7&8. Sportles groep 7 & 8 Lekker in je vel? Jouw veiligheidsplan. Over deze les. Wat heeft u nodig?

Transcriptie

1 Sportles groep 7 & 8 Lekker in je vel? Over deze les Wat heeft u nodig? Banken 11 pylonen Wandrek 3 lintjes Tennisrackets* (of beachplankjes) Zachte tennisballen* Krijt (bijv. stoepkrijt) 6 dunne matten 2 korfbal-/hoogspringpalen met hoogtestellers voor hoogspringen Net of toversnoer (voor tennis) of evt. kasten * Bij de KNLTB (de tennisbond) zijn speciale korte rackets en zachte tennisballen gratis beschikbaar voor tennisles op school. Alleen de bezorgkosten dienen betaald te worden. Het complete pakket kunt u aanvragen via Als het niet lukt om de benodigde tennismaterialen te verkrijgen en u heeft ook geen tennisrackets in de gymzaal, dan speelt u in het eerste twee vakken plank- of vuisttennis. De kinderen gebruiken dan een plankje of hun vuist als tennisracket.

2 Leerdoelen Het gaat er deze les om dat de leerlingen ervaren dat sporten gezond is en dat mensen met een handicap ook prima kunnen sporten. Voorbereiding Verdeel de zaal met banken in drie vakken. Zet de zaalopstelling klaar volgens onderstaande tekening. Zaalopstelling: 1. Zittennis: serveren 2. Hoepeltennis 3. Hoogspringen = Wandrek = Bank = Palen met koord = Pylon = Kind = Bal = Hoepel = Dunne mat

3 1. Zittennis: Het gaat om het mikken. Zet op de banken een aantal (3) pylonen waar de kinderen op mikken. In het wandrek hangt u 2 of 3 lintjes boven elkaar. Zo zorgt u voor differentiatie in moeilijkheidsgraad. U kunt op de muur ook cirkels tekenen (doorsnee ongeveer een halve meter) waar de leerlingen in moeten mikken. Introductie: Master mind loop (10 minuten) Verdeel de klas in groepjes van vier leerlingen. Iedere groepje krijgt een eigen code: u schrijft voor elk groepje een combinatie op een blaadje van de cijfers 1 t/m 6. Bijvoorbeeld Verspreid over de zaal hangt u duidelijk zichtbaar aan de muur de getallen 1 t/m 6 op. Hang de getallen ver uit elkaar. 1 voor 1 rennen de kinderen naar een getal in de volgorde die zij bedacht hebben. Bijvoorbeeld Zij komen bij u terug en vertellen hun combinatie. In dit geval hebben zij 3 cijfers goed (namelijk 1, 3 en 4), maar geen een cijfer staat op de goede plaats. Het groepje denkt na over de combinatie en de kinderen rennen weer 1 voor 1 naar een cijfer zodat ze een combinatie vormen. Welk groepje heeft als eerste de juiste combinatie gevonden? De kinderen mogen pen en papier gebruiken om hun gelopen combinaties op te schrijven. Dat helpt bij het puzzelen. Kern: Zittennis, hoepeltennis en hoogspringen (35 minuten) De zaal is verdeeld in drie vakken, waarin de volgende spelen worden gespeeld: 1. Zittennis: serveren 2. Hoepeltennis 3. Hoogspringen Leg de drie onderdelen uit. (5 minuten) 1. Zittennis: serveren De leerlingen werken in tweetallen. Elk tweetal heeft 1 racket en 2 ballen. De kinderen slaan om

4 en om vanaf een bank, waar ze op zitten. Eerst slaat het ene kind 10 x 2 ballen, dan kind 2, dan weer kind 1, enzovoort. Het moeilijkste bij serveren is het plaatsen van de bal. Het gaat er dus om dat je goed mikt. Elk tweetal heeft 2 pylonnen op de grond staan of in het wandrek hangen lintjes in een aantal vakken of er staat een cirkel op de muur getekend. Als kind 1 slaat, gooit kind 2 de ballen terug en andersom. Als het serveren goed gaat, gaan ze een stukje verder naar achteren op de bank zitten en serveren vanaf een grotere afstand. Er staan vier of vijf banken naast elkaar dus er kunnen vier of vijf tweetallen tegelijkertijd serveren. Techniek van het serveren: de kinderen gooien de bal ongeveer 30 cm voor hun lichaam recht omhoog. Ze slaan de bal bovenhands, houd het racket recht en sla zonder effect; als je het racket schuin houdt, is de bal veel moeilijker te controleren. 2. Hoepeltennis De spelers spelen de bal over een net (eventueel kasten (4 kastdelen) of toversnoer). In elk vak ligt een hoepel. Kom de bal over het net in de hoepel, dan heb je een punt. Wie scoort de meeste punten? De bal moet eerst 1 x stuiteren voordat er teruggeslagen mag worden. De spelers staan achter de hoepel. Er kunnen 1 of 2 spelers achter 1 hoepel staan. 3. Hoogspringen De kinderen staan achter een pylon in een rij achter elkaar en springen 1 voor 1 hoog, dus over een koord heen. Het koord hangt over twee palen met hoogtestellers waar een hoogspringtouw overheen gelegd wordt. Bij elke paal staat een leerling die het touw er weer overheen legt als het eraf gevallen is. Als elk kind 2 x gesprongen heeft, gaat er een nieuw tweetal bij de palen staan. Het touw wordt bij elke wisseling iets hoger gelegd. Het hoogspringen gaat met de Schotse sprong: De techniek die gebruikt wordt is de Schotse sprong: De kinderen komen vrij schuin aanlopen naar het touw. Ze zetten af met hun linkerbeen, zwaaien eerst hun rechterbeen over het touw heen en dan hun linkerbeen. Na de landing lopen ze in dezelfde richting door. U verdeelt de klas in drie groepen. Groep 1 begint met zittennis, groep 2 begint met hoepeltennis, groep 3 begint met hoogspringen. Na 8 minuten doorwisselen. Als ze het laatste onderdeel gedaan hebben, ruimt iedereen de materialen op.

5 Evaluatie (5 minuten) Ga met de leerlingen in het midden van de zaal in een kring op de grond zitten en praat kort na over hoe het ging. Hoe vonden de leerlingen het om gehandicapt te zijn bij het lijnbal? Hoe ging het tennissen? Hoe ging het hoogspringen? Bij tennis heb je coördinatie nodig en bij het hoogspringen kracht en souplesse. Weten de leerlingen wat dat inhoudt? Wat kun je doen om je tennis- of hoogspringprestaties te verbeteren? Afsluiting: Estafette (5-10 minuten) Atletiek is de moeder aller sporten. Het bevat diverse looponderdelen, waaronder estafette. We sluiten af met een estafettespel. Maak teams van 5 of 6 leerlingen, afhankelijk van het aantal leerlingen in de groep. Zet voor elk team 1 pylon neer waarachter het team staat of posteer de groepjes achter een lijn aan de zijkant van de zaal. De leerlingen rennen naar de andere kant van de zaal. Daar liggen 5 of 6 blokken, voor elk teamlid een blok. De kinderen rennen naar de blokken. Elk kind pakt een blok en stapelt hem op de andere blokken, bijvoorbeeld in piramidevorm. Zorg ervoor dat de stapel niet omvalt, want dan moet je opnieuw beginnen. Je mag starten als jouw voorganger je hand aantikt. Let op: achter de pylon (of lijn) blijven totdat je mag gaan!