Stage Master Geschiedenis Procesevaluatie

Transcriptie

1 Stage Master Geschiedenis Naam student(e) : Studentnummer : Naam stagebedrijf : Naam organisatiebegeleider : Naam docentbegeleider : Tussenevaluatie Eindevaluatie Belangstelling : Inzicht: Definiëren/oplossen van problemen: Omgang met regels: Zelfstandigheid: Werktempo: Accuratesse: Omgang met kritiek: Mondeling taalgebruik (Nederlands): Mondeling taalgebruik (vreemde taal): Schriftelijk taalgebruik (Nederlands): Schriftelijk taalgebruik (vreemde taal): Relatie theorie/praktijk: Organisatie van het werk: Initiatief: Verantwoordelijkheidsgevoel: Sociale vaardigheden in de omgang met: externen, collega's, het management Samenwerking/teamgeest: Flexibiliteit: Globale beoordeling van de stage (tot nu toe): 1

2 Stage Master Geschiedenis Aanvullende opmerkingen ten aanzien van de tussenbeoordeling: Aanvullende opmerkingen ten aanzien van de eindbeoordeling: Datum: Handtekening organisatiebegeleider: Handtekening student: Handtekening docentbegeleider: 2

3 Toelichting op de evaluatie score 1 = niet goed score 2 = matig score 3 = voldoende score 4 = goed Inzicht: 1. Zag geen verband tussen de verschillende activiteiten in het bedrijf 2. Wist hoe en waarom verschillende activiteiten gedaan moesten worden Stage Master Geschiedenis 3. Kende de plaats en de functie van het werk en wist hoe hij/zij het werk moest aanpakken 4. Had een persoonlijk standpunt en een persoonlijke bijdrage Definiëren / oplossen van problemen: 1. Zag problemen in het werk niet en kon ze niet definiëren 2. Trok te snel conclusies; zijn/haar mening was niet altijd gefundeerd 3. Wist waar de problemen waren en zocht oplossingen 4. Wist waar de problemen waren en stelde oplossingen voor op basis van analyse Omgang met regels (ook 'ongeschreven'): 1. Deed geen moeite erachter te komen wat de regels waren of nam ze niet in acht 2. Probeerde de regels tot op zekere hoogte na te leven 3. Kwam de regels na 4. Kon effectief functioneren binnen de regels van de organisatie Zelfstandigheid: 1. Was niet in staat zelfstandig te werken, had voortdurend hulp nodig 2. Vroeg regelmatig om hulp 3. Werd zelfstandige stagiair 4. Werkte op het niveau van een zelfstandige werknemer Werktempo: 1. Werkte te langzaam 2. Werkte langzaam maar zeer nauwgezet 3. Werkte in een goed tempo 4. Werkte snel en goed Accuratesse: 1. Was slordig en onzorgvuldig 2. Was slordig maar was zich daarvan bewust en probeerde dat te verbeteren 3. Was netjes en werkte zorgvuldig 4. Was netjes, werkte nauwgezet en zeer zorgvuldig 3

4 Omgang met kritiek: 1. Kon niet tegen kritiek 2. Vond kritiek niet leuk maar kritiek was bespreekbaar 3. Accepteerde kritiek maar kon er (nog) niets mee doen 4. Accepteerde kritiek en gedroeg zich er naar/deed er iets mee Mondeling taalgebruik (Nederlands): 1. Sprak slecht en was moeilijk te begrijpen 2. Had moeite zich uit te drukken, maakte vorderingen 3. Drukte zichzelf zonder moeite uit en was makkelijk te begrijpen 4. Sprak goed onder alle omstandigheden; zeer vloeiend Mondeling taalgebruik (vreemde taal): 1. Sprak slecht en was moeilijk te begrijpen 2. Had moeite zich uit te drukken, maakte vorderingen 3. Drukte zichzelf zonder moeite uit en was makkelijk te begrijpen 4. Sprak goed onder alle omstandigheden; zeer vloeiend Schriftelijk taalgebruik (Nederlands): 1. Schreef slecht met onaanvaardbaar resultaat 2. Had moeite met schrijven, resultaat acceptabel 3. Schreef goed in goede stijl 4. Schreef uitstekend Schriftelijk taalgebruik (vreemde taal): 1. Schreef slecht met onaanvaardbaar resultaat 2. Had moeite met schrijven, resultaat acceptabel 3. Schreef goed in goede stijl 4. Schreef uitstekend Relatie theorie / praktijk: 1. Legde geen verband tussen theorie en praktijk 2. Legde onbewust een verband tussen theorie en praktijk Stage Master Geschiedenis 3. Verdiepte zich in relevante theorie en kwam tot beter inzicht/handelen in de praktijksituatie 4. Zorgde voor een uitstekende integratie van theorie en praktijk Organisatie van het werk: 1. Kon werk niet plannen; had voortdurend hulp nodig 2. Had vaak problemen met werkplanning en het bewaken van deadlines 3. Was in staat eigen werk te plannen 4. Planning en uitvoering van het werk waren in overeenstemming met de prioriteitsstelling van de organisatiebegeleider 4

5 Initiatief: 1. Kwam nauwelijks met ideeën 2. Toonde weinig initiatief 3. Kwam regelmatig met ideeën 4. Nam interessante initiatieven en gaf blijk van creativiteit Verantwoordelijkheidsgevoel: 1. Kon geen verantwoordelijkheid dragen of durfde dat niet 2. Hield er niet van verantwoordelijkheid te dragen 3. Toonde gevoel voor verantwoordelijkheid 4. Toonde veel gevoel voor verantwoordelijkheid Sociale vaardigheden in de omgang met externen: 1. Onbeholpen manieren, afstandelijk, deed er niets aan 2. Onbeholpen manieren maar trachtte die te verbeteren 3. Was plezierig in de omgang en deed zijn/haar uiterste best dat te zijn 4. Gedroeg zich plezierig en was zeer flexibel en aanpassingsbereid Sociale vaardigheden in de omgang met collega's: 1. Onbeholpen manieren, afstandelijk, deed er niets aan 2. Onbeholpen manieren maar trachtte die te verbeteren 3. Was plezierig in de omgang en deed zijn/haar uiterste best dat te zijn 4. Gedroeg zich plezierig en was zeer flexibel en aanpassingsbereid Sociale vaardigheden in de omgang met het management: 1. Onbeholpen manieren, afstandelijk, deed er niets aan 2. Onbeholpen manieren maar trachtte die te verbeteren 3. Was plezierig in de omgang en deed zijn uiterste best dat te zijn 4. Gedroeg zich plezierig en was zeer flexibel en aanpassingsbereid Samenwerking / teamgeest: 1. Kon helemaal niet in een team werken 2. Kon samenwerken, maar moeizaam 3. Kon goed samenwerken 4. Kon uitstekend samenwerken Flexibiliteit: 1. Was niet flexibel 2. Had vaak moeite met veranderingen 3. Kon omgaan met veranderingen 4. Was flexibel en ging soepel om met veranderingen Stage Master Geschiedenis 5

6 Stage Master Geschiedenis Globale beoordeling van de stage (tot nu toe): 1. Onvoldoende 2. Matig 3. Voldoende 4. Goed 6