nadruk gelegd op het belang van discipline en

Transcriptie

1 Bijlage IV bij Praktijkbeschrijving Liberal Arts and Sciences: de nameting Opgesteld door: Steven Dijkstra Projectleider Studiekeuzegesprekken Liberal Arts and Sciences Universiteit Utrecht Ter inleiding Het onderstaande is een aanvulling op deel IV van de Praktijkbeschrijving van Liberal Arts and Sciences Discipline als voorwaarde voor interdisciplinair studiesucces?: over het optimaliseren van studiekeuzegesprekken bij Liberal Arts and Sciences aan de Universiteit Utrecht, behorende tot de eerste SURF tender Studiekeuzegesprekken: wat werkt?. In deel IV, de Resultaatevaluatie, konden voor de kwantitatieve effectmeting de gegevens over het studiejaar betreffende de door ons gehanteerde verschillende categorieën uitval, nog niet meegenomen worden. Centraal in de kwantitatieve effectmeting staat het resultaat van de interventie om in de door ons gevoerde studiekeuzegesprekken met aankomende studenten meer nadruk te gaan leggen op de voor studiesucces bij LAS benodigde capaciteiten van discipline en doorzettingsvermogen. De reden om dit te doen waren opgepikte signalen dat teveel studenten te gemakkelijk zomaar een vak lieten vallen, als het niet beviel of niet goed liep. Het probleem lag dan niet in de motivatie voor de opleiding als geheel, maar in de motivatie voor het specifieke keuzevak bij een andere opleiding of faculteit. Echter, door dit soort vakken niet af te maken, waar discipline en doorzettingsvermogen voor nodig zijn, zou bij studenten ook hun Bindend Studieadvies () in het geding kunnen komen. Dit is bij LAS ingevoerd met ingang van het cohort Het doel van de interventie was nu om het totale uitvalcijfer na het eerste studiejaar te verkleinen, in het bijzonder het percentage uitvallers door een negatief bindend studie advies. Al voordat wij de uitval cijfers van het eerste cohort dat met het te maken kreeg kenden, hebben wij tot de bovenstaande interventie besloten. Onze kennismakings-/studiekeuzegesprekken houden wij namelijk altijd in de maanden voor de zomer waarna het nieuwe studiejaar begint. De uitvalcijfers worden pas definitief na de zomerperiode. We wisten dus nog niet dat het percentage uitval als gevolg van een negatief voor het cohort uiteindelijk 23% zou bedragen. De opleiding wist echter dat ze minder studenten met een vrijblijvende instelling wilde. Minder problemen bestaan er met studenten die tijdens hun studie bij LAS voor een bepaald vakgebied in zo n hoge mate passie opvatten dat zij besluiten volledig naar die andere discipline over te stappen. Ook dat is natuurlijk uitval, maar dan wel uitval die goed terecht komt, zo redeneert de opleiding. Een aanvulling op de gegevens Voor de kwantitatieve effectmeting zijn in de oorspronkelijke praktijkbeschrijving dan ten eerste de uitvalcijfers van het LAS cohort vergeleken met die van het LAS cohort Vanaf 2007 is het ingevoerd, en vanaf de gesprekken voor het cohort zijn zoals hierboven gesteld de benodigde discipline en doorzettingsvermogen voor studiesucces bij LAS extra benadrukt. Gekeken werd naar het effect op studie-uitval na 1 jaar als gevolg van de nadruk op discipline en doorzettingsvermogen. De hieronder staande vijf categorieën uitval werden hierbij onderscheiden: -uitval als gevolg van een negatief (de volgende vier jaar mag dan niet met de opleiding opnieuw gestart worden) -uitval door te stoppen of om te zwaaien voor 1 februari (uitschrijving per 1 mrt) -uitval na een, wegens persoonlijke omstandigheden -uitval door om te zwaaien binnen de Universiteit Utrecht, ondanks een pos. -uitval door te stoppen of om te zwaaien buiten de UU, ondanks een pos.. 1

2 Daarnaast werd afzonderlijk hiervan de volgende categorie uitval bekeken: - uitval door niet in te stromen na het studiekeuzegesprek: de zogenaamde niet-starters Deze categorie was niet voorzien toen er besloten werd meer nadruk te leggen op discipline en doorzettingsvermogen, maar uit de resultaten bleek dat hier wel degelijk een (niet voorzien) effect opgetreden is. Ten tweede werden in de praktijkbeschrijving de cijfers op de bovenbeschreven uitvalcategorieën vergeleken met die van de Taal en Cultuurstudies (TCS)-cohorten TCS is net als LAS een brede bacheloropleiding, en net als LAS onderdeel van de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht. Waar LAS een interdisciplinaire studie is, valt TCS te omschrijven als een multidisciplinaire studie. Beide opleidingen zijn in het bijzonder op het gebied van de keuzevrijheid in het eerste jaar vergelijkbaar met elkaar. Het werd ook bij TCS ingevoerd vanaf het studiejaar TCS kent echter geen studiekeuzegesprekken voorafgaand aan de inschrijving. Het was daarom interessant om te kijken of het effect van het benadrukken van discipline en doorzettingsvermogen in de studiekeuzegesprekken van LAS in de uitvalcijfers van TCS terug te vinden is, hoe voorzichtig de conclusies die we op dit gebied kunnen trekken natuurlijk ook moeten zijn. In het hier nu onder volgende vindt u een herschreven versie van par uit de oorspronkelijke Praktijkbeschrijving (om precies te zijn: van de paragrafen t/m ). In de desbetreffende tabellen zijn de aanvullende gegevens van het cohort meegenomen, als mede die over de inschrijving voor het cohort De begeleidende tekst tussen de tabellen is herschreven waar de gegevens dat vereisten. Er zijn ook twee tabellen toegevoegd. Ten eerste gaat het om tabel 1 uit de oorspronkelijke praktijkbeschrijving; deze geeft nu een goed beeld van de opgetelde uitval na het eerste en tweede jaar bij LAS. Daarnaast is een tabel (18) toegevoegd waarmee de LAS- en TCS cohorten kunnen worden vergeleken en gewaardeerd naar aanleiding van het gemiddelde behaalde aantal studiepunten per student, hierbij rekening houdend met het gegeven dat bij LAS wel en bij TCS niet voorafgaande aan de studie met alle studenten een studiekeuzegesprek wordt gehouden. 2

3 Tabel 10: Effect van het benadrukken van discipline op studiesucces bij LAS Variabele Operationalisering Norm Uitkomst Oordeel Effect van het benadrukken, in de al bestaande studiekeuzegesprekken, van discipline en doorzettingsvermogen als voorwaarden voor studiesucces bij LAS De reden voor deze ingreep staat beschreven op pag. 22; Vanaf 2007 is bij LAS het Bindend Studie Advies () ingevoerd. Al voordat de definitieve uitvalcijfers over het jaar bekend waren, kwamen er signalen binnen bij de opleiding dat een bepaalde houding van sommige studenten (met name om te stoppen met keuzevakken die niet bevielen) gevolgen zou kunnen hebben voor het al dan niet verplicht uitvallen uit de opleiding. Vanaf de studiekeuzegesprekken voor het cohort is daarom met extra kracht benadrukt dat wegens het interdisciplinaire karakter en de uitdagende sociale en logistieke context van de studie LAS discipline en doorzettingsvermogen noodzakelijk zijn voor studiesucces bij LAS Gekeken wordt naar het effect op het percentage studieuitval na 1 jaar. De volgende vijf categorieën uitval worden hierbij onderscheiden: -uitval als gevolg van een negatief (de volgende vier jaar mag dan niet met de opleiding opnieuw gestart worden) -uitval door te stoppen of om te zwaaien voor 1 februari -uitval na een aangehouden advies, wegens persoonlijke omstandigheden -uitval door om te zwaaien binnen de Universiteit Utrecht, ondanks een positief -uitval door om te zwaaien of te stoppen buiten de Universiteit Utrecht, ondanks een positief De uitvalcijfers van de LAS cohorten en worden vergeleken met die van het LAS cohort Vanaf 2008 is binnen de al bestaande studiekeuzegesprekken meer nadruk gelegd op het belang van discipline en doorzettingsvermogen als voorwaarden voor studiesucces bij LAS. Het doel van deze interventie is om de totale uitval na het eerste jaar bij LAS te verlagen. De opleiding wil met andere woorden een daling van het aantal studenten met een vrijblijvende instelling. Goed vinden we dan als de uitval met 5% daalt, van 33% (in ) naar 28%, en in het bijzonder dat daarbinnen het percentage uitval als gevolg van negatief kleiner wordt van 23% (in ) naar het gemiddelde van de faculteit (17% in ) Zowel in als daalde het totale percentage uitval met 3% naar 30%. Het percentage uitval als gevolg van negatief halveerde in van 23% naar 11,5%, om in weer te stijgen naar 18,5%. In de jaren na de interventie zit LAS qua % neg. onder het faculteitsgemiddelde, in zat het erboven. Een onvoorzien effect was daarnaast dat het percentage niet -starters na het studiekeuze gesprek steeg van gemiddeld 10% over de cohorten naar 30% voor het cohort Deze stijging hield aan voor de cohorten en (beide 25%) Zie voor een uitwerking van deze gegevens de tabellen De algemene doelen, het dalen van het totale percentage uitval, en daarbinnen het percentage uitval als gevolg van negatief. zijn gehaald. Het specifieke doel van 5% minder totale uitval is met 3% minder totale uitval slechts voor iets meer dan de helft bereikt. Ons oordeel op dit punt is dan ook een +/- met een neiging naar de +, omdat er toch een daling van de totale uitval is bereikt. Het specifieke doel het percentage uitval als gevolg van negatief met 6% daling naar het faculteitsgemiddelde te krijgen, werd behaald. Ons oordeel op dit punt is dan ook een +/+ 3

4 4.3 Kwantitatieve effectmeting: resultaten en evaluatie Instroom en uitval bij LAS: het effect van discipline en doorzettingsvermogen Uitgangspunt voor de kwantitatieve effectmeting zijn zoals gezegd de uitvalcijfers van het LAS cohort In dat jaar werd ook het Bindend Studie Advies () bij LAS ingevoerd. Studenten met minder dan 37,5 ects. na het eerste studiejaar mogen zich de volgende vier jaar niet meer inschrijven bij LAS (dit komt voort uit een algemene regeling van bacheloropleidingen die werken met het ). Bekijken we de cijfers in onderstaande tabel 11, dan zien we dat in % van de LAS-studenten een positief advies kreeg, 23% een negatief advies, 4% stopte of omzwaaide voor 1 februari (zij worden dan uiterlijk per 1 maart uitgeschreven) en daarom een kreeg waardoor deze studenten in principe het volgende jaar weer bij LAS kunnen beginnen. Nog eens 3% kreeg ook een, maar dan wegens persoonlijke omstandigheden. De totale uitval na het eerste studiejaar lag op 33%. Tabel 11: Een overzicht van - en uitvalcijfers na 1 jaar bij LAS vanaf 2007 LAScohort Instroom Afgegeven Bindende Studieadviezen ( s) Uitval na 1 jaar Positief 70 (70%) 33 (33%) Negatief 23 (23%) Voor 1 maart gestopt 4 (4%) Aangehouden advies pers. omst. 3 (3%) Positief 76 (79%) 29 (30%) Negatief 11 (11,5%) Voor 1 maart gestopt 8 (8,5%) Aangehouden advies pers. omst. 1 (1%) Positief 86 (76,5%) 34 (30%) Negatief 21 (18,5%) Voor 1 maart gestopt 4 (3,5%) Aangehouden advies pers. omst. 1 (1,5%) Vanaf de gesprekken voor het cohort is benadrukt dat discipline en doorzettingsvermogen belangrijke voorwaarden zijn voor studiesucces bij LAS. Als we dan de -cijfers voor vergelijken met die van valt het volgende op: -er heeft een kleine stijging van het aantal positieve adviezen plaatsgevonden (79% vs. 70%) -er heeft een halvering van het aantal negatieve adviezen plaatsgevonden (11,5% vs. 23%) -en er heeft een verdubbeling plaatsgevonden van het aantal studenten die per 1 februari stopten bij LAS of omzwaaiden (8,5% vs. 4%) De totale uitval daalde van 33 naar 30%, een lichte daling. De cijfers voor tonen dat het totale uitvalpercentage gelijk is gebleven aan dat van het jaar ervoor. Ook in dit jaar vindt er dus een daling van 3% plaats t.o.v. het cohort Verder zien we nog een steeds een percentage van hoog in de 70 als het gaat om het aandeel positieve adviezen. Wel is het percentage negatieve adviezen weer wat omhoog gegaan; het ligt nu in het midden van de percentages van en Hier staat een daling tegenover van het aantal student dat via de 1 februari regeling gestopt is. 4

5 In tabel 12 is de totale uitval voor de verschillende cohorten uitgesplitst in vijf verschillende categorieën uitval: -uitval als gevolg van een negatief (de volgende vier jaar mag dan niet met de opleiding opnieuw gestart worden) -uitval door te stoppen of om te zwaaien voor 1 februari -uitval na een, wegens persoonlijke omstandigheden -uitval door om te zwaaien binnen de Universiteit Utrecht, ondanks een positief -uitval door om te zwaaien of te stoppen buiten de Universiteit Utrecht, ondanks een positief Tabel 12: Uitval na 1 jaar bij LAS uitgesplitst in verschillende categorieën uitval vanaf 2007 LAS- Uitval na Cohort 1 jaar door neg voor 1 feb. aangehouden advies (pers. omstandig.) binnen UU ondanks pos (33%) 23 (23%) 4 (4%) 2 (2%) 1 (1%) 3 (3%) (30%) 11 (11,5%) 8 (8,5%) 0 (0%) 4 (4%) 6 (6%) (30%) 21 (18,5%) 4 (3,5%) 0 (0%) 5 (4,5%) 4 (3,5%) stoppen of buiten UU ondanks pos De conclusie kan zijn dat de nadruk op discipline en doorzettingsvermogen zijn doelen deels bereikt: enerzijds is het totale percentage uitval licht gedaald, hoewel niet met de beoogde 5 %; anderzijds valt het aandeel daarbinnen van uitval door negatief na de interventie lager uit dan daarvoor. En het percentage negatief bij LAS ligt in de cohorten en onder het gemiddelde van de faculteit Geesteswetenschappen (respectievelijk 11,5% vs. 15% en 18,5 vs. 19%) waar het er bij het cohort nog boven lag (23% vs. 17%). Moeilijker te duiden is de eveneens in tabel 12 zichtbare schommeling in de percentages van de 1 februari uitval. Dit percentage verdubbelde in het jaar van de interventie, om in het jaar erop weer terug te vallen naar het oude niveau. Of dit betekent dat van het cohort meer studenten dan daarvoor en daarna percentueel gezien verkeerd gekozen hebben, kan niet met zekerheid gesteld worden. Een verdubbeling van de 1 februari uitval kan daarnaast ook positief geduid worden: de uitval vervroegt; een hoger percentage studenten komt er blijkbaar eerder achter dat ze iets anders willen/toch niet goed zitten, en handelt daarnaar. Hoe dit eventueel samenhangt met het benadrukken van discipline en doorzettingsvermogen kan met deze gegevens niet vastgesteld worden. Bovendien is vanaf het cohort ook sprake van geïntensiveerde studiebegeleiding door tutoren, wat ook een rol kan spelen bij het tijdig signaleren bij de student dat hij het jaar erop toch iets anders wil gaan doen. De ene student schrijft zich vervolgens ook werkelijk per 1 februari uit, maar andere studenten hebben diverse (financiële of inhoudelijke) redenen om toch bij LAS ingeschreven te blijven staan. Met bovenstaande kan samenhangen dat er t.o.v in en ook een verdubbeling is waar te nemen van het aantal studenten dat ondanks een positief stopt bij LAS of omzwaait, al dan niet binnen de Universiteit Utrecht. Ondanks de (forse) daling van het percentage uitval door negatief. In die jaren, is dat een andere reden dat het totale uitvalpercentage uiteindelijk maar licht daalt. In tabel 13 wordt de onderlinge verhouding tussen de verschillende categorieën uitval per cohort in beeld gebracht. Ten opzichte van het cohort nam het aandeel in de totale uitval als gevolg van 5

6 stoppen of ondanks een positief in de erop volgende jaren toe van 12% naar +/-35%. Tabel 13: Onderlinge verhouding verschillende categorieën uitval na 1 jaar vanaf LAS 2007 LAS- Uitval na Cohort 1 jaar door neg voor 1 feb. aangehouden advies (pers. Omstandig.) binnen UU ondanks pos =100% 70% 12% 6% 3% 9% =100% 38% 27% 0% 14% 21% =100% 61% 12% 0% 15% 12% stoppen of buiten UU ondanks pos De conclusie kan daarom zijn dat de doelen van het benadrukken van discipline en doorzettingsvermogen voor studiesucces bij LAS weliswaar gehaald worden, maar dat tegelijkertijd een behoorlijk percentage studenten aan het einde van het studiejaar bij LAS toch stopt of omzwaait naar een andere studie, ondanks het behaalde positieve, en dat verhoudingsgewijs t.o.v in en deze categorie uitvallers toeneemt Een onverwacht effect: stijging van het percentage niet starters Pas tijdens het project deden we een onverwachte vondst, gerelateerd aan studie-uitval, die mogelijk een trend, rondom de studiekeuzegesprekken bij LAS inhoudt. Het was bij de start van het project in maart 2009 al wel bekend dat het percentage van niet starters na het studiekeuzegesprek in de vier jaren tot 2008 stabiel op 10% had gelegen, maar dat voor cohort dit percentage niet starters opeens opliep tot bijna 31%. Uit tabel 14 blijkt dat deze lijn niet alleen voor cohort , maar ook voor cohort is doorgetrokken: gemiddeld meer dan 25% van de studenten die een studiekeuzegesprek hebben gehad waarin discipline en doorzettingsvermogen zijn benadrukt als voorwaarden voor studiesucces, koos er uiteindelijk voor niet aan de studie te beginnen. Tabel 14: Een overzicht van het percentage niet starters na het studiekeuzegesprek sinds 2004 LAS-cohort Aantal Aantal niet Percentage niet Instroom studiekeuzegesprekken starters starters ,5% % ,5% % ,5% % % 106 Er lijkt een voorzichtige conclusie gerechtvaardigd, dat de nadruk op discipline en doorzettingsvermogen niet alleen heeft geleid tot een lager percentage totale uitval, en een daling van het percentage uitval door negatief ; maar dat deze dalingen wellicht ook samenhangen met de stijging van het percentage niet starters na het studiekeuzegesprek. 6

7 4.3.3 LAS en TCS: uitvalcijfers vergeleken In tabel 15 wordt een overzicht gegeven van de - en uitvalcijfers na 1 jaar van de TCS cohorten , en en Tabel 15: Een overzicht van - en uitvalcijfers na 1 jaar bij TCS vanaf 2007 TCScohort Instroom Afgegeven Bindende Studieadviezen ( s) Uitval na 1 jaar Positief 196 (77%) 70 (27,5%) Negatief 44 (17%) Voor 1 maart gestopt 8 (3%) Aangehouden advies pers. omst. 8 (3%) Positief 176 (65%) 112 (42%) Negatief 44 (16,5%) Voor 1 maart gestopt 40 (15%) Aangehouden advies pers. omst. 9 (3,5%) Positief 169 (75%) 53 (24%) Negatief 26 (11,5%) Voor 1 maart gestopt 27 (12%) Aangehouden advies pers. omst. 5 ( 2% ) Zowel bij LAS als bij TCS werd vanaf cohort het ingevoerd. Als we dan de uitvalcijfers van beide cohorten bij LAS (zie tabel 11) en TCS bekijken, en ze vervolgens vergelijken met die van de cohorten , het jaar waarin bij LAS voor de eerste keer de extra nadruk op discipline en doorzettingsvermogen werd gelegd, vallen de volgende dingen op: -Over cohort had LAS een hoger percentage totale uitval (33%) t.o.v. TCS (27,5%). Het percentage uitval door negatief lag daarnaast bij LAS hoger dan bij TCS (23% vs. 17%). -Waar bij LAS het percentage totale uitval over het cohort licht daalde naar 30% steeg dat bij TCS juist flink naar 42%. Deze stijging bij TCS werd echter niet veroorzaakt door een stijging in het percentage uitval door negatief advies, want dat bleek ongeveer gelijk. Maar het percentage uitvallers voor 1 februari vervijfvoudigde bij TCS (van 3% naar 15%), waar deze bij LAS verdubbelde (zie ook tabel 16 hieronder) -In vond er dan weer een sterke daling van het totale uitvalspercentage plaats bij TCS, waar dat van LAS gelijk bleef. Ook was er een verdere daling van het percentage uitval door negatief bij TCS, waar dat bij LAS weer licht steeg. 7

8 Tabel 16: Uitval na 1 jaar bij TCS uitgesplitst in verschillende categorieën uitval vanaf 2007 TCS- Cohort Uitval na 1 jaar voor 1 feb. door neg aangehouden advies (pers. omstandig.) binnen UU ondanks pos stoppen of buiten UU ondanks pos (27,5%) 44 (17%) 8 (3%) 1 (0,5%) 7 (3%) 10 (4%) (42%) 44 (16,5%) 39 (14,5%) 1 (0,5%) 13 (5%) 15 (5,5%) (24%) 26 (11,5%) 27 (12%) 1 (0,5%) 0 (0%) 0 (0%) -In tabel 17 is dan ook te zien dat in de onderlinge verhouding tussen de verschillende categorieën uitval hierdoor bij TCS voor cohort vs. cohort het percentage uitval door negatief evenveel afnam als het percentage uitval voor 1 februari toenam. Tabel 17: Onderlinge verhouding verschillende categorieën uitval na 1 jaar vanaf TCS 2007 TCS- Cohort Uitval na 1 jaar voor 1 feb. door neg aangehouden advies (pers. Omstandig.) binnen UU ondanks pos = 100% 63% 11% 2% 10% 14% = 100% 39% 35% 1% 12% 13% = 100% 49% 50% 1% 0% 0% stoppen of buiten UU ondanks pos De vraag of studiekeuzegesprekken voorafgaande aan de studie bij TCS een rol zouden kunnen spelen bij het omlaag brengen van het totale percentage uitval, is met deze gegevens natuurlijk niet gemakkelijk te beantwoorden. Uit de enquêteresultaten onder TCSstudenten, die in de hierna volgende paragraaf behandeld worden blijkt wel dat bijna de helft van de TCS-studenten aangeeft dat ze voorafgaande aan de studie graag een kennismakingsgesprek had gevoerd met de opleiding. Uit de gegevens over het aantal behaalde studiepunten (ECTS) per student door de LAS- en TCS cohorten van kan in ieder geval niet geconcludeerd worden dat het voeren van een studiekeuzegesprek voorafgaande aan de studie op dit gebied tot (veel) meer effect leidt dan het niet voeren ervan. Nu zijn LAS en TCS zoals beschreven weliswaar vergelijkbare studies/groepen, maar geen gelijke groepen. Maar als we het effect van het wel of niet voeren van een studiekeuzegesprek voorafgaande aan de studie zouden willen onderzoeken door de twee studies te vergelijken op het verschil (het effect) tussen het studierendement over het eerste jaar, dan zouden we toch verwachten dat de gesprekken, met daarin de voor studiesucces benodigde nadruk op discipline en doorzettingsvermogen die we bij LAS wel voeren en die bij TCS niet worden gevoerd, er toe zouden leiden dat een LAS-student minder snel geneigd zal zijn dan een TCS student om een bepaald vak dat niet bevalt, te laten vallen, en zodoende minder ECTS zal behalen. Goed zou dan zijn, als resultaat van het wel voeren van een studiekeuzegesprek, als LAS studenten gemiddeld 3,75 ECTS (een half vak) meer zouden behalen dan hun collega s bij TCS (als norm). 8

9 Over het jaar zien we echter als uitkomst dat TCS studenten gemiddeld nauwelijks minder ECTS behalen dan LAS studenten. Het verschil bedraagt 0,3 ECTS. Tabel 18: Gemiddeld aantal ECTS per student van LAS- en TCS cohort Aantal eerstejaars Totaal aantal ECTS Gem. ECTS per student LAS cohort ,7 TCS cohort ,4 We beoordelen dit resultaat met een +/-. Gemiddeld behaalt de LAS-student wel meer ECTS dan de TCS-student, maar het gaat om een summier verschil. Op de volgende en laatste pagina van deze bijlage met aanvullende gegevens voor de resultaatbeschrijving staat tabel I uit de oorspronkelijke praktijkbeschrijving nog eens, nu aangevuld met de gegevens uit het cohort , maar ook met de inmiddels bekende uitvalgegevens na 2 jaar van het cohort Uit deze tabel blijkt dat onafhankelijk van de precieze uitval-verdeling tussen jaar 1 en jaar 2 het percentage ingeschrevenen aan de start van het derde studiejaar bij LAS stabiel rondom de 65% schommelt. De laatste drie jaar is de verdeling tussen uitval na jaar 1 en uitval na jaar 2 hierin min of meer gelijk: na jaar 1 valt zo n 30% uit, na jaar 2 zo n 4 a 5 %. 9

10 Tabel 1: Een overzicht van de instroom en uitval bij LAS vanaf 2004 Instroom Afgegeven studieadviezen* Uitval na 1 Uitval na 2 jaar jaar Aantal ingeschrevenen in derde jaar 2004** 52 > (79%) 15 (29%) 3 (6%) 34 (65%) < 30 ects 6 (12%) > 30 ects 47 (63%) 13 (17%) 16 (21%) 46 (61%) < 30 ects 17 (23%) > 30 ects 66 (85%) 22 (28%) 3 (4%) 53 (68%) < 30 ects 12 (15%) 2007* 100 Positief 70 (70%) 33 (33%) 2 (2%) 65 (65%) Negatief 23 (23%) Voor 1 maart gestopt aangehoud en advies *** 4 (4%) Aangehoud 3 (3%) en advies pers. omst Positief 76 (79%) 29 (30%) 4 (4%) 63 (66%) Negatief 11 (11,5%) Voor 1 8 (8,5%) maart gestopt aangehoud en advies Aangehoud 1 (1%) en advies pers. omst zie tab (30%) **** * Vanaf 2007 is het bindend studieadvies () ingevoerd. Studenten met <37,5 ects. mogen zich de komende vier jaar niet meer inschrijven bij LAS. Voor 2007 werd een niet bindend positief advies gegeven vanaf 30 behaalde ects. ** Dat bij de cohorten 2004 en 2005 de cijfers voor de instroom en de afgegeven studieadviezen niet 100% overeen stemmen komt omdat in die (begin)jaren geen advies werd genoteerd aan studenten die voor 1 maart stopten met de opleiding. *** Er zijn twee soorten. Studenten die gebruik maken van de 1 feb. regeling worden uiterlijk per 1 maart uitgeschreven. Daarnaast kunnen studenten een krijgen wegens persoonlijke omstandigheden. Beide categorieën aangehouden studenten kunnen het volgende jaar weer instromen bij LAS. In de praktijk gebeurt dit weinig. ****Waar geen cijfer staat ingevuld, is bij het verschijnen van deze tabel nog geen definitief cijfer bekend. 10