Klein beginnen : Een kleinschalig onderzoek naar kleinschalige kinderopvang

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Klein beginnen : Een kleinschalig onderzoek naar kleinschalige kinderopvang"

Transcriptie

1 Klein beginnen : Een kleinschalig onderzoek naar kleinschalige kinderopvang Student: Maaike van Vugt Studentnummer: Begeleid door: Dhr. Dr. P.J. Hoffenaar Tweede Beoordelaar: Dhr. Dr. R.G. Fukkink Praktijkinstelling: H3O Master: Opvoedingsondersteuning Universiteit van Amsterdam, Augustus 2010

2 Inhoudsopgave Voorwoord P. 3 Abstract P. 5 Inleiding P. 6 Methode P. 16 Werving en selectie P. 17 Participanten P. 18 Procedure P. 19 Resultaten P. 21 Multilevelanalyses P. 23 Intraclasscorrelaties P. 25 Discussie P. 27 Referenties P. 35 2

3 Voorwoord Deze scriptie is geschreven voor de Master Opvoedingsondersteuning aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens het keuzemoment voor de praktijkinstellingen waarbij het afstudeerproject zou gaan plaatsvinden, was mijn interesse direct gewekt bij H3O. Deze organisatie met kinderdagopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, basisscholen en middelbaar onderwijs ontwikkelde een innovatieve vorm van kinderopvang. In deze vorm van kinderopvang wordt kleinschalige kinderdagopvang aan verticale groepen van maximaal zes kinderen verstrekt. Het enthousiasme waarmee directeur Levien Timmers hier tijdens de presentatie over vertelde, maakte ook mij enthousiast over dit onderzoek. Het onderwerp kinderopvang interesseert me, omdat het momenteel zeer actueel is. Bovendien bracht ik zelf als kind zeer veel tijd door in een kinderdagverblijf. Daardoor heb ik altijd het gevoel gehad dat dit onderwerp dicht bij mij ligt. Het schrijven van deze scriptie is soms moeizaam, maar ook vooral plezierig en zeer leerzaam geweest. Daarbij hebben een aantal mensen mij goed geholpen en ondersteund. Ten eerste bedank ik mijn scriptiebegeleider dr. P.J. Hoffenaar. Hoewel ik soms een wat lastig te begeleiden student ben, verloor hij nooit zijn geduld, of in ieder geval niet voor mij zichtbaar. Bovendien heeft zijn feedback mij dikwijls laten inzien dat een scriptie er met een paar kleine aanpassingen een stuk beter uit kan zien. Ook de geduldige ondersteuning tijdens de analyses heb ik als zeer prettig ervaren. Ten tweede bedank ik drs. Levien Timmers, directeur van Sector Peuterwerk & Kinderopvang bij H3O. Ondanks beperkte middelen tot dit onderzoek bleef Levien constant 3

4 positief. Dit zorgde ervoor dat ook ik het bijltje er niet bij neerlegde. De verschillende bijeenkomsten in Dordrecht en de samenwerking verliepen in mijn ervaring prettig en ontspannen. Ook tijdens de zeer moeizame start van het experimentele kinderdagverblijf werden de zaken die voor mijn observaties noodzakelijk waren tot in de puntjes geregeld. Dit zorgde voor een soepele samenwerking met beide locaties waar de dataverzameling plaatsvond. Ik wil dan ook alle pedagogisch medewerkers van de twee kinderdagverblijven Villa Volta en Eigenwijs bedanken. Zonder deze dames was dit onderzoek onmogelijk geweest en de goede medewerking zorgde voor een snelle dataverzameling. Het invullen van de ouderformulieren op de locatie Eigenwijs werd zeer adequaat geleid, waardoor er zeer snel video-opnames gemaakt konden worden. Ook voor het invullen van de observatieschalen voor pedagogisch medewerkers wil ik allen zeer bedanken. Ik bedank ook tweede beoordelaar dr. R.G. Fukkink. Naast de tweede beoordeling van mijn scriptie heeft dhr. Fukkink mij namelijk de twee belangrijkste schalen van dit onderzoek en de benodigde observatietraining verschaft. Het is erg fijn om altijd bij een deskundige aan te kunnen kloppen met vragen over het onderwerp, literatuur of één van de schalen. Verder bedank ik iedereen in mijn naaste omgeving voor de steun en aanmoediging die ik soms nodig heb. Maaike van Vugt Amsterdam, augustus

5 Abstract Om te onderzoeken of de grootte van groepen in de kinderdagopvang invloed heeft op de kwaliteit van de interacties tussen pedagogisch medewerkers en kind en op het welbevinden van het kind, zijn een grootschalige reguliere groep en een kleinschalige experimentele groep met elkaar vergeleken. In de reguliere groep werden 12 tot 16 kinderen opgevangen en in de experimentele groep 4-6 kinderen, met gelijke leidster-kindratio s. De interactie werd gemeten door middel van de Caregiver Interaction Scale en het welbevinden met de NCKO-schaal Welbevinden en de observatieschaal Welbevinden Algemeen. Er bleek op beide variabelen geen significant verschil tussen beide groepen. De intraclasscorrelaties laten interessante eigenschappen van de verschillende schalen zien. 5

6 Inleiding In het afgelopen decennium is het gebruik van formele kinderopvang explosief gegroeid (Commissie Kinderopvang, 2009; Jongen, 2008). Naast deze groei heeft de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005, waarbij de subsidiëring van de opvang zich van de opvangcentra naar de ouders verplaatste, gezorgd voor een groeiende behoefte aan onderzoek naar de kwaliteit van Nederlandse kinderdagopvang (Van IJzendoorn, 2007). Dergelijk onderzoek werd uitgevoerd door het Nederlands Consortium voor Kinderopvang Onderzoek (NCKO) en laat een daling zien in de totale kwaliteit. In 2005 bleek zelfs voor het eerst geen enkel kinderdagverblijf onder het predicaat goed te vallen (Van IJzendoorn, 2007). Er is dus grote behoefte aan verhoging van pedagogische kwaliteit binnen Nederlandse kinderdagverblijven. Met het oog op verhoging van de kwaliteit van kinderopvang ontwikkelde H3O, een christelijke organisatie met kinderdagopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, basisscholen en middelbaar onderwijs, een innovatieve vorm van kinderopvang. In deze vorm van kinderopvang wordt kleinschalige kinderdagopvang aan twee gemengde leeftijdsgroepen van maximaal zes kinderen verstrekt. Elke groep wordt begeleid door een gediplomeerde pedagogisch medewerkster. Binnen de reguliere opvang worden per horizontale groep maximaal zestien kinderen opgevangen. De groepen in het innovatieve kinderdagverblijf zijn dus beduidend kleiner dan in de reguliere kinderdagopvang. De innovatieve kinderopvang van H3O is experimenteel. Het experimentele kinderdagverblijf verstrekt kinderdagopvang in twee kleinschalige, verticale groepen met vier tot zes kinderen. Het reguliere kinderdagverblijf is het reeds bestaande, relatief grootschalige 6

7 kinderdagverblijf van H3O. Het aantal kinderen in de drie horizontale groepen varieert tussen twaalf en zestien. Observatie-onderzoek binnen de twee verschillende kinderdagverblijven moet aantonen in hoeverre de experimentele vorm van kinderdagopvang een verbetering is voor twee belangrijke kenmerken van de proceskwaliteit, namelijk de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind en het welbevinden van het kind. Door de experimentele manipulatie die in dit onderzoek plaatsvindt, kan het effect van een kleinere groepsgrootte op de twee kenmerken van de pedagogische kwaliteit binnen op de opvang worden bestudeerd. Volgens het kwaliteitsmodel dat het NCKO voor het kwaliteitsonderzoek ontwikkelde, bestaat de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang namelijk uit structurele kwaliteit en proceskwaliteit. Met structurele kwaliteit worden in het NCKO-model de weinig dynamische kwaliteitskenmerken bedoeld, zoals pedagogisch beleid en continuïteit van de groepssamenstelling (De Kruif et.al., 2007). Het structurele kenmerk dat in dit onderzoek centraal staat, is de groepsgrootte. Doordat beide groepen in dit onderzoek zich in dezelfde organisatie bevinden en min of meer uit dezelfde buurt komen, zijn veel structurele kenmerken voor beide groepen gelijk. De groepsgrootte is het structurele kenmerk dat de twee groepen van elkaar doet verschillen. Dit is de onafhankelijke variabele. De proceskwaliteit bestaat uit kenmerken van het interactieproces tussen de pedagogisch medewerkers en de kinderen, tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en het aanwezige materiaal. Een belangrijk onderdeel van de proceskwaliteit van kinderdagopvang is het interactieproces tussen de pedagogisch medewerkster en het kind. De kwaliteit van de ervaringen die kinderen binnen een kinderdagverblijf opdoen, wordt immers in grote mate beïnvloed door de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkster (Riksen-Walraven, 7

8 2004). Volgens Tavecchio en Reiling (1993) is een sensitieve en responsieve interactie tussen pedagogisch medewerkster en kind van belang voor het gevoel van veiligheid van het kind. Doordat een pedagogisch medewerkster sensitief, responsief en voorspelbaar op een kind reageert, zal het kind om kunnen gaan met wisselend personeel en zich op zijn gemak en zelfverzekerd voelen tijdens de opvangmomenten (Tavecchio & Reiling, 1993). Hierop voortbordurend beschrijft Riksen-Walraven in haar boek De Kwaliteit van de Nederlandse Kinderopvang (2004) zes interactievaardigheden die uit ontwikkelingspsychologisch onderzoek van groot belang blijken voor de proceskwaliteit van kinderdagopvang. De eerste interactievaardigheid heet sensitieve responsiviteit. Dit houdt in dat de pedagogisch medewerkster oog heeft voor signalen van kinderen en hier tijdig en adequaat op reageert. Het kind voelt zich door deze sensitiviteit veilig en geaccepteerd. De tweede eigenschap houdt in dat de pedagogisch medewerkster de autonomie van het kind respecteert. Het kind dient de kans te krijgen en gestimuleerd te worden dingen zelf te proberen, zodat zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde ontstaan en versterken. Een derde belangrijke interactievaardigheid is het structureren en grenzen stellen. Regels en grenzen moeten bij de kinderen duidelijk zijn en deze moeten op een sensitieve en respectvolle manier worden overgebracht door de pedagogisch medewerkster. Verbale interacties zoals praten en uitleggen dienen door de pedagogisch medewerkster aangepast de worden aan de situatie, aandachtsrichting en begripsniveau van het kind. Dit bevordert de cognitieve- en taalontwikkeling van het kind. Net als het begeleiden van interacties tussen de kinderen kan praten en uitleggen het socialisatieproces ten goede komen. Ten slotte is ontwikkelingsstimulering een belangrijke interactievaardigheid. Dit kan door middel van (nieuwe) spelletjes, maar ook door tijdens verschillende activiteiten de aandacht van het kind op 8

9 nieuwe leerzame onderwerpen te richten. Hier gaat het vooral om het bevorderen van de motorische, cognitieve en taalvaardigheden en de creativiteit van het kind (Riksen-Walraven, 2004). In het huidige onderzoek staan de globale interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkster centraal. Deze wordt in dit onderzoek gemeten door middel van observaties aan de hand van de Caregiver Interaction Scale (CIS) (Arnett, 1989). In het NCKO-model worden bovendien twee belangrijke kindkenmerken genoemd als kenmerk van proceskwaliteit, namelijk het welbevinden en de betrokkenheid (De Kruif et.al., 2007). Welbevinden houdt in dat kinderen zich veilig en ontspannen voelen en genieten van de activiteiten die ze ondernemen (Riksen-Walraven, 2004). Betrokkenheid uit zich bij kinderen in geconcentreerd en aandachtig met een activiteit bezig zijn. Structurele kwaliteit is een belangrijke voorwaarde voor proceskwaliteit (Riksen- Walraven, 2004). Als de structurele kwaliteit onvoldoende is, is het onmogelijk aan een hoge proceskwaliteit te voldoen. Als de leiding van een groep bijvoorbeeld zeer regelmatig van pedagogisch medewerkster wisselt, zal de interactie of de hechting tussen de pedagogisch medewerkster en het kind zich minder stabiel ontwikkelen dan wanneer één medewerkster langdurig de leiding over de groep heeft. Wanneer de structurele kwaliteit echter voldoende is, is dit geen vanzelfsprekende garantie voor een hoge proceskwaliteit. Uit verschillende Nederlandse en internationale onderzoeken blijkt de groepsgrootte invloed te hebben op proceskwaliteit en vooral op de interactie tussen de pedagogisch medewerkster en de kinderen. Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven (2002) onderzochten de samenhang tussen verschillende structurele kenmerken en de kwaliteit van 39 kinderdagverblijven in Nederland. Hierbij werd kwaliteit gedefinieerd als de structurele en de 9

10 interactionele eigenschappen binnen de opvang. De kwaliteit werd onderzocht door middel van de Infant/Toddler Environment Rating Scale (ITERS). Dit is een observatie-instrument met 7 subschalen, waarmee de kwaliteit van kinderopvang voor kinderen van 0 tot 30 maanden kan worden vastgesteld (Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2002). Uit het onderzoek blijkt dat de totale kwaliteit van de opvang significant samenhangt met de groepsgrootte. Naarmate een groep groter is, daalt de totale kwaliteit. Dit blijkt vooral het geval bij de ITERSsubschaal Sociale Interactie (de interactie tussen de leidster en het kind, de interactie tussen kinderen onderling en de adequaatheid van disciplinering) (Gevers Deynoot-Schaub & Riksen- Walraven, 2002). Een kleinere groepsgrootte leidt dus tot een grotere mate van pedagogische kwaliteit. Vergelijking tussen vormen van kinderopvang met verschillende groepsgrootten toont eveneens een effect van groepsgrootte op de pedagogische kwaliteit. Groeneveld, Vermeer, IJzendoorn & Linting (2008) vergeleken de proceskwaliteit van 26 kinderdagverblijven en 55 gastoudergezinnen en de maten van welbevinden en van stress van 45 kinderen in kinderdagverblijven en 39 in gastoudergezinnen. De sensitiviteit van de leidsters en gastouders werd gemeten door middel van de observatieschaal Sensitieve Responsiviteit van het Nederlands Consortium voor Kinderopvang Onderzoek (NCKO). Deze blijkt bij de gastouders significant hoger dan bij de leidsters van kinderdagverblijven. Ook uit dit onderzoek blijkt dus dat kleinschalige opvang een hogere mate van sensitiviteit met zich mee brengt. Niet alleen Nederlandse onderzoeken wijzen uit dat een kleinere groepsgrootte de pedagogische kwaliteit van kinderopvang vergroot. Uit onderzoek van Philipsen et.al. (1997) in de Verenigde Staten bleek eveneens een duidelijke relatie tussen structurele factoren en 10

11 proceskwaliteit. De kwaliteit, de sensitive interactie en de responsiviteit binnen kinderopvangcentra werd in dit onderzoek gemeten door middel van de ITERS/ECERS, de CIS en de Teacher Involvement Scale (TIS) en gerelateerd aan een groot aantal structurele eigenschappen van de centra, waaronder opleiding en inkomen van pedagogisch medewerksters, economische eigenschappen en groepsstructuren. De proceskwaliteit bleek sterk samen te hangen met de groepsgrootte. Kleinere groepen zorgden voor betere opvang. Ook het Early Child Care Network van het National Institute of Child Health and Human Development (NICHD ECCERN) (2000) onderzocht de relatie tussen de groepsgrootte en de kwaliteit van de opvang in een groot deel van de Verenigde Staten. De interacties tijdens de opvang bleken niet alleen kwalitatief beter naarmate de groepen kleiner waren, positieve zorg en interacties kwamen bovendien vaker voor bij kleinere groepsgrootten. Kleinere groepen blijken dus beter voor de sensitiviteit van de pedagogisch medewerker. Meer specifiek blijken het aantal personen en de hoeveelheid geluid in een ruimte (environmental chaos) een negatieve invloed te hebben op de sensitieve responsiviteit van de pedagogisch medewerkster. Naarmate er meer kinderen in een ruimte aanwezig zijn, neemt de sensitiviteit van de pedagogisch medewerkster af (Wachs, Gurkas & Kontos, 2004). Uit onderzoek van Groeneveld, Vermeer, van IJzendoorn & Linting (2010) blijkt het geluidsniveau in kleinschalige gastouderopvang significant lager dan bij reguliere kinderdagopvang. Volgens dit onderzoek is de chaos bij grootschalige opvang groter dan bij kleinschalige opvang. De sensitieve responsiviteit van pedagogisch medewerkers blijkt af te nemen naarmate de groepen binnen de kinderopvang groter zijn. Omdat sensitieve responsiviteit van de pedagogisch medewerkers een zeer belangrijk onderdeel van de proceskwaliteit is, neemt ook de 11

12 pedagogische kwaliteit van de kinderopvang af naarmate zich meer kinderen in een groep bevinden. Zoals eerder vermeld is het welbevinden van het kind een tweede belangrijk onderdeel van de proceskwaliteit. Het welbevinden van het kind is namelijk de mate waarin het kind zich op zijn of haar gemak voelt. Hoe groter het welbevinden van het kind is, des te beter zit een kind in zijn of haar vel (Riksen-Walraven, 2004). Voorbeelden van kenmerken van welbevinden zijn openheid, nieuwsgierigheid, levenslust, tevredenheid en zelfvertrouwen (Balledux, 2005). Kinderen met een hoge mate van welbevinden staan open voor nieuwe ervaringen en contact met anderen zoals andere kinderen en pedagogisch medewerkers. Bovendien bestaat bij een kind met een hoge mate van welbevinden levenslust en energie. Ook is een kind zichtbaar ontspannen en beleeft het kind duidelijk plezier aan de ondernomen activiteiten (Riksen-Walraven, 2004). Het is van belang dat een kind zich op zijn of haar gemak voelt in een kinderdagverblijf waar hij of zij meerdere dagen per week verblijft. Daarom staat ook dit kenmerk van de pedagogische kwaliteit in het huidige onderzoek centraal. Een kind met een uitgesproken lage mate van welbevinden is uiterst gespannen, onzeker en gefrustreerd. Op basis van metingen van stress en spanning zouden dus uitspraken gedaan kunnen worden over de mate van welbevinden bij kinderen. In een meta-analyse van Vermeer & Van IJzendoorn (2006) worden bijvoorbeeld zeven studies geanalyseerd waarin kinderopvang in verband wordt gebracht met de cortisolniveaus van kinderen. Cortisol is een hormoon dat bij stress in het lichaam vrijkomt en het stressniveau op fysiologische wijze meetbaar maakt. Het meten van cortisol is een gangbare biologische methode voor het vaststellen van stress en emotionele reacties (Vermeer & Van IJzendoorn, 2006). De cortisolniveaus werden in de besproken studies gemeten door het cortisol in de urine of het speeksel van de kinderen vast te 12

13 stellen. In vier van de zeven geanalyseerde onderzoeken bleek het cortisolniveau van de kinderen tijdens een dag in het kinderdagverblijf hoger en minder te dalen dan tijdens een dag thuis. Eén van de geanalyseerde onderzoeken werd uitgevoerd in Frankrijk en Hongarije. In dit onderzoek werden de dagcycli van het cortisolniveau thuis en op acht kinderdagverblijven vergeleken. Bovendien werden de cycli in verband gebracht met verschillende factoren van de groepsomgeving, waaronder de groepsgrootte. De cortisolniveaus blijken bij kinderen in kinderdagverblijven hoger te zijn en in de loop van de ochtend minder te dalen dan bij de kinderen thuis. Ook onderzoek van Groeneveld et al. (2010) wijst dit uit. Dit effect blijkt ongeacht de kwaliteit van de opvang (Vermeer & Van IJzendoorn, 2006). Bovendien is er door Legendre (2003) een correlatie gevonden tussen de groepsgrootte en de cortisolniveaus van de kinderen. Vooral wanneer een groep groter is dan 15 kinderen, is het cortisolgehalte bij de kinderen aanzienlijk hoger dan wanneer er in de groep minder dan 15 kinderen aanwezig zijn. In dit onderzoek blijkt groepsgrootte dus wel degelijk samen te hangen met het stressniveau van het kind. Ook Groeneveld et.al. (2008) bestudeerden het stressniveau van kinderen door het cortisolniveau bij de kinderen te onderzoeken. Groeneveld et.al. (2008) onderzochten de effecten op het welbevinden en het stressniveau bij kinderen van zowel reguliere kinderdagverblijven als gastouderopvang. Het welbevinden van de kinderen werd vastgesteld door middel van de NCKO welbevindenschaal en stress werd gemeten door het cortisolgehalte in het speeksel van de kinderen vast te stellen. Het welbevinden blijkt bij gastouderopvang significant hoger dan bij de kinderopvang. De cortisolniveaus van de kinderen binnen de verschillende soorten opvang verschillen in dit onderzoek echter niet. Omdat de groepsgrootte bij de kinderdagopvang in dit onderzoek significant hoger is, kan aan de hand van dit onderzoek worden geconcludeerd dat een 13

14 kleinere groepsgrootte een positief effect heeft op het welbevinden van de kinderen binnen de opvang. Opvallend is dat het welbevinden tussen de twee verschillende groepsgrootten verschilt, maar het stessniveau, vastgesteld op basis van cortisolmetingen, niet. In dit geval lijken welbevinden en stress dus niet twee uiteinden van exact dezelfde dimensie. Het welbevinden van kinderen in de kinderopvang blijkt dus hoger naarmate de groepen kleiner zijn. Ook lijkt de stress bij kinderen af te nemen als de groepsgrootte daalt. Stress is echter niet ontegenzeglijk het tegenovergestelde van welbevinden, waardoor metingen van stress niet geheel adequaat zijn voor het vaststellen van welbevinden. De kwaliteit van de interacties en het welbevinden van het kind worden in dit onderzoek afzonderlijk van elkaar behandeld. In dit onderzoek wordt een directe connectie gelegd tussen groepsgrootte en interactiekwaliteit en tussen groepsgrootte en het welbevinden van het kind. Echter, interactie en welbevinden staan niet geheel los van elkaar en beïnvloeden elkaar wel degelijk. De kwaliteit van de interactie tussen de pedagogisch medewerker en het kind heeft namelijk ook invloed op het welbevinden van het kind. Tavecchio & Reiling (1993) leggen hierbij vooral de nadruk op de sensitieve responsiviteit van de pedagogisch medewerker en gehechtheidsrelatie hiermee wordt gevormd. Howes, Rodning, Galluzzo & Meyers vonden in 1988 reeds een duidelijke gehechtheidsrelatie tussen kinderen en hun alternatieve verzorgers in de kinderopvang. De relaties verschilden vaak van de relatie die de kinderen met hun ouders hadden en een veilige gehechtheid met de leidster kon zelfs voor een onveilige gehechtheid met de ouders compenseren (Howes et.al., 1988). Van IJzendoorn, Sagi & Lambermon (1992) onderzochten bij kinderen in Nederland en in Israel de gehechtheidsrelaties van kinderen met 14

15 hun moeder, vader en de pedagogisch medewerkers op het kinderdagverblijf (in Israel in de Kibboets). Ook hier bleken kinderen niet alleen een gehechtheidsrelatie te hebben met de ouders, maar ook met de pedagogisch medewerkers. De relaties van het kind met de moeder en met de pedagogisch medewerker waren bovendien onafhankelijk van elkaar. De auteurs doen op grond van dit onderzoek een voorzichtige uitspraak over de connectie tussen sensitieve responsiviteit van de leidster en veilige gehechtheid. Goossens & Van IJzendoorn (1990) bevestigen deze uitspraak. Kinderen met een veilige gehechtheidsrelatie met de pedagogisch medewerker hebben vaker een meer sensitieve pedagogisch medewerker dan de kinderen die onveilig gehecht zijn aan de pedagogisch medewerker. Bovendien blijkt deze gehechtheidsrelatie binnen de kinderopvang onafhankelijk van die met de ouders. Ook Howes & Hamilton (1992-2) onderzochten de relatie tussen veilige gehechtheid tussen kind en pedagogisch medewerker. In dit onderzoek werd eveneens een duidelijke relatie gevonden tussen responsieve sensitiviteit van de pedagogisch medewerker en veilige gehechtheid van het kind. Een veilig gehecht kind voelt zich zeker en gerust wanneer de gehechtheidsfiguur in de buurt is (Tavecchio & Reiling, 1993). Riksen-Walraven noemt het een basisgevoel van welbevinden (Hopman, 1999). De kwaliteit van de interactie tussen medewerker en kind blijkt dus inderdaad van invloed op het welbevinden van het kind. In dit onderzoek wordt echter een direct verband gezocht tussen groepsgrootte en interactievaardigheden en tussen groepsgrootte en het welbevinden van het kind. In veel eerder besproken onderzoeken worden de interactiekwaliteit en het welbevinden van de kinderen in verband gebracht met niet alleen de groepsgrootte, maar ook met de leidsterkindratio (De Schipper et.al., 2006; Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2002; Philipsen et.al., 1997; NICHD ECCERN, 2000; Groeneveld et.al., 2008; Groeneveld et.al., 2010; Legendre, 2003). Om het effect van de groepsgrootte op de pedagogische kwaliteit van de 15

16 opvang vast te stellen, is in het huidige onderzoek slechts de groepsgrootte de onafhankelijke variabele. In dit onderzoek worden twee groepen met verschillende groepsgrootten met elkaar vergeleken. De gemiddelde leidster-kindratio bij beide groepen is bij benadering gelijk. Op deze manier wordt het effect dat groepsgrootte heeft op de kwaliteit van de leidster-kindinteractie en het welbevinden van de kinderen binnen de kinderdagopvang geïsoleerd onderzocht. Dit gebeurt door middel van een vergelijking tussen een experimenteel kleinschalig kinderdagverblijf en een regulier kinderdagverblijf binnen dezelfde organisatie. Door middel van herhaalde observaties bij de twee verschillende kinderdagverblijven van H3O wordt onderzocht of de experimentele vorm van kinderdagopvang een hogere kwaliteit van interacties tussen pedagogisch medewerker en kind en een grotere mate van welbevinden van het kind met zich meebrengt dan de reguliere vorm. Verwacht wordt dat de interacties tussen de kinderen en de pedagogisch medewerkers in de experimentele groep kwalitatief beter zijn dan in de reguliere groep. Bovendien wordt verwacht dat het welbevinden van de kinderen in het experimentele kinderdagverblijf groter is dan in het reguliere kinderdagverblijf. Methode Dit onderzoek vond plaats bij een regulier kinderdagverblijf en een experimenteel kinderdagverblijf die beide zijn aangesloten bij de organisatie H3O in Dordrecht. H3O is een christelijke organisatie met kinderdagopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang, basisscholen en middelbaar onderwijs. In het experimentele kinderdagverblijf wordt kleinschalige kinderdagopvang aan twee gemengde leeftijdsgroepen van maximaal zes kinderen verstrekt. Elke groep wordt begeleid door twee of drie gediplomeerde pedagogisch medewerkers. 16

17 Binnen de reguliere opvang worden per groep maximaal zestien kinderen in drie verschillende leeftijdsgroepen opgevangen door twee tot vier pedagogisch medewerkers. Werving en selectie Zowel de observaties als de video-opnamen vonden plaats in reeds bestaande groepen van de twee kinderdagverblijven Eigenwijs (regulier) en Villa Volta (experimenteel) van H3O. De observaties vonden plaats bij vaste pedagogisch medewerkers die op de hoogte waren gesteld door de directeur van de sector Peuterwerk & Kinderopvang. Voor het maken van video-opnamen van kinderen zijn door de pedagogisch medewerkers informatiebrieven aan de ouders meegegeven. Bovendien ontvingen de ouders van de kinderen in de reguliere groep een toestemmingsformulier voor deelname van hun kind aan het onderzoek met slechts een negatieve keuzemogelijkheid. Hiervoor is in overleg met H3O gekozen, omdat verwacht werd dat met twee keuzemogelijkheden een groot aantal brieven niet werd ingeleverd. Dit gebeurt volgens de praktijkinstelling regelmatig, ook als de ouders geen bezwaar hebben. Met één negatieve keuzemogelijkheid zijn ouders die bezwaar hebben zeer bereid deze in te vullen en in te leveren, waardoor bij aanvang van het onderzoek duidelijk is welke kinderen aan het onderzoek mogen deelnemen. De formulieren werden door de pedagogisch medewerkers aan de ouders overhandigd, met de vraag deze als het nodig is binnen een bepaald tijdsbestek in te leveren. De pedagogisch medewerkers hielden bovendien een lijst bij van de ouders die mondeling toestemming gaven. De ouders van de kinderen in de experimentele groep ontvingen 17

18 geen toestemmingsformulier, omdat zij bij de plaatsing van hun kind in een experimentele groep reeds toestemming hebben gegeven tot deelname aan onderzoek. Na inventarisatie van het aantal toestemmingen werden in de reguliere groep tien kinderen geselecteerd voor de video-opnamen. Deze tien kinderen werden geselecteerd aan de hand van de leeftijd en het gemiddelde aantal dagen op de groep, zodat dit was met die van de kinderen in de experimentele groep. In de experimentele groep werden twaalf kinderen geselecteerd. Dit waren alle kinderen in de groep. Participanten Aan dit onderzoek namen in totaal vier opvanggroepen deel aan de observaties en in vijf groepen werden video-opnamen gemaakt. Bij de experimentele groep werd binnen de twee verticale groepen geobserveerd en bij de reguliere groep vonden observaties plaats op de groepen van de dreumesen en die van de peuters. In de reguliere groep van de baby s werd niet geobserveerd, omdat de schaal zich hier niet uitermate voor leende. Bovendien was het aandeel van kinderen jonger dan 1,5 jaar in de verticale groep zeer klein, waardoor een vergelijking met de babygroep irrelevant was. Binnen de reguliere babygroep zijn, net als bij alle andere groepen, wel video-opnamen gemaakt. De observaties werden in totaal bij elf pedagogisch medewerkers uitgevoerd. Aan de video-opnamen namen in totaal 22 kinderen deel; 12 in de experimentele groep en 10 in de reguliere groep. De gemiddelde leeftijd van alle kinderen is 2.27 jaar (SD=1.03), oftewel maanden (SD=12.42). De gemiddelde leeftijd van de experimentele groep is

19 jaar (SD=1.20), oftewel maanden (SD=14.35). Bij de reguliere groep is de gemiddelde leeftijd 2.39 jaar (SD=.79), dus maanden (SD=9.46). Deze liggen erg dicht bij elkaar; er is geen significant verschil tussen de twee gemiddelde leeftijden. Procedure Caregiver Interaction Scale (CIS) De Caregiver Interaction Scale (Arnett, 1989) is een observatieschaal die de interactie tussen de pedagogisch medewerkster en de kinderen meet. Hierbij ligt de nadruk vooral op de reacties van de pedagogisch medewerkster op signalen van de kinderen. De schaal bestaat uit 26 items, waarvan op een vierpuntsschaal dat loopt van helemaal niet tot zeer sterk wordt aangegeven in hoeverre het item van toepassing is. Voorbeelden van items in de Caregiver Interaction Scale zijn: Praat op warme toon tegen de kinderen, Lijkt veel dingen die kinderen graag doen te willen verbieden, Wijst kinderen niet terecht als ze zich misdragen en Lijkt afstandelijk en weinig betrokken bij de kinderen. Zowel bij de experimentele als bij de reguliere groep zijn 15 observaties uitgevoerd aan de hand van de CIS. Een pedagogisch medewerkster werd nooit op een dag meerdere malen geobserveerd. Elke observatie duurde 45 minuten, waarin de observator in de groepsruimte zat en aantekeningen maakte van de interacties tussen de betreffende pedagogisch medewerker en de kinderen. Na de observatie werd de CIS aan de hand van wat de observator had gezien en opgeschreven ingevuld. 19

20 Uit betrouwbaarheidsanalyse blijkt een Cronbach s Alpha van.708. Dit is voldoende om ervan uit te gaan dat de items in de Caregiver Interaction Scale intern consistent zijn. NCKO-schaal Welbevinden Het welbevinden van de kinderen in beide groepen wordt gemeten met behulp van de NCKO-schaal voor Welbevinden. Deze is gebaseerd op de Leuvense Schaal voor Welbevinden van Laevers (2003). Dit is een zusterschaal van de veel gebruikte Leuvense Betrokkenheidsschaal (Laevers, 2003) en een betrouwbare observatieschaal voor het meten van welbevinden bij kinderen (De Kruif et.al., 2007). Het NCKO heeft van de Leuvense vijfpuntsschaal een zevenpuntsschaal gemaakt en het taalgebruik is aangepast. Voor het vaststellen van het welbevinden van de kinderen aan de hand van deze schaal zijn videoopnamen gemaakt van 2 minuten per opname. De volgorde van de opnames werd van tevoren vastgelegd en tijdens de opnames werd deze volgorde aangehouden. Als een kind afwezig bleek, werd deze overgeslagen. Er zijn in totaal 184 video-opnamen van 2 minuten gemaakt; 91 in de experimentele groep en 93 in de reguliere groep. Voordat aan deze video s aan de hand van de NCKO-schaal voor Welbevinden scores konden worden toegekend, diende de observator een observatietraining te hebben afgerond. Na 50 oefenfragmenten te hebben bekeken werd aan 25 tekstfragmenten en score toegekend. De scores op de testfragmenten werden vervolgens vergeleken met de scores die eerder door de ontwikkelaar van de schaal aan dezelfde fragmenten werden gegeven. Na goedkeuring van de 20

21 interbeoordelaarsovereenstemming (>.70) was de observator in staat scores toe te kennen aan de fragmenten. Observatielijst Welbevinden Algemeen (WA) Nadat de observator een tiental dagen in beide groepen de observaties heeft uitgevoerd is door de pedagogisch medewerkers voor elk kind één Observatielijst Welbevinden Algemeen ingevuld. Dit is een observatielijst voor het vaststellen van het welbevinden van een kind, waarbij op een dag wordt gekeken naar de mate waarin het kind open en levenslustig is en de mate waarin het kind tevreden en ontspannen is. Deze twee kenmerken worden beide in drie verschillende contexten geplaatst, namelijk het kind zelf, de relatie van het kind met de pedagogisch medewerker en de relatie van het kind met andere kinderen. De pedagogisch medewerkers geven aan het eind van de dag 6 verschillende scores, die lopen van 1 tot 5. Een score van 1 of 2 geeft aan dat het welbevinden op één van de twee kenmerken in één van de drie contexten hoog is, een score van 3 is neutraal en een score van 4 of 5 betekent een lage mate van welbevinden. In beide groepen werden 10 Observatieschalen WA ingevuld. Resultaten Om de interactie tussen de pedagogisch medewerker en de kinderen in kaart te brengen, werd in beide groepen 15 keer de Caregiver Interaction Scale (CIS) ingevuld. Doordat in de experimentele groep een observatie niet werd afgerond, zijn daar 14 observaties gedaan. In de experimentele groep zijn in totaal 4 pedagogisch medewerkers geobserveerd. Het aantal 21

22 observaties per leidster loopt van 1 tot 5, met een gemiddeld aantal observaties per leidster van 3.5. In de reguliere groep zijn in totaal 7 pedagogisch medewerkers geobserveerd. De pedagogisch medewerksters in deze groep werden per persoon 2 tot 3 keer geobserveerd, met een gemiddelde van Het welbevinden van de kinderen is in kaart gebracht door herhaalde observaties van twee minuten. Aan elke observatie werd aan de hand van de NCKO-schaal Welbevinden een score toegekend. Het aantal observaties per kind varieert tussen 2 en 14 met een gemiddelde van In de experimentele groep werden de kinderen van 3 tot 11 geobserveerd met een gemiddelde van 7.85 en in de reguliere groep was de range 2 14 met gemiddeld 9.3 observaties per kind. Het welbevinden van de kinderen is in kaart gebracht door herhaalde observaties van twee minuten. Aan elke observatie werd aan de hand van de NCKO-schaal Welbevinden een score toegekend. Het aantal observaties per kind varieert tussen 2 en 14 met een gemiddelde van In de experimentele groep werden de kinderen van 3 tot 11 geobserveerd met een gemiddelde van 7.85 en in de reguliere groep was de range 2 14 met gemiddeld 9.3 observaties per kind. De Observatielijst Welbevinden Algemeen (WA) is in beide groepen voor 10 verschillende kinderen één keer ingevuld door een pedagogisch medewerker. 22

23 Multilevelanalyses De onderzoeksvraag die in dit onderzoek centraal staat, is of de experimentele groep een hogere mate van proceskwaliteit met zich meebrengt dan de reguliere groep. Hierbij wordt verondersteld dat de scores op de Caregiver Interaction Scale in de experimentele groep hoger zijn dan in de reguliere groep en dat het welbevinden van de kinderen in de experimentele groep hoger zou zijn dan het welbevinden van de kinderen in de reguliere groep. Om deze hypothese op te toetsen, is het verschil tussen de twee gemiddelden berekend. Omdat de data in de twee verschillende groepen niet onafhankelijk van elkaar maar hiërarchisch geordend zijn, zijn op de verschillende schalen en subschalen multilevelanalyses uitgevoerd. De meest belangrijke resultaten zijn in de volgende tabel te zien. 23

24 Tabel 1 Multilevelanalyses CIS en NCKO-welbevinden Regulier Experimenteel M SD M SD t(sig.) Interactie (.109) Welbevinden (.286) NCKO WA (.622) - Open, levenslustig Tevreden, ontspannen Het kind zelf Relatie met PM-er Relatie met kinderen De observatieschaal Welbevinden Algemeen is op te delen in twee verschillende kernmerken (open, levenslustig en tevreden, ontspannen) en drie verschillende contexten (het kind zelf, de relatie met de pedagogisch medewerker en de relatie met de andere kinderen). De gemiddelde scores op deze subschalen zijn eveneens in bovenstaande tabel weergegeven. Zoals te zien, blijkt in zowel de interactievaardigheden als in het welbevinden geen significant verschil tussen de experimentele groep en de reguliere groep. 24

25 Intraclasscorrelaties Bij de multilevelanalyse is echter niet alleen het verschil tussen de twee verschillen van belang. Het is ook interessant om naar de varianties en de daarbij horende intraclass-correlatie te kijken. Om namelijk uitspraken te kunnen doen over de schalen, is de intraclass-correlatie (ICC) van groot belang. De ICC geeft de verhouding aan tussen de variantie in de verschillende scores en de totale variantie (Yaffee, 1998). Dit wordt berekend volgens de volgende formule: tussen ICC = tussen + binnen Tussen staat in deze formule voor het verschil in de score op de Caregiver Interaction Scale tussen de verschillende pedagogisch medewerkers. Binnen staat voor de verschillende scores die voor eenzelfde pedagogisch medewerker gegeven zijn. Voor een hoge ICC moeten verschillen tussen de scores van de verschillende pedagogisch medewerkers zeer groot zijn en die tussen de scores van één pedagogisch medewerker klein. In de volgende tabel zijn voor de CIS in het algemeen, de CIS-subscalen en het welbevinden van de kinderen de Intraclasscorrelaties te zien. 25

26 Tabel 2 Varianties en ICC bij interactievaardigheden en welbevinden Residu Intercept Totale ICC variantie Interactie Sensitiviteit Strengheid Afstandelijkheid Permissiviteit Welbevinden Zoals te zien in tabel 2 blijkt de ICC voor de Caregiver Interaction Scale in het geheel.553. In de tabel staat de residu voor de systematische en niet systematische meetfouten. Het gaat hier om de verschillende scores van één persoon, die van moment tot moment kunnen verschillen. De intercept is de variantie tussen de proefpersonen. 55.3% van de gehele variantie bestaat dus uit de variantie tussen de verschillende personen. De variantie tussen de verschillende pedagogisch medewerkers is iets groter dan de variantie binnen de pedagogisch medewerkers zelf. Voor elke subschaal van de CIS is eveneens de ICC berekend. Er zijn grote verschillen te zien tussen de ICC s van de verschillende subschalen van de CIS. Te zien is bijvoorbeeld dat binnen de subschaal Afstandelijkheid het grootste deel van de variantie tussen de verschillende pedagogisch medewerkers ligt. Bij het welbevinden bestaat 15.8% van de gehele variantie uit de variantie tussen de verschillende personen. 26

27 Discussie Met dit onderzoek is getracht antwoord te vinden op de vraag of een kleinere groepsgrootte in kinderdagopvang de interacties tussen pedagogisch medewerker en kind en het welbevinden van het kind ten goede komt. In een grootschalige reguliere groep en een kleinschalige experimentele groep werden observaties uitgevoerd aan de hand van verschillende observatieschalen. Verwacht werd dat de kleinschalige experimentele groep op de verschillende schalen hoger zou scoren dan de reguliere groep. De interactie tussen pedagogisch medewerker en kind werd gemeten door middel van de Caregiver Interaction Scale. Dit is een observatie-instrument waarmee de interactievaardigheden en het interactiegedrag van de pedagogisch medewerker in kaart worden gebracht. Hoewel de gemiddelde scores op de gehele schaal en op de subschalen de verwachte richting aangaven, is in tegenstelling tot de verwachtingen en eerder gedaan onderzoek (Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2002; Groeneveld et.al., 2008; Philipsen et.al., 1997; NICHD ECCERN, 2000) geen significant verschil gevonden. Het welbevinden van de kinderen in de twee verschillende groepen werd gemeten door middel van de NCKO-schaal Welbevinden. Ondanks een groot aantal herhaalde metingen van een klein aantal kinderen, bleek geen significant verschil in welbevinden tussen de reguliere en de experimentele groep. Dit resultaat spreekt de verwachtingen van dit onderzoek en eerder gedaan onderzoek (Vermeer & Van IJzendoorn, 2006; Groeneveld et.al., 2008) tegen. Ook de observatieschaal Welbevinden Algemeen (WA), die door pedagogisch medewerkers werd ingevuld, laat geen verschil zien tussen het 27

28 welbevinden van de kinderen in de reguliere groep en het welbevinden van de kinderen in de experimentele groep. Uit dit onderzoek blijkt dus dat de groepsgrootte geen invloed heeft op de kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerker en kind en op het welbevinden van het kind. Als van dit onderzoek wordt uitgegaan, maakt verkleining van groepen geen verschil in pedagogische kwaliteit van de kinderopvang. De vraag is echter of hier zonder twijfel vanuit kan worden gegaan. Dit onderzoek heeft namelijk een aantal tekortkomingen. Ten eerste is het aantal proefpersonen in dit onderzoek duidelijk te klein om daadwerkelijk uitspraken te kunnen doen over het effect van de experimentele vorm van kinderopvang. Bij aanvang van het onderzoek waren slechts tien kinderen aanwezig in de experimentele groep, waardoor een uiterst klein aantal kinderen met de kinderen in de reguliere groep kon worden vergeleken. Omdat slechts twee locaties aan het onderzoek deelnamen, was het aantal vaste pedagogisch medewerksters dat kon worden geobserveerd ook erg klein. Wanneer meerdere locaties aan het onderzoek hadden kunnen deelnemen, waren er wellicht grotere verschillen gevonden. Een tweede zwak punt in dit onderzoek is dat de data slechts tijdens de interventie zijn verzameld. Doordat de interventie (de kleinschalige experimentele groep) al was gestart bij aanvang van het onderzoek, was het niet mogelijk een meting te doen voordat de interventie van start ging. Met een voormeting was het mogelijk geweest een baseline voor beide groepen vast te leggen en niet alleen het verschil tussen de twee groepen te berekenen, maar ook de trend van de scores tijdens en na de interventie in beide groepen. Wanneer de scores in de reguliere groep namelijk nagenoeg gelijk waren gebleven en de scores in de experimentele groep sterk waren gestegen, had men kunnen 28

29 concluderen dat een kleinere groepsgrootte inderdaad tot betere interacties en een hogere mate van welbevinden leidt. Dit is in dit onderzoek echter niet uitgewezen. Een derde tekortkoming in dit onderzoek hangt sterk samen met het vorige punt. Doordat de kinderen niet op willekeurige wijze aan één van de twee groepen zijn toegewezen, kunnen verschillende factoren de resultaten hebben beïnvloed. Ouders van een kind met sociaal probleemgedrag in een regulier kinderdagverblijf zouden hun kind bijvoorbeeld in de experimentele groep geplaatst kunnen hebben, omdat ze verwachten dat een kleinere groepsgrootte het gedrag van het kind ten goede komt. Kinderen met dergelijk gedrag zouden de gemiddelde scores van interacties met de pedagogisch medewerkster en het welbevinden in de experimentele groep negatief kunnen beïnvloeden, waardoor een vertekend beeld van het effect wordt gegeven. Naast tekortkomingen zijn er ook sterke punten. Ten eerste is in dit onderzoek slechts gekeken naar het verschil in proceskwaliteit bij verschillende groepsgrootten, terwijl in vrijwel alle voorgaande studies ook de leidster-kindratio als onafhankelijke variabele werd gebruikt. Omdat de leidster-kindratio in dit onderzoek in beide groepen gelijk was, kon de groepsgrootte als losse onafhankelijke variabele worden behandeld. Dit is vernieuwend en onderzoek op deze manier zou nieuwe informatie over de effecten van de groepsgrootte en de leidster-kindratio kunnen opleveren. Een tweede sterk punt van dit onderzoek is de interventie zelf. Wetenschappelijk onderzoek naar kleinschalige kinderdagopvang in huiskamergroepen van maximaal zes kinderen is nog niet eerder gedaan. Dit experiment combineert de voordelen die men ziet in gastouderopvang met de voordelen van professionele kinderdagopvang. Ook dit is een vernieuwende vorm van kinderopvang, die uitgebreid onderzocht zou moeten worden. Ten slotte zijn in dit onderzoek twee zeer adequate en veel gebruikte schalen gebruikt. De Caregiver 29

30 Interaction Scale en de NCKO-schaal Welbevinden zijn zeer geschikt voor de onderzoeksvragen die in dit onderzoek centraal staan. Naast het verschil tussen de twee gemiddelden, zijn in dit onderzoek ook de intraclasscorrelaties (ICC) van de schalen en subschalen berekend. Dit is in slechts een klein aantal eerder uitgevoerde studies uitgevoerd en op het gebied van kwaliteit van de kinderopvang is het zelfs zeldzaam. Berekeningen van de intraclasscorrelaties kunnen echter zeer interessante informatie opleveren over de stabiliteit van (in dit geval geobserveerd) gedrag. Wanneer het gedrag van verschillende geobserveerde personen namelijk sterker van elkaar verschillen dan het gedrag van één geobserveerde proefpersoon bij verschillende observaties, kan ervan uitgegaan worden dat het gedrag niet is beïnvloed door situatie waarin het geobserveerd is, maar door stabiele eigenschappen van de geobserveerde persoon. Bij een hoge ICC is er dus sprake van een stabiel gedragspatroon. Door de ICC te berekenen, kan dus bekeken worden hoe stabiel de door de schaal gemeten gegevens zijn. De ICC van de gehele Caregiver Interaction Scale laat een balans zien tussen de stabiele eigenschappen van de pedagogisch medewerkers en de situationele factoren die de scores op de CIS beïnvloeden. Het gedrag van de pedagogisch medewerker wordt niet alleen bepaald door de situatie waarin interacties plaatsvinden, maar ook door persoonlijkheidseigenschappen. De intraclasscorrelaties van de vier CIS-subschalen laten interessante verschillen zien. Hebben de subschalen sensitivity en permissiveness min of meer gemiddelde intraclasscorrelaties, bij de andere twee subschalen valt de ICC wel degelijk op. In de subschaal harshness ligt namelijk 82.8% van de variantie tussen de verschillende pedagogisch medewerkers. Dit betekent dat de scores in deze subschaal bijna niet door de situatie, maar vooral door de eigenschappen van 30

31 pedagogisch medewerkers zelf worden beïnvloed. De subschaal harshness meet dus meer het stabiele gedrag dat wordt beïnvloed door persoonlijke eigenschappen dan minder stabiele gedragingen die afhankelijk zijn van de situatie. De subschaal harshness bevat items als: Lijkt kritisch tegenover kinderen te staan, Praat geïrriteerd tegen kinderen en Lijkt onnodig streng wanneer ze de kinderen een uitbrander geeft of ze iets verbiedt. Dit zijn blijkbaar gedragingen die bij een pedagogisch medewerker over het algemeen stabiel zijn en bij verschillende observaties weinig verschillen in scores laten zien. De subschaal detachment laat juist een extreem lage intraclasscorrelatie zien. Slechts 8.5% van de totale variantie ligt tussen de verschillende proefpersonen. Dit betekent dat de scores op deze subschaal voor het grootste deel bepaald worden door de situatie waarin de observaties zijn gedaan en dus het minder stabiele gedrag tonen. De subschaal detachment bevat slechts vier items, waaronder Besteedt nogal wat tijd aan activiteiten waarbij interactie met kinderen geen rol speelt en Houdt de kinderen niet zorgvuldig in de gaten. Deze gedragingen zijn situatiegebonden en niet stabiel aanwezig bij een pedagogisch medewerker. Een pedagogisch medewerker zou bijvoorbeeld kinderen niet in de gaten kunnen houden als er te veel kinderen in de groep zijn, of wanneer administratieve klussen te lang vooruit geschoven zijn en niet langer kunnen wachten. Men kan hier ook denken aan het in de inleiding besproken verband tussen environmental chaos en het gedrag van de pedagogisch medewerker. Naarmate er meer kinderen in de ruimte aanwezig zijn of naarmate de kinderen meer geluid produceren, zou de kwaliteit van de interactie met de kinderen kunnen afnemen. Het interactiegedrag van de pedagogisch medewerker wordt dus beïnvloed door de omgeving en de situatie. De intraclasscorrelatie van de Caregiver Interaction Scale laat dus zien dat de schaal in het geheel slechts met mate het stabiele gedrag van de pedagogisch medewerkers meet. Ongeveer de helft van het geobserveerde gedrag is stabiel, terwijl de andere helft wordt 31

32 beïnvloed door de situatie waarin de pedagogisch medewerkers zijn geobserveerd. Wanneer de schaal wordt ontleed blijkt inderdaad dat een aantal gedragingen in zeer grote mate stabiel zijn, terwijl andere gedragingen grotendeels worden bepaald door de gebeurtenissen en situaties tijdens de observaties. Wanneer gekeken wordt naar de ICC bij het gebruik van de NCKO-schaal Welbevinden, is te zien dat 15.8% van de variantie toe te schrijven is aan persoonlijke verschillen tussen de geobserveerde kinderen. De scores werden grotendeels beïnvloed door de situatie waarin de kinderen zich tijdens de observatie bevonden. De schaal heeft dus gemeten wat het dient te meten, namelijk het welbevinden van het kind op een bepaald moment. Voor de observatieschaal Welbevinden Algemeen is een berekening van de ICC niet mogelijk en kan niet bepaald worden in hoeverre de score op de schaal WA door de situatie of door de persoonlijkheid van de kinderen wordt bepaald. Over deze observatielijst zijn echter toch uitspraken te doen. De lijst wordt ingevuld door pedagogisch medewerkers die het kind goed kennen en meerdere dagen per week in de groep hebben. De scores zijn mogelijk (onbewust) niet slechts op de observatiedag van toepassing, maar op het globale gedrag van het kind. Dit kan een vertekend beeld geven van het welbevinden van het betreffende kind op de bewuste dag. Sterker nog: aan de scores is te zien dat dit inderdaad het geval is. Opvallend aan de gemiddelde scores en de standaarddeviaties (spreiding van de scores) op de WA binnen beide groepen is namelijk dat aan alle kinderen zeer hoge scores zijn toegekend. Dit komt door een zogenaamd plafond- of bodemeffect. Dit effect houdt in dat een gemiddelde score al gezien wordt als laag, waardoor in dit geval bij de gemiddelde score een denkbeeldige bodem ontstaat. Doordat de beschrijvingen onder de twee hoogste scores van WA minder extreem gedrag beschrijven dan de beschrijvingen bij de laagste scores, is de kans op een hoge score op welbevinden groot. Het gedrag dat bij de laagste scores 32

Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO)

Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) dr. Ruben Fukkink dr. Mirjam Gevers Deynoot-Schaub drs. Katrien Helmerhorst workshops ABVAKABO FNV 7 oktober 2009 STRUCTURELE KENMERKEN PROCESKWALITEIT

Nadere informatie

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst Samenvatting en Conclusies Samenvatting van het onderzoeksproject De studies die in dit proefschrift worden

Nadere informatie

kindercentra NCKO-kwaliteitsmonitor

kindercentra NCKO-kwaliteitsmonitor kindercentra Inleiding Bij staat kwaliteit voorop. biedt op alle centra kwalitatief goede opvang waardoor kinderen zich zo optimaal mogelijk kunnen ontwikkelen. GGD-inspecties en HKZcontroles maken deze

Nadere informatie

Pedagogische Kwaliteit & De NCKO-Kwaliteitsmonitor

Pedagogische Kwaliteit & De NCKO-Kwaliteitsmonitor Pedagogische Kwaliteit & De NCKO-Kwaliteitsmonitor Regionale bijeenkomsten voor pedagogisch medewerkers 2010 NCKO Prof. dr. Louis Tavecchio Dr. Ruben Fukkink Dr. Mirjam Gevers Deynoot-Schaub Drs. Katrien

Nadere informatie

Interactievaardigheden in de Kinderopvang

Interactievaardigheden in de Kinderopvang Interactievaardigheden in de Kinderopvang Toelichtende tekst bij PowerPoint pedagogisch kader training Voorleescoördinator In 2012 is een landelijke meting uitgevoerd door het Nederlands Consortium Kinderopvang

Nadere informatie

Rapport Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Altijd Lente NCKO-Kwaliteitsmonitor

Rapport Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Altijd Lente NCKO-Kwaliteitsmonitor Rapport Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Altijd Lente NCKO-Kwaliteitsmonitor Iris Bollen o.l.v. Mirjam Gevers Deynoot-Schaub Maart 2012 1. Inleiding In januari en februari 2012 is de Kwaliteitsmonitor

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Waar voelen kinderen zich meer op hun gemak: in kinderdagverblijven of in gastouderopvang? Ervaren kinderen en hun professionele opvoeders in de kinderopvang meer stress (hogere niveaus

Nadere informatie

Factsheet Pedagogische kwaliteit kinderopvang. Ruben Fukkink & Ellen van Reemst (2013)

Factsheet Pedagogische kwaliteit kinderopvang. Ruben Fukkink & Ellen van Reemst (2013) Factsheet Pedagogische kwaliteit kinderopvang Ruben Fukkink & Ellen van Reemst (013) In deze factsheet zijn recente gegevens opgenomen over de pedagogische kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. In

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 31 322 Kinderopvang Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 31 322 Kinderopvang Nr. 390 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Betreft Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang - resultaten

Nadere informatie

Welbevinden en Stress van Kinderen. in de Kinderopvang

Welbevinden en Stress van Kinderen. in de Kinderopvang Welbevinden en Stress van Kinderen in de Kinderopvang Een Vergelijking van Kinderdagverblijven en Gastoudergezinnen M. G. Groeneveld, H. J. Vermeer, M. H. van IJzendoorn, & M. Linting Universiteit Leiden

Nadere informatie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017) Hechtingsrelatie Zelfregulatie en interactie tijdens de nacht Onderdeel van de discussie rond sensitief en responsief ouderschap richt zich

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Preview. Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang. Pedagogische doelen. Wat is kwaliteit?

Preview. Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang. Pedagogische doelen. Wat is kwaliteit? Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang Preview Wat is kwaliteit? Stand van zaken anno 2009 Waarom VVE in de kinderopvang? Doelgroepen Professionalisering Kwaliteit van VVE: wat werkt? Wat voegt VVE toe?

Nadere informatie

Terugkoppelingsrapport

Terugkoppelingsrapport Terugkoppelingsrapport LKK januari 2018 Inleiding De kwaliteit van de kinderopvang in Nederland is overwegend positief, zo blijkt uit de eerste meting van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK).

Nadere informatie

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1

Veiligheid en welbevinden. Hoofdstuk 1 30 Veiligheid en welbevinden Kees (8) en Lennart (7) zitten in de klimboom. Kees geeft Lennart een speels duwtje en Lennart geeft een duwtje terug. Ze lachen allebei. Maar toch kijkt Lennart even om naar

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 2- tot 4-jarigen in Nederlandse peuterspeelzalen in 2013

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 2- tot 4-jarigen in Nederlandse peuterspeelzalen in 2013 Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 2- tot 4-jarigen in Nederlandse peuterspeelzalen in 2013 M.J.J.M. Gevers Deynoot-Schaub a K.O.W. Helmerhorst b I. Bollen a R.G. Fukkink b Subsidiegever: Ministerie

Nadere informatie

Interactievaardigheden voor mbostudenten

Interactievaardigheden voor mbostudenten Interactievaardigheden voor mbostudenten pedagogisch werk Citeren als: Ven, M. van der (). Aanleren van interactievaardigheden aan een mbo-student. Op: PlatformPraktijkontwikkeling.nl. Utrecht: WOSO pedagogisch

Nadere informatie

Ontwikkeling Meetinstrument. Pedagogische Kwaliteit Gastouderopvang

Ontwikkeling Meetinstrument. Pedagogische Kwaliteit Gastouderopvang Ontwikkeling Meetinstrument Pedagogische Kwaliteit Gastouderopvang M.J.J.M. Gevers Deynoot-Schaub, K.O.W. Helmerhorst, R.G. Fukkink, & I. Bollen Subsidiegever: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008 Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008 R.E.L. de Kruif a, J.M.A. Riksen-Walraven b, M.J.J.M Gevers Deynoot-Schaub a, K.O.W. Helmerhorst a

Nadere informatie

Welbevinden en betrokkenheid in het LKK onderzoek. Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang Universiteit Utrecht & Sardes

Welbevinden en betrokkenheid in het LKK onderzoek. Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang Universiteit Utrecht & Sardes Welbevinden en betrokkenheid in het LKK onderzoek Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang Universiteit Utrecht & Sardes Pauline Slot 24-01-2019 Landelijke Kwaliteitsmeting Kinderopvang (LKK) Kinderdagopvang,

Nadere informatie

Professionaliteit in de zorg voor de jeugd

Professionaliteit in de zorg voor de jeugd Professionaliteit in de zorg voor de jeugd Professionals in de jeugdzorg Jo Hermanns Met de professionaliteit van de werkers in de jeugdzorg is weinig mis Hoog opleidingsniveau Aanvullende trainingen Werkbegeleiding/supervisie

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/26887 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/26887 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/26887 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Werner, Claudia Denise Title: Carefree in child care? : child wellbeing, caregiving

Nadere informatie

Wat is de pedagogische kwaliteit van onze kinderopvang? Ruben Fukkink Universiteit van Amsterdam

Wat is de pedagogische kwaliteit van onze kinderopvang? Ruben Fukkink Universiteit van Amsterdam Wat is de pedagogische kwaliteit van onze kinderopvang? Ruben Fukkink Universiteit van Amsterdam Een geschiedenis van (bijna) 150 jaar 1863: A dams onderzoek stadsgeneesheer Coronel 1869: Vereeniging tot

Nadere informatie

Biowalking voor ouderen

Biowalking voor ouderen Biowalking voor ouderen Een pilot onderzoek naar de effecten van en ervaringen met Biowalking voor ouderen Dr. Jolanda Maas Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Klinische Psychologie 1. Inleiding IVN

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012 Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012 R.G. Fukkink a M.J.J.M Gevers Deynoot-Schaub b K.O.W. Helmerhorst a I. Bollen b J.M.A. Riksen-Walraven

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

5 pedagogisch medewerkers

5 pedagogisch medewerkers 5 pedagogisch medewerkers In dit hoofdstuk gaan we in op de pedagogisch medewerker. Zij heeft grote invloed op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen in de opvang. Door individuele interactie met

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008 Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008 R.E.L. de Kruif a, J.M.A. Riksen-Walraven b, M.J.J.M Gevers Deynoot-Schaub a, K.O.W. Helmerhorst a

Nadere informatie

Pedagogische basisdoelen. In de gastouderopvang

Pedagogische basisdoelen. In de gastouderopvang Pedagogische basisdoelen In de gastouderopvang Pedagogische basisdoelen Ieder gastouderbureau heeft een pedagogisch beleidsplan Dat is gebaseerd op 4 basisdoelen die zijn geformuleerd door Riksen Walraven

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012 Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012 R.G. Fukkink a M.J.J.M Gevers Deynoot-Schaub b K.O.W. Helmerhorst a I. Bollen b J.M.A. Riksen-Walraven

Nadere informatie

Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Kinderopvang Nederland: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor

Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Kinderopvang Nederland: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Kinderopvang Nederland: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor Ruben Fukkink & Mirjam Gevers Deynoot-Schaub 2011 Voorwoord Voor u liggen de resultaten van de nulmeting

Nadere informatie

Samenvatting proefschrift verdedigd op 4 november 2010. Quality in home-based childcare: Impact and improvement. Dr. Marleen G.

Samenvatting proefschrift verdedigd op 4 november 2010. Quality in home-based childcare: Impact and improvement. Dr. Marleen G. Samenvatting proefschrift verdedigd op 4 november 2010 Quality in home-based childcare: Impact and improvement Dr. Marleen G. Groeneveld Universiteit Leiden Centrum voor Gezinsstudies Waar voelen kinderen

Nadere informatie

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen

Bijlage hoofdstuk 2. Trend: Stijging van de kwaliteit tov eerdere jaren. Veel variaties in kwaliteit, binnen en tussen instellingen Bijlage hoofdstuk 2 8 januari 2016 Bijlage behorende bij hoofdstuk 2 van het SER advies Kindvoorzieningen: Evaluaties van (de kwaliteit van) Nederlandse kindvoorzieningen Fukkink et al. (2013); Veen et

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

Babyopvang: Wetenschappelijk onderzoek

Babyopvang: Wetenschappelijk onderzoek Babyopvang: Wetenschappelijk onderzoek Marianne Riksen-Walraven Radboud Universiteit Nijmegen Congres Babyopvang Kan Beter! Arnhem, 19 mei 2010 Riksen-Walraven 2010 Leidende vragen: Wat maakt baby s apart?

Nadere informatie

PROCEDURE + ZWOLS OVERDRACHTSFORMULIER

PROCEDURE + ZWOLS OVERDRACHTSFORMULIER PROCEDURE + ZWOLS OVERDRACHTSFORMULIER Overdracht kindgegevens van voorschoolse instellingen naar het basisonderwijs Inleiding Een goede, eenduidige overdracht van gegevens over kinderen van de voorschoolse

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit in beweging

Pedagogische kwaliteit in beweging Pedagogische kwaliteit in beweging De kinderopvang staat voor grote uitdagingen: kinderen een veilige basis en voldoende uitdaging bieden voor een gezonde ontwikkeling en hen voorbereiden op het basisonderwijs.

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen

Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen ANNEMIEK VEEN RUBEN FUKKINK MIRJAM GEVERS DEYNOOT-SCHAUB ANNA HEURTER KATRIEN HELMERHORST IRIS BOLLEN Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen

Nadere informatie

Aan de heer Minister Mr. A.J. de Geus Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag

Aan de heer Minister Mr. A.J. de Geus Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Aan de heer Minister Mr. A.J. de Geus Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus 90801 2509 LV Den Haag Wibautstraat 4 Postbus 94208 1090 GE Amsterdam Fax: 020-525 1200 Tel: 020 525 1201 http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl

Nadere informatie

Het Zandkasteel bekeken

Het Zandkasteel bekeken { EMBED MSPhotoEd.3 } Het Zandkasteel bekeken Onderzoek naar kijkgedrag en de beleving van peuters (en van werkenden in de kinderopvang) met betrekking tot Het Zandkasteel In opdracht van Teleac/NOT STRIP

Nadere informatie

PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT

PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT 1. OPSTELLEN OBSERVATIE-INSTRUMENT Stap 1 Voor het opstellen van het observatie-instrument hebben we in eerste instantie diverse bronnen

Nadere informatie

Globale kwaliteit en attitude in Nederlandse kinderdagverblijven

Globale kwaliteit en attitude in Nederlandse kinderdagverblijven Globale kwaliteit en attitude in Nederlandse kinderdagverblijven Een onderzoek naar de Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting-Child Care Center (VIPP-CCC) Masterscriptie Algemene- en

Nadere informatie

Meting pedagogische kwaliteit KDV bij KinderRijk 2014: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor

Meting pedagogische kwaliteit KDV bij KinderRijk 2014: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor Meting pedagogische kwaliteit KDV bij KinderRijk 2014: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor Katrien Helmerhorst & Mirjam Gevers Deynoot-Schaub 2014 1 2 Voorwoord Voor u liggen de resultaten van de

Nadere informatie

ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE

ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE I. NAAM INSTRUMENT ASOS - Adult Style Obsersation Schedule Begeleiderstijl / leerkrachtstijl II. EIGENSCHAPPEN VAN INSTRUMENT Aard van het instrument Doelgroep Observatieschaal

Nadere informatie

18-11-2013. Even voorstellen. Inhoud. De visual cliff experiment. Pleegzorg voor jonge kinderen, meer dan opvoeden alleen. De aanleiding tot de PPI

18-11-2013. Even voorstellen. Inhoud. De visual cliff experiment. Pleegzorg voor jonge kinderen, meer dan opvoeden alleen. De aanleiding tot de PPI Even voorstellen Pleegzorg voor jonge kinderen, meer dan opvoeden alleen De waarde van de Pleegouder Pleegkind Interventie (PPI) Hans van Andel Kinder- en Jeugdpsychiater Dimence Directeur GGZ, eerste

Nadere informatie

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995-2005

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995-2005 Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995-2005 H.J. Vermeer, M.H. van IJzendoorn, R.E.L. de Kruif, R.G. Fukkink, L.W.C. Tavecchio, J.M.A. Riksen-Walraven, & J.

Nadere informatie

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren

De invloed van inductie programma's op beginnende leraren De invloed van inductie programma's op beginnende leraren Op basis van door NWO gefinancierd wetenschappelijk onderzoek heeft Chantal Kessels, Universiteit Leiden in 2010 het proefschrift 'The influence

Nadere informatie

Inspectierapport. BSO Mirakel Populierenlaan (BSO) Populierenlaan SN Amstelveen Registratienummer:

Inspectierapport. BSO Mirakel Populierenlaan (BSO) Populierenlaan SN Amstelveen Registratienummer: Inspectierapport BSO Mirakel Populierenlaan (BSO) Populierenlaan 333 1185 SN Amstelveen Registratienummer: 196816555 Toezichthouder: GGD Amsterdam In opdracht van: Gemeente Amstelveen Datum inspectie:

Nadere informatie

Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen

Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen Ontwikkeling van kinderen en relatie met kwaliteit van voorschoolse instellingen Presentatie pre-cool cohortonderzoek Bijeenkomst G37 30 juni 2016 Annemiek Veen Pre-COOL cohortonderzoek Kohnstamm Instituut

Nadere informatie

32 AUGUSTUS/SEPTEMBER Het stimuleren van. als nieuw ILLUSTRATIE STEFANIE KAMPMAN

32 AUGUSTUS/SEPTEMBER Het stimuleren van. als nieuw ILLUSTRATIE STEFANIE KAMPMAN 32 AUGUSTUS/SEPTEMBER 2014 Het stimuleren van als nieuw ILLUSTRATIE STEFANIE KAMPMAN AUGUSTUS/SEPTEMBER 2014 33 WETENSCHAP VAN AANDACHT VOOR DE JUF NAAR AANDACHT VOOR ELKAAR groepsprocessen element van

Nadere informatie

De Kwaliteitsmonitor Gastouderopvang Het instrument waarmee de gastouderopvang de eigen pedagogische kwaliteit in kaart kan brengen

De Kwaliteitsmonitor Gastouderopvang Het instrument waarmee de gastouderopvang de eigen pedagogische kwaliteit in kaart kan brengen De Kwaliteitsmonitor Gastouderopvang Het instrument waarmee de gastouderopvang de eigen pedagogische kwaliteit in kaart kan brengen Mirjam Gevers Deynoot-Schaub en Iris Bollen SWP MEMBERS KRIJGEN MEER!

Nadere informatie

Brochure Het Grote Interactiespel voor Kinderdagverblijven 2014

Brochure Het Grote Interactiespel voor Kinderdagverblijven 2014 Brochure Het Grote Interactiespel voor Kinderdagverblijven 2014 Hét spel om kinderopvangteams met plezier de belangrijkste pedagogische vaardigheden te laten inoefenen www.bewustekinderopvang.nl & www.interactiespel.nl

Nadere informatie

Horizontale en verticale groepen in kinderopvangcentra

Horizontale en verticale groepen in kinderopvangcentra Horizontale en verticale groepen in kinderopvangcentra Verkennend onderzoek naar de voor- en nadelen op basis van literatuurstudie en raadpleging van deskundigen Opdrachtgever: Ministerie van Onderwijs,

Nadere informatie

De e-learning van Gastouderland

De e-learning van Gastouderland De e-learning van Gastouderland Ook voor gastouders is het belangrijk te blijven ontwikkelen. Daarom bieden wij diverse modules aan die speciaal ontwikkeld zijn voor de kinderopvang. Gastouderland werkt

Nadere informatie

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren 1995-2005 H.J. Vermeer, M.H. van IJzendoorn, R.E.L. de Kruif, R.G. Fukkink, L.W.C. Tavecchio, J.M.A. Riksen-Walraven, & J.

Nadere informatie

Inspectierapport Dikkertje Dap (KDV) Gerlachusstraat AK Loon op Zand Registratienummer

Inspectierapport Dikkertje Dap (KDV) Gerlachusstraat AK Loon op Zand Registratienummer Inspectierapport Dikkertje Dap (KDV) Gerlachusstraat 79 5175AK Loon op Zand Registratienummer 360380001 Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant In opdracht van gemeente: Loon op Zand Datum inspectie: 18-10-2018

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG a 1 > Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag www.minocw.nl

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) SAMENVATTING Jaarlijks wordt 8% van alle kinderen in Nederland prematuur geboren. Ernstige prematuriteit heeft consequenties voor zowel het kind als de ouder. Premature

Nadere informatie

Beste ouders, Wijziging werkdagen personeel

Beste ouders, Wijziging werkdagen personeel Beste ouders, Het is pas februari maar wat hebben we al genoten van het heerlijke voorjaarsweer. Een grote variatie aan foto s van dikke winterjassen tot aan wandelingen in het zonnetje. Tevens in deze

Nadere informatie

Verbetering reflectievaardigheden pabo-studenten m.b.v. CLASS Diny Langendijk en Cathy van Tuijl, Saxion Deventer (Zichtlijn Opleidingspraktijk

Verbetering reflectievaardigheden pabo-studenten m.b.v. CLASS Diny Langendijk en Cathy van Tuijl, Saxion Deventer (Zichtlijn Opleidingspraktijk Verbetering reflectievaardigheden pabo-studenten m.b.v. CLASS Diny Langendijk en Cathy van Tuijl, Saxion Deventer (Zichtlijn Opleidingspraktijk verbeteren door onderzoek) Interactiekwaliteit leerkracht

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting In deze studie is de relatie tussen gezinsfunctioneren en probleemgedrag van kinderen onderzocht. Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar het ontstaan van probleem-gedrag van kinderen in de

Nadere informatie

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren

Hechting en hechtingsproblemen. Risico- en beschermende factoren Hechting en hechtingsproblemen Risico- en beschermende factoren September 2017 2017 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,

Nadere informatie

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer 396838728 Toezichthouder: GGD Hart voor Brabant In opdracht van gemeente: Tilburg Datum inspectie: 25-04-2017 Type

Nadere informatie

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr.

Nieuwsbrief voor ouders. Universiteit van Amsterdam. De sociale ontwikkeling van kinderen. Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. Nieuwsbrief voor ouders De sociale ontwikkeling van kinderen Universiteit van Amsterdam Amsterdam, april 2012, jaargang 5, nr. 1 Beste ouder, Door middel van deze nieuwsbrief willen wij u op de hoogte

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

De kwaliteit van zorgverlening binnen de kinderopvang: ervaren door pedagogisch medewerkers.

De kwaliteit van zorgverlening binnen de kinderopvang: ervaren door pedagogisch medewerkers. De kwaliteit van zorgverlening binnen de kinderopvang: ervaren door pedagogisch medewerkers. Masterthesis Laura Versluis 4263138 Universiteit Utrecht Arbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie Studiejaar:

Nadere informatie

Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen

Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen Uitkomsten uit het pre-cool cohortonderzoek en het -onderzoek naast elkaar gezet ANNEMIEK VEEN RUBEN

Nadere informatie

FACTSHEET. Kwaliteit kinderopvang in Nederland. Inleiding. Inhoud

FACTSHEET. Kwaliteit kinderopvang in Nederland. Inleiding. Inhoud FACTSHEET Het Expertisecentrum Ontwikkeling, Opvang en Onderwijs voor 0-12 jarigen (EC O3) Het Expertisecentrum Ontwikkeling, Opvang en Onderwijs voor 0-12 jarigen (EC O3) is een initiatief van het Kohnstamm

Nadere informatie

Inspectierapport Kindcentrum het Krijt (BSO) Schoolstraat MB Assen Registratienummer

Inspectierapport Kindcentrum het Krijt (BSO) Schoolstraat MB Assen Registratienummer Inspectierapport Kindcentrum het Krijt (BSO) Schoolstraat 29 9408MB Assen Registratienummer 348634390 Toezichthouder: GGD Drenthe In opdracht van gemeente: Assen Datum inspectie: 02-07-2018 Type onderzoek

Nadere informatie

Leren & Leven in het Kindcentrum

Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven in het Kindcentrum Leren & Leven Leren & Leven heeft een aanpak en een programma waarmee alle kinderen ondersteund en uitgedaagd worden in het ontwikkelen van hun unieke talenten. De aanpak

Nadere informatie

Inspectierapport BSO De Kubus (BSO) Irenestraat XK Druten Registratienummer

Inspectierapport BSO De Kubus (BSO) Irenestraat XK Druten Registratienummer Inspectierapport BSO De Kubus (BSO) Irenestraat 3 6651XK Druten Registratienummer 209349967 Toezichthouder: GGD Gelderland-Zuid In opdracht van gemeente: Druten Datum inspectie: 16-01-2019 Type onderzoek

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind Observatielijst peuters Analyse doelen Jonge kind Mei 2016 Verantwoording 2016 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan zonder voorafgaande

Nadere informatie

Children in Flexible Child Care

Children in Flexible Child Care Children in Flexible Child Care Experiences of Stability in Center Care, Quality of Care and the Child s Adjustment J.C. de Schipper (2003) Nederlandse samenvatting behorende bij proefschrift 2003 J.C.

Nadere informatie

Kwaliteit van babyopvang

Kwaliteit van babyopvang CENTRUM VOOR GEZINSPEDAGOGIEK, UNIVERSITEIT LEIDEN Een literatuurstudie Vermeer, H.J. & Groeneveld, M.G. 10 mei 2016 2 Inhoudsopgave Voorwoord 3 Samenvatting 4 1. Inleiding 6 1.1 Babyopvang: een ondergeschoven

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Het aantal eerste en tweede generatie immigranten in Nederland is hoger dan ooit tevoren. Momenteel wonen er 3,2 miljoen immigranten in Nederland, dat is 19.7% van de totale

Nadere informatie

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten

Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten Factoren in de relatie tussen angstige depressie en het risico voor hart- en vaatziekten In dit proefschrift werd de relatie tussen depressie en het risico voor hart- en vaatziekten onderzocht in een groep

Nadere informatie

PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN

PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN JULI, 2018 www.gobmijnkind.nl info@gobmijnind.nl KvK 63109034 LRKP 102223440 IBAN NL90INGB0006886176 Inleiding... 3 Emotionele veiligheid... 5 Persoonlijke- en sociale competenties...

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

CULTURELE DIVERSITEIT IN DE KINDEROPVANG: UITDAGING OF INSPIRATIEBRON?

CULTURELE DIVERSITEIT IN DE KINDEROPVANG: UITDAGING OF INSPIRATIEBRON? CULTURELE DIVERSITEIT IN DE KINDEROPVANG: UITDAGING OF INSPIRATIEBRON? S.K. Huijbregts Prof. Paul Leseman en Saskia van Schaik (UU) 1 INTRODUCTIE: CULTURELE DIVERSITEIT IN OPVOEDINGSIDEEËN Toenemende culturele

Nadere informatie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VIB EN VVE IN DE KINDEROPVANG

EFFECTEN VAN VIB EN VVE IN DE KINDEROPVANG Kenniscentrum Onderwijs en Ontwikkeling Hogeschool van Amsterdam EFFECTEN VAN VIB EN VVE IN DE KINDEROPVANG Ruben Fukkink 1951: DE ALLEREERSTE VIDEO EFFECTEN VIDEO-FEEDBACK OP GEZINNEN 0,8 0,7 Meta-analyse

Nadere informatie

DIFFERENTIËLE ONTVANKELIJKHEID VAN KINDEREN VOOR DE KWALITEIT VAN GASTOUDEROPVANG

DIFFERENTIËLE ONTVANKELIJKHEID VAN KINDEREN VOOR DE KWALITEIT VAN GASTOUDEROPVANG DIFFERENTIËLE ONTVANKELIJKHEID VAN KINDEREN VOOR DE KWALITEIT VAN GASTOUDEROPVANG Annelieke van den Boom Masterscriptie Algemene en Gezinspedagogiek Universiteit Leiden Begeleiding: Dr. M.G. Groeneveld

Nadere informatie

Special. Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl. Het (economisch) belang van kinderopvang

Special. Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl. Het (economisch) belang van kinderopvang Special Het volledige onderzoek van SEO Economisch Onderzoek vindt u op www.kinderopvang.nl Het (economisch) belang van kinderopvang 2 Het (economisch) belang van kinderopvang Voorwoord Wat levert kinderopvang

Nadere informatie

Kwaliteit onder druk: De kwaliteit van opvang in Nederlandse kinderdagverblijven in 1995 en 2001

Kwaliteit onder druk: De kwaliteit van opvang in Nederlandse kinderdagverblijven in 1995 en 2001 Kwaliteit onder druk: De kwaliteit van opvang in Nederlandse kinderdagverblijven in 1995 en 2001 Mirjam Gevers Deynoot-Schaub & Marianne Riksen-Walraven* Child care at high pressure: The quality of child

Nadere informatie

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Oefentoets 1 1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse. Conditie = experimenteel Conditie = controle Sekse = Vrouw 23 33 Sekse = Man 20 36 Van

Nadere informatie

Inspectierapport KDV Aquamarijn (KDV) Turfmarkt AA ZWOLLE Registratienummer

Inspectierapport KDV Aquamarijn (KDV) Turfmarkt AA ZWOLLE Registratienummer Inspectierapport KDV Aquamarijn (KDV) Turfmarkt 5 8021AA ZWOLLE Registratienummer 199132501 Toezichthouder: GGD IJsselland In opdracht van gemeente: Zwolle Datum inspectie: 10-11-2016 Type onderzoek: Incidenteel

Nadere informatie

3. Handleiding bij de peuter-estafette

3. Handleiding bij de peuter-estafette 3. Handleiding bij de peuter-estafette Voor leidinggevenden en pedagogisch medewerkers peuterspeelzaal en kinderdagverblijf Een goede overdracht waarborgt de doorgaande ontwikkeling van de peuter. Bij

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 31 322 Kinderopvang Nr. 274 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter. Analyse doelen Jonge kind

Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter. Analyse doelen Jonge kind Rotterdamse Observatielijst Peuter Kleuter Analyse doelen Jonge kind Maart 2013 Verantwoording 2013 SLO (nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling), Enschede Mits de bron wordt vermeld, is het toegestaan

Nadere informatie

De Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit Kinderopvang Eindrapport Project 0 en 1

De Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit Kinderopvang Eindrapport Project 0 en 1 De Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit Kinderopvang Eindrapport Project 0 en 1 R.E.L. de Kruif, H.J. Vermeer, R.G. Fukkink, J.M.A. Riksen-Walraven, L.W.C. Tavecchio, M.H. van IJzendoorn, & J. van Zeijl

Nadere informatie