD OF USB (afhankelijk van media): Afspeelwijze: Normaal Willekeurig Willekeurig op elk medium Herhalen KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG OF VERKLEIND SCHERM: 1 Navigatie stoppen/hervatten Adresboek GPS-coördinaten Alternatieve route Kaart verplaatsen Info plaats Als bestemming kiezen Als etappe kiezen Deze plaats opslaan (contacten) Kaartmodus verlaten Navigatiecriteria 9.7

160 03 STUURKOLOMSCHAKELAARS RADIO: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. Selecteren van het volgende item uit het adresboek. RADIO: selecteren van de volgende radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD: selecteren van het volgende nummer. CD: ingedrukt houden: snel vooruitspoelen. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bellen vanuit het adresboek. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan seconden indrukken: toegang tot het adresboek. Mute; geluid onderbreken: gelijktijdig indrukken van de toetsen van de volumeregeling. Geluid weer inschakelen: indrukken van een van de twee toetsen van de volumeregeling. Volume verlagen. RADIO: selecteren van de vorige radiozender in de lijst. Lang indrukken: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. CD: selecteren van het vorige nummer. CD: ingedrukt houden: snel terugspoelen. 9.8

161 04 AUDIO-INSTELLINGEN Deze zijn op te vragen met de toets MUSIC op het bedieningspaneel of door de toets RADIO (afhankelijk van de geluidsbron) even ingedrukt te houden. De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling dankzij het Arkamys -systeem) in de auto is belangrijk voor de kwaliteit van de weergave en kan worden afgestemd op het aantal inzittenden. - " Klankkleur " (6 verschillende opties) - " Bassen " - " Hoge tonen " - " Loudness " (In-/uitschakelen) - "Verdeling" (" Bestuurder ", " Alle passagiers ") - " Balans " (Links/Rechts) - " Fader " (Voor/Achter) - " Autom. volume " afhankelijk van de rijsnelheid (In-/ uitschakelen) De ( Klankkleur, Bassen, Hoge tonen en Loudness ) zijn voor elke geluidsbron apart in te stellen. De instellingen van de verdeling van het geluid en de balans zijn voor alle geluidsbronnen gelijk. 9.9

162 05 NAVIGATIE Naar het menu "NAVIGATIE" Raadpleeg het CITROËNnetwerk om updates voor de kaartgegevens te verkrijgen. "N Navigatie ig tii " Druk op NAV. Druk kort op het uiteinde van de lichtschakelaar om de laatste gesproken instructie te herhalen. Selecteer " Opties " in het navigatiemenu en vervolgens " Laatste bestemmingen wissen " en bevestig uw keuze om de laatste bestemmingen te wissen. Selecteer " Ja " en bevestig uw keuze. Het is niet mogelijk om één enkele bestemming te wissen Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of

163 05 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN EEN NIEUWE BESTEMMING KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer een plaats uit de lijst en bevestig uw keuze. U kunt ook een lijst met plaatsen in het opgegeven land opvragen door een paar letters op te geven en dit te bevestigen met "Lijst". Draai aan de draaiknop en selecteer OK om uw keuze te bevestigen. Selecteer " Een bestemming kiezen " en bevestig uw keuze, selecteer dan " Adres invoeren " en bevestig uw keuze. Vul de gegevens zoals " Weg " en "Nummer/Kruising " op dezelfde manier in. Selecteer " Land " en bevestig uw keuze. Selecteer " Opslaan " om de adreskaart op te slaan. U kunt maximaal 400 kaarten opslaan. Selecteer " Plaats " en bevestig uw keuze om de plaats van bestemming op te slaan. Selecteer één voor één de letters van de plaats en bevestig elke letter steeds met het draaiknopje. Bevestig met "OK" om het navigeren te starten. Selecteer een navigatiecriterium: " Snelste route ", " Kortste route " of beste route " Afstand/Tijd ", en selecteer indien gewenst, aanvullende criteria zoals: " Met tolwegen ", " Met veerpont ", of " Verkeersinformatie " en bevestig uw keuze met " OK". 9.11

164 05 NAVIGATIE EEN BESTEMMING KIEZEN NAAR EEN VAN DE LAATSTE BESTEMMINGEN NAAR EEN CONTACT UIT HET ADRESBOEK Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Navigeren naar een uit het adresboek van de telefoon geïmporteerd adres is alleen mogelijk als het adresbestand compatibel is met het systeem. Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze om het navigeren te starten. Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". De laatste bestemmingen verwijderen: - Druk op " NAV". - Selecteer "Navigatie-opties" en bevestig. - Selecteer "Laatste bestemmingen wissen" en bevestig. Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer vervolgens " Adresboek " en bevestig uw keuze. Selecteer de gewenste bestemming en bevestig uw keuze met "OK " om het navigeren te starten. 9.1

165 05 NAVIGATIE GPS-COÖRDINATEN ALS BESTEMMING INVOEREN NAAR EEN PUNT OP DE KAART Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Druk, als de kaart op het scherm wordt weergegeven, op OK om naar het contextmenu te gaan. Selecteer dan " Kaart verplaatsen " en bevestig uw keuze. Selecteer en bevestig " Bestemming kiezen ", selecteer " GPS-coördinaten " en bevestig uw keuze. Verplaats de cursor op het scherm met de navigatietoets om een bestemmingspunt te kiezen. Voer de GPS-coördinaten in en bevestig uw invoer met " OK" om het navigeren te starten. Druk op OK voor het contextmenu van de functie " Kaart verplaatsen ". Selecteer " Als bestemming kiezen " of " Als tussenstop kiezen " en bevestig uw keuze. 9.13

166 05 NAVIGATIE NAAR POINTS OF INTEREST (POI) Points of interest (POI) zijn openbare gebouwen en diensten in de omgeving (hotels, bedrijven, vliegvelden...). Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Zoeken op Naam " om POI's op naam in plaats van op afstand te zoeken. Selecteer "Een bestemming kiezen" en bevestig dit, selecteer vervolgens "Een adres invoeren" en bevestig dit. Zoek een POI in één van de rubrieken op de volgende pagina's. Selecteer en bevestig " POI " en selecteer en bevestig dan " Rondom huidige plaats " om een POI in de buurt te zoeken. Selecteer en bevestig " POI " om een POI in een etappe op te nemen, selecteer vervolgens " Op de route " en bevestig uw keuze. Om een POI als bestemming op te geven moet u eerst het land en de plaats opgeven (zie "Naar nieuwe bestemming"), vervolgens " POI " selecteren en bevestigen en dan " Dichtbij " selecteren en bevestigen. Selecteer de gewenste POI en bevestig uw keuze met "OK " om het navigeren te starten. 9.14

167 05 POI-LIJST NAVIGATIE Dit pictogram verschijnt als er zich meerdere Points of Interest in hetzelfde gebied bevinden. Door op dit pictogram in te zoomen kunt u de verschillende Points of Interest bekijken. De exacte procedure voor het updaten van POI's is beschikbaar op de website " ". * Afhankelijk van beschikbaarheid in het land. 9.15

168 05 INSTELLEN WAARSCHUWINGSMELDINGEN RISICOGEBIEDEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Deze functies zijn alleen beschikbaar als de risicogebieden zijn gedownload en in het systeem zijn geïnstalleerd. De gedetailleerde procedure voor het updaten van de risicogebieden is beschikbaar op de website Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze; selecteer vervolgens " Risicogebieden instellen " en bevestig uw keuze U kunt nu kiezen uit: - "Zichtbare meldingen" - "Meldingen met geluidssignalen" - "Alleen meldingen weergeven bij het navigeren" - "Alleen meldingen geven bij een te hoge snelheid". U kunt de tijd tussen het moment van de waarschuwing voor een Risicogebied en het passeren van het risicogebied instellen. Selecteer " OK" om de instellingen te bevestigen.

169 05 NAVIGATIE EEN ETAPPE TOEVOEGEN ETAPPES BEHEREN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Herhaal de handelingen 1 en, selecteer " Etappes Ordenen/Wissen " en bevestig uw keuzes om etappes te beheren. Selecteer " Etappes en routes " en bevestig uw keuze. Selecteer de etappe die u wilt verplaatsen. Selecteer " Etappe toevoegen " en bevestig uw keuze. Het adres van de etappe geeft u als bestemming op via " Adres invoeren ", een kaart uit het " Adresboek ", of uit " Laatste bestemmingen ". Selecteer en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan. Selecteer " Verwijderen " om een etappe te verwijderen. Selecteer " Dichtbij " om in de buurt van de etappe te komen of " Strikt " om de etappe heel precies te rijden. Bevestig met "OK" om het navigeren te starten en globaal de richting aan te geven. 9.17

170 05 NAVIGATIE NAVIGATIEOPTIES CRITERIA VOOR DE BEREKENING Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer " Rekencriteria definiëren " en bevestig uw keuze. Met deze functie kunt u de verschillende criteria voor het berekenen van de route instellen: - de soort route (" Snelste route ", " Kortste route ", " Afstand/Tijd "), - aanvullende criteria zoals (" Met tolwegen " of " Met veerpont "), - al of niet rekening houden met de verkeersinformatie (" Verkeersinformatie "). Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Als u opgeeft dat het systeem rekening moet houden met de verkeersinformatie, wordt er automatisch een nieuwe route berekend als de verkeerssituatie daar aanleiding toe geeft. Selecteer " OK" en bevestig uw keuze om de instellingen op te slaan. 9.18

171 05 NAVIGATIE KAARTEN BEHEREN POINTS OF INTEREST OP DE KAART KIEZEN Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer één of meer categorieën die u op het scherm wilt zien. Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. Selecteer " Standaard " om alleen " Tankstations, garages " en " Risicogebieden " (indien gedownload) weer te geven op de kaart. Selecteer " Gegevens van de kaart " en bevestig uw keuze. Selecteer " OK" en bevestig uw keuze, selecteer nogmaals "OK" en bevestig dit opnieuw om de instellingen op te slaan. 9.19

172 05 NAVIGATIE ORIËNTERING VAN DE KAART Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Selecteer: - " Op auto georiënteerd " om de kaart op de auto te richten, - " Op noorden georiënteerd " om de kaart altijd naar het noorden te richten, - "Perspectief " om de kaart in perspectief te zien. Selecteer " Kaartbeheer " en bevestig uw keuze. In het menu " SETUP " kunt u de kleur van de kaart veranderen door weergave bij "Dag" of "Nacht" te kiezen. Selecteer " Oriëntering van de kaart " en bevestig uw keuze. De straatnamen worden op de kaart weergegeven bij een schaal van 100 m of kleiner. 9.0

173 05 GESPROKEN NAVIGATIEBERICHTEN INSTELLEN VOLUMEREGELING/UITSCHAKELEN Het volume van de instructies kunt u ook instellen via het menu " SETUP " / " Spraaksynthese ". Het instellen van het volume is mogelijk door de volumeknop te bedienen tijdens de weergave van een route-aanwijzing. Selecteer de volumeweergave en bevestig uw keuze. Druk op NAV voor het menu " Navigatie ". Stel het gewenste volume in en bevestig uw keuze. Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Selecteer "Uitschakelen " om de gesproken instructies uit te schakelen. Selecteer " Instellen gesproken berichten " en bevestig uw keuze. Selecteer " OK" en bevestig uw keuze. 9.1

174 05 NAVIGATIE MANNENSTEM/VROUWENSTEM Druk op SETUP voor het configuratiemenu. Selecteer " Spraaksynthese " en bevestig uw keuze. Selecteer " Mannenstem kiezen " of " Vrouwenstem kiezen " en bevestig uw keuze met " Ja ". Het systeem wordt vervolgens opnieuw opgestart. 9.

175 06 VERKEERSINFORMATIE Naar het menu "VERKEERSINFORMATIE" "V Verkeersinformatie e kee si fo attie TMC C" Druk op " TRAFFIC ". Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of 9.3

176 06 VERKEERSINFORMATIE INSTELLEN VAN DE FILTERS EN DE WEERGAVE VAN TMC-BERICHTEN Een TMC-bericht (Trafic Message Channel) is informatie met betrekking tot het verkeer en het weer die in real time wordt ontvangen en doorgestuurd naar de bestuurder in de vorm van gesproken berichten en visuele waarschuwingen op de navigatiekaart. Het navigatiesysteem kan in dat geval een alternatieve route voorstellen. Druk op TRAFFIC voor weergave van het menu "Verkeersinformatie TMC". Het systeem biedt de keuze: - " Bewaar alle berichten : ", of - " Bewaar de berichten : " " Rondom de auto ", (bevestig de opgegeven kilometers om dit te wijzigen en de afstand te kiezen), " Op de route ". Selecteer de functie "Geografisch filter" en bevestig uw keuze. Bevestig met "OK" om de wijzigingen op te slaan. Wij adviseren: - een filter op de route en - een filter rondom de auto van: - 0 km in de stad, - 50 km op de snelweg. 9.4

177 06 VERKEERSINFORMATIE BELANGRIJKSTE PICTOGRAMMEN TMC Zwart-blauwe driehoek: algemene informatie, bijvoorbeeld: VERKEERSBERICHTEN BELUISTEREN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar verkeersberichten. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra een verkeersbericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD, USB,...) automatisch onderbroken en wordt het verkeersbericht weergegeven. Zodra het verkeersbericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Druk op RADIO om het menu "FM / AMband" weer te geven. Rood-gele driehoek: verkeersberichten, bijvoorbeeld: Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Schakel "Verkeersbericht" in of uit en bevestig uw keuze. Het geluidsvolume van de verkeersberichten kunt u alleen instellen tijdens de weergave van een dergelijk bericht. U kunt de functie op elk moment in- of uitschakelen door op de toets te drukken. Druk tijdens een verkeersbericht op de toets wanneer u het bericht wilt onderbreken. 9.5

178 9.6

179 07 TELEFONEREN Naar het menu "TELEFOON" In de bovenbalk wordt steeds aangegeven "T Telefoon elefoo " Geen verbinding met een telefoon. Druk op PHONE. Verbinding met een telefoon. Binnenkomend gesprek. Uitgaand gesprek. Bezig met synchroniseren van adresboek. Communicatie met telefoon bezig. Selecteer een nummer in de lijst en bevestig uw keuze met "OK" om een gesprek te starten. Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). of Als u verbinding met een andere telefoon maakt, wordt de lijst met de laatste gesprekken gewist. 9.7

180 07 TELEFONEREN BLUETOOTH-TELEFOON KOPPELEN EERSTE KOPPELING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan de handsfree-set mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd als de auto stilstaat. Ga voor meer informatie (compatibiliteit, extra hulp, enz.) naar www. citroen.nl. Activeer de Bluetooth-functie van uw telefoon en stel deze zo in dat de telefoon "gezien" wordt. Selecteer " Randapparatuur zoeken " en bevestig uw keuze. Er verschijnt een overzicht van de apparatuur die waargenomen is. Wacht tot de knop " Verbinden " verschijnt. Selecteer het gewenste apparaat in de lijst, kies dan " Verbinden " en bevestig uw keuze. Druk op deze toets. Selecteer " Bluetooth-functies " en bevestig uw keuze. Het systeem stelt voor: - het profiel " Handsfree functie " (alleen telefoon), - het profiel " Audio " (streaming: lezen van muziekbestanden van de telefoon), - of beide profielen " Alle ". Selecteer met "OK" en bevestig uw keuze. 9.8

181 07 TELEFONEREN De beschikbaarheid van diensten hangt af van het GSM-netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Controleer in de gebruiksaanwijzing van uw telefoon en informeer bij uw provider welke diensten voor u toegankelijk zijn. Kies het profiel " Handsfree functie " als u geen muziek wilt beluisteren. Accepteer een automatische verbinding met de telefoon als u wilt dat de telefoon automatisch aangesloten wordt bij het starten van de auto. Het systeem kan maar één profiel kiezen als de telefoon geen extra functies heeft. U kunt allebei de profielen als standaardinstelling kiezen. Het is afhankelijk van het type telefoon of het systeem u vraagt om toestemming voor de overdracht van uw telefoonboek. Kies een code voor de verbinding en bevestig uw invoer met " OK". Bij terugkomst in de auto wordt de verbinding met de laatst aangesloten telefoon binnen ongeveer 30 seconden na het aanzetten van het contact, automatisch weer tot stand gebracht (Bluetooth actief en apparatuur "zichtbaar"). Om het profiel van de automatische verbinding te veranderen, moet u de koppeling met de desbetreffende telefoon ongedaan maken en de telefoon daarna met het nieuwe profiel opnieuw koppelen. Voer dezelfde pincode als die van de telefoon in om de verbinding tot stand te brengen. 9.9

182 07 TELEFONEREN ADRESBOEK / SYNCHRONISEREN CONTACTEN Druk op PHONE en selecteer " Contacten beheren " en bevestig uw keuze. Selecteer " Nieuw contact " om een nieuw contact op te slaan. Selecteer "Sorteren op achternaam/ voornaam" om de contacten in de gewenste volgorde weer te geven. Selecteer " Alle contacten wissen " om de opgeslagen contacten uit het geheugen te verwijderen. Selecteer " Alles importeren " om alle contacten van de telefoon te importeren en op te slaan. Als een contact eenmaal geïmporteerd is, blijft het zichtbaar, ook als u een andere telefoon aansluit. Selecteer " Synchronisatie-opties ": - Geen synchronisatie: alleen de in het geheugen g van het systeem opgeslagen g contacten (altijd aanwezig). - Contacten van telefoon weergeven: alleen de contacten die in het geheugen g van de telefoon zijn opgeslagen. - Contacten van simkaart weergeven: alleen de contacten die op de simkaart van de telefoon zijn opgeslagen. - Alle contacten weergeven: de contacten die in het geheugen g van de telefoon én op de simkaart zijn opgeslagen. Selecteer " Status van contactengeheugen " als u wilt weten hoeveel contacten er in het geheugen zijn opgeslagen en hoeveel ruimte er nog over is. 9.30

183 07 TELEFONEREN Druk op PHONE, selecteer dan " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Importeren " om één contact naar het systeem te kopiëren. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw keuze. Selecteer " Verwijderen " om een opgeslagen contact uit het systeem te verwijderen. Selecteer OK of Selecteer " Bellen " om het nummer te bellen. druk op de Return-toets om dit menu te verlaten. Selecteer " Openen " om een extern contact weer te geven of een opgeslagen contact te wijzigen. Een extern contact moet altijd eerst geïmporteerd worden voordat u het kunt wijzigen. Het contact wordt in het geheugen van het systeem opgeslagen. Contacten in het adresboek van de telefoon of op de simkaart kunnen niet verwijderd of gewijzigd worden. Verwijderen van opgeslagen adressen: - Druk op PHONE. - Selecteer "Contacten". - Selecteer "Contacten weergeven" en bevestig, selecteer vervolgens het adres. - Selecteer "Wissen" en bevestig. (Deze handeling moet voor ieder contact afzonderlijk worden uitgevoerd). 9.31

184 07 TELEFONEREN BELLEN EEN NUMMER BELLEN Gebruik de telefoon liever niet onder het rijden. Stop op een veilige plaats om te bellen als u gelegenheid hebt en gebruik bij voorkeur de toetsen op het stuur. EEN CONTACT BELLEN Druk keer op PHONE. Druk op TEL of keer op PHONE. Selecteer " Contacten " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bellen " en bevestig uw keuze. Toets het nummer in op het virtuele toetsenbord door de cijfers te selecteren en daarna te bevestigen Bevestig met "OK" om het ingevoerde telefoonnummer te bellen. Selecteer het gewenste contact en bevestig uw invoer. Als u het contact via de toets PHONE hebt opgevraagd, selecteert u " Bellen " en bevestigt u uw keuze. Selecteer het nummer en bevestig uw keuze om het bellen te starten. 9.3

185 07 TELEFONEREN EEN GESPREK BEËINDIGEN LAATSTE NUMMERS BELLEN Druk op PHONE en selecteer "OK " om een gesprek te beëindigen. Druk op TEL, selecteer " Lijst gesprekken " en bevestig uw keuze, U kunt ook de toets TEL even ingedrukt houden. of Druk op PHONE voor een overzicht van de laatste gesprekken. U kunt ook keer kort achter elkaar op de toets TEL op het stuur drukken. Selecteer het gewenste nummer en bevestig uw keuze. U kunt ook de toets MODE indrukken tot het telefoonscherm verschijnt. Druk keer op PHONE, selecteer en bevestig " Telefoonfuncties " en dan " De gesprekkenlijst wissen " als u de lijst met de laatste gesprekken wilt wissen. Druk vervolgens op "OK " voor het contextmenu, selecteer " Verbreken " en bevestig uw keuze om het gesprek te beëindigen. 9.33

186 07 TELEFONEREN EEN INKOMEND GESPREK Als u gebeld wordt, klinkt een beltoon en verschijnt een popupvenster op het scherm. Standaard is het systeem ingesteld op Ja" om het gesprek aan te nemen. Druk op " OK " om het gesprek aan te nemen. Selecteer " Nee " en bevestig uw keuze om het telefoontje te weigeren. Druk de toets TEL even in om een gesprek aan te nemen. Houd de toets TEL langer ingedrukt om een gesprek te weigeren. 9.34

187 07 TELEFONEREN OPTIES TIJDENS EEN GESPREK * Druk tijdens het gesprek een paar keer op de toets MODE om het telefoonmenu te selecteren en druk vervolgens op "OK" om naar het contextmenu te gaan. Selecteer " DTMF-tonen " om het numerieke toetsenbord te kunnen gebruiken voor het kiezen van eventuele opties die u in een gesprek worden aangegeven. Selecteer " Verbreken " om het gesprek te beëindigen. Of druk deze toets even in. Selecteer " Privé-modus " en bevestig uw keuze om het gesprek rechtstreeks via de telefoon te voeren. Of selecteer " Hands-freefunctie " en bevestig uw keuze om het gesprek via de luidsprekers van de audio-installatie weer te geven. U kunt ook een conference-call met 3 deelnemers houden. Start daarvoor eerst afzonderlijke gesprekken* en selecteer dan " Conference" in het contextmenu dat verschijnt als u deze toets indrukt. Selecteer en bevestig " In de wacht zetten " om het gesprek in de wacht te zetten. Of selecteer " Gesprek hervatten " en bevestig uw keuze om een gesprek dat in de wacht is gezet, voort te zetten. * Afhankelijk van het type telefoon en het abonnement. 9.35

188 07 TELEFONEREN BEHEER VAN TELEFOONVERBINDINGEN BELTONEN INSTELLEN Druk twee keer op PHONE. Druk keer op PHONE. Selecteer " Telefoonfuncties " en bevestig uw keuze. Selecteer " Bluetooth-functies ". Selecteer " Lijst met gekoppelde randapparatuur " en bevestig uw keuze. U kunt nu: - verbinding maken met de geselecteerde telefoon via " Verbinden " of de verbinding " Verbreken ", - de koppeling met de geselecteerde telefoon verbreken. U kunt ook alle koppelingen tegelijk verbreken. Selecteer " Opties beltonen " en bevestig uw keuze. U kunt het volume en het type beltoon instellen. Selecteer "OK" en bevestig uw keuze om de wijzigingen op te slaan. 9.36

189 9.37

190 08 RADIO Naar het menu "RADIO" " FM / AM-band " Druk op RADIO. Wissel tussen het menu en de lijst (links/rechts). Druk op of of gebruik de draaiknop om de vorige of volgende zender van de lijst te kiezen. of 9.38

191 08 RADIO VERANDEREN VAN FREQUENTIEBAND SELECTEREN VAN EEN ZENDER Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. De kwaliteit van de ontvangst wordt aangegeven door het aantal actieve golven in dit symbool. Druk op RADIO of druk op "OK" om het contextmenu weer te geven. Alfabetisch Druk op RADIO, kies de gewenste zender en bevestig uw keuze. Selecteer " Veranderen van frequentieband". Automatisch zoeken Druk op of om automatisch naar lagere of hogere frequenties te zoeken. Of draai het knopje van de bediening op het stuur. Selecteer "AM / FM" en bevestig uw keuze. Handmatig zoeken Druk op of om stapsgewijs naar een andere frequentie te zoeken. 9.39

192 08 RADIO EEN ZENDER OPSLAAN RDS INSCHAKELEN EN UITSCHAKELEN Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen. Houd, nadat u een zender hebt geselecteerd, een van de toetsen van het numerieke toetsenbord gedurende seconden ingedrukt om deze zender op te slaan in het geheugen. Er klinkt een piepje ter bevestiging. Druk op RADIO. Druk op een van de toetsen van het numerieke toetsenbord om de onder dat nummer opgeslagen zender op te vragen. Of druk en draai aan het knopje op het stuur. Selecteer " Opties " en bevestig uw keuze. Schakel "RDS-volgsysteem" in of uit en bevestig uw keuze. 9.40

193 9.41

194 09 Naar het menu "MUZIEK-MEDIA" " MEDIA " Druk op MUSIC. Wisselen van de lijst in het menu (links/rechts). of 9.4

195 09 CD, MP3-CD, USB-SPELER INFORMATIE EN ADVIEZEN De autoradio speelt bestanden met de extensie "wma,.aac,.flac,.ogg,.mp3" met een bitrate van 3 kbps tot 30 kbps af. Ook bestanden met een VBR (Variable Bit Rate) kunnen worden afgespeeld. Geluidsbestanden met een andere extensie (.mp4,.m3u,...) kunnen niet worden afgespeeld. WMA-bestanden moeten van het type WMA9 Standaard zijn. De bemonsteringsfrequenties (sampling rates) zijn 11,, 44 en 48 khz. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en vermijd speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Het systeem is geschikt voor externe geluidsdragers (USB of ipod via USB-kabel - niet meegeleverd). Indien een USB-stick die verscheidene partities bevat wordt aangesloten op het systeem, wordt alleen de eerste partitie herkend. U kunt deze apparatuur bedienen via de audioinstallatie van de auto. Het aantal tracks is beperkt tot een maximum van 000, 999 tracks per map. Als het stroomverbruik op de USB-poort boven de 500 ma uitkomt, wordt het systeem in de beschermmodus geschakeld en uitgezet. Andere randapparatuur, die bij het aansluiten niet door het systeem wordt herkend, moet met een kabel (niet meegeleverd) op de Jack-plug worden aangesloten. Selecteer bij het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid in (maximaal 4 x) voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. Een USB-stick moet geformatteerd zijn naar FAT 16 of 3 om te kunnen worden afgespeeld. Als tegelijkertijd een Apple -speler en een USB-stick zijn aangesloten, werkt het systeem niet. Gebruik voor een goede werking bij voorkeur originele Apple USB-kabels. 9.43

196 09 MULTIMEDIASPELERS AUDIOBRONNEN Plaats de CD in de speler, steek de USB-stick in de USB-poort of sluit de USB-apparatuur via een kabel (niet meegeleverd) op de USB-poort aan. Het systeem maakt gebruik van afspeellijsten (in het tijdelijke geheugen). Het maken van deze lijsten kan enkele seconden of soms enkele minuten duren nadat het apparaat voor de eerste keer is aangesloten. Het verwijderen van alle andere dan muziekbestanden en het verminderen van het aantal afspeellijsten zal het aanmaken van deze afspeellijsten versnellen. De afspeellijsten worden iedere keer na het opnieuw aanzetten van het contact of het aansluiten van een USB-stick vernieuwd. De autoradio slaat de lijsten echter wel op en als ze niet zijn gewijzigd, is de laadtijd korter. Het afspelen volgt na een korte tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. GELUIDSBRON KIEZEN Via de toets SOURCE op het stuur kunt u van de ene naar de andere geluidsbron overschakelen. "RADIO " "STREAMING " " CD/CD MP3 " "AUX " "USB, IPod" Druk op MUSIC voor het menu " MEDIA ". Selecteer " Volgende medium " en bevestig uw keuze. Herhaal deze handelingen tot u de gewenste geluidsbron tegenkomt (de radio kan geselecteerd worden met SOURCE of RADIO). 9.44

197 09 MULTIMEDIASPELERS EEN TRACK SELECTEREN Vorige track. / MUSIC: Overzicht van tracks en afspeellijsten op USB of CD Volgende track. / Omhoog en omlaag in de lijst. / / Vorige afspeellijst. Volgende afspeellijst. Bevestigen, verder in de menustructuur. / / Snel vooruit. Snel achteruit. Even ingedrukt houden Even ingedrukt houden / / Terug in de menustructuur. + / Pauze: SRC even ingedrukt houden. / 9.45

198 09 MULTIMEDIASPELERS APPLE -SPELER AANSLUITEN STREAMING AUDIO Sluit een Apple -speler met behulp van een geschikte kabel (niet meegeleverd) aan op de USB-aansluiting. Het afspelen begint automatisch. Streaming audio biedt de mogelijkheid om muziekbestanden op de telefoon via de audio-installatie in de auto af te spelen. De bediening gebeurt via de audio-installatie in de auto. De beschikbare indeling is die van het aangesloten apparaat (artiesten / albums / genres / playlists / audiobooks / podcasts). De standaardindeling is de indeling per artiest. Om dit te veranderen moet u terug naar het eerste niveau in de structuur om vervolgens een andere indeling te selecteren (bijvoorbeeld playlists). Bevestig uw keuze voordat u in de structuur weer afzakt naar de gewenste track. De modus "Shuffle tracks" bij de ipod correspondeert met de modus "Random" bij de autoradio. De modus "Shuffle album" bij de ipod correspondeert met de modus "Random all" bij de autoradio. De modus "Shuffle tracks" wordt standaard weergegeven bij aansluiten van het apparaat. Maak een verbinding met de telefoon: zie het hoofdstuk "TELEFONEREN". Kies het profiel " Audio " of " Alle ". Als de weergave niet automatisch begint, kan het zijn dat u de audioweergave moet starten via de telefoon. Het bedienen is mogelijk via de randapparatuur of met de toetsen van de autoradio. De softwareversie van de autoradio kan incompatibel zijn met de generatie van uw Apple -speler. De lijst van compatibele uitrusting en een update voor de software zijn verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk. Als de streaming audio eenmaal is gestart, wordt uw telefoon als een geluidsbron beschouwd. Wij adviseren de functie " Herhalen " voor Bluetooth-apparatuur in te schakelen. 9.46

199 09 MULTIMEDIASPELERS AUX-INGANG GEBRUIKEN AUDIOKABEL (JACK/USB) NIET MEEGELEVERD Sluit het externe apparaat (MP3-/WMA-speler) met een geschikte audiokabel aan op de AUX-ingang (JACK of USB). Selecteer "AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen" en bevestig uw keuze. Stel eerst het volume van het externe apparaat in (luid). Regel daarna het volume van de audio-installatie in de auto. Druk op MUSIC voor weergave van het menu " MUSIC ". De bediening gebeurt via het externe apparaat. 9.47

200 10 CONFIGURATIE WEERGAVE INSTELLEN Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ". Selecteer " Kies de kleur " en bevestig uw keuze om de weergave van de kleuren en de kaart op het scherm in te stellen: - stand "Dag", - stand "Nacht", - automatische dag/nacht-stand, op basis van het branden van de verlichting. Selecteer " Configuratie weergave " en bevestig uw keuze. Selecteer " Lichtsterkte instellen " en bevestig uw keuze om de lichtsterkte in te stellen. Druk op " OK " om de wijzigingen op te slaan. De instellingen voor dag en nacht zijn onafhankelijk van elkaar. 9.48

201 10 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN Druk op SETUP voor het menu " Configuratie ". Selecteer "Minuten synchroniseren via GPS" om de instelling van de minuten automatisch te laten doen door het systeem. Selecteer " Configuratie display " en bevestig uw keuze. Selecteer het item dat u wilt wijzigen. Druk op de toets OK om de selectie te bevestigen, verander de instelling en bevestig de wijziging nogmaals om de nieuwe gegevens op te slaan. Verander de instellingen één voor één. Selecteer vervolgens "OK" op het scherm en bevestig de wijzigingen om ze in het geheugen op te slaan. Selecteer " Datum en tijd instellen " en bevestig uw keuze. 9.49

202 9.50

203 11 BOORDCOMPUTER BOORDCOMPUTER ENKELE DEFINITIES Druk meerdere keren op de toets MODE tot de boordcomputer wordt weergegeven. - Het tabblad "auto" met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand. - Het tabblad "1" (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1". - Het tabblad "" (traject ) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variëren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 10 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 30 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). Druk op de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om de volgende informatie van de boordcomputer op het display weer te geven. 9.51

204 1 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "Navigatie" BASISFUNCTIE KEUZE A keuze A1 keuze A KEUZE B... Een bestemming kiezen Adres invoeren Adresboek GPS-coördinaten Etappes en route Etappe toevoegen Adres invoeren Adresboek 3 1 Laatste bestemmingen Etappes ordenen/wissen Alternatieve route Gekozen bestemming Opties Definiëren rekencriteria Snelste route Kortste route Afstand / Tijd Met tolwegen Met veerpont Verkeersinformatie Gesproken berichten instellen Laatste bestemmingen wissen Risicozones instellen Kaartbeheer Oriëntering van de kaart Op auto georiënteerd Op noorden georiënteerd Perspectief Gegevens van de kaart De kaart verplaatsen Cartografie en update Beschrijving van bestand met risicogebieden Navigatie stoppen/hervatten Snelste route Kortste route Afstand / Tijd Met tolwegen Met veerpont Verkeersinformatie 9.5

205 1 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "TRAFFIC" Geografisch filter Bewaar alle berichten Bewaar de berichten Rondom de auto Op de route TMC-zender kiezen TMC automatisch volgen TMC handmatig volgen Lijst van TMC-zenders Verkeersinformatie aan/uit MENU "Telefoon" 1 1 Nummer kiezen Contacten 1 Bellen Openen Importeren Verwijderen Annuleren Contacten beheren Nieuw contact Sorteren op voornaam/achternaam Alle contacten wissen Alles importeren Synchronisatie-opties Geen synchronisatie Contacten van telefoon weergeven Contacten van simkaart weergeven Alle contacten weergeven Staat van de contacten Telefoonfuncties Opties beltonen De gesprekkenlijst wissen Bluetooth-functies Lijst met gekoppelde randapparatuur Verbinden Verbreken Wissen Alles wisen Annuleren Randapparatuur zoeken Naam van radiotelefoon wijzigen Verbreken 9.53

206 1 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "RADIO" Veranderen van frequentieband AM / FM 3 Opties Verkeersbericht RDS-volgsysteem Audio-instellingen Klankkleur Geen Klassiek Jazz Rock Techno Spraak Bassen Hoge tonen Volume Ingeschakeld / Uitgeschakeld Verdeling Bestuurder Alle passagiers Balans L-R Fader Autom. volume Ingeschakeld / Uitgeschakeld Zenderlijst updaten MENU "MUSIC" Veranderen van medium CD BT Streaming USB/iPod AUX Afspeelmodus Normaal Willekeurig Willekeurig op hele medium Herhalen Audio-instellingen AUX-ingang inschakelen/ uitschakelen 9.54

207 1 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MENU "SETUP" Instellingen weergave Kleur kiezen Harmonie Cartografie Dagstand Nachtstand Dag/Nacht auto. Lichtsterkte instellen Datum en tijd instellen Eenheden kiezen Gesproken berichten instellen Volume van de instructies 1 Taalkeuze Français English Italiano Portuguese Español Deutsch Nederlands Türkçe Polski Русский 1 Parameters auto * 3 3 Parkeerhulp Werking van de ruitenwissers Inschakelen van de ruitenwisser achter bij het inschakelen van de ACHTERUITVERSNELLING Configuratie verlichting Duur van de follow me home-verlichting Bochtverlichting 3 Sfeerverlichting 3 3 Functie dagrijverlichting 1 Boordcomputer Logboek waarschuwingen Status van functies Mannenstem kiezen/vrouwenstem kiezen * De parameters zijn afhankelijk van de uitvoering van de auto. 9.55

208 VEELGESTELDE VRAGEN In de volgende tabel vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over uw radio. VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De route wordt niet berekend. De criteria kunnen tegenstrijdig zijn met de huidige plaatsbepaling (bijv. geen tolwegen terwijl de auto zich op een autosnelweg met tol bevindt). Controleer de criteria in het Menu "Navigatie"\ "Opties"\"Rekencriteria definiëren". De POI's worden niet aangegeven. De POI's zijn niet geselecteerd. Selecteer de POI's in de lijst met POI's. De POI's zijn niet gedownload. Download de POI's van de website: " ". Het geluidssignaal van de "Risicogebieden" functioneert niet. Het geluidssignaal is niet geactiveerd. Activeer het geluidssignaal in het menu "Navigatie"\"Opties"\"Risicogebieden instellen". Het systeem stelt bij belemmeringen geen alternatieve routes voor. Er wordt geen rekening gehouden met de actuele verkeersinformatie. Selecteer de functie "Verkeersinformatie" in het overzicht met criteria. Ontvangst van een melding van een "Risicogebied" dat niet op mijn route ligt. Het systeem meldt alle "Risicogebieden" die zich buiten de route in een bepaalde zone rondom de auto bevinden. Hierdoor worden ook "Risicogebieden" gesignaleerd die zich op nabij gelegen routes of op parallelbanen bevinden. Zoom in op de kaart om de exacte positie van het "Risicogebied" te kunnen bepalen. Selecteer "Op de route" om de waarschuwingen buiten de route uit te schakelen of om de tijdsduur tussen het moment van de melding en het passeren van het risicogebied te verkorten. 9.56

209 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige files op de route worden niet direct gemeld. Bij het opstarten heeft het systeem enkele minuten nodig om de verkeersinformatie te ontvangen. Het filter is te krap ingesteld. Wacht tot de verkeersinformatie goed wordt ontvangen (weergave van de icoontjes van de verkeersinformatie op de kaart). Verander de instellingen via "Geografisch filter". De hoogte wordt niet weergegeven. Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen. In bepaalde landen is alleen voor de hoofdwegen (autosnelwegen...) verkeersinformatie beschikbaar. Bij het opstarten kan de initialisatie van het GPS tot 3 minuten duren voordat er meer dan 4 satellieten correct worden ontvangen. De kwaliteit van de GPS-ontvangst kan worden beïnvloed door de omgeving (tunnel...) en het weer. Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de telefoon is uitgeschakeld of dat uw telefoon niet zichtbaar is voor het systeem. De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem. Dit is een normaal verschijnsel. Het systeem is afhankelijk van de beschikbare verkeersinformatie. Wacht tot het systeem volledig is opgestart. Controleer of het GPS van ten minste 4 satellieten een signaal ontvangt (druk lang op de toets SETUP, selecteer vervolgens "GPS-bereik"). Dit is een normaal verschijnsel. De werking van het systeem is afhankelijk van de ontvangst van het GPS-signaal. - Controleer of de Bluetooth-functie van uw telefoon is ingeschakeld. - Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op "Vind mij" staat. Een overzicht van compatibele Bluetoothtelefoons is verkrijgbaar bij het netwerk. Het signaal van de aangesloten Bluetoothtelefoon is niet hoorbaar. Het geluid is afhankelijk van zowel het systeem als de telefoon. Verhoog het volume van de radio eventueel tot het maximum en verhoog het geluidsniveau van de telefoon indien nodig. Het geluid wordt verstoord door omgevingsgeluiden. Beperk het omgevingsgeluid (ramen sluiten, aanjager lager zetten, snelheid verminderen enz.). 9.57

210 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Sommige contacten komen dubbel voor in de lijst. De contacten worden niet in alfabetische volgorde weergegeven. Het systeem ontvangt geen SMS-berichten. De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Na het laden van een CD of het aansluiten van een USB-stick moet u enige tijd wachten. Bij het synchroniseren worden de contacten op de simkaart en/of die in het geheugen van de telefoon overgenomen. Als beide geheugens worden gesynchroniseerd kan het voorkomen dat sommige contacten dubbel worden overgenomen. Sommige telefoons hebben speciale weergave-opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen contacten in een bepaalde volgorde worden overgenomen. De Bluetooth-functie stuurt geen SMS-berichten door naar het systeem. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De gebrande CD is niet compatibel met de CD-speler. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de audioinstallatie wordt herkend. Bij het plaatsen van een nieuwe gegevensdrager leest het systeem een aantal gegevens uit (index, titel, artiest, enz.). Dit kan enkele seconden tot enkele minuten duren. Kies "Contacten van simkaart weergeven" of "Contacten van telefoon weergeven". Verander de instellingen voor de weergave van contacten in de telefoon. - Controleer of de CD op de juiste wijze in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de rubriek "AUDIO". - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. Dit is een normaal verschijnsel. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, klankkleur) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0 en kies geen klankkleur. 9.58

211 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Soms wordt de informatie tijdens de weergave van een mediaspeler niet correct weergegeven. De audio-installatie kan sommige karakters niet weergeven. Gebruik standaard karakters voor de benaming van nummers en afspeellijsten. Bij streaming audio start het lezen van bestanden niet. De namen van de nummers en de speelduur verschijnen niet op het scherm bij streaming audio. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Ik kan sommige opgeslagen zenders uit de lijst niet ontvangen. De naam van de zender verandert. De aangesloten randapparatuur biedt geen mogelijkheid om het lezen automatisch te starten. De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid niet. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving waarin u rijdt (bergen, hoge gebouwen, bruggen, tunnels enz.) kan leiden tot een slechte ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of een parkeergarage). De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd. Sommige zenders sturen in plaats van een naam andere informatie mee (titel van het actuele nummer enz.). Het systeem beschouwt deze informatie als de naam van de zender. Start het afspelen via de aangesloten randapparatuur. Activeer de functie "RDS" via het snelmenu om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de radio. Laat de antenne controleren door het CITROËNnetwerk. 9.59

212 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het instellen van de bassen en hoge tonen is de geluidssfeer niet meer geselecteerd. Na het selecteren van een geluidssfeer staan de bassen en hoge tonen weer op 0. Bij het veranderen van de balans wordt de gekozen geluidsverdeling uitgeschakeld. Bij het veranderen van de geluidsverdeling worden de instellingen van de balans uitgeschakeld. Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). De geluidssfeer is gekoppeld aan de bassen en hoge tonen. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans. Het is niet mogelijk deze afzonderlijk van elkaar in te stellen. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (Volume, Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. Wijzig de instelling van de bassen en de hoge tonen of de geluidssfeer om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. Wijzig de instelling van de balans of de geluidsverdeling om de gewenste geluidskwaliteit te verkrijgen. Controleer of de audio-instellingen (Volume, Bassen, Hoge tonen, Klankkleur, Loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (Bassen, Hoge tonen, Fader, Balans) in de middelste stand te zetten, de klankkleur "Lineair" te selecteren en de functie Loudness AAN te zetten als de CD-speler is geselecteerd en UIT te zetten als de radio is geselecteerd. 9.60

213 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Na het afzetten van de motor wordt het systeem na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. Het afspelen van de muziek op mijn USBstick begint pas na lang wachten (ongeveer tot 3 minuten). Als de motor is afgezet, blijft het systeem nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-mode van het systeem is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick kunnen staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave). Start de motor om de accu op te laden. Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de mappenstructuur van de USB-stick. Als ik met mijn iphone verbinding maak met de telefoonfunctie en ik hem gelijktijdig op de USBpoort aansluit, kan ik de muziekbestanden niet afspelen. Als de iphone automatisch verbinding maakt met de telefoonfunctie, forceert deze de streamingfunctie. De streamingfunctie krijgt voorrang boven de USB-functie die daardoor niet gebruikt kan worden. Bij apparatuur van Apple wordt in dat geval een gedeelte van de track niet afgespeeld. Koppel de USB-aansluiting los en sluit deze weer aan (de USB-functie krijgt dan voorrang boven de streamingfunctie). 9.61

214 9.6

215 Autoradio AUTORADIO / BLUETOOTH INHOUD Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitend in uw auto functioneert. Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren bij stilstaande auto. Enkele minuten na het afzetten van de motor kan de autoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt. 01 Basisfuncties 0 Stuurkolomschakelaars 03 Hoofdmenu 04 Audio 05 USB Box 06 Bluetooth functies 07 Configuratie 08 Boordcomputer 09 Menustructuur displays Veelgestelde vragen blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz

216 01 BASISFUNCTIES Selecteren van de geluidsbron: radio, audio-cd-/mp3-cd-speler, USB, Jack-aansluiting, streaming audio, AUX-ingang. Selecteren van het golfbereik FM1, FM, FMast en AM. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/ rechts, loudness, geluidssferen. Weergave van de lijst radiozenders. Lang indrukken: nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten (CD / USB). Huidige bewerking verlaten. Uitwerpen van de CD. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT. Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie * (programmatypen radio). Selecteren van de weergave op het display: Datum, audiofuncties, boordcomputer en telefoon. Automatisch zoeken naar zenders in aflopende/ oplopende volgorde. Selecteren van het vorige/ volgende nummer van de CD, MP3 of USB. Aan/uit en volumeregeling. Bevestigen. Met de toets DARK kan de weergave van het display worden gewijzigd voor extra rijcomfort 's nachts. 1 e keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte. e keer indrukken: display volledig uitschakelen. 3 e keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave. Toetsen 1 t/m 6: Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender. Lang indrukken: opslaan van een zender als voorkeuzezender. Weergave van het algemene menu. Selecteren van een lagere/hogere radiofrequentie. Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst. Selecteren van bestandenlijst / muziekstijl / artiest / vorige of volgende afspeellijst van het USB-apparaat. * Beschikbaar afhankelijk van uitvoering. 9.64

217 0 STUURKOLOMSCHAKELAARS Radio: selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender. USB : selecteren van het genre / artiest / index van de lijst. Selecteren van het vorige/volgende item van een menu. Radio: automatisch zoeken naar zenders in oplopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het volgende nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld vooruitspoelen. Naar een ander item van de lijst. Volume verhogen. Wijzigen van de geluidsbron. Bevestigen van een selectie. Telefoon opnemen/ophangen. Langer dan seconden indrukken: toegang tot het telefoonmenu. Mute: geluid onderbreken door het gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen. Geluid weer inschakelen: druk op een van de twee volumetoetsen. Volume verlagen. Radio: automatisch zoeken naar zenders in aflopende volgorde. CD/MP3/USB: selecteren van het vorige nummer. CD/USB: continu indrukken: versneld terugspoelen. Naar een ander item van de lijst. 9.65

218 03 GELUIDSBRON : radio, CD, USB, externe apparatuur. TELEFOON : handsfree set, koppelingen, gespreksbeheer. > MONOCHROOM DISPLAY C BOORDCOMPUTER : afstanden invoeren, waarschuwingsmeldingen, status van functies. PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE: parameters van de auto, weergave, talen. > MONOCHROOM DISPLAY A Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's de rubriek "Menustructuren" van dit hoofdstuk. 9.66

219 04 AUDIO RADIO SELECTEREN VAN EEN ZENDER Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving g (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, g enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. RDS Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren. Druk op de toets MENU. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM, FMast of AM. Selecteer AUDIOFUNCTIES en druk op OK. Druk kort op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken. Selecteer de functie VOORKEUZE FM-BAND en druk op OK. Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken. Druk op de toets LIST REFRESH voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt (maximaal 30 zenders). Druk langer dan seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Selecteer RDS VOLGEN ACTIVEREN en druk op OK. Op het display verschijnt de aanduiding RDS. Als de radiofunctie is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen. Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDSzenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Bij slechte ontvangst kkan het daarom zijn dat de radio tijdens het rijden overschakelt op een regionale zender. 9.67

220 04 VERKEERSINFORMATIE BELUISTEREN De functie TA (Traffic Announcement) geeft voorrang aan het luisteren naar de verkeersinformatie. Om te worden geactiveerd moet deze functie een radiozender die deze berichten uitzendt, goed kunnen ontvangen. Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven (Radio, CD,...) automatisch onderbroken en wordt de verkeersinformatie doorgegeven. Zodra het bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat. Druk op de toets TA om de weergave van verkeersinformatie te activeren of uit te schakelen. CD EEN CD AFSPELEN Gebruik alleen CD's met een ronde vorm. Bepaalde beveiligingssystemen op de originele CD of zelfgebrande CD's kunnen storingen veroorzaken, ongeacht de kwaliteit van de CD-brander. Plaats zonder op de toets EJECT te drukken een CD in de CD-speler; deze zal de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een nummer van de CD te selecteren. Druk op de toets LIST REFRESH om de tracklist van de CD weer te geven. Houd een van toetsen ingedrukt om snel vooruit of achteruit te spoelen. 9.68

221 04 AUDIO MP3-CD EEN MP3-CD AFSPELEN Plaats een MP3-CD in de speler. De CD-speler scant vervolgens de CD tot alle nummers zijn gevonden, hierdoor kan het enkele tot enkele tientallen seconden duren voordat het afspelen begint. De CD-speler kan CD's met maximaal 55 MP3-bestanden, verdeeld over 8 speellijsten, afspelen. Het is echter raadzaam het aantal afspeellijsten tot twee te beperken om een lange laadtijd van de CD te voorkomen. Bij het afspelen wordt geen rekening gehouden met de mappenstructuur. Alle bestanden worden op hetzelfde niveau weergegeven. Als er al een CD in het apparaat zit die u wilt beluisteren, druk dan herhaalde malen op de toets SOURCE om de CD-functie te selecteren. Druk op een van de toetsen om een map van de CD te selecteren. Druk op een van de toetsen om een track van de CD te kiezen. Druk op de toets LIST REFRESH om de speellijsten van de MP3-CD weer te geven. Houd een van de toetsen ingedrukt om snel vooruit of terug te spoelen. MP3-CD INFORMATIE EN TIPS Het formaat MP3 (afkorting van MPEG 1, &.5 Audio Layer 3) is een standaard voor het comprimeren van geluid die de mogelijkheid biedt enkele tientallen speellijsten op één CD te plaatsen. Selecteer voor het branden van een CD-R of CD-RW de standaard ISO 9660 niveau 1, of bij voorkeur Joliet om deze te kunnen afspelen. Als de CD in een ander formaat is gebrand, kan het zijn dat deze niet goed wordt afgespeeld. Het is raadzaam voor één CD niet meer dan één standaard voor het branden te gebruiken. Stel de laagst mogelijke snelheid (maximaal 4x) in voor een optimale geluidskwaliteit. Voor het branden van een multisessie-cd is het raadzaam de standaard Joliet te gebruiken. De autoradio speelt uitsluitend bestanden met de extensie ".mp3" en een samplingfrequentie van,05 khz of 44,1 khz af. Geluidsbestanden met een andere extensie (.wma,.mp4,.m3u...) kunnen niet worden afgespeeld. Gebruik voor bestandsnamen maximaal 0 karakters en verwijder speciale tekens (bijv.: " ",?, ù) om problemen met het afspelen of de weergave te voorkomen. Lege CD's worden niet herkend en kunnen het audiosysteem beschadigen. 9.69

222 05 GEBRUIK VAN DE USB-BOX Een lijst met geschikte uitrustingen en compatible compressies is beschikbaar bij het CITROËN-netwerk Deze module bestaat uit een USB-poort en een Jack-aansluiting *. De bestanden van een draagbare MP3-speler of een USB-stick worden overgebracht op uw Autoradio zodat de muziek via de luidsprekers van de auto kan worden beluisterd. USB-stick (1.1, 1. en.0) of Apple speler van de vijfde generatie of hoger: - de USB-stick moet in FAT of FAT 3 geformateerd zijn (niet compatibel met NTFS-formaat), - het snoer van de Apple speler is noodzakelijk, - navigatie door de bestanden is ook mogelijk via de bediening op het stuurwiel. De Apple speler van oudere generaties en spelers die gebruik maken van het MTPprotocol * : - afspelen uitsluitend via een Jack-Jack-snoer (niet meegeleverd), - navigatie door de bestanden is mogelijk via het externe apparaat. AANSLUITEN VAN EEN USB-STICK Sluit de USB-stick direct of via een snoer aan op de USB-poort. Als de autoradio is ingeschakeld, wordt de USB-bron gedetecteerd zodra deze wordt aangesloten. Het lezen begint automatisch na een bepaalde tijd, afhankelijk van de capaciteit van de USB-stick. De herkende bestandsformaten zijn.mp3 (uitsluitend mpeg1 layer 3) en.wma (uitsluitend standaard 9, comprimeren met 18 kbit/s). Bepaalde formaten playlists (m3u,...) worden geaccepteerd. Wanneer de laatst gebruikte stick opnieuw wordt aangesloten, gaat het afspelen automatisch verder bij de laatst beluisterde track van de desbetreffende stick. Het systeem stelt playlists samen (tijdelijk geheugen). De tijd die hiervoor nodig is, hangt af van de capaciteit van de USB-uitrusting. Gedurende deze tijd zijn andere bronnen beschikbaar. De playlists worden iedere keer dat het contact wordt afgezet of een USB-stick wordt aangesloten, geactualiseerd. Bij een eerste aansluiting wordt een indeling in mappen als indeling aangeboden. Bij een volgend gebruik wordt de laatstgekozen mappenstructuur aangehouden. * Afhankelijk van de uitvoering.

223 05 USB-BOX GEBRUIK VAN DE USB-BOX Druk LIST lang in voor het weergeven van de indelingen. Kies per Map / Artiest / Genre / Playlist, druk op OK om de gekozen indeling te bevestigen en vervolgens opnieuw op OK om de keuze vast te leggen. Druk op een van deze toetsen om tijdens het lezen naar de vorige/ volgende track te gaan volgens de weergegeven indeling. Houd een van de toetsen ingedrukt voor snel vooruit/achteruit verplaatsen. - per Map: alle mappen met audiobestanden die door het systeem worden herkend. - per Artiest: alle artiestennamen worden weergegeven in ID3 Tag en in alfabetische volgorde. - per Genre : alle genres worden weergegeven in ID3 Tag. - per Playlist : zoals weergegeven in de playlist van de USB-stick of het USB-apparaat aangesloten op de USB-poort. Druk LIST kort in voor de indeling die u de vorige keer hebt gekozen. Navigeer in de lijst met behulp van de toetsen links/rechts en omhoog/omlaag. Bevestig de selectie door op OK te drukken. Druk op een van deze toetsen om te gaan naar volgende/vorige Genre, Map, Artiest of Playlist, afhankelijk van de weergegeven indeling tijdens het lezen. AANSLUITEN VAN APPLE SPELERS -VIA DE USB-POORT De beschikbare lijsten zijn Artiest, Genre en Playlist (zoals weergegeven via de Apple spelers). Selectie en Navigatie zijn hierboven beschreven in de stappen 1 t/m 4. Sluit geen harde schijf of een niet-audio USB-apparaat aan op de USB-poort, aangezien hierdoor uw installatie beschadigd kan raken. 9.71

224 05 USB-BOX AUX-INGANG GEBRUIKEN JACK- of USB-aansluiting (afhankelijk van de uitvoering van de auto) VOLUMEREGELING EXTERNE APPARATUUR De AUX-aansluiting JACK of USB dient om een extern apparaat (mp3-speler ) aan te sluiten. Sluit eenzelfde extern apparaat niet tegelijkertijd aan via de JACK-aansluiting en de USB-aansluiting. Stel eerst het volume van uw draagbare apparatuur af. Sluit het externe apparaat (mp3-speler...) met behulp van een adapterkabel (niet meegeleverd) op de JACK- of USBaansluiting aan. Stel vervolgens het volume van de autoradio af. Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om AUX te selecteren. De weergave- en bedieningsfuncties verlopen via de externe apparatuur zelf. 9.7

225 06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH-TELEFOON DISPLAY C (Afhankelijk van model en uitvoering) KOPPELEN VAN EEN TELEFOON / EERSTE VERBINDING Het koppelen van de Bluetooth-telefoon aan het Bluetooth-systeem van uw autoradio mag om veiligheidsredenen en vanwege het feit dat deze handeling de volledige aandacht van de bestuurder vraagt, uitsluitend worden uitgevoerd bij stilstaande auto en met aangezet contact. Raadpleeg de site voor meer informatie (compatibiliteit, extra informatie,...). Activeer de functie Bluetooth van uw telefoon en zorg ervoor dat deze "waarneembaar is voor iedereen" (configuratie van de telefoon). Druk op de toets MENU. Kies in het menu: - Bluetooth-telefoon - Audio - Bluetooth configuratie - Zoeken via Bluetooth Er wordt een venster weergegeven met de melding dat het systeem bezig is met zoeken. De beschikbare functies zijn afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparatuur. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van uw telefoon of neem contact op met uw provider voor meer informatie over de beschikbare functies. De eerste vier herkende telefoons worden in dit venster weergegeven. Met het menu TELEFOON krijgt u onder andere toegang tot de volgende functies: Adresboek *, Logboek gesprekken, Beheer van de koppelingen. * Als uw telefoon volledig compatibel is. Selecteer in de lijst de te koppelen telefoon. U kunt slechts één telefoon per keer koppelen. Op het scherm wordt een toetsenbord weergegeven: voer een code van minimaal 4 cijfers in. Bevestig met OK. Op het scherm van de geselecteerde telefoon wordt een bericht weergegeven. Voer, om de koppeling te accepteren, in de telefoon dezelfde code in en bevestig vervolgens met OK. Mocht de koppeling niet gelukt zijn dan kunt u het, een onbeperkt aantal keren, nogmaals proberen. Op het scherm verschijnt de melding dat de koppeling is geslaagd. De toegestane automatische verbinding wordt geactiveerd nadat de telefoon is geconfigureerd. Het adresboek en het logboek gesprekken zijn na de synchronisatie beschikbaar. 9.73

226 06 BLUETOOTH FUNCTIES EEN GESPREK ONTVANGEN BELLEN Een inkomend gesprek wordt aangegeven door een beltoon en het verschijnen van een venster op het display van de auto. Selecteer in het menu Bluetooth-telefoon - Audio "Beheer van het telefoongesprek" en vervolgens "Bellen", "Logboek gesprekken" of "Adresboek". Selecteer met behulp van de toetsen de knop JA op het scherm en bevestig met OK. Druk op deze toets om het gesprek te accepteren. Druk gedurende meer dan twee seconden op deze toets om toegang te krijgen tot uw adresboek. Gebruik vervolgens de rolknop om het nummer te selecteren. Of Gebruik, als de auto stilstaat, het toetsenbord van uw telefoon om een nummer in te voeren. EEN GESPREK BEËINDIGEN Druk gedurende het gesprek meer dan twee seconden op deze toets. Bevestig met OK om het gesprek te beëindigen. 9.74

227 06 BLUETOOTH FUNCTIES BLUETOOTH STREAMING AUDIO * Draadloze overdracht van muziekbestanden van de telefoon naar het audiosysteem van de auto. De telefoon moet de desbetreffende Bluetooth-profielen (ADP/AVRCP) kunnen ondersteunen. Start de koppelingsprocedure tussen de telefoon en de auto. Deze procedure kan gestart worden via het telefoonmenu van de auto of via het toetsenbord van de telefoon; zie hiervoor de eerder beschreven stappen 1 t/m 9. Tijdens de koppeling moet de auto stilstaan en het contact aanstaan. Activeer de bron Streaming door op de toets SOURCE ** te drukken. Via de toetsen op het bedieningspaneel van de radio en de bediening op het stuurwiel kunt u op de gebruikelijke wijze de muziekstukken aansturen ***. De informatie over de muziekstukken kan op het display worden weergegeven. * Volgens de compatibiliteit van de telefoon. ** In sommige gevallen moet het afspelen van audiobestanden via het toetsenbord worden geactiveerd. *** Als de telefoon deze functie ondersteunt. Selecteer in het telefoonmenu de te koppelen telefoon. Het audiosysteem wordt automatisch verbonden met de zojuist gekoppelde telefoon. 9.75

228 07 CONFIGURATIE DATUM EN TIJD INSTELLEN DISPLAY C Druk op de toets MENU. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE. Selecteer met de pijltoetsen de functie DATUM EN TIJD INSTELLEN. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Selecteer met de pijltoetsen de functie CONFIGURATIE BEELDSCHERM. Stel de parameters één voor één in door deze te bevestigen met de toets OK. Selecteer vervolgens de knop OK op het scherm om de instellingen te bevestigen. 9.76

229 08 BOORDCOMPUTER DIAGNOSE AUTO Als de knop op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar meermaals wordt ingedrukt, worden de verschillende functies van de boordcomputer achtereenvolgend weergegeven op het display het tabblad " auto " met: de actieradius, het huidige verbruik en de nog af te leggen afstand, - de stand " 1 " (traject 1) met: de gemiddelde snelheid, het gemiddelde verbruik en de afgelegde afstand berekend over het traject "1", - de stand " " (traject ) met dezelfde gegevens voor een tweede traject. Op 0 zetten Druk de knop langer dan twee seconden in zodra het gewenste traject wordt aangegeven. ENKELE DEFINITIES Actieradius: in deze stand geeft de computer aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden, berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers. De weergegeven waarde kan sterk variëren door een verandering in de wagensnelheid of het landschap. Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt, verschijnen streepjes op het display. Na het tanken van minimaal 10 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven zodra deze meer dan 100 km bedraagt. Raadpleeg het CITROËN-netwerk als tijdens het rijden voortdurend streepjes worden weergegeven in plaats van cijfers. Momenteel verbruik: dit verbruik wordt berekend en weergegeven vanaf 30 km/h. Gemiddeld verbruik: dit is het gemiddelde verbruik sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Afgelegde afstand: deze afstand wordt berekend sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer. Nog af te leggen afstand: dit is de afstand tot de door de gebruiker ingevoerde eindbestemming. Als het navigatiesysteem in gebruik is, wordt deze afstand op elk moment tijdens het rijden opnieuw berekend. Gemiddelde snelheid: dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste nulstelling van de boordcomputer (contact aan). 9.77

230 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM A 1 RADIO-CD 1 OPTIES RDS VOLGEN DIAGNOSE 1 3 BASISFUNCTIE KEUZE A KEUZE A1 MODE REG CD HERHALEN RANDOM PLAY 3 3 RAADPLEGEN BEËINDIGEN 3 KEUZE A KEUZE B... 1 CONFIG AUTO * RW ACHTER AAN FOLLOW-ME-HOME * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 9.78

231 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 1 1 INST. WEERG 1 TALEN TEMPERATUUR: CELSIUS/ FAHRENHEIT JAAR FRANCAIS BRANDSTOFVERBRUIK: KM/L - L/100 - MPG MAAND DAG ITALIANO NEDERLANDS UREN PORTUGUES MINUTEN PORTUGUES-BRASIL 1 H/4 H WEERGAVE DEUTSCH ENGLISH ESPANOL 9.79

232 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C Wanneer u op de toets OK drukt, komt u in de verkorte menu's terecht, afhankelijk van de weergave op het scherm: RADIO CD/MP3-CD USB aanzetten/uitzetten RDS aanzetten/uitzetten modus REG aanzetten/uitzetten radiotext aanzetten/uitzetten Intro aanzetten/uitzetten herhalen tracks (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD) aanzetten/uitzetten random play (de hele huidige CD voor CD, de hele huidige map voor MP3-CD) 1 1 aanzetten/uitzetten herhalen van tracks (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) aanzetten/uitzetten random play (shuffle) (van de map / artiest / genre / huidige afspeellijst) 9.80

233 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY MONOCHROOM DISPLAY C AUDIOFUNCTIES 1 Door het indrukken van de toets MENU is de volgende weergave mogelijk: VOORKEUZE FM RDS-functie inschakelen/uitschakelen REG-functie inschakelen/uitschakelen weergave radiotext (RDTXT) inschakelen/uitschakelen BOORDCOMPUTER INVOEREN AFSTAND TOT EINDBESTEMMING Afstand: x km LOGBOEK WAARSCHUWINGEN Diagnose STATUS VAN DE FUNCTIES * Functies in- of uitgeschakeld 3 3 AFSPEELMOGELIJKHEDEN 4 4 RPT-functie (CD herhalen) inschakelen/uitschakelen RDM-functie (random) inschakelen/uitschakelen * De parameters variëren afhankelijk van de auto. 9.81

234 09 MENUSTRUCTUUR DISPLAY 1 PERSOONLIJKE INSTELLING - CONFIGURATIE 1 BLUETOOTH-TELEFOON PARAMETERS VAN DE AUTO DEFINIËREN * CONFIGURATIE BEELDSCHERM regeling weergave normale weergave omgekeerde weergave regeling helderheid (- +) datum en tijd instellen dag/maand/jaar instellen uren/minuten instellen keuze cyclus 1u/4u keuze van eenheden l/100 km - mpg - km/l Celsius / Fahrenheit TAALKEUZE CONFIGURATIE BLUETOOTH Toestel aansluiten/afkoppelen Telefoonfunctie Streaming audio functie Raadplegen gekoppelde toestellen Verwijderen gekoppeld toestel Zoeken via Bluetooth BELLEN Gesprekkenlijst Contactenlijst BEHEER VAN EEN GESPREK Huidige gesprek beëindigen Inschakelen mutefunctie * De parameters variëren afhankelijk van de auto.

235 VEELGESTELDE VRAGEN VRAAG ANTWOORD OPLOSSING Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen de verschillende geluidsbronnen (radio, CD...). De CD wordt steeds uitgeworpen of kan niet worden afgespeeld door de CD-speler. Op het display wordt de melding "Storing USBrandapparatuur" weergegeven. De Bluetooth-verbinding wordt onderbroken. De CD-speler levert een slechte geluidskwaliteit. Voor een optimaal luistergenot kunt u de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) voor elke geluidsbron afzonderlijk instellen. Hierdoor kunnen bij het selecteren van een andere geluidsbron (radio, CD...) verschillen in de geluidskwaliteit hoorbaar zijn. De CD is ondersteboven in de speler geplaatst, kan niet worden gelezen, bevat geen audiobestanden of bevat audiobestanden die niet door de autoradio gelezen kunnen worden. De CD is voorzien van een beveiligingssysteem dat niet door de autoradio wordt herkend. De batterijspanning van de randapparatuur is misschien te laag. De USB-stick wordt niet herkend. De stick is misschien defect. Controleer of de audio-instellingen (volume, bassen, hoge tonen, geluidssfeer, loudness) zijn afgestemd op de verschillende geluidsbronnen. Het is raadzaam de AUDIO-functies (bassen, hoge tonen, balans V-A, balans L-R) in de middelste stand te zetten, de geluidssfeer "Geen" te selecteren en de functie Loudness in de stand "Actief" te zetten als de CD-speler is geselecteerd en in de stand "Inactief" te zetten als de radio is geselecteerd. - Controleer of de CD met de juiste zijde boven in de speler is geplaatst. - Controleer de staat van de CD: de CD kan niet worden gelezen als deze te veel is beschadigd. - Controleer de inhoud van de CD als deze zelf is gebrand: raadpleeg de tips in het hoofdstuk Audio. - De CD-speler van de autoradio kan geen DVD's afspelen. - De kwaliteit van sommige zelfgebrande CD's is onvoldoende om deze door de autoradio te laten afspelen. Laad de batterij van de randapparatuur op. Formateer de stick opnieuw. De gebruikte CD is gekrast of van slechte kwaliteit. Gebruik alleen CD's van goede kwaliteit en berg ze zorgvuldig op. De audio-instellingen (bassen, hoge tonen, geluidssfeer) zijn niet op de CD-speler afgestemd. Zet het niveau van de bassen of de hoge tonen op 0, zonder een geluidssfeer te selecteren. 9.83

236 VRAAG ANTWOORD OPLOSSING De voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). Het verkeerde golfbereik is geselecteerd. Druk op de toets BAND AST om het golfbereik (AM, FM1, FM, FMAST) terug te vinden waarin de voorkeuzezenders zijn opgeslagen. De functie TA (verkeersinformatie) is ingeschakeld, maar ik krijg geen verkeersinformatie te horen. De ontvangstkwaliteit van de beluisterde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders kunnen niet worden ontvangen (geen geluid, 87,5 Mhz wordt weergegeven...). De geselecteerde radiozender maakt geen deel uit van het regionale netwerk van zenders die verkeersinformatie uitzenden. De auto bevindt zich te ver van de zender van het beluisterde radiostation of er bevindt zich geen zender in het gebied waarin de auto zich bevindt. De omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.) veroorzaakt storingen in de ontvangst, ook als de RDS-functie is ingeschakeld. De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of ondergrondse parkeergarage). Stem af op een zender die wel verkeersinformatie uitzendt. Activeer de functie RDS om het systeem te laten controleren of er een sterkere zender in het gebied aanwezig is. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio. Laat de antenne controleren door het CITROËN -netwerk. Het geluid van de radio valt 1 tot seconden weg. Het RDS zoekt tijdens deze korte onderbreking van het geluid naar een eventuele sterkere zender voor een betere ontvangst van het station. Schakel de RDS-functie uit als dit verschijnsel zich te vaak en steeds op hetzelfde traject voordoet. Na het afzetten van de motor wordt de radio na enkele minuten automatisch uitgeschakeld. De melding "het audiosysteem is oververhit" verschijnt op het display. Als de motor is afgezet, blijft de radio nog werken zolang de laadtoestand van de accu dat toestaat. Het automatisch uitschakelen duidt erop dat de eco-modus van de autoradio is geactiveerd om te voorkomen dat de accu van de auto ontladen raakt. Om het audiosysteem te beschermen tegen een te hoge omgevingstemperatuur, activeert de autoradio automatisch een thermische beveiliging die het geluidsvolume verlaagt of de CD-speler uitschakelt. Start de motor om de accu op te laden. Schakel het audiosysteem enkele minuten uit om het systeem te laten afkoelen. 9.84

237 Exterieur EXTERIEUR Accessoires Imperiaal 106 Afmetingen plancher cabine Remblokken 84, 111, 113 Afstandsbediening 0-1 Batterij vervangen, synchroniseren 1 Sleutel 1 Starten 43 Centrale vergrendeling 0, 4 Laadruimte vergrendelen/ ontgrendelen 0, 4 Inbraakalarm Achterlichten, richtingaanwijzers 45-46, 13 Derde remlicht 133 Gloeilampen achter vervangen 19, 13 Laadruimte 0, 4 Ruitenwisserbladen 139 Buitenspiegels 81 Zijknipperlicht 131 Achterdeuren, achterklep 4-6 Noodbediening 6 Kentekenplaatverlichting 133 Bandenreparatieset 11-1 Koplampen, mistlampen, richtingaanwijzers 4-47 Koplampverstelling 47 Gloeilampen vóór vervangen Koplampsproeiers 48, 11 Sneeuwscherm 17 Reservewiel, krik, wiel verwisselen, gereedschap Bandenspanning 150 Slepen, takelen Trekhaak Parkeerhulp 85 Afmetingen bestelwagen Noodstop 86 ABS, elektronische remdrukregelaar 86 ASR, ESC 87 Banden, bandenspanning 150 Sneeuwkettingen 18 Achtervering Voorportieren 4 Schuifdeur 5 Sleutel 1 Motorkapontgrendeling 108 Brandstofvuldop Onderbreking brandstoftoevoer, handopvoerpomp diesel WEGWIJZER 10

238 Cockpit 15 Lichtschakelaars Automatische verlichting 47 Mistlampen 46 Verlichting overdag 46 Instrumentenpanelen, klokken, tellers 7-8 Verklikkerlampjes 9-34 Meters, display 35, Klok instellen via instrumentenpaneel 8 Dimmer dashboardverlichting 38 Schakelindicator 40 Schakelaar ruitenwissers Automatische ruitenwissers 48 Ruitensproeier/koplampsproeiers 48 Boordcomputer rubriek 9 Snelheidsregelaar 50-5 Vaste snelheidsbegrenzer 5 Snelheidsbegrenzer Contactslot 44 Koplampverstelling 47 Bediening op stuurwiel: - emyway Rubriek 9 - Autoradio Rubriek 9 Motorkapontgrendeling 108 Handrem 84 Stuurwiel verstellen 44 Claxon 86 Elektrisch bedienbare ruiten en spiegels 81-83

239 Cockpit Plafonniers 74, 131 Verklikkerlampje dakconsole 7 Stoelverwarming Binnenspiegel 8 Parkeer-/tolkaarten 74 Displays, schermbericht Rubriek 9 Klok instellen via display Rubriek 9 Alarmknipperlichten 84 Schakelaars: - centrale vergrendeling 0, 4 - vergrendeling laadruimte 0, 4 - inbraakalarm -3 - parkeerhulp 85 - ASR, ESC 87 Technologie aan boord Rubriek 9 - Noodoproep of hulpoproep - emyway - Autoradio Versnellingsbak 39, Zekeringen dashboard rechts Passagiersairbag uitschakelen 96 Verwarming, ventilatie: - handbediende ventilatie airconditioning 56 - luchtrecirculatie 57 Gescheiden airconditioning Ontdooien/ontwasemen 6-63 Extra verwarming Indeling cabine dashboardkastje, - dakconsole, - asbak, - zonneklep, - 1V-aansluiting, - tickethouder, - opbergvakjes. WEGWIJZER 10

240 Interieur 154 Elektrisch verstelbare voorstoelen, hoofdsteun Passagiersbank vóór met zitplaatsen Veiligheidsgordels Binnenspiegel 8 Parkeer-/tolkaart 74 Plafonnier vóór 74 Gloeilampen plafonnier vervangen 131 Airbags vóór, zij-airbags Uitschakelen passagiersairbag 96 Handrem 84 Motorkapontgrendeling 108 Accu, laden, starten 119 Zekeringen interieur 134, 136 Plafonnier achter 74 Gloeilampen plafonnier vervangen 131 Accessoires Kinderzitjes Laadruimte 76-77, sjorogen, - dakkoffer, - bekleding, - 1V-aansluiting, - scheidingsraster, - bevestigingsrail, - galerij laadruimte, - scheidingswand. Zekeringen trekhaakaansluiting, carrosserieopbouw 138 Zekeringen plancher cabine 138 Bandenreparatieset 11-1 Reservewiel, krik, wiel verwisselen, gereedschap Achtervering 78-80

241 Gegevens - onderhoud TECHNISCHE GEGEVENS - ONDERHOUD Verklikkerlampjes 9-34 Identificatie, serienummer, kleurcode lak, bandenspanning 150 Sneeuwkettingen 18 Ruitenwisserblad vervangen 139 Niveaus brandstofadditief, - oliepeilstok, - stuurbekrachtigingsvloeistof, - remvloeistof, - koelvloeistof, - ruiten- en koplampsproeiervloeistof. Zekeringen motorruimte 134, 137 Brandstoffilter aftappen 11 Niveau ruitensproeiers/koplampsproeiers 11 Verlichting, lampen vervangen Motorkapontgrendeling, motorkapsteun 108 Motorruimte - diesel benzine 110 Brandstoftank leeg Afmetingen bestelwagen Afmetingen plancher cabine Gewichten 148 Controles accu, - versnellingsbak, - koolstoffilter, interieurfilter, - oliefilter, - roetfilter, - handrem, - remblokken, - remtrommels, remschijven. Emissieregeling (EOBD) 36 Slepen, takelen Aanhangergewichten 148 WEGWIJZER 10

242 156

243 VOORZORGSMAATREGELEN... Voorzorgsmaatregelen 157 WEGWIJZER 10

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter Panoramadak Dankzij het brede glazen dak zijn het zicht en de lichtinval in het interieur ongekend. 78 Te openen achterruit (SW) Dankzij deze voorziening hebt u eenvoudig toegang tot de bagageruimte zonder

Nadere informatie

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis.

WELKOM. PEUGEOT dankt u voor het vertrouwen en wenst u een goede reis. INSTRUCTIEBOEKJE WELKOM Belangrijke informatie: het monteren van een uitrusting of een elektrische accessoire zonder artikelnummer van Automobiles PEUGEOT, kan een storing in het elektronische systeem

Nadere informatie

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling

Centrale ontgrendeling. Centrale vergrendeling Toegang tot de auto 7 TOEGANG TOT DE AUTO SLEUTEL AFSTANDSBEDIENING Centrale ontgrendeling Supervergrendeling Met de sleutel kunnen de sloten van de auto vergrendeld en ontgrendeld worden en kan de motor

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN JUMPER 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748384 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S

F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S F I A T B R A V O 603.83.122 NL S N E L G I D S DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting - 2 Instrumentenpaneel - 3 Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/ -begrenzer. 2. Stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon. 6. Versnellingshendel.

Nadere informatie

G A PSL O G O O EEN IN

G A PSL O G O O EEN IN IN EEN OOGOPSLAG 5 1 Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Gescheiden ontgrendeling van cabine en laadruimte. Alleen vergrendeling van de laadruimte. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 7b 7a

Nadere informatie

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde

: verwijzing rubriek. : verwijzing bladzijde Exterieur Sleutel - Afstandsbediening 2a 6 Volledige ontgrendeling van de auto. Volledige vergrendeling van de auto. 2b 6b Verklaring : verwijzing rubriek 6a : verwijzing bladzijde Schuifdeur 2a 17 Trek

Nadere informatie

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S

F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S F I A T 5 0 0 603.83.297 NL S N E L G I D S Raadpleeg voor een uitvoerige beschrijving en meer informatie, of in noodgevallen, het instructieboek. DASHBOARD 1 Linker hendel: bediening buitenverlichting

Nadere informatie

Uw auto komt tot leven op internet!

Uw auto komt tot leven op internet! Instructieboekje ! Dankzij de internetsite SERVICE BOX, biedt PEUGEOT u de mogelijkheid uw boorddocumentatie gratis en eenvoudig online te raadplegen. Met het gebruiksvriendelijke SERVICE BOX hebt u altijd

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

Ontgrendelen van de achterdeuren

Ontgrendelen van de achterdeuren Toegang tot de auto 18 TOEGANG TOT DE AUTO AFSTANDSBEDIENING Ontgrendelen van de cabine Druk op deze knop om de cabine van uw auto te ontgrendelen. Het lampje op de afstandsbediening gaat branden, de plafonnier

Nadere informatie

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles

Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles ! Belangrijke informatie: Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het elektronisch

Nadere informatie

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina".

Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek Persoonlijke pagina. Bekijk uw gebruiksaanwijzing via de website van Peugeot, rubriek "Persoonlijke pagina". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u de gebruiksaanwijzing

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed

InstructIeboekje Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Jumper_nl_Chap00_couverture_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCITROËN".

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Bekijk uw instructieboekje via de website van Citroën, rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en kunt u rechtstreeks

Nadere informatie

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33. Instrumenten verklikkerlichten De verklikkerlichten die hier staan vermeld, zijn niet in alle auto s aanwezig. Deze beschrijving geldt voor alle instrumentenuitvoeringen. X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht

Nadere informatie

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto. Als u het instructieboekje

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 14. Dashboardkastje / aansluitingen audio/video. 15. Schakelaars stoelverwarming.

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed

InstructIeboekje boxer_nl_chap00_couv-debut_ed Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Scan deze code voor directe toegang tot uw instructieboekje. Uw instructieboekje

Nadere informatie

4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel. 5. Alarmknop.

Nadere informatie

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen.

Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot. De app Start MyPeugeot is beschikbaar voor uw auto en helpt u uw nieuwe Peugeot nog beter te leren kennen. Instructieboekje Flipbook Start MyPeugeot Start MyPeugeot Start Mirror Screen Start Het instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen van

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Het instructieboekje online

Het instructieboekje online INSTRUCTIEBOEKJE Het instructieboekje online Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek " MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie

Nadere informatie

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208

Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Instructieboekje Flipbook 208 Start MyPeugeot 208 Start MyPeugeot 208 Start Mirror Screen Start Het Instructieboekje. App die u kunt downloaden op uw smartphone. App die kan worden weergegeven op het touchscreen.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: De voorkant De verlichting moet heel zijn en werken (de werking van de verlichting, remlichten en richtingaanwijzers kan voor je gaat rijden gecontroleerd worden door de examinator) De

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Uw gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van Peugeot,

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over

Nadere informatie

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA OPENEN MOTORKAP Motorkap in gesloten toestand OPENEN MOTORKAP Trek de hendel naar achteren en de motorkap is ontgrendeld. OPENEN MOTORKAP In het midden van de motorkap, net

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display

INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK KLOKKEN. Display INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK Display De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven informatie over de werking van de auto. KLOKKEN 1. Toerenteller.

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Instructieboekje Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

De voorkant. De zijkant. De banden

De voorkant. De zijkant. De banden Controlepunten: In deze handleiding vind je de specifieke voertuigkenmerken van de Suzuki Swift. Algemene dingen kun je in je Ris praktijkboek vinden. Dus hier kun je b.v. vinden met welk knopje je de

Nadere informatie

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed

INSTRUCTIebOekje CITROËN C4 CACTUS C4-cactus_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje CITROËN C4 CACTUS Het online-instructieboekje Kies een van de volgende manieren om uw instructieboekje online te raadplegen... Uw instructieboekje is te vinden op de website van CITROËN,

Nadere informatie

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Instructie www.lolkama.com Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama Voor het CBR praktijkexamen worden door de examinator, controle vragen gesteld over de banden, motor, dashboard

Nadere informatie

4 - In een oogopslag

4 - In een oogopslag 4 - In een oogopslag In een oogopslag - 5 COCKPIT 1 - Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2 - Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3 - Airbag bestuurder. Claxon. 4 - Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voertuig Controle BMW 116d Sportline Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto 1 BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004

UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 26-04-2004 2 UW 807 IN EEN OOGOPSLAG UW 807 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 - Schakelaars elektrisch bediende buitenspiegels. Schakelaars elektrisch bediende ruiten. Blokkeerschakelaar elektrisch bediende ruiten achter. 2 -

Nadere informatie

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 INFOTEC AP/TAVG/MMXP/MUX BEVESTIGING DIAGNOSE BSI ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000 G05 CONTROLEPROCEDURE VAN DE FUNCTIE CENTRALE VERGRENDELING Toepassing bij PEUGEOT 206 (vanaf DAM-nr. 9076)

Nadere informatie

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Lees de gebruikershandleiding voor gebruik zorgvuldig door en maak u vertrouwd met de verschillende functies van uw autoalarm. Deze handleiding beschrijft de functies

Nadere informatie

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide VOLVO V70 & XC70 quick guide PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! Het ontdekken van een nieuwe auto is een spannende bezigheid. Neem deze beknopte handleiding door om nog meer plezier te beleven aan uw nieuwe

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling.. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

Voertuig Controle Golf 7

Voertuig Controle Golf 7 Voertuig Controle Golf 7 Voor het praktijkexamen wordt door de examinator een aantal vragen gesteld over de motor, de banden of het dashboard. Lees deze pagina een aantal keren aandachtig door zodat je

Nadere informatie

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding Rho-Delta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +03110-4795755 Fax. +03110-2927461 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl - OMSCHRIJVING De GT-912 /GT-913/GT-914

Nadere informatie

De online-gebruiksaanwijzing

De online-gebruiksaanwijzing Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering

Nadere informatie

NL ESP-Systeem

NL ESP-Systeem 603.83.515 NL ESP-Systeem ESP-SYSTEEM (Electronic Stability Program) Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft. De werking

Nadere informatie

Praktijk Vragen over auto

Praktijk Vragen over auto Praktijk Vragen over auto BANDEN: Wat moet je controleren op Auto banden 1- spannig: Meters/Lampjes Juiste banden spanning hangt af: Auto (merk, Type, gewicht) maat Gewicht lading (of aantal personen).

Nadere informatie

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference OP Quick start K OLNS 7-07-2008 8:32 Pagina FordKa Kort Owner s overzicht handbook Feel the difference K0468_Service_Portfolio_090508. 09.05.2008 5:52:47 Uhr 604.39.307 PP K OL 8-07-2008 4:03 Pagina S

Nadere informatie

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed

InstruCtIeboekje C4-Picasso-II_nl_Chap00_couv-debut_ed Instructieboekje De online-gebruiksaanwijzing Selecteer een van de volgende toegangen om uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen... Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt, hebt u tevens toegang

Nadere informatie

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding

Cobra Alarm 4627. Gebruikers Handleiding Cobra Alarm 4627 Gebruikers Handleiding Clifford Electronics Benelux BV Tel.+31 20 40 40 919 info@clifford.nl ISO 9001:2008 Cobra Alarmsysteem: Diefstal is de laatste tijd explosief gestegen. CAN Bus manipulatie

Nadere informatie

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde

IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT. 1. Hendel motorkapontgrendeling. 2. Koplampverstelling. 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Hendel motorkapontgrendeling 2. Koplampverstelling 3. Uitschakelen airbag aan passagierszijde 4. Verstelbaar en afsluitbaar zijventilatierooster 5. Schakelaar verlichting en

Nadere informatie

4 - IN EEN OOGOPSLAG

4 - IN EEN OOGOPSLAG 4 - IN EEN OOGOPSLAG IN EEN OOGOPSLAG - 5 COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsbegrenzer/ snelheidsregelaar. 2. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 3. Airbag bestuurder. Claxon. 4. Instrumentenpaneel.

Nadere informatie

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008

INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 INSTRUCTIEBOEKJE PEUGEOT 5008 Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de PEUGEOTwebsite, in de rubriek "Persoonlijke pagina" of op het volgende adres: http://public.servicebox.peugeot.com/ddb/

Nadere informatie

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleidingding Effectief en gebruiksvriendelijk Het in uw voertuig gemonteerde Cobra alarmsysteem biedt een simpele, maar uiterst effectieve en gebruiksvriendelijke

Nadere informatie

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm va LCD scherm scherm 1. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica

Nadere informatie

************************* **************** ******** ***

************************* **************** ******** *** Bij deelname aan het Tussentijdstoets moet je de volgende documenten overhandigen: een geldig theorie certificaat een wettelijk toegestaan, geldig identiteitsbewijs. ************************* ****************

Nadere informatie

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM H6716G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen.

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! INSTRUCTIEBOEKJE UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de

Nadere informatie

Toegang tot het instructieboekje

Toegang tot het instructieboekje INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de CITROËNwebsite, in de rubriek "MyCitroën" of op het volgende adres: http://service.citroen.com/ddb/ Download

Nadere informatie

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM* Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motorimmobilisatiesysteem. Teneinde maximale veiligheid en maximaal bedieningsgemak te garanderen

Nadere informatie

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist BEDIENINGSUITLEG 1 - Bestuurderszetel 17 - Hendel stuurafstelling 2 - Sleutelschakelaar (START) 18 - Bedieningshendel hijsen linker

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN NEMO 2011 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748395 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET!

UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! UW INSTRUCTIEBOEKJE OP INTERNET! Citroën biedt u de mogelijkheid om gratis en eenvoudig uw boorddocumentatie online te raadplegen. Daarbij hebt u ook toegang tot het archief en tot de meest recente informatie.

Nadere informatie

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR

INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN AFTER SALES SERVICE INFO DIAG DIAGNOSE- APPARATUUR CITROËN DISTRIBUTEUR NIEUWE AUTO'S - Afleveringstechnicus - Coördinator terugroepacties CITROËN ERKEND REPARATEURS - Servicemanager - Technisch

Nadere informatie

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 307 SW IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 88-102 Schakelaars op stuurkolom 110-116 Instrumentenpanelen 28-29 Ventilatie, airconditioning 82-87 Spiegels 118-119 Blz. Controles 136-140 Toegang tot de auto

Nadere informatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene installatiehandleiding Alarmlicht met sirene INSTALLATIEHANDLEIDING ALARMLICHT MET SIRENE Gefeliciteerd met de aankoop van het Egardia alarmlicht met sirene. Website Egardia www.egardia.com Klantenservice

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing VeloPlus Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

COCKPIT

COCKPIT 4 - IN EEN OOGOPSLAG COCKPIT 1. Schakelaar snelheidsregelaar/- begrenzer. 2. Hendel stuurwielverstelling. 3. Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers. 4. Instrumentenpaneel. 5. Airbag bestuurder. Claxon.

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 3 Uitschakelen airbag aan passagierszijde* 4 Blokkeerschakelaar elektrisch

Nadere informatie

Het online-instructieboekje

Het online-instructieboekje Het online-instructieboekje Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Citroën, in de rubriek "MyCitroën". Op deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en diensten en

Nadere informatie

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing Verkorte gebruiksaanwijzing Fun2Go Contactgegevens fabrikant: Tel. +31 (0)315 257370 E-mail: info@vanraam.com Website: www.vanraam.com Van Raam Aaltenseweg 56 7051 CM Varsseveld Nederland Versie 18.06

Nadere informatie

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN Kort overzicht Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN 6 5 4 3 2 1 12 9 3 6 80 100 120 km/h 60 140 40 160 LAND - - ROVER 20 0 180 200 H4959 7 8 9 1. Frisseluchtrooster - bedieningsknop 2. Ventilator - regeling

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Verwarming en ventilatie

Verwarming en ventilatie Verwarming en ventilatie BEDIENINGSELEMENTEN 1. Temperatuurregeling. Afzonderlijk instelbaar voor de bestuurder en de passagier voorin. 2. Programma voor maximaal ontdooien. 3. Luchtverdeling. In de geselecteerde

Nadere informatie

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. COBRA 889 INLEIDING Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889. De belangrijkste vernieuwing in deze 889-serie bestaat uit het systeem, dat de herkenningscode van de afstandsbediening

Nadere informatie

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards Gebruikershandleiding Vodafone Power to you Effectief en gebruiksvriendelijk 1. Alarmsysteem met aparte autorisatie Het in uw voertuig gemonteerde

Nadere informatie

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN E81931 2 U mag de stoel niet tijdens het rijden verstellen. Als u dit toch doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en letsel veroorzaken. 1 De stoel, de hoofdsteun, de

Nadere informatie

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote Alarmsysteem met afstandsbediening leidraad bij het instellen - Dutch Geachte klant, In deze handleiding vindt u de informatie en bedieningen die nodig

Nadere informatie

EERSTE KENNISMAKING B U I T E N Z I J D E. Open dak

EERSTE KENNISMAKING B U I T E N Z I J D E. Open dak B U I T E N Z I J D E I Open dak Dit dak zorgt voor meer lucht en licht in het interieur. EERSTE KENNISMAKING 100 Parkeerhulpsensoren Nadat u de achteruitversnelling heeft ingeschakeld, waarschuwt het

Nadere informatie

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Duurzaam rijden, samen met ECOdrive Beknopte gebruiksaanwijzing Algemene versie 07-2014 Introductie Het duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Veel bedrijven zijn verplicht CO 2 -doelstellingen

Nadere informatie

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1

UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 1 Blz. Stoelen 74-85 Cockpit 29-31 Dashboard 37-73, 97-98 Spiegels 100 Blz. Controles 117-125 Toegang tot de auto 87-92 Wiel verwisselen 126-130 Lampen vervangen 131-135 In dit

Nadere informatie

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 206 IN EEN OOGOPSLAG UW 206 IN EEN OOGOPSLAG 3 1 Stuurwiel met airbag en claxon 2 Schakelaar verlichting en richtingaanwijzers 11 Voorruitontwaseming 12 Zijruitontwaseming 13 Verstelbaar zijventilatierooster

Nadere informatie

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN Gema ksvoorzie ningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING AUTO E80434 De zonneklep kan tegen verblinding naar beneden of zijwaarts worden geklapt. ZONNESCHERMEN E993 Verdraai het duimwieltje

Nadere informatie

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE

DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE DS 7 CROSSBACK INSTRUCTIEBOEKJE Toegang tot het instructieboekje Het instructieboekje is beschikbaar op de DS AUTOMOBILES-website, in de rubriek "MyDS" of op het volgende adres: http://service.dsautomobiles.com

Nadere informatie

LCD scherm ve LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm scherm. Gebruik scherm Met het in Uw scooter ingebouwde scherm kunt U alle rij-, stuuracties, remmen en bedienen van het voertuig bepalen. De elektrische installatie van de scooter en de elektronica zelf

Nadere informatie

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot".

Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek MyPeugeot. Het instructieboekje van uw auto is ook te vinden op de website van Peugeot, in de rubriek "MyPeugeot". Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie over het onderhoud van uw auto.

Nadere informatie

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG

2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 2 UW 307 IN EEN OOGOPSLAG UW 307 IN EEN OOGOPSLAG 3 1. Airbag bestuurder. Claxon. 2. Verlichtingsschakelaars en richtingaanwijzers. 3. Stuurkolomschakelaar autoradio. 4. Instrumentenpaneel. 5. Schakelaar

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN C5 SEDAN U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN DS5 HYBRIDE 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748380

Uw gebruiksaanwijzing. CITROEN DS5 HYBRIDE 2012 http://nl.yourpdfguides.com/dref/5748380 U kunt de aanbevelingen in de handleiding, de technische gids of de installatie gids voor. U vindt de antwoorden op al uw vragen over de in de gebruikershandleiding (informatie, specificaties, veiligheidsaanbevelingen,

Nadere informatie

H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1

H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1 H a n d e l i n g s a n a l y s e R i j s c h o o l T e a m D r i v e - w w w w. r i j s c h o o l t d. n l Pagina 1 HANDELINGSANALYSE CATEGORIE B Hierna vindt u de handelingsanalyse voor de auto, de rijprocedure

Nadere informatie

GT909NL. Gebruikershandleiding

GT909NL. Gebruikershandleiding GT909NL Gebruikershandleiding Rhodelta b.v. Escudostraat 2 2991 XV Barendrecht Tel. +31 102927461 Fax + 31 104795755 www.rhodelta.nl info@rhodelta.nl 1.0 HANDZENDER OMSCHRIJVING GT889 GT969CH GT889: handzender

Nadere informatie