Evidence based practice Beslissingen baseren op relevante (wetenschappelijke inzichten, theorieën, concepten en onderzokesresultaten.

Transcriptie

1 MT toets voorbereiding Evidence based practice Beslissingen baseren op relevante (wetenschappelijke inzichten, theorieën, concepten en onderzokesresultaten. Kwalitatief onderzoek (qualitative research): Onderzoek waarbij problemen in en van situaties, gebeurtenissen, en personen beschreven en geïnterpreteerd worden met behulp van gegevens van kwalitatieve aard, zoals belevingen, ervaringen, betekenisverlening die verzameld zijn via open interviews en/of gebruik van bestaande documenten (anthroplogy, sociology, psychology) Kenmerken kwalitatief onderzoek: - dynamisch, holistische benadering, belang van ervaringen, directe observatie, participatie, ontdekken / begrijpen, narratieve analyse (samenvatting) Soorten kwalitatief onderzoek: Grounded theory (gefundeerde theorie): Ontwikkeling van een theorie die gebaseerd (gefundeerd) is op de persoonlijke ervaringen van de werkelijkheid van individuen vanuit kwalitatieve data een theorie ontwikkelen of al bestaande theorieën aan te scherpen ofwel uit te breiden Phenomology (fenomologie): Filosofische benadering. Onderzoek naar de ervaren werkelijkheid en heeft als doel deze ervaringen / belevingen te onthullen en te beschrijven. Etnography (etnografie): Ontwikkelen ven theorieën over cultuur en produceert beschrijvingen van manieren van leven in bepaalde culturen of subculturen. Kwalitatieve benaderingen: - Open interview - Participerende observatie (onderzoeker neemt zelf deel) Kwaliteiten van kwalitatief onderzoek: - Trustworthiness - Credibility - Transferability - Triangulation (gebruik maken van verschillende bronnen) Kwalitatief onderzoek is een circulair proces: - conceptuele fase - uitvoering > resultaten - verspreiden van resultaten Onderzoeksdesign kwalitatief onderzoek: - transversaal:op een moment gegevens verzameld - longitudinaal: meerdere meetmomenten - gericht op wat er gaat gebeuren of wat er gebeurd is (retro versus prospectief

2 - Research setting: natural context - Niet experimenteel - Niet gericht op vergelijking tussen groepen

3 Kwantitatief onderzoek Verzamelen van en analysren van nummerieke (meetbare informatie). Doel: waargenomen verschijnselen verklaren. Onderzoke naar oorzaak gevolg relaties of causale verbanden Kenmerken kwantitatief onderzoek: - Systematisch geordende methode, belang van probleemstelling - Systematiek, gestructureerd, meten, instrumenten, cijfers, statistiek. Soorten kwantitatief onderzoek: Experimenteel onderzoek: Zuiver experimenteel onderzoek, ook wel RCT genoemd randomized clinical trial. Verandering vindt plaats. Manipulatie; doelbewuste handeling die afwijkt van de huidige handelswijze Controle; een experimentele groep en een controle groep Randomisatie; toeval toewijzing Experimentele designs: - Pretest posttest design - Posttest only design - Factorial design - Solomon four-group design (afwezigheid van nul meting) Quasi experimenteel: Valt onder experimenteel onderzoek. Meestal wel manipulatie plaatsgevonden maar geen randomisatie of de controlegroep ontbreekt. - Non equivalent control group design - Time series design - N=1 design / crossover design Niet experimenteel onderzoek: Er vindt geen verandering plaats. Ontbreken van de manipulatie; er vindt geen interventie plaats. Beschrijven van de variabelen. - Beschrijvend onderzoek - Descriptief onderzoek Fundamenteel onderzoek: ontwikkelen / toetsen van een theorie Praktijkgericht onderzoek: oplossen van een praktijkprobleem Kwaliteit van kwantitatief onderzoek: - Reliability > betrouwbaarheid - Validity > Validiteit - Generability - Randomness

4 Kwantitatief onderzoek is een lineair proces: - conceptuele fase - opzet design & planning - empirische fase - verspreiden en bekendmaken van resultaten Onderzoeksdesigns kwantitatief onderzoek: - Controle over onafhankelijke variabele - Soort vergelijking tussen groepen - Tijd (transversaal longtudinaal) - Waarneming variabelen (retropespectief / prospectief - Context (setting van het onderzoek) Literatuurstudie: - Kennis vergaren - Vooronderzoek - Hoofddoel en subdoelen beantwoorden Een meta synthese is een samenvoeging van theorieën en data > een kwalitatief onderzoek Een meta analyse is systemaisch statistieken, resulatten gebruiken > een kwantitatief onderzoek Literatuur review is verkennend omschrijven, besprekend Benaderingen Discipline Domein Onderzoek Antropologie Cultuur Etnografie Psychologie / filosofie Geleefde ervaring Fenomologie / hermeneutiek (interpretatie ervaringen) Psychologie Gedrag Ethologie / ecologis psycho Sociologie Sociale setting Grounded theory Socio linguistiek Communicatie Discour analyse History Gedargsaspecten vanuit verleden Geschiedenis analyse

5 Probleemstelling: De zo precies mogelijk geformuleerde vraag waarop de onderzoeker een antwoord moet geven. - Beschrijvingsprobleem: Wat is? - Verklaringsprobleem: Hoe komt het dat? - Ontwerpprobleem: wat is er aan te doen/ Onderzoeksdesigns: Voornemen te gaan doen in een onderzoek en hoe lang het gaat duren Hypothese: Meest voorkomend bij experimenteel kwantitatief onderzoek. Is een toetsbare stelling of uitspraak.

6 Evidence: onderbouwing De 5 levels of evidence: 1. Systematic review + meta analyse > meerder RCT s. 2. RCT (randomised controled group 3. Mislukte RCT / matched pair cased control/ beter beschrijvend onderzoek/ quasi experimenteel onderzoek 4. Beschrijven onderzoek 5. expert opnion en kwalitatief onderzoek (casusbeschrijvend, geen controlegroep) > zuiver experimenteel onderzoek 4-5 > niet experimenteel onderzoek Variabele Kenmerk, eigenschap of grootheid die kan variëren, dwz verschillende waarden kan aannemen (in tegenstelling tot een constante) Onafhankelijke variabele: Variabele waarvan de waarden niet veranderen als gevolg van de invloed van andere variabelen (geslacht e.d.). bij een experiment betreft het de variabele die gemanipuleerd wordt en gevarieerd wordt. Afhankelijke variabele: Kenmerk, eigenschap of grootheid die kan variëren dwz verschillende waarden kan aannemen in tegenstelling tot een constante. Betreft de effectvariable. De onderzoeker gaat bij een experiment na of de aangebrachte variatie in de ene (onafhankelijke) variabele effect heeft op een andere variabele, de afhankelijke variabele. De afhanelijke variabele is afhankelijk van de onafhankelijke variabele. Parametrische toetsen (verschil tussen populaties) - T test - F test (anova) (eenzijdig > kan niet negatief zijn) Niet parametrische toetsen: - chi-square test - mann whitney test - wilcoxon signed rank Confidentie > betrouwbaarheidsinterval Validiteit en betrouwbaarheid 1. Bedreiging (uitkomst door toeval of externe factoren / variabelen) en maatregelen validiteit en betrouwbaarheid in kwantitatief onderzoek: - weinig respons - geen controle groep - verschillende variabele

7 - geen validen groep - geen blind onderzoek Maatregelen: - steekproef aanpassen (externe validiteit) - randomisatie - invloed van tijd minimaliseren 2. Validiteit en betrouwbaarheid van metingen - omstandigehden > betrouwbaarheid - meten wat je wilt meten, bijv. geijkte weegschaal >validiteit Toetsen van meetinstrumenten: - inhoudvaliditeit (dekken de items de lading, is de inhoud representatief voor de te meten werelijkheid) - criteriumvaliditeit (bestaat er een relatie tussen het meetinstrument en bepaalde criterium, is er een verband tussen de meetinstrumenten van het onderzoeken instrument en de uiteindelijke fenomenen) - constructievaliditeit of begripsvaliditeit (meet het instrument adequaat het begrip dat je wenst te meten) 3. Bedreigingen en maatregelen validiteit en betrouwbaarheid in kwalitatief onderzoek - onderzoeker is meetinstrument (hoe betrouwbaar) - maatregelen: triangulatie o datatriangulatie o onderzoekstriangulatie o theorietriangulatie o methodetriangulatie - data analyse beschrijven - kloppen interpretaties Significant P = groot > niet significant > 0 hypothese accepteren (onschuldig) P = klein > significant > 0 hypothese verwerpen (schuldig) Verwerpen = interventie werkt Accepteren = interventie werkt niet Interval > Ratio Ordinaal > discontinu (1.2.3 / abc) nominaal Bias: Kans op systematische vertekening / fout Sampling error: Basisprincipe / toevalsbasis

8 Deductief > afleiden, men gata uit van het algemene. Bijv, een bestaande theorie of een algemene stelling naar het bijzondere (alg. > concreet) Inductief > voeren, leide, brengen naar de start ligt bij concrete feiten en observaties, waarin men regels probeert te vinden die worden omgezet in alg. stellingen of een theorie (concreet > abstract) Peer de briefing: deskundigheidspanels Membercheck: korte samenvatting ter controle ana de informant teruggetuurd Participerende obsservatie: deelnemen van de dag. act. Van de onderzochten om op die manier door meebeleving obs. Inzicht te krijgen in belang van het onderzoek. Mediaan: de middelste Modus: vaakst vooromend