Daklift: Wel of geen vergunning? Gemeente Amsterdam Stadsdeel West

Transcriptie

1 Rapport Gemeentelijke Ombudsman Daklift: Wel of geen vergunning? Gemeente Amsterdam Stadsdeel West 2 mei 2012 RA Samenvatting Een daklift staat al tijden bij een vrouw op straat voor de deur weg te roesten. Hierover doet ze een melding bij Stadsdeel West. Ze krijgt te horen dat voor de daklift geen objectvergunning is afgegeven en er een handhavingstraject zal worden opgestart. Omdat de daklift er een maand later nog staat, neemt ze contact op met het stadsdeel. De afdeling Handhaving deelt haar mee dat het handhavingstraject is gestaakt, omdat er een vergunning door de eigenaar is getoond. De vrouw wil helderheid over de vergunning en neemt contact op met de afdeling Vergunningen van het stadsdeel. Van deze afdeling krijgt ze te horen dat er géén vergunning is voor de plaatsing van de daklift. Een paar dagen later trekt de afdeling deze mededeling weer in en bevestigt dat er een vergunning is gegeven. Ze kan zich niet vinden in de behandeling van haar melding en wendt zich tot de ombudsman. Uit onderzoek van de ombudsman blijkt dat de gemeente een vergunning heeft verstrekt waarbij de locatie niet concreet is omschreven. De afdeling Vergunningen heeft de vergunning daardoor niet kunnen achterhalen, aangezien er juist op locatie wordt gezocht. Het stadsdeel heeft door het verstrekken van feitelijk onjuiste en tegenstrijdige informatie aan de vrouw de schijn gewekt dat de daklift er onrechtmatig heeft gestaan. Bovendien heeft het stadsdeel door het in gang zetten van het handhavingstraject ten onrechte de verwachting gewekt dat de daklift op korte termijn zou worden verwijderd. Oordeel De onderzochte gedraging is in strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking.

2 Pagina:2/6 Aanbeveling De ombudsman verzoekt de portefeuillehouder openbare ruimte en handhaving te bevorderen dat verleende vergunningen tijdig en nader gespecificeerd openbaar worden gemaakt en gemakkelijk geraadpleegd kunnen worden. Amsterdam, 2 mei 2012 Ulco van de Pol Gemeentelijke Ombudsman

3 Pagina:3/6 Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 23 november 2011 schriftelijk ingediend en betreft de gemeente Amsterdam, Stadsdeel West. Bevindingen aanleiding Verzoekster ervaart overlast van een daklift die vanaf begin 2011 bij haar in de straat staat. De daklift wordt al geruime tijd niet gebruikt en neemt bovendien een parkeerplaats in beslag. Hierover doet ze meerdere keren een melding openbare ruimte. Op 7 oktober 2011 maakt een medewerker van de afdeling Vergunningen via de mail aan verzoekster kenbaar dat het stadsdeel geen vergunning voor het plaatsen van de daklift heeft verstrekt. De medewerker stuurt verzoeksters melding ter verdere behandeling naar de afdeling Handhaving. Omdat een maand later de daklift nog op dezelfde plek staat, doet verzoekster opnieuw een melding openbare ruimte en verwijst daarbij naar de eerdere communicatie met de afdeling Vergunningen. De afdeling Handhaving reageert vervolgens in een zeer korte mail dat men bezig is met de eigenaar van de daklift en dat het tijd gaat kosten omdat er een bestuurlijk traject aan gekoppeld zit. Omdat verzoekster het allemaal te lang vindt duren, besluit ze telefonisch contact op te nemen met de afdeling Handhaving. Een medewerker vertelt haar op 14 november dat de eigenaar een vergunning heeft voor de periode van 20 mei tot en met 31 december 2011 en dat er geen reden is om te handhaven. Omdat ze eerder andere informatie van de afdeling Vergunningen kreeg, neemt ze op dezelfde dag ook met deze afdeling telefonisch contact op. De medewerker van die afdeling vertelt haar opnieuw dat er geen vergunning is afgegeven voor de daklift en dat het ongebruikelijk is dat voor zo n lange tijd een objectvergunning afgegeven zou worden. Kort daarna bevestigt de afdeling Vergunningen haar echter per mail dat de eigenaar een objectvergunning heeft en dat verzoekster daartegen bezwaar had kunnen maken. De afdeling schrijft verder dat verzoekster het beste zelf aan de eigenaar van de daklift kan vragen of deze bereid is de lift te verplaatsen. Verzoekster stelt naar aanleiding van deze mededelingen een aantal nadere vragen aan de afdeling. Uit de antwoorden blijkt dat het stadsdeel de verleende vergunningen niet publiceert en dat in verband met privacywetgeving de naam van de eigenaar niet aan verzoekster kan worden gegeven. Verder blijkt de objectvergunning een zeer ruime omschrijving van de locatie van werkzaamheden te bevatten, waardoor het voor de eigenaar mogelijk is om de daklift langer op één plek te laten staan. Verzoekster is het niet eens met de gang van zaken en wendt zich tot de ombudsman. nadere ontwikkelingen Na een interventieverzoek van de ombudsman treedt het stadsdeel in contact met de eigenaar van de daklift. Daaruit blijkt dat de eigenaar niet van plan is om de daklift te verplaatsen. Het stadsdeel laat de ombudsman op 3 januari 2012 weten dat de afdeling Handhaving op de hoogte is van de situatie en naar verwachting spoedig actie zal ondernemen. Op 9 januari 2012 blijkt de eigenaar opnieuw een vergunning te hebben aangevraagd met een zeer ruime omschrijving van de locatie van de werkzaamheden. Het stadsdeel deelt de ombudsman mee dat een dergelijke omschrijving niet meer wordt geaccepteerd. nadere reactie verzoekster Verzoekster laat de ombudsman op 12 januari 2012 weten dat de daklift nog steeds op dezelfde plek staat, ondanks het verlopen van de vergunning op 31 december 2011.

4 Pagina:4/6 klachtomschrijving Het onderzoek van de ombudsman richt zich op: De behandeling van herhaalde meldingen openbare ruimte reactie van Stadsdeel West Na de melding van verzoekster is het een en ander misgegaan. Allereerst kon de afdeling Front- Office Vergunningen (FOV) van stadsdeel West de vergunning niet in het systeem vinden. Omdat de melding werd gedaan door een omwonende, kon alleen op locatie gezocht worden. Normaal gesproken is een vergunning eveneens locatiegebonden. In dit geval heeft het stadsdeel echter een vergunning verleend voor werkzaamheden in diverse straten in stadsdeel West. Toen de vergunning niet werd gevonden heeft het stadsdeel aan verzoekster gemeld dat de afdeling Handhaving Openbare Ruimte zou gaan optreden. Verzoekster heeft nadien nog zelf met deze afdeling contact opgenomen en ook van hen gehoord dat de eigenaar geen vergunning zou hebben en dat er sprake zou zijn van een bestuurlijk handhavingstraject. Op het moment dat het stadsdeel wilde handhaven trof men de eigenaar van de daklift aan die een geldige vergunning toonde. Toen werd duidelijk dat er geen mogelijkheid was om het handhavingstraject voort te zetten. Verzoekster heeft nadien contact opgenomen met de afdeling HOR en het stadsdeel heeft haar het voorgaande verteld. Tevens heeft het stadsdeel meegedeeld dat de vergunning tot en met 31 december 2011 geldig is. De eigenaar van de daklift is begin januari 2012 op het stadsdeelkantoor langs geweest om een nieuwe vergunning aan te vragen. Het stadsdeel heeft aan hem uitgelegd dat dit alleen kan indien er sprake is van een specifiek project en er is afgesproken dat hij de daklift binnen een week zou verwijderen. Op 23 januari 2012 heeft het stadsdeel geconstateerd dat dit niet is gebeurd en is er door het stadsdeel alsnog een traject van bestuursdwang ingezet. Op 8 februari 2012 heeft het stadsdeel geconstateerd dat de daklift is verwijderd. Naar aanleiding van deze zaak zal het stadsdeel erop toezien dat dergelijke vergunningen alleen worden verleend voor een specifieke locatie en een concreet project. De werkafspraken zijn aangescherpt en de medewerkers zijn hierover geïnstrueerd. Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de vergunningverlening geldt het volgende. De verleende vergunningen worden niet door het stadsdeel gepubliceerd omdat dit niet doelmatig is vanwege het enorme aantal vergunningaanvragen die de afdeling FOV wekelijks behandelt. Dit neemt niet weg dat belanghebbenden bezwaar kunnen indienen. Indien de bezwaartermijn van zes weken reeds verstreken is, geldt nog de verschoonbare termijn van twee weken na de feitelijke constatering. reacties op bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoekster en naar Stadsdeel West gestuurd om na te gaan of de feiten juist zijn weergegeven. Verzoekster heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De reactie van het stadsdeel heeft niet geleid tot een aanpassing van de bevindingen.

5 Pagina:5/6 Beoordeling De ombudsman beoordeelt of het bestuursorgaan zich in de door hem onderzochte aangelegenheid behoorlijk heeft gedragen 1. Behoorlijkheidsvereisten Indien naar het oordeel van de ombudsman de gedraging niet behoorlijk is, vermeldt hij in het rapport welk vereiste van behoorlijkheid is geschonden 2. In dit onderzoek toetst hij de gedragingen aan het vereiste van goede informatieverstrekking. Overwegingen Het vereiste van goede informatieverstrekking brengt met zich mee dat een bestuursorgaan ervoor zorgt dat de burger de juiste informatie krijgt en dat deze informatie klopt en volledig en duidelijk is. Een bestuursorgaan verstrekt niet alleen informatie als de burger erom vraagt, maar ook uit zichzelf. Dit brengt ook met zich mee dat burgers tijdig en eenduidig geïnformeerd worden over feiten die van belang zijn voor de afhandeling van een melding en daarmee samenhangend over de voortgang van een eventueel ingezet handhavingstraject. Gebleken is dat stadsdeel West aan verzoekster heeft meegedeeld dat de eigenaar van de daklift niet over een vergunning beschikte en dat het over zou gaan tot handhaving. Dat wordt ruim een maand na de eerste melding nog eens bevestigd door deze afdeling zelf. Handhaving blijft echter uit. Het stadsdeel houdt verzoekster niet op de hoogte van de gang van zaken en als verzoekster contact opneemt met het stadsdeel krijgt ze tegenstrijdige berichten te horen van de afdeling FOV en de afdeling HOR. Uiteindelijk wordt de handhaving in het geheel gestaakt omdat de eigenaar kennelijk wel in het bezit is van een vergunning. De ombudsman is van mening dat het stadsdeel door het verstrekken van feitelijk onjuiste en tegenstrijdige informatie aan verzoekster de schijn heeft gewekt dat de daklift er onrechtmatig heeft gestaan. Bovendien heeft het stadsdeel door het in gang zetten van het handhavingstraject ten onrechte de verwachting bij verzoekster gecreëerd dat de daklift op korte termijn zou verdwijnen. Deze zaak wijst eens te meer op het belang dat het stadsdeel slechts vergunningen verstrekt die nauw omschreven en niet te ruime interpretatie vatbaar zijn. Als daar in deze zaak sprake van was geweest, dan had de afdeling FOV reeds bij de eerste melding van verzoekster de vergunning kunnen traceren en haar helderheid kunnen verschaffen over de rechtspositie van de eigenaar van de daklift. Verder duidt ook het niet publiceren van verleende vergunningen op tekortschietende informatieverstrekking van het stadsdeel richting de burger, met mogelijk verregaande consequenties. Immers, de burger kan van de mogelijkheid om in bezwaar te gaan tegen een verleende vergunning alleen gebruik maken als de burger van het bestaan van de vergunning afweet. Daar doet het toekennen van een verschoonbare termijn van twee weken na feitelijke constatering niets aan af. 1 artikel 9:27 lid 1 Algemene wet bestuursrecht 2 artikel 9:36 lid 2 Algemene wet bestuursrecht

6 Pagina:6/6 Oordeel De onderzochte gedraging is in strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking. Aanbeveling De ombudsman verzoekt de portefeuillehouder openbare ruimte en handhaving te bevorderen dat verleende vergunningen tijdig en nader gespecificeerd openbaar worden gemaakt en gemakkelijk geraadpleegd kunnen worden.